Aionian Verses

En al zijn zonen, en al zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten; maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide: Want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. Alzo beweende hem zijn vader. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar hij zeide: Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; zo hem een verderf ontmoette op den weg, dien gij zult gaan, zo zoudt gij mijn grauwe haren met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Indien gij nu deze ook van mijn aangezicht wegneemt, en hem een verderf ontmoette, zo zoudt gij mijn grauwe haren met jammer ten grave doen nederdalen! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo zal het geschieden, als hij ziet, dat de jongeling er niet is, dat hij sterven zal; en uw knechten zullen de grauwe haren van uw knecht, onzen vader, met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar indien de HEERE wat nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden hen met alles wat hunner is, en zij levend ter helle zullen nedervaren; alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd hebben. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En zij voeren neder, zij en alles wat hunner was, levend ter helle; en de aarde overdekte hen, en zij kwamen om uit het midden der gemeente. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Banden der hel omringden mij; strikken des doods bejegenden mij. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doe dan naar uw wijsheid, dat gij zijn grauwe haar niet met vrede in het graf laat dalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar nu, houd hem niet onschuldig, dewijl gij een wijs man zijt; en gij zult weten, wat gij hem doen zult, opdat gij zijn grauwe haar met bloed in het graf doet dalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Een wolk vergaat en vaart henen; alzo die in het graf daalt, zal niet weder opkomen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? (Sheol h7585)
(parallel missing)
Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal. (Sheol h7585)
(parallel missing)
In het goede verslijten zij hun dagen; en in een ogenblik dalen zij in het graf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De droogte mitsgaders de hitte nemen de sneeuwwateren weg; alzo het graf dergenen, die gezondigd hebben. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel is naakt voor Hem, en geen deksel is er voor het verderf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want in de dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf? (Sheol h7585)
(parallel missing)
De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij. (Sheol h7585)
(parallel missing)
HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald. (Sheol h7585)
(parallel missing)
HEERE! laat mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan; laat de goddelozen beschaamd worden, laat hen zwijgen in het graf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. (Sela) (Sheol h7585)
(parallel missing)
Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs uitgerukt. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? (Sela) (Sheol h7585)
(parallel missing)
De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde iets gekloofd en verdeeld had. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensenkinderen? (Sheol h7585)
(parallel missing)
De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Het graf, de gesloten baarmoeder, de aarde, die van water niet verzadigd wordt, en het vuur zegt niet: Het is genoeg! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Alles, wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar gij heengaat. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zet mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm; want de liefde is sterk als de dood; de ijver is hard als het graf; haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des HEEREN. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Daarom zal het graf zichzelf wijd opensperren, en zijn mond opendoen, zonder maat; opdat nederdale haar heerlijkheid, en haar menigte, met haar gedruis, en die in haar van vreugde opspringt. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Eis u een teken van den HEERE, uw God; eis beneden in de diepte, of eis boven uit de hoogte. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel van onderen was beroerd om uwentwil, om u tegemoet te gaan, als gij kwaamt; zij wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde; zij doet al de koningen der heidenen van hun tronen opstaan. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Uw hovaardij is in de hel nedergestort, met het geklank uwer luiten; de maden zullen onder u gestrooid worden, en de wormen zullen u bedekken. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Ja, in de hel zult gij nedergestoten worden, aan de zijden van den kuil! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Omdat gijlieden zegt: Wij hebben een verbond met den dood gemaakt, en met de hel hebben wij een voorzichtig verdrag gemaakt; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, zal hij tot ons niet komen; want wij hebben de leugen ons tot een toevlucht gesteld, en onder de valsheid hebben wij ons verborgen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En ulieder verbond met den dood zal te niet worden, en uw voorzichtig verdrag met de hel zal niet bestaan; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, dan zult gijlieden van denzelven vertreden worden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Ik zeide: Vanwege de afsnijding mijner dagen, zal ik tot de poorten des grafs heengaan, ik word beroofd van het overige mijner jaren. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want het graf zal U niet loven, de dood zal U niet prijzen; die in den kuil nederdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En gij trekt met olie tot den koning, en gij vermenigvuldigt uw welriekende zalven; en gij zendt uw gezanten verre weg, en vernedert u tot de hel toe. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo zegt de Heere HEERE: Ten dage, als hij ter helle nederdaalde, maakte Ik een treuren; Ik bedekte om zijnentwil den afgrond, en weerde de stromen van dien, en de grote wateren werden geschut; en Ik maakte den Libanon om zijnentwil zwart, en al het geboomte des velds was om zijnentwil bewonden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Van het geluid zijns vals deed Ik de heidenen beven, als Ik hem ter helle deed nederdalen, met degenen, die in den kuil nederdalen; en alle bomen van Eden, de keur en het beste van Libanon, alle bomen, die water drinken, troostten zich in het onderste der aarde. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Diezelve daalden ook met hem neder ter helle, tot de verslagenen van het zwaard; en die zijn arm geweest waren, die onder zijn schaduw in het midden der heidenen gezeten hadden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De machtigste der helden zullen hem, met zijn helpers, toespreken, uit het midden der hel; zij zijn nedergedaald, de onbesnedenen liggen er, verslagen van het zwaard; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar zij liggen niet met de helden, die onder de onbesnedenen gevallen zijn; die ter helle zijn nedergedaald met hun krijgswapenen, en welker zwaarden men gelegd heeft onder hun hoofden; welker ongerechtigheid nochtans op hun beenderen is, omdat der helden schrik in het land der levenden geweest is. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doch Ik zal hen van het geweld der hel verlossen, Ik zal ze vrijmaken van den dood: o dood! waar zijn uw pestilentien? hel! waar is uw verderf? Berouw zal van Mijn ogen verborgen zijn, (Sheol h7585)
(parallel missing)
Al groeven zij tot in de hel, zo zal Mijn hand ze van daar halen, en al klommen zij in den hemel, zo zal Ik ze van daar doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE, en Hij antwoordde mij; uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En ook dewijl hij trouwelooslijk handelt bij den wijn, een trots man is, en in zijn woning niet blijft; die zijn ziel wijd opendoet als het graf, en gelijk de dood is, die niet zat wordt, en tot zich verzamelt al de heidenen, en vergadert tot zich alle volken. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur. (Geenna g1067)
ⲁⲛⲟⲕ ⲇⲉ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲛⲁⲛⲟⲩϭⲥ ⲉⲡⲉϥⲥⲟⲛ ⲉⲓⲕⲏ ϥⲟ ⲛⲉⲛⲟⲭⲟⲥ ⲉⲧⲉⲕⲣⲓⲥⲓⲥ ⲡⲉⲧⲛⲁϫⲟⲟⲥ ⲙⲡⲉϥⲥⲟⲛ ϫⲉ ⲕϣⲟⲩⲉⲓⲧ ϥⲟ ⲛⲉⲛⲟⲭⲟⲥ ⲉⲡⲥⲩⲛϩⲉⲇⲣⲓⲟⲛ ⲡⲉⲧⲛⲁϫⲟⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲥⲟϭ ϥⲟ ⲛⲉⲛⲟⲭⲟⲥ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ ⲛⲥⲁⲧⲉ (Geenna g1067)
Indien dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna g1067)
ⲉϣϫⲉ ⲡⲉⲕⲃⲁⲗ ⲇⲉ ⲛⲟⲩⲛⲁⲙ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲡⲟⲣⲕϥ ⲛⲅⲛⲟϫϥ ⲛⲥⲁⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲥⲉⲣⲛⲟϥⲣⲉ ⲅⲁⲣ ⲛⲁⲕ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥⲉϩⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϭⲓ ⲟⲩⲁ ⲛⲛⲉⲕⲙⲉⲗⲟⲥ ⲛⲥⲉⲧⲙⲛⲟⲩϫⲉ ⲙⲡⲉⲕⲥⲱⲙⲁ ⲧⲏⲣϥ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ ⲛⲥⲁⲧⲉ (Geenna g1067)
En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af, en werpt ze van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna g1067)
