< Lukas 21 >
1 En opziende, zag Hij de rijken hun gaven in de schatkist werpen.
ⲁ̅ⲁϥϥⲓⲁⲧϥ̅ ⲇⲉ ⲉϩⲣⲁⲓ̈ ⲁϥⲛⲁⲩ ⲉⲛⲣⲙ̅ⲙⲁⲟ̅ ⲉⲩⲛⲟⲩϫⲉ ⲛ̅ⲛⲉⲩⲇⲱⲣⲟⲛ ⲉⲡⲅⲁⲍⲟⲫⲩⲗⲁⲕⲓⲟⲛ.
2 En Hij zag ook een zekere arme weduwe twee kleine penningen daarin werpen.
ⲃ̅ⲁϥⲛⲁⲩ ⲇⲉ ⲉⲩⲭⲏⲣⲁ ⲛ̅ϩⲏⲕⲉ ⲉⲥⲛⲟⲩϫⲉ ⲉⲙⲁⲩ ⲗ̅ⲗⲉⲡⲧⲟⲛ ⲥⲛⲁⲩ.
3 En Hij zeide: Waarlijk, Ik zeg u, dat deze arme weduwe meer dan allen heeft in geworpen.
ⲅ̅ⲡⲉϫⲁϥ ϫⲉ ⲛⲁⲙⲉ ϯϫⲱ ⲙ̅ⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ̅ ϫⲉ ⲧⲉⲓ̈ⲭⲏⲣⲁ ⲛ̅ϩⲏⲕⲉ ⲁⲥⲛⲟⲩϫⲉ ⲉϩⲟⲩⲉⲣⲟⲟⲩ ⲧⲏⲣⲟⲩ
4 Want die allen hebben van hun overvloed geworpen tot de gaven Gods; maar deze heeft van haar gebrek, al den leeftocht, dien zij had, daarin geworpen.
ⲇ̅ⲛ̅ⲧⲁⲛⲁⲓ̈ ⲅⲁⲣ ⲧⲏⲣⲟⲩ ⲛⲉϫⲛⲉⲩⲇⲱⲣⲟⲛ ϩⲙ̅ⲡⲉⲧⲣ̅ϩⲟⲩⲟ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲧⲁⲓ̈ ⲇⲉ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ̅ⲡⲉⲥϣⲱⲱⲧʾ ⲡⲉⲧⲛ̅ⲧⲁⲥ ⲧⲏⲣϥ ⲁⲥⲛⲟϫϥ̅·
5 En als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schonen stenen en begiftigingen versierd was, zeide Hij:
ⲉ̅ⲁⲩⲱ ⲛⲉⲩⲛ̅ϩⲟⲓ̈ⲛⲉ ϫⲱ ⲙ̅ⲙⲟⲥ ⲉⲧⲃⲉⲡⲉⲣⲡⲉ ϫⲉ ⲛⲉϥⲕⲟⲥⲙⲓ ϩⲛϩⲉⲛⲱⲛⲉ ⲉⲛⲁⲛⲟⲩⲟⲩ ⲛⲙ̅ϩⲉⲛⲁⲛⲁⲑⲉⲙⲁ. ⲡⲉϫⲁϥ
6 Wat deze dingen aangaat, die gij aanschouwt, er zullen dagen komen, in welke niet een steen op den anderen steen zal gelaten worden, die niet zal worden afgebroken.
ⲋ̅ϫⲉ. ⲛⲁⲓ̈ ⲧⲏⲣⲟⲩ ⲉⲧⲉⲧⲛ̅ⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲟⲩⲛϩⲉⲛϩⲟⲟⲩ ⲛⲏⲩ ⲉⲛⲥⲉⲛⲁⲕⲁⲟⲩⲱⲛⲉ ⲁⲛ ϩⲓϫⲛ̅ⲟⲩⲱⲛⲉ ⲙ̅ⲡⲉⲓ̈ⲙⲁ ⲉⲙⲡⲟⲩⲃⲟⲗϥ̅ ⲉⲃⲟⲗ.
7 En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn, en welk is het teken, wanneer deze dingen zullen geschieden?
ⲍ̅ⲁⲩϫⲛⲟⲩϥ ⲇⲉ ⲉⲩϫⲱ ⲙ̅ⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲥⲁϩ. ⲉⲣⲉⲛⲁⲓ̈ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲧⲛⲁⲩ ⲁⲩⲱ ⲟⲩ ⲡⲉ ⲡⲙⲁⲉⲓⲛ ⲉⲣⲉⲛⲁⲓ̈ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ.
8 En Hij zeide: Ziet, dat gij niet verleid wordt; want velen zullen er komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en de tijd is nabij gekomen, gaat dan hen niet na.
ⲏ̅ⲛ̅ⲧⲟϥ ⲇⲉ ⲡⲉϫⲁϥ ϫⲉ. ϭⲱϣⲧ̅ʾ ⲙ̅ⲡⲣ̅ⲡⲗⲁⲛⲁ. ⲟⲩⲛϩⲁϩ ⲅⲁⲣ ⲛⲏⲩ ϩⲙ̅ⲡⲁⲣⲁⲛ ⲉⲩϫⲱ ⲙ̅ⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲁⲛⲟⲕ ⲡⲉ. ⲁⲩⲱ ⲁⲡⲉⲩⲟⲓ̈ϣ ϩⲱⲛ ⲉϩⲟⲩⲛ. ⲙ̅ⲡⲣ̅ⲟⲩⲉϩⲧⲏⲩⲧⲛ̅ ⲛ̅ⲥⲱⲟⲩ.