ⲁⲩⲱ ⲉϣϫⲉ ⲧⲉⲕϭⲓϫ ⲛⲟⲩⲛⲁⲙ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲥⲟⲗⲡⲥ ⲛⲅⲛⲟϫⲥ ⲥⲁⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲥⲉⲣⲛⲟϥⲣⲉ ⲅⲁⲣ ⲛⲁⲕ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥⲉϩⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϭⲓ ⲟⲩⲁ ⲛⲛⲉⲕⲙⲉⲗⲟⲥ ⲛⲥⲉⲧⲙⲛⲟⲩϫⲉ ⲙⲡⲉⲕⲥⲱⲙⲁ ⲧⲏⲣϥ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ (Geenna g1067)
En vreest niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. (Geenna g1067)
ⲙⲡⲣⲣ ϩⲟⲧⲉ ϩⲏⲧⲟⲩ ⲛⲛⲉⲧⲛⲁⲙⲟⲩⲟⲩⲧ ⲙⲡⲉⲧⲛⲥⲱⲙⲁ ⲉⲙⲛϭⲟⲙ ⲇⲉ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲉⲙⲟⲩⲟⲩⲧ ⲛⲧⲉⲧⲛⲯⲩⲭⲏ ⲁⲣⲓϩⲟⲧⲉ ⲇⲉ ⲛϩⲟⲩⲟ ϩⲏⲧϥ ⲙⲡⲉⲧⲉⲟⲩⲛϭⲟⲙ ⲙⲙⲟϥ ⲉⲧⲁⲕⲟ ⲛⲧⲉⲧⲛⲯⲩⲭⲏ ⲙⲛ ⲡⲉⲧⲛⲥⲱⲙⲁ ϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ (Geenna g1067)
En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn. (Hadēs g86)
ⲛⲧⲟ ϩⲱⲱⲧⲉ ⲕⲁⲫⲁⲣⲛⲁⲟⲩⲙ ⲙⲏ ⲧⲉⲛⲁϫⲓⲥⲉ ϣⲁ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉⲧⲡⲉ ⲧⲉⲛⲁⲃⲱⲕ ⲉⲡⲉⲥⲏⲧ ϣⲁⲁⲙⲛⲧⲉ ϫⲉ ⲉⲛⲉⲛⲧⲁⲛϭⲟⲙ ⲛⲧⲁⲩϣⲱⲡⲉ ϩⲣⲁⲓ ⲛϩⲏⲧⲉ ϣⲱⲡⲉ ϩⲛ ⲥⲟⲇⲟⲙⲁ ⲙⲛ ⲅⲟⲙⲟⲣⲣⲁ ⲛⲉⲩⲛⲁϭⲱ ⲡⲉ ϣⲁⲡⲟⲟⲩ ⲛϩⲟⲟⲩ (Hadēs g86)
En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲧⲛⲁϫⲱ ⲛⲟⲩϣⲁϫⲉ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲣⲱⲙⲉ ⲥⲉⲛⲁⲕⲁⲁϥ ⲛⲁϥ ⲉⲃⲟⲗ ⲡⲉⲧⲛⲁϫⲱ ⲇⲉ ⲛⲟⲩϣⲁϫⲉ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲉⲡⲛⲁ ⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ ⲛⲥⲉⲛⲁⲕⲁⲁⲥ ⲛⲁϥ ⲉⲃⲟⲗ ⲁⲛ ⲟⲩⲇⲉ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲟⲩⲇⲉ ϩⲙ ⲡⲉⲧⲛⲏⲩ (aiōn g165)
En die in de doornen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms verstikt het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn g165)
ⲡⲉⲛⲧⲁⲩϫⲟϥ ⲇⲉ ⲉϫⲛ ⲛϣⲟⲛⲧⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲉⲧⲥⲱⲧⲙ ⲉⲡϣⲁϫⲉ ⲉⲣⲉⲡⲣⲟⲟⲩϣ ⲙⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲙⲛ ⲧⲁⲡⲁⲧⲏ ⲛⲧⲙⲛⲧⲣⲙⲙⲁⲟ ⲱϭⲧ ⲙⲡϣⲁϫⲉ ⲉϥϣⲱⲡⲉ ⲁϫⲛⲕⲁⲣⲡⲟⲥ (aiōn g165)
En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen. (aiōn g165)
ⲡϫⲁϫⲉ ⲛⲧⲁϥϫⲟⲟⲩ ⲡⲉ ⲡⲇⲓⲁⲃⲟⲗⲟⲥ ⲡⲱϩⲥ ⲇⲉ ⲡⲉ ⲧⲥⲩⲛⲧⲉⲗⲉⲓⲁ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ ⲛϫⲁⲓⲟϩⲥ ⲇⲉ ⲛⲉ ⲛⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ (aiōn g165)
Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd, en met vuur verbrand wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld. (aiōn g165)
ⲛⲑⲉ ϭⲉ ⲛϣⲁⲩⲥⲱⲟⲩϩ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲛⲛⲉⲛⲧⲏϭ ⲛⲥⲉⲣⲟⲕϩⲟⲩ ϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲟⲩⲕⲱϩⲧ ⲧⲁⲓ ⲧⲉ ⲑⲉ ⲉⲧⲛⲁϣⲱⲡⲉ ϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲧⲥⲩⲛⲧⲉⲗⲉⲓⲁ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ (aiōn g165)
Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden; (aiōn g165)
ⲧⲁⲓ ⲧⲉ ⲑⲉ ⲉⲧⲛⲁϣⲱⲡⲉ ϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲧⲥⲩⲛⲧⲉⲗⲉⲓⲁ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ ⲥⲉⲛⲏⲩ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϭⲓ ⲛⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲛⲥⲉⲡⲱⲣϫ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲙⲡⲟⲛⲏⲣⲟⲥ ⲛⲧⲙⲏⲧⲉ ⲛⲛⲇⲓⲕⲁⲓⲟⲥ (aiōn g165)
En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. (Hadēs g86)
ⲁⲛⲟⲕ ⲇⲉ ϩⲱ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲁⲕ ϫⲉ ⲛⲧⲟⲕ ⲡⲉ ⲡⲉⲧⲣⲟⲥ ⲁⲩⲱ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉϫⲛ ⲧⲉⲓⲡⲉⲧⲣⲁ ϯⲛⲁⲕⲱⲧ ⲛⲧⲁⲉⲕⲕⲗⲏⲥⲓⲁ ⲁⲩⲱ ⲙⲡⲩⲗⲏ ⲛⲁⲙⲛⲧⲉ ⲛⲁⲉϣϭⲙϭⲟⲙ ⲉⲣⲟⲥ ⲁⲛ (Hadēs g86)
Indien dan uw hand of uw voet u ergert, houwt ze af en werpt ze van u. Het is u beter, tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden. (aiōnios g166)
ⲉϣϫⲉ ⲧⲉⲕϭⲓϫ ⲏ ⲧⲉⲕⲟⲩⲉⲣⲏⲧⲉ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ϣⲁⲁⲧⲥ ⲛⲅⲛⲟϫⲥ ⲛⲥⲁⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ⲅⲁⲣ ⲛⲁⲕ ⲉⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲱⲛϩ ⲉⲕⲟ ⲛϭⲁⲗⲉ ⲏ ⲉⲕⲟ ⲛϭⲁⲛⲁϩ ⲏ ⲉⲣⲉⲧⲉⲕϭⲓϫ ⲥⲛⲧⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲏ ⲟⲩⲉⲣⲏⲧⲉ ⲥⲛⲧⲉ ⲛⲥⲉⲛⲟϫⲕ ⲉⲧⲥⲁⲧⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
En indien uw oog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u. Het is u beter, maar een oog hebbende, tot het leven in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden. (Geenna g1067)
ⲁⲩⲱ ⲉϣϫⲉ ⲡⲉⲕⲃⲁⲗ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲡⲟⲣⲕϥ ⲛⲅⲛⲟϫϥ ⲛⲥⲁⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ⲅⲁⲣ ⲛⲁⲕ ⲉⲣⲉⲟⲩⲃⲁⲗ ⲛⲟⲩⲱⲧ ⲙⲙⲟⲕ ⲉⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲱⲛϩ ⲉϩⲟⲩⲉⲉⲣⲉⲃⲁⲗ ⲥⲛⲁⲩ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲥⲉⲛⲟϫⲕ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ ⲛⲥⲁⲧⲉ (Geenna g1067)
En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? (aiōnios g166)
ⲉⲓⲥⲟⲩⲁ ⲇⲉ ⲁϥϯ ⲡⲉϥⲟⲩⲟⲓ ⲉⲣⲟϥ ⲉϥϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲥⲁϩ ⲛⲁⲅⲁⲑⲟⲥ ⲟⲩ ⲡⲉϯⲛⲁⲁⲁϥ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲓⲉϫⲓ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
En zo wie zal verlaten hebben, huizen, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven beerven. (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲛⲧⲁϥⲕⲁⲏⲓ ⲛⲥⲱϥ ⲏ ⲥⲟⲛ ⲏ ⲥⲱⲛⲉ ⲏ ⲉⲓⲱⲧ ⲏ ⲙⲁⲁⲩ ⲏ ⲥϩⲓⲙⲉ ⲏ ϣⲏⲣⲉ ⲏ ⲥⲱϣⲉ ⲉⲧⲃⲉ ⲡⲁⲣⲁⲛ ϥⲛⲁϫⲓⲧⲟⲩ ⲛϩⲁϩ ⲛⲕⲱⲃ ⲁⲩⲱ ⲛϥⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲉⲓ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
En ziende, een vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem toe, en vond niets aan denzelven, dan alleenlijk bladeren; en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht meer in der eeuwigheid! En de vijgeboom verdorde terstond. (aiōn g165)
ⲁϥⲛⲁⲩ ⲇⲉ ⲉⲩⲃⲱ ⲛⲕⲛⲧⲉ ϩⲓⲧⲉϩⲓⲏ ⲁϥⲉⲓ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉϫⲱⲥ ⲙⲡⲉϥϩⲉ ⲉⲗⲁⲁⲩ ϩⲓⲱⲱⲥ ⲉⲓⲙⲏⲧⲓ ϩⲉⲛϭⲱⲃⲉ ⲙⲁⲩⲁⲁⲩ ⲁⲩⲱ ⲡⲉϫⲁϥ ⲛⲁⲥ ϫⲉ ⲛⲛⲉ ⲕⲁⲣⲡⲟⲥ ϣⲱⲡⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϩⲏⲧⲉ ϫⲓⲛ ⲧⲉⲛⲟⲩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲥϣⲟⲟⲩⲉ ⲛⲧⲉⲩⲛⲟⲩ ⲛϭⲓ ⲧⲃⲱ ⲛⲕⲛⲧⲉ (aiōn g165)
Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij omreist zee en land, om een Jodengenoot te maken, en als hij het geworden is, zo maakt gij hem een kind der helle, tweemaal meer dan gij zijt. (Geenna g1067)
ⲟⲩⲟⲓ ⲛⲏⲧⲛ ⲛⲉⲅⲣⲁⲙⲙⲁⲧⲉⲩⲥ ⲙⲛ ⲛⲉⲫⲁⲣⲓⲥⲥⲁⲓⲟⲥ ⲛϩⲩⲡⲟⲕⲣⲓⲧⲏⲥ ϫⲉ ⲧⲉⲧⲛⲙⲟⲩϣⲧ ⲛⲧⲉⲑⲁⲗⲁⲥⲥⲁ ⲙⲛ ⲡⲉⲧϣⲟⲩⲱⲟⲩ ⲉⲣⲟⲩⲁ ⲙⲡⲣⲟⲥⲩⲗⲏⲧⲟⲥ ⲁⲩⲱ ⲉϥϣⲁⲛⲉⲓⲣⲉ ϣⲁⲧⲉⲧⲛⲁⲁϥ ⲛϣⲏⲣⲉ ⲛⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ ⲉϥⲕⲏⲃ ⲉⲣⲱⲧⲛ (Geenna g1067)
Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden? (Geenna g1067)
ⲛϩⲟϥ ⲛϣⲏⲣⲉ ⲛⲛⲉϩⲃⲱ ⲛⲁϣ ⲛϩⲉ ⲧⲉⲧⲛⲁⲣⲃⲟⲗ ⲉⲧⲉⲕⲣⲓⲥⲓⲥ ⲛⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ (Geenna g1067)
En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de voleinding der wereld? (aiōn g165)
ⲉϥϩⲙⲟⲟⲥ ⲇⲉ ϩⲓϫⲙ ⲡⲧⲟⲟⲩ ⲛⲛϫⲟⲉⲓⲧ ⲁⲩϯⲡⲉⲩⲟⲩⲟⲓ ⲉⲣⲟϥ ⲛϭⲓ ⲙⲙⲁⲑⲏⲧⲏⲥ ⲛⲥⲁⲟⲩⲥⲁ ⲉⲩϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲁϫⲓⲥ ⲉⲣⲟⲛ ϫⲉ ⲉⲣⲉⲛⲁⲓ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲧⲛⲁⲩ ⲁⲩⲱ ⲟⲩ ⲡⲉ ⲡⲙⲁⲉⲓⲛ ⲛⲧⲉⲕⲡⲁⲣϩⲟⲩⲥⲓⲁ ⲙⲛ ⲧⲥⲩⲛⲧⲉⲗⲉⲓⲁ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ (aiōn g165)
Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. (aiōnios g166)
ⲧⲟⲧⲉ ϥⲛⲁⲟⲩⲱϣⲃ ⲛϥϫⲟⲟⲥ ⲛⲛⲕⲟⲟⲩⲉ ⲉⲧϩⲓϩⲃⲟⲩⲣ ⲙⲙⲟϥ ϫⲉ ⲥⲁϩⲉⲧⲏⲩⲧⲛ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲓ ⲛⲉⲧⲥϩⲟⲩⲟⲣⲧ ⲉⲧⲥⲁⲧⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲧⲁⲩⲥⲃⲧⲱⲧⲥ ⲙⲡⲇⲓⲁⲃⲟⲗⲟⲥ ⲙⲛ ⲛⲉϥⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ (aiōnios g166)
En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ⲛⲁⲓ ⲙⲉⲛ ⲥⲉⲛⲁⲃⲱⲕ ⲉⲩⲕⲟⲗⲁⲥⲓⲥ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲇⲓⲕⲁⲓⲟⲥ ⲇⲉ ⲛⲧⲟⲟⲩ ⲉⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. (aiōn g165)
ⲉⲧⲉⲧⲛϯ ⲥⲃⲱ ⲛⲁⲩ ⲉϩⲁⲣⲉϩ ⲉϩⲱⲃ ⲛⲓⲙ ⲛⲧⲁⲓϩⲟⲛⲟⲩ ⲉⲧⲉⲧⲏⲩⲧⲛ ⲁⲩⲱ ⲉⲓⲥ ϩⲏⲏⲧⲉ ⲁⲛⲟⲕ ϯϣⲟⲟⲡ ⲛⲙⲙⲏⲧⲛ ⲛⲛⲉϩⲟⲟⲩ ⲧⲏⲣⲟⲩ ϣⲁⲉϩⲣⲁⲓ ⲉⲧⲥⲩⲛⲧⲉⲗⲉⲓⲁ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ (aiōn g165)
Maar zo wie zal gelasterd hebben tegen den Heiligen Geest, die heeft geen vergeving in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲛⲁϫⲓⲟⲩⲁ ⲇⲉ ⲉⲡⲉⲡⲛⲁ ⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ ⲙⲙⲛⲧϥⲕⲱ ⲉⲃⲟⲗ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲗⲗⲁ ϥϭⲏⲡ ⲉⲩⲛⲟⲃⲉ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165, aiōnios g166)
En de zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms en de begeerlijkheden omtrent de andere dingen, inkomende, verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲡⲣⲟⲟⲩϣ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ ⲛⲙ ⲧⲁⲡⲁⲧⲏ ⲛⲧⲙⲛⲧⲣⲙⲙⲁⲟ ⲁⲩⲱ ⲛⲕⲉⲉⲡⲓⲑⲩⲙⲓⲁ ⲉⲧⲃⲏⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲥⲉⲱϭⲧ ⲙⲡϣⲁϫⲉ ⲁⲩⲱ ⲛϥϯ ⲕⲁⲣⲡⲟⲥ ⲁⲛ ⲉⲃⲟⲗ (aiōn g165)
En indien uw hand u ergert, houwt ze af; het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna g1067)
ⲁⲩⲱ ⲉⲣϣⲁⲛⲧⲉⲕϭⲓϫ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ϣⲁⲁⲧⲥ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ⲛⲁⲕ ⲉⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲱⲛϩ ⲉⲕⲟ ⲛϭⲁⲛⲁϩ ⲉϩⲟⲩⲉⲣⲟⲥ ⲉⲣⲉϭⲓϫ ⲥⲛⲧⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲅⲃⲱⲕ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ ⲉⲧⲥⲁⲧⲉ ⲉⲙⲉⲥϫⲉⲛⲁ (Geenna g1067)
En indien uw voet u ergert, houwt hem af; het is u beter kreupel tot het leven in te gaan, dan de twee voeten hebbende, geworpen te worden in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna g1067)
ⲁⲩⲱ ⲉⲣϣⲁⲛ ⲧⲉⲕⲟⲩⲉⲣⲏⲧⲉ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ϣⲁⲁⲧⲥ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ⲛⲁⲕ ⲉⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲱⲛϩ ⲉⲕⲟ ⲛϭⲁⲗⲉ ⲉϩⲟⲩⲉⲣⲟⲥ ⲉⲣⲉⲟⲩⲉⲣⲏⲧⲉ ⲥⲛⲧⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲥⲉⲛⲟϫⲕ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ (Geenna g1067)
En indien uw oog u ergert, werpt het uit; het is u beter maar een oog hebbende in het Koninkrijk Gods in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden; (Geenna g1067)
ⲁⲩⲱ ⲉⲣϣⲁⲛⲡⲉⲕⲃⲁⲗ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲡⲟⲣⲕϥ ⲛⲅⲛⲟϫϥ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ⲛⲁⲕ ⲉⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲧⲙⲛⲧⲣⲣⲟ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϩⲛ ⲟⲩⲃⲁⲗ ⲟⲩⲱⲧ ⲉϩⲟⲩⲉⲣⲟⲥ ⲉⲣⲉⲃⲁⲗ ⲥⲛⲁⲩ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲥⲉⲛⲟϫⲕ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ (Geenna g1067)
En als Hij uitging op den weg, liep een tot Hem, en voor Hem op de knieen vallende, vraagde Hem: Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beerve? (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲛⲧⲉⲣⲉϥⲉⲓ ⲉⲃⲟⲗ ⲉⲧⲉϩⲓⲏ ⲁⲟⲩⲁ ⲡⲱⲧ ⲁϥⲡⲁϩⲧϥ ϩⲓϩⲏ ⲙⲙⲟϥ ⲁⲩⲱ ⲁϥϫⲛⲟⲩϥ ⲉϥϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲥⲁϩ ⲛⲁⲅⲁⲑⲟⲥ ⲟⲩ ⲡⲉϯⲛⲁⲁⲁϥ ϫⲉ ⲉⲓⲉⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲓ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Of hij ontvangt honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en zusters, en moeders, en kinderen, en akkers, met de vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲉⲛϥⲛⲁϫⲓⲧⲟⲩ ⲁⲛ ⲛϣⲉ ⲛⲕⲱⲃ ⲧⲉⲛⲟⲩ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲟⲩⲟⲉⲓϣ ϩⲉⲛⲏⲉⲓ ⲙⲛϩⲉⲛⲥⲟⲛ ⲙⲛϩⲉⲛⲥⲱⲛⲉ ⲛⲙϩⲉⲛⲙⲁⲁⲩ ⲛⲙϩⲉⲛϣⲏⲣⲉ ⲙⲛϩⲉⲛⲥⲱϣⲉ ϩⲓϩⲉⲛⲇⲓⲱⲅⲙⲟⲥ ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲙ ⲡⲁⲓⲱⲛ ⲉⲧⲛⲏⲩ (aiōn g165, aiōnios g166)
En Jezus, antwoordende, zeide tot denzelven: Niemand ete enige vrucht meer van u in der eeuwigheid! En Zijn discipelen hoorden het. (aiōn g165)
ⲁϥⲟⲩⲱϣⲃ ⲇⲉ ⲉϥϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲁⲥ ϫⲉ ⲛⲛⲉⲗⲁⲁⲩ ϫⲓⲛ ⲙⲡⲉⲓⲛⲁⲩ ⲟⲩⲉⲙⲕⲁⲣⲡⲟⲥ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϩⲏⲧⲉ ⲁⲩⲱ ⲛⲉϥⲙⲁⲑⲏⲧⲏⲥ ⲛⲉⲩⲥⲱⲧⲙ (aiōn g165)
En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ϥⲛⲁⲣⲣⲣⲟ ⲉϫⲙⲡⲏⲓ ⲛⲓⲁⲕⲱⲃ ϣⲁⲛⲓⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲙⲙⲛϩⲁⲏ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲛⲧⲉϥⲙⲛⲧⲣⲣⲟ (aiōn g165)
(Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham, en zijn zaad) in eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁϥϣⲁϫⲉ ⲙⲛ ⲛⲉⲛⲓⲟⲧⲉ ⲁⲃⲣⲁϩⲁⲙ ⲙⲛ ⲡⲉϥⲥⲡⲉⲣⲙⲁ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn; (aiōn g165)
ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁϥϣⲁϫⲉ ϩⲓⲧⲛ ⲧⲧⲁⲡⲣⲟ ⲛⲛⲉϥⲡⲣⲟⲫⲏⲧⲏⲥ ⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ ϫⲓⲛⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
En zij baden Hem, dat Hij hun niet gebieden zou in den afgrond heen te varen. (Abyssos g12)
ⲁⲩⲱ ⲁⲩⲥⲉⲡⲥⲱⲡϥ ϫⲉ ⲛⲛⲉϥⲟⲩⲉϩⲥⲁϩⲛⲉ ⲛⲁⲩ ⲉⲃⲱⲕ ⲉⲡⲛⲟⲩⲛ (Abyssos g12)
En gij, Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. (Hadēs g86)
ⲛⲧⲟ ϩⲱⲱⲧⲉ ⲕⲁⲫⲁⲣⲛⲁⲟⲩⲙ ⲙⲏ ⲧⲉⲛⲁϫⲓⲥⲉ ϣⲁϩⲣⲁⲓ ⲉⲧⲡⲉ ⲥⲉⲛⲁⲛⲧⲉ ϣⲁⲁⲙⲛⲧⲉ (Hadēs g86)
En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios g166)
ⲉⲓⲥⲟⲩⲛⲟⲙⲓⲕⲟⲥ ⲇⲉ ⲁϥⲧⲱⲟⲩⲛ ⲉϥⲡⲉⲓⲣⲁⲍⲉ ⲙⲙⲟϥ ⲉϥϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲥⲁϩ ⲉⲓⲛⲁⲣⲟⲩ ⲧⲁⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲓ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Maar Ik zal u tonen, Wien gij vrezen zult: vreest Dien, Die, nadat Hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien! (Geenna g1067)
ϯⲛⲁⲧⲁⲙⲉ ⲧⲏⲟⲩⲧⲛ ⲇⲉ ϫⲉ ⲛⲓⲙ ⲡⲉⲧⲉⲧⲛⲁⲣ ϩⲟⲧⲉ ϩⲏⲧϥ ⲁⲣⲓϩⲟⲧⲉ ϩⲏⲧϥ ⲙⲡⲉⲧⲉⲟⲩⲛⲧϥⲉⲝⲟⲩⲥⲓⲁ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲛⲛⲥⲁ ⲙⲟⲩⲟⲩⲧⲧⲏⲩⲧⲛ ⲉⲛⲉϫⲧⲏⲟⲩⲧⲛ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ ϩⲁⲓⲟ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉ ⲁⲣⲓϩⲟⲧⲉ ϩⲏⲧϥ ⲙⲡⲁⲓ (Geenna g1067)
En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtiglijk gedaan had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger, dan de kinderen des lichts, in hun geslacht. (aiōn g165)
ⲁⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲇⲉ ⲉⲡⲁⲓⲛⲟⲩ ⲙⲡⲟⲓⲕⲟⲛⲟⲙⲟⲥ ⲙⲡϫⲓⲛϭⲟⲛⲥ ϫⲉ ⲁϥⲉⲓⲣⲉ ϩⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲣⲙ ⲛϩⲏⲧ ϫⲉ ϩⲉⲛⲥⲁⲃⲉ ⲛⲉ ⲛϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲉϩⲟⲩⲉⲛϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲟⲩⲟⲓⲛ ⲉⲧⲉⲩⲅⲉⲛⲉⲁ (aiōn g165)
En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen. (aiōnios g166)
ⲁⲛⲟⲕ ϩⲱ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉ ⲕⲁϩⲉⲛϣⲃⲏⲣ ⲛⲏⲧⲛ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲁⲙⲙⲱⲛⲁⲥ ⲛⲧⲁⲇⲓⲕⲓⲁ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥϣⲁⲛⲱϫⲛ ⲉⲩⲉϫⲓⲧⲏⲩⲧⲛ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲛⲉⲥⲕⲏⲛⲏ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. (Hadēs g86)
ⲁϥϥⲓⲁⲧϥ ⲇⲉ ⲉϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲁⲙⲛⲧⲉ ⲉϥϣⲟⲟⲡ ϩⲛ ϩⲉⲛⲃⲁⲥⲁⲛⲟⲥ ⲁϥⲛⲁⲩ ⲉⲁⲃⲣⲁϩⲁⲙ ⲙⲡⲟⲩⲉ ⲁⲩⲱ ⲗⲁⲍⲁⲣⲟⲥ ϩⲛ ⲕⲟⲩⲛϥ (Hadēs g86)
En een zeker overste vraagde Hem, zeggende: Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios g166)
ⲁⲩⲁⲣⲭⲱⲛ ⲇⲉ ϫⲛⲟⲩϥ ⲉϥϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲥⲁϩ ⲛⲁⲅⲁⲑⲟⲥ ⲉⲓⲛⲁⲣ ⲟⲩ ⲧⲁⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲓ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Die niet zal veelvoudig weder ontvangen in dezen tijd, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲉⲛϥⲛⲁϫⲓⲧⲟⲩ ⲁⲛ ⲛⲥⲁϣϥ ⲛⲕⲱⲃ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲟⲩⲟⲓϣ ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲙ ⲡⲁⲓⲱⲛ ⲉⲧⲛⲏⲟⲩ (aiōn g165, aiōnios g166)
En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen, en worden ten huwelijk uitgegeven; (aiōn g165)
ⲡⲉϫⲉ ⲓⲏⲥ ⲛⲁⲩ ϫⲉ ⲛϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲥⲉϫⲓ ϩⲓⲙⲉ ⲥⲉϩⲙⲟⲟⲥ ⲙⲛ ϩⲁⲓ (aiōn g165)
Maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch ten huwelijk uitgegeven worden; (aiōn g165)
ⲛⲉⲛⲧⲁⲩⲕⲁⲧⲁⲝⲓⲟⲩ ⲇⲉ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲉϫⲓ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ ⲉⲧⲙⲙⲁⲩ ⲙⲛ ⲧⲁⲛⲁⲥⲧⲁⲥⲓⲥ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲛⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ ⲟⲩⲇⲉ ⲙⲉⲩϫⲓ ϩⲓⲙⲉ ⲟⲩⲇⲉ ⲙⲉⲩϩⲙⲟⲟⲥ ⲙⲛ ϩⲁⲓ (aiōn g165)
Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios g166)
ϫⲉⲕⲁⲁⲥ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲉϥⲉⲕⲱ ⲛⲁϥ ϩⲣⲁⲓ ⲛϩⲏⲧϥ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios g166)
ⲧⲁⲓ ⲅⲁⲣ ⲧⲉ ⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲙⲉⲣⲉ ⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ϩⲱⲥⲧⲉ ⲡⲉϥϣⲏⲣⲉ ⲛⲟⲩⲱⲧ ⲁϥⲧⲁⲁϥ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲛⲛⲉϥϩⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲁⲗⲗⲁ ⲉϥⲉϫⲓ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. (aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲡϣⲏⲣⲉ ⲟⲩⲛⲧⲁϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡⲉⲧⲉⲛϥⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲇⲉ ⲁⲛ ⲉⲡϣⲏⲣⲉ ⲛϥⲛⲁⲛⲁⲩ ⲁⲛ ⲉⲡⲱⲛϩ ⲁⲗⲗⲁ ⲧⲟⲣⲅⲏ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲛⲁϭⲱ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉϫⲱϥ (aiōnios g166)
Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲥⲱ ⲇⲉ ⲛⲧⲟϥ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲙⲟⲟⲩ ⲡⲁⲓ ⲁⲛⲟⲕ ⲉϯⲛⲁⲧⲁⲁϥ ⲛⲁϥ ⲛⲛⲉϥⲉⲓⲃⲉ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲗⲗⲁ ⲡⲙⲟⲟⲩ ⲉϯⲛⲁⲧⲁⲁϥ ⲛⲁϥ ϥⲛⲁϣⲱⲡⲉ ϩⲣⲁⲓ ⲛϩⲏⲧϥ ⲛⲟⲩⲡⲏⲅⲏ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲉϥϥⲱϭⲉ ⲉⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165, aiōnios g166)
En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait. (aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲱϩⲥ ⲛⲁϫⲓ ⲟⲩⲃⲉⲕⲉ ⲁⲩⲱ ⲛϥⲥⲱⲟⲩϩ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲛⲟⲩⲕⲁⲣⲡⲟⲥ ⲉⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲡⲉⲧϫⲟ ⲙⲛ ⲡⲉⲧⲱϩⲥ ⲉⲩⲉⲣⲁϣⲉ ϩⲓ ⲟⲩⲥⲟⲡ (aiōnios g166)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. (aiōnios g166)
ϩⲁⲙⲏⲛ ϩⲁⲙⲏⲛ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉ ⲡⲉⲧⲥⲱⲧⲙ ⲉⲡⲁϣⲁϫⲉ ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲡⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲟⲩⲟⲉⲓ ⲟⲩⲛⲧⲁϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲛϥⲛⲏⲩ ⲁⲛ ⲉⲧⲉⲕⲣⲓⲥⲓⲥ ⲁⲗⲗⲁ ⲁϥⲡⲱⲱⲛⲉ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲙⲟⲩ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲱⲛϩ (aiōnios g166)
Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen. (aiōnios g166)
ϩⲟⲧϩⲧ ⲛⲛⲉⲅⲣⲁⲫⲏ ϫⲉ ⲛⲧⲱⲧⲛ ⲧⲉⲧⲛϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲟⲩⲛⲧⲏⲧⲛ ⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲣⲁⲓ ⲛϩⲏⲧⲟⲩ ⲁⲩⲱ ⲛⲉⲧⲙⲙⲁⲩ ⲛⲉⲧⲣ ⲙⲛⲧⲣⲉ ⲉⲧⲃⲏⲏⲧ (aiōnios g166)
Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld. (aiōnios g166)
ⲙⲡⲣⲣ ϩⲱⲃ ⲉⲧⲉϩⲣⲉ ⲉⲧⲛⲁⲧⲁⲕⲟ ⲁⲗⲗⲁ ⲧⲉϩⲣⲉ ⲛⲧⲟϥ ⲉⲧⲛⲁⲙⲟⲩⲛ ⲉⲃⲟⲗ ⲉⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲧⲁⲓ ⲉⲧⲉⲣⲉⲡϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲣⲱⲙⲉ ⲛⲁⲧⲁⲁⲥ ⲛⲏⲧⲛ ⲡⲁⲓ ⲅⲁⲣ ⲡⲉ ⲛⲧⲁⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉⲓⲱⲧ ⲥⲫⲣⲁⲅⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟϥ (aiōnios g166)
En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios g166)
ⲡⲁⲓ ⲅⲁⲣ ⲡⲉ ⲡⲟⲩⲱϣ ⲙⲡⲁⲓⲱⲧ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲛⲁⲩ ⲉⲡϣⲏⲣⲉ ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲉϥⲉϫⲓ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲁⲛⲟⲕ ϯⲛⲁⲧⲟⲩⲛⲟⲥϥ ⲙⲡϩⲁⲉ ⲛϩⲟⲟⲩ (aiōnios g166)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ϩⲁⲙⲏⲛ ϩⲁⲙⲏⲛ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉ ⲡⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲣⲟⲉⲓ ⲟⲩⲛⲧⲁϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. (aiōn g165)
ⲁⲛⲟⲕ ⲡⲉ ⲡⲟⲓⲕ ⲉⲧⲟⲛϩ ⲉⲛⲧⲁϥⲉⲓ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲉⲣϣⲁⲛⲟⲩⲁ ⲟⲩⲱⲙ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲟⲓⲕ ϥⲛⲁⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡⲟⲓⲕ ⲇⲉ ⲉϯⲛⲁⲧⲁⲁϥ ⲁⲛⲟⲕ ⲡⲉ ⲧⲁⲥⲁⲣⲝ ϩⲁ ⲡⲱⲛϩ ⲙⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ (aiōn g165)
Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲟⲩⲱⲙ ⲛⲧⲁⲥⲁⲣⲝ ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲥⲱ ⲙⲡⲁ ⲥⲛⲟϥ ⲟⲩⲛⲧⲁϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲁⲛⲟⲕ ϯⲛⲁⲧⲟⲩⲛⲟⲥϥ ϩⲙ ⲡϩⲁⲉ ⲛϩⲟⲟⲩ (aiōnios g166)
Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven. (aiōn g165)
ⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲡⲟⲓⲕ ⲉⲛⲧⲁϥⲉⲓ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲛⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲁⲛ ⲉⲛⲧⲁⲛⲓⲟⲧⲉ ⲟⲩⲱⲙ ⲁⲩⲱ ⲁⲩⲙⲟⲩ ⲡⲉⲧⲛⲁⲟⲩⲱⲙ ⲙⲡⲉⲓⲟⲓⲕ ϥⲛⲁⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. (aiōnios g166)
ⲁϥⲟⲩⲱϣⲃ ⲛⲁϥ ⲛϭⲓ ⲥⲓⲙⲱⲛ ⲡⲉⲧⲣⲟⲥ ϫⲉ ⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲉⲛⲛⲁⲃⲱⲕ ϣⲁ ⲛⲓⲙ ϩⲉⲛϣⲁϫⲉ ⲛⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲧⲛⲧⲟⲟⲧⲕ (aiōnios g166)
En de dienstknecht blijft niet eeuwiglijk in het huis, de zoon blijft er eeuwiglijk. (aiōn g165)
ⲡϩⲙϩⲁⲗ ⲇⲉ ⲛϥⲛⲁϭⲱ ⲁⲛ ϩⲙ ⲡⲏⲓ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡϣⲏⲣⲉ ⲇⲉ ⲛⲧⲟϥ ⲛⲁϭⲱ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ϩⲁⲙⲏⲛ ϩⲁⲙⲏⲛ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉ ⲡⲉⲧⲛⲁϩⲁⲣⲉϩ ⲉⲡⲁϣⲁϫⲉ ⲛϥⲛⲁⲛⲁⲩ ⲁⲛ ⲉⲡⲙⲟⲩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. Abraham is gestorven, en de profeten; en zegt Gij: Zo iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid? (aiōn g165)
ⲡⲉϫⲉ ⲛⲓⲟⲩⲇⲁⲓ ϭⲉ ⲛⲁϥ ϫⲉ ⲧⲉⲛⲟⲩ ⲁⲛⲉⲓⲙⲉ ϫⲉ ⲟⲩⲇⲁⲓⲙⲟⲛⲓⲟⲛ ⲡⲉⲧⲛⲙⲙⲁⲕ ⲁⲃⲣⲁϩⲁⲙ ⲁϥⲙⲟⲩ ⲙⲛ ⲛⲉⲡⲣⲟⲫⲏⲧⲏⲥ ⲁⲩⲱ ⲛⲧⲟⲕ ⲕϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲉⲧⲛⲁϩⲁⲣⲉϩ ⲉⲡⲁϣⲁϫⲉ ⲛϥⲛⲁϫⲓ ϯⲡⲉ ⲁⲛ ⲙⲡⲙⲟⲩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Van alle eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. (aiōn g165)
ϫⲓⲛ ⲉⲛⲉϩ ⲙⲡⲟⲩⲥⲱⲧⲙ ϫⲉ ⲁⲩⲟⲩⲱⲛ ⲉⲛⲃⲁⲗ ⲛⲟⲩⲁ ⲉⲁⲩϫⲡⲟϥ ⲉϥⲟ ⲛⲃⲗⲗⲉ (aiōn g165)
En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲁⲛⲟⲕ ϯⲛⲁϯ ⲛⲁⲩ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲛⲛⲉⲩϩⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲛⲛⲉⲗⲁⲁⲩ ⲧⲟⲣⲡⲟⲩ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲧⲁϭⲓϫ (aiōn g165, aiōnios g166)
En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲟⲛϩ ⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲣⲟⲉⲓ ⲛϥⲛⲁⲙⲟⲩ ⲁⲛ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲧⲉⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲡⲁⲓ (aiōn g165)
Die zijn leven liefheeft, zal hetzelve verliezen; en die zijn leven haat in deze wereld, zal hetzelve bewaren tot het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲙⲉ ⲛⲧⲉϥⲯⲩⲭⲏ ϥⲛⲁⲥⲟⲣⲙⲉⲥ ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲧⲙⲟⲥⲧⲉ ⲛⲧⲉϥⲯⲩⲭⲏ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ϥⲛⲁϩⲉ ⲉⲣⲟⲥ ⲉⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen? (aiōn g165)
ⲁϥⲟⲩⲱϣⲃ ϭⲉ ⲛⲁϥ ⲛϭⲓ ⲡⲙⲏⲏϣⲉ ϫⲉ ⲁⲛⲟⲛ ⲁⲛⲥⲱⲧⲙ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲛⲟⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲉⲭⲥ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲛⲁϣ ⲛϩⲉ ⲛⲧⲟⲕ ⲕϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ϩⲁⲡⲥ ⲉⲧⲣⲉⲩϫⲉⲥⲧ ⲡϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲣⲱⲙⲉ (aiōn g165)
En Ik weet, dat Zijn gebod het eeuwige leven is. Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader gezegd heeft. (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ϯⲥⲟⲟⲩⲛ ϫⲉ ⲧⲉϥⲉⲛⲧⲟⲗⲏ ⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲧⲉ ⲛⲉϯϫⲱ ϭⲉ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲁⲛⲟⲕ ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁⲡⲁⲓⲱⲧ ϫⲟⲟⲥ ⲛⲁⲓ ⲧⲁⲓ ⲧⲉ ⲑⲉ ⲉϯϣⲁϫⲉ ⲙⲙⲟⲥ (aiōnios g166)
Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet wasse, gij hebt geen deel met Mij. (aiōn g165)
ⲡⲉϫⲉ ⲡⲉⲧⲣⲟⲥ ⲛⲁϥ ϫⲉ ⲛⲛⲁⲕⲁⲁⲕ ⲉⲉⲓⲁ ⲣⲁⲧ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲓⲥ ⲟⲩⲱϣⲃ ⲛⲁϥ ϫⲉ ⲉⲓⲧⲙⲉⲓⲁ ⲣⲁⲧⲕ ⲙⲛⲧⲕ ⲙⲉⲣⲟⲥ ⲛⲙⲙⲁⲓ (aiōn g165)
En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲁⲛⲟⲕ ϩⲱ ϯⲛⲁⲥⲉⲡⲥ ⲡⲓⲱⲧ ⲁⲩⲱ ϥⲛⲁϯ ⲛⲏⲧⲛ ⲛⲕⲉⲡⲁⲣⲁⲕⲗⲏⲧⲟⲥ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥⲉϣⲱⲡⲉ ⲛⲙⲙⲏⲧⲛ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve. (aiōnios g166)
ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁⲕϯ ⲛⲁϥ ⲛⲧⲉⲝⲟⲩⲥⲓⲁ ⲛⲥⲁⲣⲝ ⲛⲓⲙ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲛⲧⲁⲕⲧⲁⲁⲩ ⲛⲁϥ ⲉϥⲉϯ ⲛⲁⲩ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt. (aiōnios g166)
ⲡⲁⲓ ⲇⲉ ⲡⲉ ⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲩⲉⲥⲟⲩⲱⲛⲅ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲙⲙⲉ ⲙⲙⲁⲩⲁⲁϥ ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲛⲧⲁⲕⲧⲛⲛⲟⲟⲩϥ ⲓⲥ ⲡⲉⲭⲥ (aiōnios g166)
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten, noch zult Uw Heilige over geven, om verderving te zien. (Hadēs g86)
ϫⲉ ⲛⲅⲛⲁⲕⲱ ⲛⲥⲱⲕ ⲁⲛ ⲛⲧⲁⲯⲩⲭⲏ ϩⲛ ⲁⲙⲛⲧⲉ ⲟⲩⲇⲉ ⲛⲅⲛⲁϯ ⲁⲛ ⲙⲡⲉⲕⲡⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ ⲉⲛⲁⲩ ⲉⲡⲧⲁⲕⲟ (Hadēs g86)
Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien. (Hadēs g86)
ⲁϥϣⲣⲡⲉⲓⲙⲉ ⲁϥϣⲁϫⲉ ⲉⲧⲃⲉ ⲧⲁⲛⲁⲥⲧⲁⲥⲓⲥ ⲙⲡⲉⲭⲥ ϫⲉ ⲟⲩⲇⲉ ⲙⲡⲟⲩⲕⲁⲁϥ ϩⲛ ⲁⲙⲛⲧⲉ ⲟⲩⲇⲉ ⲙⲡⲉⲧⲉϥⲥⲁⲣⲝ ⲛⲁⲩ ⲉⲡⲧⲁⲕⲟ (Hadēs g86)
Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. (aiōn g165)
ⲡⲁⲓ ϩⲁⲡⲥ ⲉⲧⲣⲉϥϣⲱⲡⲉ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ϣⲁϩⲣⲁⲓ ⲉⲛⲉⲩⲟⲉⲓϣ ⲙⲡϫⲱⲕ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϩⲱⲃ ⲛⲓⲙⲛⲧⲁ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϫⲟⲟⲩ ϫⲓⲛ ⲉⲛⲉϩ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓⲧⲛ ⲧⲧⲁⲡⲣⲟ ⲛⲛⲉϥⲡⲣⲟⲫⲏⲧⲏⲥ ⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ (aiōn g165)
Maar Paulus en Barnabas, vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen. (aiōnios g166)
ⲡⲁⲩⲗⲟⲥ ⲇⲉ ⲙⲛ ⲃⲁⲣⲛⲁⲃⲁⲥ ⲁⲩⲡⲁⲣⲣⲏⲥⲓⲁⲍⲉ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲡⲉϫⲁⲩ ⲛⲁⲩ ϫⲉ ⲛⲉ ⲟⲩⲁⲛⲁⲅⲕⲁⲓⲟⲛ ⲡⲉ ⲉϫⲱ ⲛⲏⲧⲛ ⲙⲡϣⲁϫⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲛϣⲟⲣⲡ ⲉⲡⲉⲓⲇⲏ ⲧⲉⲧⲛⲛⲟⲩϫⲉ ⲙⲙⲟϥ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲙⲱⲧⲛ ⲁⲩⲱ ⲛⲧⲉⲧⲛⲕⲣⲓⲛⲉ ⲙⲙⲱⲧⲛ ⲁⲛ ϫⲉ ⲧⲉⲧⲛⲙⲡϣⲁ ⲙⲡⲱⲛϩ ⲉⲓⲥ ϩⲏⲏⲧⲉ ⲧⲛⲛⲁⲕⲧⲟⲛ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉⲛϩⲉⲑⲛⲟⲥ (aiōnios g166)
Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich, en prezen het Woord des Heeren; en er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ⲛϩⲉⲑⲛⲟⲥ ⲇⲉ ⲛⲧⲉⲣⲟⲩⲥⲱⲧⲙ ⲁⲩⲣⲁϣⲉ ⲁⲩⲱ ⲁⲩϯ ⲉⲟⲟⲩ ⲙⲡϣⲁϫⲉ ⲙⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲁⲩⲱ ⲁⲩⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲛϭⲓ ⲛⲉⲛⲧⲁⲩⲧⲟϣⲟⲩ ⲉⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. (aiōn g165)
ⲡⲉⲧⲟⲩⲱⲛϩ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲛⲁⲓ ϫⲓⲛ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. (aïdios g126)
ⲛⲉϥⲡⲉⲑⲏⲡ ⲅⲁⲣ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲥⲱⲛⲧ ⲙⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ϩⲛ ⲛⲉϥⲧⲁⲙⲓⲟ ⲉⲩⲛⲟⲓ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲥⲉⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲉⲧⲉ ⲧⲉϥϭⲟⲙ ⲧⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲙⲛ ⲧⲉϥⲙⲛⲧⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲧⲣⲉⲩϣⲱⲡⲉ ⲉⲙⲛⲧⲟⲩϣⲁϫⲉ ⲙⲙⲁⲩ ⲉϫⲱ (aïdios g126)
Als die de waarheid Gods veranderd hebben in de leugen, en het schepsel geeerd en gediend hebben boven den Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid, amen. (aiōn g165)
ⲛⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁⲩϣⲓⲃⲉ ⲛⲧⲙⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϩⲙ ⲡϭⲟⲗ ⲁⲩⲟⲩⲱϣⲧ ⲁⲩⲱ ⲁⲩϣⲙϣⲉ ⲙⲡⲥⲱⲛⲧ ⲡⲁⲣⲁ ⲡⲉⲛⲧⲁϥⲥⲱⲛⲧ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲥⲙⲁⲙⲁⲁⲧ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Dengenen wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid, en eer, en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven; (aiōnios g166)
ⲛⲉⲧϣⲟⲟⲡ ⲙⲉⲛ ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲩⲡⲟⲙⲟⲛⲏ ⲙⲡϩⲱⲃ ⲉⲧⲛⲁⲛⲟⲩϥ ⲉⲧϣⲓⲛⲉ ⲛⲥⲁ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲧⲁⲉⲓⲟ ⲙⲛⲧⲙⲛⲧⲁⲧⲧⲁⲕⲟ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere. (aiōnios g166)
ϫⲉⲕⲁⲥ ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁ ⲡⲛⲟⲃⲉ ⲣⲣⲣⲟ ϩⲙ ⲡⲙⲟⲩ ⲉⲣⲉⲧⲉⲭⲁⲣⲓⲥ ⲟⲛ ⲣⲣⲣⲟ ⲛⲧⲉⲉⲓϩⲉ ϩⲓⲧⲛ ⲧⲇⲓⲕⲁⲓⲟⲥⲩⲛⲏ ⲉⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲓⲧⲛ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ (aiōnios g166)
Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ⲧⲉⲛⲟⲩ ⲇⲉ ⲛⲧⲟϥ ⲉⲁⲧⲉⲧⲛⲣⲣⲙϩⲉ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲛⲟⲃⲉ ⲁⲧⲉⲧⲛⲣϩⲙϩⲁⲗ ⲇⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲟⲩⲛⲧⲏⲧⲛ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲉⲧⲛⲕⲁⲣⲡⲟⲥ ⲉⲩⲧⲃⲃⲟ ⲡϫⲱⲕ ⲇⲉ ⲡⲉ ⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. (aiōnios g166)
ⲛⲟⲯⲱⲛⲓⲟⲛ ⲅⲁⲣ ⲙⲡⲛⲟⲃⲉ ⲡⲉ ⲡⲙⲟⲩ ⲡⲉⲭⲁⲣⲓⲥⲙⲁ ⲇⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉ ⲡⲱⲛϩ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ (aiōnios g166)
Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲛⲁⲓ ⲉⲧⲉⲛⲟⲩⲟⲩ ⲛⲉ ⲛⲉⲓⲟⲧⲉ ⲁⲩⲱ ⲛⲧⲁⲡⲉⲭⲥ ⲉⲓ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϩⲏⲧⲟⲩ ⲕⲁⲧⲁ ⲥⲁⲣⲝ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲧϩⲓϫⲛ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲡⲉⲧⲥⲙⲁⲙⲁⲁⲧ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. (Abyssos g12)
ⲏ ⲛⲓⲙ ⲡⲉⲧⲛⲁⲃⲱⲕ ⲉⲡⲉⲥⲏⲧ ⲉⲡⲛⲟⲩⲛ ⲉⲧⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲉⲙⲡⲉⲭⲥ ⲉϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲛⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ (Abyssos g12)
Want God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn. (eleēsē g1653)
ⲁⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲅⲁⲣ ⲉⲧⲡⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲩⲙⲛⲧⲁⲧⲛⲁϩⲧⲉ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥⲉⲛⲁ ⲛⲁⲩ ⲧⲏⲣⲟⲩ (eleēsē g1653)
Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ϫⲉ ⲡⲧⲏⲣϥ ϩⲉⲛⲉⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟϥ ⲛⲉ ⲁⲩⲱ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓⲧⲟⲟⲧϥ ⲁⲩⲱ ⲉⲩⲛⲁⲕⲟⲧⲟⲩ ⲉⲣⲟϥ ⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij. (aiōn g165)
ⲛⲧⲉⲧⲛⲧⲙϫⲓϩⲣⲃ ⲙⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲁⲗⲗⲁ ⲛⲧⲉⲧⲛϫⲓ ⲙⲡϩⲣⲃ ⲛⲧⲙⲛⲧⲃⲣⲣⲉ ⲙⲡⲉⲧⲛϩⲏⲧ ⲉⲧⲣⲉⲧⲛⲇⲟⲕⲓⲙⲁⲍⲉ ϫⲉ ⲟⲩ ⲡⲉ ⲡⲟⲩⲱϣ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲧⲛⲁⲛⲟⲩϥ ⲉⲧⲣⲁⲛⲁϥ ⲉⲧϫⲏⲕ ⲉⲃⲟⲗ (aiōn g165)
Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; (aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲉ ⲟⲩⲛϭⲟⲙ ⲇⲉ ⲙⲙⲟϥ ⲉⲧⲁϫⲣⲉ ⲧⲏⲩⲧⲛ ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲁⲉⲩⲁⲅⲅⲉⲗⲓⲟⲛ ⲙⲛ ⲡⲧⲁϣⲉⲟⲉⲓϣ ⲛⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲕⲁⲧⲁ ⲡϭⲱⲗⲡ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲡⲙⲩⲥⲧⲏⲣⲓⲟⲛ ⲉⲛⲧⲁⲩⲕⲁⲣⲱⲟⲩ ⲉⲣⲟϥ ϩⲛ ⲛⲉⲩⲟⲉⲓϣ ⲛⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt; (aiōnios g166)
ⲉⲁϥⲟⲩⲱⲛϩ ⲇⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲧⲉⲛⲟⲩ ϩⲓⲧⲛ ⲛⲉⲅⲣⲁⲫⲏ ⲙⲡⲣⲟⲫⲏⲧⲏⲥ ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲟⲩⲉϩⲥⲁϩⲛⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲉⲡⲥⲱⲧⲙ ⲛⲧⲡⲓⲥⲧⲓⲥ ⲛⲛϩⲉⲑⲛⲟⲥ ⲧⲏⲣⲟⲩ ⲉϥⲟⲩⲱⲛϩ (aiōnios g166)
Den zelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲉⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲛⲥⲟⲫⲟⲥ ⲙⲁⲩⲁⲁϥ ϩⲓⲧⲛ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? (aiōn g165)
ⲉϥⲧⲱⲛ ⲥⲟⲫⲟⲥ ⲉϥⲧⲱⲛ ⲅⲣⲁⲙⲙⲁⲧⲉⲩⲥ ⲉϥⲧⲱⲛ ⲥⲩⲛⲍⲏⲧⲏⲧⲏⲥ ⲛⲧⲉ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲙⲏ ⲙⲡⲉ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲓⲣⲉ ⲛⲧⲥⲟⲫⲓⲁ ⲙⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲛⲥⲟϭ (aiōn g165)
En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid, niet dezer wereld, noch der oversten dezer wereld, die te niet worden; (aiōn g165)
ⲉⲛϣⲁϫⲉ ⲇⲉ ⲛⲟⲩⲥⲟⲫⲓⲁ ϩⲛ ⲛⲧⲉⲗⲉⲓⲟⲥ ⲟⲩⲥⲟⲫⲓⲁ ⲇⲉ ⲉⲛⲧⲁ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲁⲛ ⲧⲉ ⲟⲩⲇⲉ ⲛⲧⲁ ⲛⲁⲣⲭⲱⲛ ⲁⲛ ⲧⲉ ⲙⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲛⲁⲓ ⲉⲧⲛⲁⲟⲩⲱⲥϥ (aiōn g165)
Maar wij spreken de wijsheid Gods, bestaande in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was; (aiōn g165)
ⲁⲗⲗⲁ ⲉⲛϣⲁϫⲉ ⲛⲟⲩⲥⲟⲫⲓⲁ ⲛⲧⲉ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϩⲛ ⲟⲩⲙⲩⲥⲧⲏⲣⲓⲟⲛ ⲧⲁⲓ ⲉⲧϩⲏⲡ ⲧⲉⲛⲧⲁ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲟⲣϫⲥ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲁⲑⲏ ⲛⲛⲁⲓⲱⲛ ⲉⲡⲉⲛⲉⲟⲟⲩ (aiōn g165)
Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben. (aiōn g165)
ⲧⲁⲓ ⲉⲧⲉⲙⲡⲉ ⲗⲁⲁⲩ ⲛⲁⲣⲭⲱⲛ ⲛⲧⲉ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲥⲟⲩⲱⲛⲥ ⲉⲛⲉⲛⲧⲁⲩⲥⲟⲩⲱⲛⲥ ⲅⲁⲣ ⲛⲉⲩⲛⲁⲥⲧⲁⲩⲣⲟⲩ ⲁⲛ ⲡⲉ ⲙⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲙⲡⲉⲟⲟⲩ (aiōn g165)
Niemand bedriege zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden. (aiōn g165)
ⲙⲡⲣⲧⲣⲉ ⲗⲁⲁⲩ ⲉⲝⲁⲡⲁⲧⲁ ⲙⲙⲟϥ ⲡⲉⲧϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲁⲛⲅ ⲟⲩⲥⲟⲫⲟⲥ ⲛϩⲏⲧ ⲧⲏⲩⲧⲛ ⲙⲁⲣⲉϥⲣⲥⲟϭ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥⲉϣⲱⲡⲉ ⲛⲥⲟⲫⲟⲥ (aiōn g165)
Daarom, indien de spijs mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet ergere. (aiōn g165)
ⲉⲧⲃⲉ ⲡⲁⲓ ⲉϣϫⲉ ⲟⲩϩⲣⲉ ⲧⲉⲧⲛⲁⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲡⲁⲥⲟⲛ ⲛⲛⲁⲟⲩⲉⲙ ⲁϥ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϫⲉ ⲛⲛⲉⲉⲓⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲡⲁⲥⲟⲛ (aiōn g165)
En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn. (aiōn g165)
ⲛⲁⲓ ⲇⲉ ϩⲉⲛⲧⲩⲡⲟⲥ ⲛⲉ ⲛⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁⲩϣⲱⲡⲉ ⲛⲛⲏ ⲁⲩⲥϩⲁⲓⲥⲟⲩ ⲇⲉ ⲛⲁⲛ ⲉⲩⲥⲃⲱ ⲛⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁⲑⲁⲏ ⲛⲛⲁⲓⲱⲛ ⲕⲁⲧⲁⲛⲧⲁ ⲉⲣⲟⲟⲩ (aiōn g165)
Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? (Hadēs g86)
ⲡⲙⲟⲩ ⲉϥⲧⲱⲛ ⲧⲉⲕϫⲣⲟ ⲡⲙⲟⲩ ⲉϥⲧⲱⲛ ⲡⲉⲕⲓⲉⲓⲃ (Hadēs g86)
In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is. (aiōn g165)
ϩⲛ ⲛⲁⲓ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲁϥⲧⲱⲙ ⲛⲛϩⲏⲧ ⲛⲛⲁⲡⲓⲥⲧⲟⲥ ⲙⲡⲉⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ϫⲉ ⲛⲛⲉⲩⲛⲁⲩ ⲉⲡⲟⲩⲟⲉⲓⲛ ⲙⲡⲉⲩⲁⲅⲅⲉⲗⲓⲟⲛ ⲙⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲡⲉⲭⲥ ⲉⲧⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲑⲓⲕⲱⲛ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ (aiōn g165)
Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; (aiōnios g166)
ⲡⲉⲥⲃⲟⲕ ⲅⲁⲣ ⲛⲧⲉⲛⲑⲗⲓⲯⲓⲥ ⲧⲉⲛⲟⲩ ⲕⲁⲧⲁ ⲟⲩϩⲟⲩⲟ ⲉⲩϩⲟⲩⲟ ϥⲣϩⲱⲃ ⲛⲁⲛ ⲉⲩⲛⲟϭ ⲛⲉⲟⲟⲩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig. (aiōnios g166)
ⲉⲛⲧⲛϭⲱϣⲧ ⲁⲛ ⲉⲛⲉⲧⲛⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲁⲗⲗⲁ ⲉⲛⲉⲧⲉⲛⲧⲛⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲁⲛ ⲛⲉⲧⲛⲛⲁⲩ ⲅⲁⲣ ⲉⲣⲟⲟⲩ ϩⲉⲛⲡⲣⲟⲥⲟⲩⲟⲉⲓϣ ⲛⲉ ⲛⲉⲧⲉⲛⲧⲛⲛⲁⲩ ⲇⲉ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲁⲛ ϩⲉⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉ (aiōnios g166)
Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. (aiōnios g166)
ⲧⲛⲥⲟⲟⲩⲛ ⲅⲁⲣ ϫⲉ ⲉⲣϣⲁⲛ ⲡⲏⲓ ⲙⲡⲉⲛⲙⲁ ⲛϣⲱⲡⲉ ⲛⲧⲉ ⲡⲕⲁϩ ⲃⲱⲗ ⲉⲃⲟⲗ ⲟⲩⲛⲧⲁⲛ ⲙⲙⲁⲩ ⲛⲟⲩⲕⲱⲧ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓⲧⲙ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲟⲩⲏⲉⲓ ⲛⲁⲧⲙⲟⲩⲛⲅ ⲛϭⲓϫ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲛ ⲙⲡⲏⲟⲩⲉ (aiōnios g166)
Gelijk er geschreven is: Hij heeft gestrooid, hij heeft den armen gegeven; Zijn gerechtigheid blijft in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲉⲧⲥⲏϩ ϫⲉ ⲁϥϫⲱⲱⲣⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲁϥϯ ⲛⲛϩⲏⲕⲉ ⲧⲉϥⲇⲓⲕⲁⲓⲟⲥⲩⲛⲏ ϣⲟⲟⲡ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
De God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg. (aiōn g165)
ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲓⲱⲧ ⲙⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ ⲓⲏⲥ ⲥⲟⲟⲩⲛ ⲡⲉⲧⲥⲙⲁⲙⲁⲁⲧ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϫⲉ ⲛϯϫⲓϭⲟⲗ ⲁⲛ (aiōn g165)
Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader; (aiōn g165)
ⲡⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲁϥ ϩⲁ ⲛⲉⲛⲛⲟⲃⲉ ϫⲉ ⲉϥⲉⲧⲟⲩϫⲟⲛ ⲉⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲙⲡⲟⲛⲏⲣⲟⲛ ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲟⲩⲱϣ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉⲛⲉⲓⲱⲧ (aiōn g165)
Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven maaien. (aiōnios g166)
ϫⲉ ⲡⲉⲧϫⲟ ⲉⲧⲉϥⲥⲁⲣⲝ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲧⲥⲁⲣⲝ ⲉϥⲛⲁⲱϩⲥ ⲛⲟⲩⲧⲁⲕⲟ ⲡⲉⲧϫⲟ ⲇⲉ ⲉⲡⲉⲡⲛⲁ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲉⲡⲛⲁ ⲉϥⲛⲁⲱϩⲥ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Verre boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en allen naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende; (aiōn g165)
ⲉϥϫⲟⲥⲉ ⲉⲁⲣⲭⲏ ⲛⲓⲙ ϩⲓ ⲉⲝⲟⲩⲥⲓⲁ ⲛⲓⲙ ϩⲓ ϭⲟⲙ ⲛⲓⲙ ϩⲓ ⲙⲛ ⲧϫⲟⲉⲓⲥ ⲛⲓⲙ ϩⲓⲣⲁⲛ ⲛⲓⲙ ⲉϣⲁⲩⲧⲁⲩⲟϥ ⲟⲩ ⲙⲟⲛⲟⲛ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲁⲗⲗⲁ ϩⲙ ⲡⲕⲉⲟⲩⲁ (aiōn g165)
In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid; (aiōn g165)
ⲛⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁⲧⲉⲧⲛⲙⲟⲟϣⲉ ⲛϩⲏⲧⲟⲩ ⲙⲡⲓⲟⲩⲟⲉⲓϣ ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲁⲓⲱⲛ ⲙⲡⲉⲉⲓⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲁⲣⲭⲱⲛ ⲛⲧⲉⲝⲟⲩⲥⲓⲁ ⲙⲡⲁⲏⲣ ⲙⲡⲉⲡⲛⲁ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉⲛⲉⲣⲅⲓ ⲧⲉⲛⲟⲩ ϩⲛ ⲛϣⲏⲣⲉ ⲛⲧⲙⲛⲧⲁⲧⲛⲁϩⲧⲉ (aiōn g165)
Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus. (aiōn g165)
ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥⲉⲟⲩⲱⲛϩ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲛⲉⲩⲟⲉⲓϣ ⲉⲧⲛⲏⲩ ⲙⲡⲉϩⲟⲩⲉ ⲙⲛⲧⲣⲙⲙⲁⲟ ⲛⲧⲉⲧⲉϥⲭⲁⲣⲓⲥ ϩⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲭⲣⲏⲥⲧⲟⲥ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉϫⲱⲛ ϩⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ (aiōn g165)
En allen te verlichten, dat zij mogen verstaan, welke de gemeenschap der verborgenheid zij, die van alle eeuwen verborgen is geweest in God, Welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus; (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲁⲙⲉ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ϫⲉ ⲟⲩ ⲧⲉ ⲧⲟⲓⲕⲟⲛⲟⲙⲓⲁ ⲙⲡⲙⲩⲥⲧⲏⲣⲓⲟⲛ ⲉⲑⲏⲡ ϫⲓⲛ ⲉⲛⲉϩ ϩⲙ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉⲛⲧⲁϥⲥⲛⲧ ⲛⲕⲁ ⲛⲓⲙ (aiōn g165)
Naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onzen Heere; (aiōn g165)
ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲧⲱϣ ⲛⲛⲁⲓⲱⲛ ⲧⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲁⲥ ϩⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ (aiōn g165)
Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de Gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲛⲁϥ ϩⲛ ⲧⲉⲕⲕⲗⲏⲥⲓⲁ ϩⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ ⲉϫⲱⲙ ⲛⲓⲙ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. (aiōn g165)
ϫⲉ ⲉⲣⲉⲡⲉⲛⲙⲓϣⲉ ϣⲟⲟⲡ ⲛⲁⲛ ⲁⲛ ⲟⲩⲃⲉ ⲥⲛⲟϥ ϩⲓ ⲥⲁⲣⲝ ⲁⲗⲗⲁ ⲟⲩⲃⲉ ⲛⲁⲣⲭⲏ ⲟⲩⲃⲉ ⲛⲉⲝⲟⲩⲥⲓⲁ ⲟⲩⲃⲉ ⲛⲕⲟⲥⲙⲟⲕⲣⲁⲧⲱⲣ ⲛⲧⲉ ⲡⲉⲉⲓⲕⲁⲕⲉ ⲟⲩⲃⲉ ⲛⲉⲡⲛⲁⲧⲓⲕⲟⲛ ⲛⲧⲡⲟⲛⲏⲣⲓⲁ ⲉⲧϩⲛ ⲙⲡⲏⲩⲉ (aiōn g165)
Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲇⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉⲛⲉⲓⲱⲧ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Namelijk de verborgenheid, die verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen; (aiōn g165)
ⲡⲙⲩⲥⲧⲏⲣⲓⲟⲛ ⲉⲑⲏⲡ ϫⲓⲛ ⲛⲁⲓⲱⲛ ⲙⲛ ⲛⲅⲉⲛⲉⲁ ⲛⲛⲣⲱⲙⲉ ⲧⲉⲛⲟⲩ ⲇⲉ ⲁϥⲟⲩⲟⲛϩϥ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲛⲉϥⲡⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ (aiōn g165)
Dewelken zullen tot straf lijden het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid Zijner sterkte, (aiōnios g166)
ⲛⲁⲓ ⲉⲧⲛⲁϫⲓ ⲛⲟⲩϩⲁⲡ ⲛⲧⲁⲕⲟ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲙ ⲡⲉⲙⲧⲟ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲙⲛ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲛⲧⲉϥϭⲟⲙ (aiōnios g166)
En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade, (aiōnios g166)
ⲛⲧⲟϥ ⲇⲉ ⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲁⲩⲱ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉⲛⲉⲓⲱⲧ ⲡⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁϥⲙⲉⲣⲓⲧⲛ ⲁⲩⲱ ⲁϥϯ ⲛⲁⲛ ⲛⲟⲩⲥⲟⲡⲥ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲟⲩϩⲉⲗⲡⲓⲥ ⲉⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ϩⲛ ⲟⲩⲭⲁⲣⲓⲥ (aiōnios g166)
Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
ⲁⲗⲗⲁ ⲉⲧⲃⲉ ⲡⲁⲓ ⲁⲩⲛⲁ ⲛⲁⲓ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲣⲉⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ ⲟⲩⲱⲛϩ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϩⲏⲧ ⲛϣⲟⲣⲡ ⲛⲧⲉϥⲙⲛⲧϩⲁⲣϣϩⲏⲧ ⲧⲏⲣⲥ ⲉⲧⲣⲁⲣⲥⲙⲟⲧ ⲛⲛⲉⲧⲛⲁⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲉⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Den Koning nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲡⲣⲣⲟ ⲇⲉ ⲛⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡⲁⲧⲧⲁⲕⲟ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲓⲁⲧⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟϥ ⲙⲁⲩⲁⲁϥ ⲡⲧⲁⲉⲓⲟ ⲛⲁϥ ⲙⲛ ⲡⲉⲟⲟⲩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen. (aiōnios g166)
ⲁⲅⲱⲛⲓⲍⲉ ⲙⲡⲁⲅⲱⲛ ⲉⲧⲛⲁⲛⲟⲩϥ ⲛⲧⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲓⲥ ϭⲟⲗϫⲕ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲉⲛⲧⲁⲩⲧⲁϩⲙⲉⲕ ⲉⲣⲟϥ ⲁⲩⲱ ⲁⲕϩⲟⲙⲟⲗⲟⲅⲓ ⲛⲑⲟⲙⲟⲗⲟⲅⲓⲁ ⲉⲧⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ⲙⲡⲉⲙⲧⲟ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϩⲁϩ ⲙⲙⲛⲧⲣⲉ (aiōnios g166)
Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. (aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲉⲩⲛⲧⲁϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲛⲧⲙⲛⲧⲁⲧⲙⲟⲩ ⲙⲁⲩⲁⲁϥ ⲡⲉⲧⲟⲩⲏϩ ϩⲙ ⲡⲟⲩⲟⲉⲓⲛ ⲉⲧⲉⲙⲉⲣⲉ ⲗⲁⲁⲩ ϫⲟⲟⲃⲉϥ ⲡⲉⲧⲉⲙⲡⲉ ⲗⲁⲁⲩ ⲛⲣⲱⲙⲉ ⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟϥ ⲟⲩⲇⲉ ⲟⲛ ⲙⲛϣϭⲟⲙ ⲉⲧⲣⲉⲩⲛⲁⲩ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲧⲁⲉⲓⲟ ⲙⲛ ⲡⲁⲙⲁϩⲧⲉ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōnios g166)
Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten; (aiōn g165)
ⲛⲣⲙⲙⲁⲟ ⲙⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲡⲁⲣⲁⲅⲅⲉⲓⲗⲉ ⲛⲁⲩ ⲉⲧⲙϫⲓⲥⲉ ⲛϩⲏⲧ ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲙⲕⲁϩⲧⲏⲩ ⲉⲧⲉⲩⲙⲛⲧⲣⲙⲙⲁⲟ ⲧⲁⲓ ⲉⲧⲉⲛⲥⲧⲁϫⲣⲏⲩ ⲁⲛ ⲁⲗⲗⲁ ⲉⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲁⲓ ⲉⲧϯ ⲛⲁⲛ ⲛⲛⲕⲁ ⲛⲓⲙ ϩⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲣⲙⲙⲁⲟ ⲉⲩⲁⲡⲟⲗⲁⲩⲥⲓⲥ (aiōn g165)
Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen; (aiōnios g166)
ⲡⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲛϩⲟⲛ ⲁⲩⲱ ⲁϥⲧⲁϩⲙⲛ ϩⲛ ⲟⲩⲧⲱϩⲙ ⲉϥⲟⲩⲁⲁⲃ ⲉⲛⲕⲁⲧⲁ ⲛⲉⲛϩⲃⲏⲩⲉ ⲁⲛ ⲁⲗⲗⲁ ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲉϥⲧⲱϣ ⲙⲙⲓⲛ ⲙⲙⲟϥ ⲙⲛ ⲧⲉϥⲭⲁⲣⲓⲥ ⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲁⲥ ⲛⲁⲛ ϩⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ ϩⲁⲑⲏ ⲛⲛⲉⲩⲟⲉⲓϣ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Daarom verdraag ik alles om de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid zouden verkrijgen, die in Christus Jezus is, met eeuwige heerlijkheid. (aiōnios g166)
ⲉⲧⲃⲉ ⲡⲁⲓ ϯϥⲓ ϩⲁ ⲡⲧⲏⲣϥ ⲉⲧⲃⲉ ⲛⲥⲱⲧⲡ ϫⲉ ⲉⲩⲉϫⲓ ϩⲱⲟⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ϩⲓⲧⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ ⲙⲛ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲛⲧⲡⲉ (aiōnios g166)
Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd; Krescens naar Galatie, Titus naar Dalmatie. (aiōn g165)
ⲁⲇⲏⲙⲁⲥ ⲅⲁⲣ ⲕⲁⲁⲧ ⲛⲥⲱϥ ⲉⲁϥⲙⲉⲣⲉ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲁⲩⲱ ⲁϥⲃⲱⲕ ⲉⲑⲉⲥⲥⲁⲗⲟⲛⲓⲕⲏ ⲕⲣⲏⲥⲕⲏⲥ ⲉⲧⲅⲁⲗⲗⲓⲁ ⲧⲓⲧⲟⲥ ⲉⲇⲁⲗⲙⲁⲧⲓⲁ (aiōn g165)
En de Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲛⲁⲛⲁϩⲙⲉⲧ ⲉϩⲱⲃ ⲛⲓⲙ ⲉϥϩⲟⲟⲩ ⲁⲩⲱ ϥⲛⲁⲧⲟⲩϫⲟⲓ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲧⲉϥⲙⲛⲧⲣⲣⲟ ⲉⲧϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲛⲁϥ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
In de hoop des eeuwigen levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft, voor de tijden der eeuwen, maar geopenbaard heeft te Zijner tijd; (aiōnios g166)
ϩⲛ ⲑⲉⲗⲡⲓⲥ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁϥⲉⲣⲏⲧ ⲙⲙⲟϥ ⲛϭⲓ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲙⲙⲉ ϩⲁⲑⲏ ⲛⲛⲉⲟⲩⲟⲉⲓϣ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld; (aiōn g165)
ⲉⲥϯ ⲥⲃⲱ ⲛⲁⲛ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲁⲛⲕⲱ ⲛⲥⲱⲛ ⲛⲧⲙⲛⲧϣⲁϥⲧⲉ ⲙⲛ ⲛⲉⲡⲓⲑⲩⲙⲓⲁ ⲛⲕⲟⲥⲙⲓⲕⲟⲛ ⲛⲧⲛⲱⲛϩ ϩⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲣⲙⲛϩⲏⲧ ⲙⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲇⲓⲕⲁⲓⲟⲥ ⲙⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲉⲩⲥⲉⲃⲏⲥ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ (aiōn g165)
Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens. (aiōnios g166)
ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲁⲛⲧⲙⲁⲉⲓⲟ ϩⲙ ⲡⲉϩⲙⲟⲧ ⲙⲡⲉⲧⲙⲙⲁⲩ ⲛⲧⲛϣⲱⲡⲉ ⲛⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲟⲥ ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉⲗⲡⲓⲥ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Want veellicht is hij daarom voor een kleinen tijd van u gescheiden geweest, opdat gij hem eeuwig zoudt weder hebben. (aiōnios g166)
ⲙⲉϣⲁⲕ ⲅⲁⲣ ⲛⲧⲁϥⲟⲩⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲉⲧⲃⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲣⲟⲥⲟⲩⲟⲩⲛⲟⲩ ϫⲉ ⲉⲕⲉϫⲓⲧϥ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon; Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft; (aiōn g165)
ϩⲛ ⲑⲁⲏ ⲛⲛⲉⲓϩⲟⲟⲩ ⲁϥϣⲁϫⲉ ⲛⲙⲙⲁⲛ ϩⲙ ⲡϣⲏⲣⲉ ⲡⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁϥⲕⲁⲁϥ ⲛⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲟⲥ ⲙⲡⲧⲏⲣϥ ⲡⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲙⲓⲉ ⲛⲁⲓⲱⲛ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓ ⲧⲟⲟⲧϥ (aiōn g165)
Maar tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter. (aiōn g165)
ⲛⲛⲁϩⲣⲙ ⲡϣⲏⲣⲉ ⲇⲉ ϫⲉ ⲡⲉⲕⲑⲣⲟⲛⲟⲥ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϣⲟⲟⲡ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲧⲉ ⲡⲓⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲡϭⲉⲣⲱⲃ ⲙⲡⲥⲟⲟⲩⲧⲛ ⲡⲉ ⲡϭⲉⲣⲱⲃ ⲛⲧⲉⲕⲙⲛⲧⲣⲣⲟ (aiōn g165)
Gelijk Hij ook in een andere plaats zegt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek. (aiōn g165)
ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲟⲛ ⲉϣⲁϥϫⲟⲟⲥ ϩⲛ ⲕⲉⲙⲁ ϫⲉ ⲛⲧⲟⲕ ⲡⲉ ⲡⲟⲩⲏⲏⲃ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲕⲁⲧⲁ ⲧⲧⲁⲝⲓⲥ ⲙⲙⲉⲗⲭⲓⲥⲉⲇⲉⲕ (aiōn g165)
En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden; (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲉⲁϥϫⲱⲕ ⲉⲃⲟⲗ ⲁϥϣⲱⲡⲉ ⲛⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲥⲱⲧⲙ ⲛⲥⲱϥ ⲛⲁⲓⲧⲓⲟⲥ ⲙⲡⲉⲩϫⲁⲓ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Van de leer der dopen, en van de oplegging der handen, en van de opstanding der doden, en van het eeuwig oordeel. (aiōnios g166)
ⲙⲛ ⲟⲩⲧⲥⲁⲃⲟ ⲛⲃⲁⲡⲧⲓⲥⲙⲁ ⲙⲛ ⲟⲩⲧⲁⲗⲟ ⲛϭⲓϫ ⲙⲛ ⲟⲩⲧⲱⲟⲩⲛ ϩⲛ ⲛⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ ⲙⲛ ⲟⲩϩⲁⲡ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, (aiōn g165)
ⲉⲁⲩϫⲓϯⲡⲉ ⲙⲡϣⲁϫⲉ ⲉⲧⲛⲁⲛⲟⲩϥ ⲛⲧⲉ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲙⲛⲛϭⲟⲙ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ ⲉⲧⲛⲁϣⲱⲡⲉ (aiōn g165)
Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizedek, een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲡⲙⲁ ⲉⲛⲧⲁ ⲡⲉⲡⲣⲟⲇⲣⲟⲙⲟⲥ ⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲣⲟϥ ϩⲁⲣⲟⲛ ⲓⲏⲥ ⲕⲁⲧⲁ ⲧⲧⲁⲝⲓⲥ ⲙⲙⲉⲗⲭⲓⲥⲉⲇⲉⲕ ⲉⲁϥϣⲱⲡⲉ ⲛⲟⲩⲏⲏⲃ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Want Hij getuigt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek. (aiōn g165)
ⲥⲉⲣⲙⲛⲧⲣⲉ ⲅⲁⲣ ϩⲁⲣⲟϥ ϫⲉ ⲛⲧⲟⲕ ⲡⲉ ⲡⲟⲩⲏⲏⲃ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲕⲁⲧⲁ ⲧⲧⲁⲝⲓⲥ ⲙⲙⲉⲗⲭⲓⲥⲉⲇⲉⲕ (aiōn g165)
Maar Deze met eedzwering, door Dien, Die tot Hem gezegd heeft: De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek). (aiōn g165)
ⲡⲁⲓ ⲇⲉ ϩⲛ ⲟⲩⲁⲛⲁϣ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓⲧⲙ ⲡⲉⲧϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲁϥ ϫⲉ ⲁⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲱⲣⲕ ⲁⲩⲱ ⲛϥⲛⲁⲣϩⲧⲏϥ ⲁⲛ ⲇⲉ ⲛⲧⲟⲕ ⲡⲉ ⲡⲟⲩⲏⲏⲃ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap. (aiōn g165)
ⲡⲁⲓ ⲇⲉ ⲛⲧⲟϥ ϫⲉ ϥⲛⲁϭⲱ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲟⲩⲛⲧⲁϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲛⲧⲉϥⲙⲛⲧⲟⲩⲏⲏⲃ ⲁϫⲛⲱϫⲛ (aiōn g165)
Want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben; maar het woord der eedzwering, die na de wet is gevolgd, stelt den Zoon, Die in der eeuwigheid geheiligd is. (aiōn g165)
ⲡⲛⲟⲙⲟⲥ ⲅⲁⲣ ⲉϣⲁϥⲕⲁⲑⲓⲥⲧⲁ ⲛϩⲉⲛⲣⲱⲙⲉ ⲛⲟⲩⲏⲏⲃ ⲉⲩϣⲟⲟⲡ ϩⲱⲟⲩ ϩⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲁⲧϭⲟⲙ ⲡϣⲁϫⲉ ⲇⲉ ⲛⲧⲟϥ ⲛⲧⲉⲡⲱⲣⲕ ⲉⲧⲙⲛⲛⲥⲁ ⲡⲛⲟⲙⲟⲥ ⲡϣⲏⲣⲉ ⲡⲉ ⲉⲧϫⲏⲕ ⲉⲃⲟⲗ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. (aiōnios g166)
ⲟⲩⲇⲉ ϩⲓⲧⲛ ⲟⲩⲥⲛⲟϥ ⲁⲛ ⲛϭⲓⲉ ϩⲓⲙⲁⲥⲉ ϩⲓⲧⲙ ⲡⲉϥⲥⲛⲟϥ ⲇⲉ ⲙⲙⲓⲛ ⲙⲙⲟϥ ⲁϥⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲛⲟⲩⲥⲟⲡ ⲛⲟⲩⲱⲧ ⲉⲡⲡⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ ⲉⲁϥϭⲓⲛⲉ ⲛⲟⲩⲥⲱⲧⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levende God te dienen? (aiōnios g166)
ⲡⲟⲥⲱ ⲙⲁⲗⲗⲟⲛ ⲡⲉⲥⲛⲟϥ ⲙⲡⲉⲭⲥ ⲡⲁⲓ ϩⲓⲧⲛ ⲟⲩⲡⲛⲁ ⲉϥⲟⲩⲁⲁⲃ ⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲗⲟϥ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲙⲙⲓⲛ ⲙⲙⲟϥ ⲉϥⲟⲩⲁⲁⲃ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϥⲛⲁⲧⲃⲃⲟ ⲛⲛⲉⲧⲛⲥⲩⲛⲓⲇⲏⲥⲓⲥ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲛⲉϩⲃⲏⲩⲉ ⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ ⲉⲧⲣⲉⲧⲉⲧⲛϣⲙϣⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲧⲟⲛϩ (aiōnios g166)
En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲃⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲙⲉⲥⲓⲧⲏⲥ ⲡⲉ ⲛⲧⲇⲓⲁⲑⲏⲕⲏ ⲛⲃⲣⲣⲉ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲡⲙⲟⲩ ⲉϥϣⲁⲛϣⲱⲡⲉ ⲉⲡⲥⲱⲧⲉ ⲛⲙⲡⲁⲣⲁⲃⲁⲥⲓⲥ ⲉⲧϩⲛ ⲧⲇⲓⲁⲑⲏⲕⲏ ⲛϣⲟⲣⲡ ⲛⲧⲉ ⲛⲉⲧⲧⲁϩⲙ ϫⲓ ⲙⲡⲉⲣⲏⲧ ⲛⲧⲉ ⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲓⲁ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
(Anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnzelfs offerande. (aiōn g165)
ⲉⲙⲙⲟⲛ ⲛⲉϣϣⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲡⲉ ⲉⲙⲟⲩ ⲛϩⲁϩ ⲛⲥⲟⲡ ϫⲓⲛ ⲧⲕⲁⲧⲁⲃⲟⲗⲏ ⲙⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲧⲉⲛⲟⲩ ⲇⲉ ⲁϥⲟⲩⲱⲛϩ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲟⲩⲥⲟⲡ ⲛⲟⲩⲱⲧ ϩⲛ ⲑⲁⲏ ⲛⲛⲉⲩⲟⲉⲓϣ ⲉⲟⲩⲱⲥϥ ⲙⲡⲛⲟⲃⲉ ϩⲓⲧⲛ ⲧⲉϥⲑⲩⲥⲓⲁ (aiōn g165)
Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. (aiōn g165)
ϩⲛ ⲟⲩⲡⲓⲥⲧⲓⲥ ⲉⲛⲛⲟⲓ ϫⲉ ⲛⲧⲁⲩⲥⲟⲃⲧⲉ ⲛⲛⲁⲓⲱⲛ ϩⲙ ⲡϣⲁϫⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϫⲉ ⲡⲉⲧⲛⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟϥ ⲛⲧⲁϥϣⲱⲡⲉ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲉⲧⲉⲛϥϣⲟⲟⲡ ⲁⲛ (aiōn g165)
Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲛⲧⲟϥ ⲛⲥⲁϥ ⲡⲉ ⲁⲩⲱ ⲛⲧⲟϥ ⲟⲛ ⲙⲡⲟⲟⲩ ⲡⲉ ⲁⲩⲱ ⲟⲛ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
De God nu des vredes, Die den grote Herder der schapen, door het bloed des eeuwigen testaments, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezus Christus, (aiōnios g166)
ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲛϯⲣⲏⲛⲏ ⲡⲉⲛⲧⲁϥⲉⲓⲛⲉ ⲉϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲛⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ ⲙⲡⲛⲟϭ ⲛϣⲱⲥ ⲛⲉⲥⲟⲟⲩ ϩⲙ ⲡⲉⲥⲛⲟⲩ ⲛⲧⲇⲓⲁⲑⲏⲕⲏ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ ⲓⲏⲥ (aiōnios g166)
Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲉϥⲉⲥⲃⲧⲉ ⲧⲏⲩⲧⲛ ϩⲛ ϩⲱⲃ ⲛⲓⲙ ⲛⲁⲅⲁⲑⲟⲛ ⲉⲧⲣⲉⲧⲛⲉⲓⲣⲉ ⲙⲡⲉϥⲟⲩⲱϣ ⲉϥⲉⲓⲣⲉ ⲙⲡⲉⲧⲣⲁⲛⲁϥ ⲛϩⲏⲧⲛ ϩⲓⲧⲛ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉ ⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzer geboorte, en wordt ontstoken van de hel. (Geenna g1067)
ⲡⲗⲁⲥ ϩⲱⲱϥ ⲟⲩⲕⲱϩⲧ ⲡⲉ ⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲛⲇⲁⲇⲓⲕⲓⲁ ⲡⲉ ⲡⲗⲁⲥ ϩⲛ ⲛⲙⲙⲉⲗⲟⲥ ⲡⲁⲓ ⲉⲧϫⲱϩⲙ ⲙⲡⲥⲱⲙⲁ ⲧⲏⲣϥ ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲉⲙϩⲟ ⲙⲡⲉⲧⲣⲟⲭⲟⲥ ⲙⲡⲉϫⲡⲟ ⲁⲩⲱ ⲉⲩⲣⲱⲕϩ ⲙⲙⲟϥ ϩⲓⲧⲛ ⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ (Geenna g1067)
Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. (aiōn g165)
ⲉⲁⲩϫⲡⲉ ⲧⲏⲩⲧⲛ ⲁⲛ ϩⲛ ⲟⲩϫⲡⲟ ⲛϣⲁϥⲧⲁⲕⲟ ⲁⲗⲗⲁ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲟⲩⲁⲧⲧⲁⲕⲟ ϩⲓⲧⲙ ⲡϣⲁϫⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲧⲟⲛϩ ⲁⲩⲱ ⲉⲧϣⲟⲟⲡ (aiōn g165)
Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is. (aiōn g165)
ⲡϣⲁϫⲉ ⲇⲉ ⲙⲡϫⲟⲉⲓⲥ ϣⲟⲟⲡ ⲛϣⲁⲉⲛⲉϩ ⲡⲁⲓ ⲇⲉ ⲡⲉ ⲡϣⲁϫⲉ ⲛⲧⲁⲩⲧⲁϣⲉ ⲟⲉⲓϣ ⲙⲙⲟϥ ⲛⲏⲧⲛ (aiōn g165)
Indien iemand spreekt, die spreke als de woorden Gods; indien iemand dient, die diene als uit kracht, die God verleent; opdat God in allen geprezen worde door Jezus Christus, Welken toekomt de heerlijkheid en de kracht, in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲡⲉⲧϣⲁϫⲉ ϩⲱⲥ ⲉϩⲉⲛϣⲁϫⲉ ⲛⲧⲉ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲛⲉ ⲡⲉⲧⲇⲓⲁⲕⲟⲛⲉⲓ ϩⲱⲥ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓⲧⲛ ⲧϭⲟⲙ ⲉⲧⲉⲣⲉⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϯ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲣⲉⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϫⲓ ⲉⲟⲟⲩ ϩⲛ ϩⲱⲃ ⲛⲓⲙ ϩⲓⲧⲛ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉ ⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲁⲙⲁϩⲧⲉ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
De God nu aller genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij een weinig tijds zullen geleden hebben, Dezelve volmake, bevestige, versterke, en fondere ulieden. (aiōnios g166)
ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲇⲉ ⲛϩⲙⲟⲧ ⲛⲓⲙ ⲡⲁⲓ ⲛⲧⲁϥⲧⲉϩⲙ ⲧⲏⲩⲧⲛ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲉϥⲉⲟⲟⲩ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲉⲧϩⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲥ ⲉⲁⲧⲉⲧⲛϣⲡ ϩⲓⲏⲥⲉ ⲛⲟⲩⲕⲟⲩⲓ ⲛⲧⲟϥ ϥⲛⲁⲥⲃⲧⲉ ⲧⲏⲩⲧⲛ ⲛϥⲧⲁϫⲣⲉ ⲧⲏⲩⲧⲛ ⲛϥϯ ϭⲟⲙ ⲛⲏⲧⲛ ⲛϥϯⲥⲛⲧⲉ ⲛⲏⲧⲛ (aiōnios g166)
Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲉⲧⲉⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲁⲙⲁϩⲧⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. (aiōnios g166)
ⲧⲁⲓ ⲅⲁⲣ ⲧⲉ ⲧⲑⲉ ⲉⲧⲟⲩⲛⲁϯ ⲛⲏⲧⲛ ϩⲉ ⲟⲩⲙⲛⲧⲣⲙⲙⲁⲟ ⲛⲧⲉϩⲓⲏ ⲛⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩ ⲛⲧⲙⲛⲧⲣⲣⲟ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲙⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲉⲛⲥⲱⲧⲏⲣ (aiōnios g166)
Want indien God de engelen, die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar, die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden; (Tartaroō g5020)
ⲉϣϫⲉ ⲙⲡⲉⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲅⲁⲣ ϯ ⲥⲟ ⲛⲛⲉⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲛⲧⲉⲣⲟⲩⲣ ⲛⲟⲃⲉ ⲁⲗⲗⲁ ⲁϥⲛⲟϫⲟⲩ ⲉⲡⲉⲥⲏⲧ ⲉⲡⲛⲟⲩⲛ ϩⲛ ϩⲉⲛⲕⲁⲕⲉ ⲛⲁⲧⲁⲣⲏϫⲛⲟⲩ ⲁϥⲧⲁⲁⲩ ⲉϩⲁⲣⲉϩ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲉⲧⲉⲕⲣⲓⲥⲓⲥ ⲉⲩⲕⲟⲗⲁⲍⲉ ⲙⲙⲟⲟⲩ (Tartaroō g5020)
Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in de dag der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲁⲩⲝⲁⲛⲉ ⲇⲉ ϩⲛ ⲧⲉⲭⲁⲣⲓⲥ ⲁⲩⲱ ϩⲙ ⲡⲥⲟⲟⲛ ⲙⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲉⲛⲥⲱⲧⲏⲣ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲛⲁϥ ϫⲓⲛ ⲧⲉⲛⲟⲩ ⲁⲩⲱ ⲛⲛⲉϩⲟⲟⲩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
(Want het Leven is geopenbaard, en wij hebben het gezien, en wij getuigen, en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven, Hetwelk bij den Vader was, en ons is geopenbaard.) (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲡⲱⲛϩ ⲁϥⲟⲩⲱⲛϩ ⲉⲃⲟⲗ ⲁⲛⲛⲁⲩ ⲉⲡⲟϥ ⲁⲩⲱ ⲧⲉⲛⲛⲟ ⲙⲛⲧⲣⲉ ⲁⲩⲱ ⲧⲛϫⲱ ⲛⲏⲧⲛ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡⲁⲓ ⲉⲛⲛⲉϥϣⲟⲟⲡ ϩⲁⲧⲙ ⲡⲉⲓⲱⲧ ⲁⲩⲱ ⲁϥⲟⲩⲱⲛϩ ⲛⲁⲛ ⲉⲃⲟⲗ (aiōnios g166)
En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲛⲁⲡⲁⲣⲁⲅⲉ ⲙⲛ ⲧⲉϥⲉⲉⲡⲉⲓⲑⲩⲙⲓⲁ ⲡⲉⲧⲉⲓⲣⲉ ⲇⲉ ⲙⲡⲟⲩⲱϣ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϥⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲙⲡⲏ ⲉⲧϣⲟⲟⲡ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
En dit is de belofte, die Hij ons beloofd heeft, namelijk het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲡⲉⲣⲏⲧ ⲛⲧⲁϥⲉⲣⲏⲧ ⲙⲙⲟϥ ⲛⲁⲛ ⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Een iegelijk, die zijn broeder haat, is een doodslager; en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende. (aiōnios g166)
ⲟⲩⲟⲛ ⲇⲉ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲙⲟⲥⲧⲉ ⲙⲡⲉϥⲥⲟⲛ ⲟⲩⲣⲉϥϩⲉⲧⲃ ⲣⲱⲙⲉ ⲡⲉ ⲁⲩⲱ ⲧⲉⲧⲛⲥⲟⲟⲩⲛ ϫⲉ ⲣⲉϥϩⲉⲧⲃ ⲣⲱⲙⲉ ⲛⲓⲙ ⲙⲛⲧϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲉϥϣⲟⲟⲡ ϩⲣⲁⲓ ⲛϩⲏⲧϥ (aiōnios g166)
En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon. (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲧⲁⲓ ⲧⲉ ⲧⲙⲛⲧⲙⲛⲧⲣⲉ ϫⲉ ⲁⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϯ ⲛⲁⲛ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲓⲱⲛϩ ⲉϥϣⲟⲟⲡ ϩⲙ ⲡⲉϥϣⲏⲣⲉ (aiōnios g166)
Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God. (aiōnios g166)
ⲛⲁⲓ ⲛⲧⲁⲓⲥϩⲁⲓⲥⲟⲩ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲧⲉⲧⲛⲁⲉⲓⲙⲉ ϫⲉ ⲟⲩⲛⲧⲏⲧⲛ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲡⲣⲁⲛ ⲙⲡϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ (aiōnios g166)
Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven. (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲧⲉⲛⲥⲟⲟⲩⲛ ϫⲉ ⲁⲡϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲓ ⲁϥϯ ⲛⲁⲛ ⲛⲟⲩⲙⲛⲧⲣⲙⲛϩⲏⲧ ϫⲉ ⲉⲛⲛⲉⲥⲟⲩⲉⲛ ⲧⲙⲉ ⲁⲩⲱ ⲧⲉⲛϣⲟⲟⲡ ϩⲙ ⲡⲙⲉ ϩⲣⲁⲓ ϩⲙ ⲡⲉϥϣⲏⲣⲉ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲙⲙⲉ ⲁⲩⲱ ⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Om der waarheid wil, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid: (aiōn g165)
ⲉⲧⲃⲉ ⲧⲙⲛⲧⲙⲉ ⲉⲧϣⲟⲟⲡ ϩⲣⲁⲓ ⲛϩⲏⲧⲛ ⲁⲩⲱ ⲥⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲛⲙⲙⲟⲛ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard. (aïdios g126)
(parallel missing)
Gelijk Sodoma en Gomorra, en de steden rondom dezelve, die op gelijke wijze als deze gehoereerd hebben, en ander vlees zijn nagegaan, tot een voorbeeld voorgesteld zijn, dragende de straf des eeuwigen vuurs. (aiōnios g166)
(parallel missing)
Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. (aiōn g165)
(parallel missing)
Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
(parallel missing)
Den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
(parallel missing)
En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲁϥⲉⲓⲣⲉ ⲙⲙⲟⲛ ⲛⲟⲩⲙⲛⲧⲉⲣⲟ ⲙⲡⲉⲛⲛⲟⲩⲧⲉ ⲁⲩⲱ ⲛⲟⲩⲏⲏⲃ ⲉⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉϥⲉⲓⲱⲧ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲁⲙⲁϩⲧⲉ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. (aiōn g165, Hadēs g86)
ⲡⲉⲧⲟⲛϩ ⲁⲩⲱ ⲁⲓⲙⲟⲩ ⲁⲩⲱ ⲉⲓⲥ ϩⲏⲏⲧⲉ ϯⲟⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲉⲣⲉⲛϣⲟϣⲧ ⲛⲧⲟⲟⲧ ⲙⲡⲙⲟⲩ ⲙⲛ ⲁⲙⲛⲧⲉ (aiōn g165, Hadēs g86)
En wanneer de dieren heerlijkheid, en eer, en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid leeft; (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲉⲣϣⲁⲛⲛⲍⲱⲟⲛ ϯ ⲙⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲧⲁⲓⲟ ⲙⲛ ⲧⲉⲩⲭⲁⲣⲓⲥϯⲁ ⲙⲡⲉⲧϩⲙⲟⲟⲥ ϩⲓϫⲙ ⲡⲉⲑⲣⲟⲛⲟⲥ ⲉⲧⲟⲛϩ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende: (aiōn g165)
ϣⲁⲩⲡⲁϩⲧⲟⲩ ⲛϭⲓ ⲡϫⲟⲩⲧⲁϥⲧⲉ ⲙⲡⲣⲉⲥⲃⲩⲧⲉⲣⲟⲥ ⲙⲡⲙⲧⲟ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲡⲉⲧϩⲙⲟⲟⲥ ϩⲓ ⲡⲉⲑⲣⲟⲛⲟⲥ ⲛⲥⲉⲟⲩⲱϣⲧ ⲙⲡⲉⲧⲟⲛϩ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲛⲥⲉⲛⲟⲩϫ ⲛⲛⲉⲩⲕⲗⲟⲙ ⲙⲡⲉⲙⲧⲟ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲡⲉⲧϩⲙⲟⲟⲥ ϩⲓ ⲡⲉⲑⲣⲟⲛⲟⲥ ⲉⲩϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ (aiōn g165)
En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲥⲱⲛⲧ ⲛⲓⲙ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲁⲩⲱ ϩⲓϫⲙ ⲡⲕⲁϩ ⲁⲩⲱ ϩⲁⲡⲉⲥⲏⲧ ⲙⲡⲕⲁϩ ⲁⲩⲱ ⲑⲁⲗⲁⲥⲥⲁ ⲙⲛ ⲛⲉⲧⲛϩⲏⲧⲟⲩ ⲧⲏⲣⲟⲩ ⲁⲓⲥⲱⲧⲙ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲉⲩϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲉⲥⲙⲟⲩ ⲙⲡⲉⲧϩⲙⲟⲟⲥ ϩⲓ ⲡⲉⲑⲣⲟⲛⲟⲥ ⲙⲛ ⲡⲉϩⲓⲉⲓⲃ ⲁⲩⲱ ⲡⲧⲁⲓⲟ ⲙⲛ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲁⲙⲁϩⲧⲉ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten der aarde. (Hadēs g86)
ⲁⲩⲱ ⲉⲓⲥ ⲟⲩϩⲧⲟ ⲉϥⲟⲩⲉⲧⲟⲩⲱⲧ ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲧⲧⲁⲗⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲉⲡⲉϥⲣⲁⲛ ⲡⲉ ⲡⲙⲟⲩ ⲉⲣⲉⲁⲙⲛⲧⲉ ⲟⲩⲏϩ ⲛⲥⲱϥ ⲁⲩϯ ⲛⲁϥ ⲛⲟⲩⲉⲝⲟⲩⲥⲓⲁ ⲉϫⲙ ⲡⲟⲩⲛ ϥⲧⲟⲟⲩ ⲙⲡⲕⲁϩ ⲉⲙⲟⲟⲩⲧⲟⲩ ϩⲛ ⲧⲥⲏϥⲉ ⲙⲛ ⲡϩⲉⲃⲱⲛ ⲙⲛ ⲡⲙⲟⲩ ⲙⲛ ⲛⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲙⲡⲕⲁϩ (Hadēs g86)
Zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid, en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ⲉⲩϫⲱ ϫⲉ ϩⲁⲙⲏⲛ ⲡⲉⲥⲙⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲧⲥⲟⲫⲓⲁ ⲁⲩⲱ ⲧⲉⲩⲭⲁⲣⲓⲥⲧⲉⲓⲁ ⲙⲛ ⲡⲧⲁⲓⲟ ⲙⲛ ⲧϭⲟⲙ ⲙⲛ ⲡⲁⲙⲁϩⲧⲉ ⲙⲡⲉⲛⲛⲟⲩⲧⲉ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
En de vijfde engel heeft gebazuind, en ik zag een ster, gevallen uit den hemel op de aarde, en haar werd gegeven de sleutel van den put des afgronds. (Abyssos g12)
ⲡⲙⲉϩϯⲟⲩ ⲛⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲁϥⲥⲁⲗⲡⲓⲍⲉ ⲁⲩⲱ ⲁⲓⲛⲁⲩ ⲉⲩⲥⲓⲟⲩ ⲁϥϩⲉ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉϫⲙ ⲡⲕⲁϩ ⲁⲩⲱ ⲁⲩϯ ⲛⲁϥ ⲙⲡϣⲟϣⲧ ⲛⲧϣⲱⲧⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲛ (Abyssos g12)
En zij heeft den put des afgronds geopend; en er is rook opgegaan uit den put, als rook eens groten ovens; en de zon en de lucht is verduisterd geworden van den rook des puts. (Abyssos g12)
ⲁⲩⲱ ⲛⲧⲉⲣⲉϥⲟⲩⲱⲛ ⲛⲧϣⲱⲧⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲛ ⲁϥⲉⲓ ⲉϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲧϣⲱⲧⲉ ⲛϭⲓ ⲟⲩⲕⲁⲡⲛⲟⲥ ⲛⲑⲉ ⲛⲟⲩⲕⲁⲡⲛⲟⲥ ⲛϩⲣⲱ ⲛⲟϭ ⲁϥⲣ ⲕⲁⲕⲉ ⲛϭⲓ ⲡⲣⲏ ⲙⲛ ⲡⲁⲏⲣ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲕⲁⲡⲛⲟⲥ ⲛⲧϣⲱⲧⲉ (Abyssos g12)
En zij hadden over zich tot een koning den engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abaddon, en in de Griekse taal had hij den naam Apollyon. (Abyssos g12)
ⲟⲩⲛⲧⲁⲩ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲉⲩⲣⲣⲟ ⲡⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲙⲡⲛⲟⲩⲛ ⲉⲡⲉϥⲣⲁⲛ ⲙⲙⲛⲧϩⲉⲃⲣⲁⲓⲟⲥ ⲡⲉ ⲃⲁⲧⲧⲱⲛ ⲙⲙⲛⲧⲟⲩⲉⲉⲓⲉⲛⲓⲛ ⲇⲉ ϫⲉ ⲡⲉⲧⲧⲁⲕⲟ (Abyssos g12)
En hij zwoer bij Dien, Die leeft in alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn; (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲁϥⲱⲣⲕ ⲙⲡⲉⲧⲟⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ ⲡⲉⲛⲧⲁϥⲥⲱⲛⲧ ⲛⲧⲡⲉ ⲙⲛ ⲛⲉⲧⲛϩⲏⲧⲥ ⲁⲩⲱ ⲡⲕⲁϩ ⲙⲛ ⲛⲉⲧⲛϩⲏⲧϥ ⲁⲩⲱ ⲑⲁⲗⲁⲥⲥⲁ ⲙⲛ ⲛⲉⲧⲛϩⲏⲧⲥ ϫⲉ ⲙⲛ ⲕⲉⲟⲩⲟⲉⲓϣ ϭⲉ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ (aiōn g165)
En als zij hun getuigenis zullen geeindigd hebben, zal het beest, dat uit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen, en zal hen doden. (Abyssos g12)
ⲉⲩϣⲁⲛϫⲱⲕ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲧⲉⲩⲙⲛⲧⲙⲛⲧⲣⲉ ⲧⲟⲧⲉ ⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲉⲧⲛⲏⲩ ⲉϩⲣⲁⲓ ϩⲙ ⲡⲛⲟⲩⲛ ϥⲛⲁⲙⲓϣⲉ ⲛⲙⲙⲁⲩ ⲛⲉϥϫⲣⲟ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲛϥⲙⲟⲟⲩⲧⲟⲩ (Abyssos g12)
En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲁⲡⲙⲉϩⲥⲁϣϥ ⲛⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲥⲁⲗⲡⲓⲍⲉ ⲁⲩⲱ ⲁⲩϣⲱⲡⲉ ⲛϭⲓ ϩⲉⲛⲛⲟϭ ⲛⲥⲙⲏ ϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲉⲩϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲁⲧⲙⲛⲧⲉⲣⲟ ⲙⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲣ ⲧⲁⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲙⲛ ⲡⲉϥⲭⲣⲥ ⲁⲩⲱ ϥⲛⲁⲣ ⲣⲣⲟ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
En ik zag een anderen engel, vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie, om te verkondigen dengenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht, en taal, en volk; (aiōnios g166)
ⲁⲓⲛⲁⲩ ⲉⲩⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲉϥϩⲏⲗ ϩⲛ ⲧⲙⲏⲏⲧⲉ ⲛⲧⲡⲉ ⲉⲟⲩⲛ ⲟⲩⲉⲩⲁⲅⲅⲉⲗⲓⲟⲛ ⲛⲧⲟⲟⲧϥ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲉⲧⲁϣⲉⲟⲉⲓϣ ⲛⲛⲉⲧϩⲙⲟⲟⲥ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉϫⲙ ⲡⲕⲁϩ ⲁⲩⲱ ⲉϫⲛ ⲛϩⲉⲑⲛⲟⲥ ⲛⲓⲙ ϩⲓ ⲫⲩⲗⲏ ϩⲓ ⲁⲥⲡⲉ ϩⲓ ⲗⲁⲟⲥ (aiōnios g166)
En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲡⲕⲁⲡⲛⲟⲥ ⲛⲧⲉⲩⲃⲁⲥⲁⲛⲟⲥ ⲛⲁϫⲓⲥⲉ ⲉϩⲣⲁⲓ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ⲛⲥⲉⲧⲙϫⲓ ⲙⲧⲟⲛ ⲙⲡⲉϩⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲧⲉⲩϣⲏ ⲛϭⲓ ⲛⲉⲧⲛⲁⲟⲩⲱϣⲧ ⲙⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲙⲛ ⲧⲉϥϩⲓⲕⲱⲛ ⲙⲛ ⲡⲉⲧⲛⲁϫⲓ ⲙⲡⲙⲁⲉⲓⲛ ⲙⲡⲉϥⲣⲁⲛ (aiōn g165)
En een van de vier dieren gaf den zeven engelen zeven gouden fiolen, vol van den toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲁ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲉϥⲧⲟⲟⲩ ⲛⲍⲱⲟⲛ ⲁϥϯ ⲙⲡⲥⲁϣϥ ⲛⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲛⲥⲁϣϥⲉ ⲙⲫⲓⲁⲗⲏ ⲛⲛⲟⲩⲃ ⲉⲩⲙⲉϩ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡϭⲱⲛⲧ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲧⲟⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Het beest, dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit den afgrond, en ten verderve gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet is, hoewel het is. (Abyssos g12)
ⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲛⲧⲁⲕⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟϥ ⲛⲉϥϣⲟⲟⲡ ⲡⲉ ⲁⲩⲱ ⲛⲛⲉϥϣⲟⲟⲡ ⲁⲛ ⲁⲩⲱ ϥⲛⲏⲩ ⲉϩⲣⲁⲓ ϩⲙ ⲡⲛⲟⲩⲛ ⲛⲉϥⲃⲱⲕ ⲉⲡⲧⲁⲕⲟ ⲁⲩⲱ ⲛⲥⲉⲣ ϣⲡⲏⲣⲉ ⲛϭⲓ ⲛⲉⲧⲟⲩⲏϩ ϩⲓϫⲙ ⲡⲕⲁϩ ⲛⲁⲓ ⲉⲧⲉⲛⲛⲉⲩⲣⲁⲛ ⲥⲏϩ ⲁⲛ ⲉⲡϫⲱⲱⲙⲉ ⲙⲡⲱⲛϩ ϫⲓⲛ ⲛⲧⲕⲁⲧⲁⲃⲟⲗⲏ ⲙⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲉⲩⲛⲁⲩ ⲉⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ϫⲉ ⲛⲉϥϣⲟⲟⲡ ⲡⲉ ⲁⲩⲱ ⲛⲉϥϣⲟⲟⲡ ⲁⲛ ⲁⲩⲱ ϥⲛⲁϣⲱⲡⲉ (Abyssos g12)
En zij zeiden ten tweeden maal: Halleluja! En haar rook gaat op in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲡⲉϫⲁⲩ ⲙⲡⲙⲉϩⲥⲡⲥⲛⲁⲩ ϫⲉ ⲁⲗⲗⲏⲗⲟⲩⲓⲁ ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲥⲕⲁⲡⲛⲟⲥ ⲛⲏⲩ ⲉϩⲣⲁⲓ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had, die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt. (Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲁⲩⲱ ⲁϥϭⲱⲡⲉ ⲙⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲙⲛ ⲛⲉⲧⲛⲙⲙⲁϥ ⲙⲛ ⲡⲉⲡⲣⲟⲫⲏⲧⲏⲥ ⲛⲛⲟⲩϫ ⲉⲧⲛⲙⲙⲁϥ ⲙⲛ ⲡⲉⲛⲧⲁϥⲉⲓⲣⲉ ⲛⲙⲙⲁⲉⲓⲛ ⲙⲡⲉϥⲙⲧⲟ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲁⲓ ⲛⲧⲁϥⲡⲗⲁⲛⲁ ⲛϩⲏⲧⲟⲩ ⲛⲛⲉⲛⲧⲁⲩϫⲓ ⲙⲡⲉⲥϩⲁⲓ ⲙⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲙⲛ ⲛⲉⲛⲧⲁⲩⲟⲩⲱϣⲧ ⲛⲧⲉϥϩⲓⲕⲱⲛ ⲁⲩⲛⲟϫⲟⲩ ⲙⲡⲉⲥⲛⲁⲩ ⲉⲩⲟⲛϩ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉⲧⲗⲓⲙⲛⲏ ⲛⲥⲁⲧⲉ ⲉⲧϫⲉⲣⲟ ϩⲛ ⲟⲩⲑⲏⲛ (Limnē Pyr g3041 g4442)
En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn hand; (Abyssos g12)
ⲁⲓⲛⲁⲩ ⲉⲩⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲉϥⲛⲏⲩ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲉⲣⲉⲛϣⲟϣⲧ ⲙⲡⲛⲟⲩⲛ ⲛⲧⲟⲟⲧϥ ⲙⲛ ⲟⲩⲛⲟϭ ⲛϩⲁⲗⲩⲥⲓⲥ ϩⲛ ⲧⲉϥϭⲓϫ (Abyssos g12)
En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geeindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. (Abyssos g12)
ⲁϥⲛⲟϫϥ ⲉⲡⲉⲥⲏⲧ ⲉⲡⲛⲟⲩⲛ ⲁϥϣⲧⲁⲙ ⲉⲣⲱϥ ⲁⲩⲱ ⲁϥⲧⲱⲱⲃⲉ ⲉⲣⲱϥ ϫⲉ ⲛⲛⲉϥⲡⲗⲁⲛⲁ ϭⲉ ⲛⲛϩⲉⲑⲛⲟⲥ ϣⲁⲛⲧⲉⲧϣⲟ ⲛⲣⲟⲙⲡⲉ ϫⲱⲕ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲛⲛⲥⲁ ⲛⲁⲓ ⲥⲉⲛⲁⲃⲟⲗϥ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲕⲉⲕⲟⲩⲓ ⲛⲟⲩⲟⲉⲓϣ (Abyssos g12)
En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. (aiōn g165, Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲡⲇⲓⲁⲃⲟⲗⲟⲥ ⲇⲉ ⲉⲧⲡⲗⲁⲛⲁ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲁⲩⲛⲟϫϥ ⲉⲧⲗⲓⲙⲛⲏ ⲛⲕⲱϩⲧ ϩⲓ ⲑⲏⲛ ⲡⲙⲁ ⲛⲧⲁⲩⲛⲟⲩϫ ⲙⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲉⲣⲟϥ ⲙⲛ ⲡⲉⲡⲣⲟⲫⲏⲧⲏⲥ ⲛⲛⲟⲩϫ ⲁⲩⲱ ⲥⲉⲛⲁⲃⲁⲥⲁⲛⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲛⲧⲉⲩϣⲏ ⲙⲛ ⲡⲉϩⲟⲟⲩ ⲛⲥⲉⲧⲙϫⲓ ⲙⲧⲟⲛ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165, Limnē Pyr g3041 g4442)
En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken. (Hadēs g86)
ⲁⲑⲁⲗⲁⲥⲥⲁ ϯ ⲛⲛⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ ⲉⲧⲛϩⲏⲧⲥ ⲁⲩⲱ ⲡⲛⲟⲩⲛ ⲙⲛ ⲁⲙⲛⲧⲉ ⲁⲩϯ ⲛⲛⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ ⲉⲧⲛϩⲏⲧⲟⲩ ⲁⲩⲱ ⲁⲩⲕⲣⲓⲛⲉ ⲙⲡⲟⲩⲁ ⲡⲟⲩⲁ ⲕⲁⲧⲁ ⲛⲉⲩϩⲃⲏⲩⲉ (Hadēs g86)
En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood. (Hadēs g86, Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲁⲩⲱ ⲡⲛⲟⲩⲛ ⲙⲛ ⲁⲙⲛⲧⲉ ⲁⲩⲛⲟϫⲟⲩ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉⲧⲗⲓⲙⲛⲏ ⲛⲥⲁⲧⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲡⲙⲟⲩ ⲙⲙⲉϩⲥⲛⲁⲩ ⲉⲧⲉⲧⲗⲓⲙⲛⲏ ⲧⲉ ⲛⲥⲁⲧⲉ (Hadēs g86, Limnē Pyr g3041 g4442)
En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs. (Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲧⲉⲙⲡⲟⲩϩⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲉϥⲥⲏϩ ϩⲙ ⲡϫⲱⲱⲙⲉ ⲙⲡⲱⲛϩ ⲁⲩⲛⲟϫⲟⲩ ⲉⲧⲗⲓⲙⲛⲏ ⲛⲥⲁⲧⲉ (Limnē Pyr g3041 g4442)
Maar den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood. (Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲛϭⲁⲃϩⲏⲧ ⲇⲉ ⲛⲧⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲛⲁⲡⲓⲥⲧⲟⲥ ⲁⲩⲱ ⲙⲛ ⲛⲉⲧⲃⲏⲧ ⲁⲩⲱ ⲛⲣⲉϥϩⲱⲧⲃ ⲙⲛ ⲛⲡⲟⲣⲛⲟⲥ ⲙⲛ ⲛⲉⲫⲁⲣⲙⲁⲕⲟⲥ ⲁⲩⲱ ⲛⲣϥϣⲙϣⲉ ⲉⲓⲇⲱⲗⲟⲛ ⲙⲛ ⲣⲉϥϫⲓϭⲟⲗ ⲛⲓⲙ ⲉⲣⲉⲧⲉⲩⲧⲟⲉ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ ϩⲛ ⲧⲗⲓⲙⲛⲏ ⲉⲧϫⲉⲣⲟ ϩⲛ ⲟⲩⲕⲱϩⲧ ⲙⲛ ⲟⲩⲑⲏⲛ ⲉⲧⲉⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲡⲙⲟⲩ ⲙⲙⲉϩⲥⲛⲁⲩ (Limnē Pyr g3041 g4442)
En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲛⲧⲉⲧⲙⲟⲩϣⲏ ϭⲉ ϣⲱⲡⲉ ⲛⲥⲉⲧⲙⲣ ⲭⲣⲓⲁ ϭⲉ ⲙⲡⲟⲩⲟⲉⲓⲛ ⲛⲛϩⲏⲃⲥ ⲙⲛ ⲡⲟⲩⲟⲉⲓⲛ ⲙⲡⲣⲏ ϫⲉ ⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉⲧⲛⲁⲣ ⲟⲩⲟⲉⲓⲛ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲁⲩⲱ ⲛⲥⲉⲣ ⲣⲣⲟ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Questioned verse translations do not contain Aionian Glossary words, but may wrongly imply eternal or Hell
Looft Hem met hel klinkende cimbalen; looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid! (questioned)
Dezen zijn waterloze fonteinen, wolken van een draaiwind gedreven, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. (questioned)

DSV > Aionian Verses: 264, Questioned: 2
COS > Aionian Verses: 195