9 En wanneer gij zult horen van oorlogen en beroerten, zo wordt niet verschrikt; want deze dingen moeten eerst geschieden; maar nog is terstond het einde niet.
ⲑ̅ⲉⲧⲉⲧⲛ̅ϣⲁⲛⲥⲱⲧⲙ̅ ⲇⲉ ⲉϩⲉⲛⲡⲟⲗⲉⲙⲟⲥ ⲛⲙ̅ϩⲉⲛϣⲧⲟⲣⲧⲣ̅ ⲙ̅ⲡⲣ̅ⲣ̅ϩⲟⲧⲉ. ϩⲁⲡⲥ̅ ⲅⲁⲣ ⲉⲧⲣⲉⲛⲁⲓ̈ ϣⲱⲡⲉ ⲛ̅ϣⲟⲣⲡ̅ ⲁⲗⲗⲁ ⲛ̅ⲧⲉⲩⲛⲟⲩ ⲁⲛ ⲉⲣⲉⲑⲁⲏ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ.
10 Toen zeide Hij tot hen: Het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk.
ⲓ̅ⲧⲟⲧⲉ ⲡⲉϫⲁϥ ⲛⲁⲩ ϫⲉ. ⲟⲩⲛⲟⲩϩⲉⲑⲛⲟⲥ ⲛⲁⲧⲱⲟⲩⲛ ⲉϫⲛ̅ⲟⲩϩⲉⲑⲛⲟⲥ ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲙⲛ̅ⲧⲉⲣⲟ ⲉϫⲛ̅ⲟⲩⲙⲛ̅ⲧⲉⲣⲟ.
11 En er zullen grote aardbevingen wezen in verscheidene plaatsen, en hongersnoden, en pestilentien; er zullen ook schrikkelijke dingen, en grote tekenen van den hemel geschieden.
ⲓ̅ⲁ̅ϩⲉⲛⲛⲟϭ ⲛ̅ⲕⲙⲛⲧⲟ ⲛⲙ̅ϩⲉⲛϩⲕⲟ ⲕⲁⲧⲁⲙⲁ. ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲛϩⲉⲛⲗⲟⲓⲙⲟⲥ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ. ⲟⲩⲛ̅ϩⲉⲛϩⲟⲧⲉ ⲛⲙ̅ϩⲉⲛⲛⲟϭ ⲙⲙⲁⲓ̈ⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ̅ⲧⲡⲉ.
12 Maar voor dit alles, zullen zij hun handen aan ulieden slaan, en u vervolgen, u overleverende in de synagogen en gevangenissen; en gij zult getrokken worden voor koningen en stadhouders, om Mijns Naams wil.
ⲓ̅ⲃ̅ϩⲁⲑⲏ ⲇⲉ ⲛ̅ⲛⲁⲓ̈ ⲧⲏⲣⲟⲩ ⲥⲉⲛⲁϭⲉⲡⲧⲏⲟⲩⲧⲛ̅ ⲥⲉⲛⲁⲇⲓⲱⲕⲉ ⲙ̅ⲙⲱⲧⲛ̅ ⲉⲩϯ ⲙ̅ⲙⲱⲧⲛ̅ ⲉⲛⲥⲩⲛⲁⲅⲱⲅⲏ ⲛⲙ̅ⲛⲉϣⲧⲉⲕⲱⲟⲩ ⲉⲩϫⲓ ⲙ̅ⲙⲱⲧⲛ̅ ⲉⲛⲉⲣⲣⲱⲟⲩ ⲛⲙ̅ⲛ̅ϩⲏⲅⲉⲙⲱⲛ ⲉⲧⲃⲉⲡⲁⲣⲁⲛ
13 En dit zal u overkomen tot een getuigenis.
ⲓ̅ⲅ̅ⲥⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲇⲉ ⲛⲏⲧⲛ̅ ⲉⲩⲙⲛⲧ̅ⲙⲛⲧⲣⲉ.
14 Neemt dan in uw harten voor, van te voren niet te overdenken, hoe gij u verantwoorden zult;
ⲓ̅ⲇ̅ⲕⲁⲁⲥ ϭⲉ ϩⲙ̅ⲡⲉⲧⲛ̅ϩⲏⲧʾ ⲉⲧⲙ̅ⲙⲉⲗⲉⲧⲁ ⲉⲁⲡⲟⲗⲟⲅⲓⲍⲉ.
15 Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen, die zich tegen u zetten.
ⲓ̅ⲉ̅ⲁⲛⲟⲕ ⲅⲁⲣ ϯⲛⲁϯ ⲛⲏⲧⲛ̅ ⲛ̅ⲟⲩⲧⲁⲡⲣⲟ ⲛⲙⲟⲩⲥⲟⲫⲓⲁ ⲧⲁⲓ̈ ⲉⲛⲥⲉⲛⲁϣϭⲙ̅ϭⲟⲙ ⲁⲛ ⲉϯ ⲏ ⲉⲟⲩⲱϩⲙ̅ ⲟⲩⲃⲏⲥ ⲛ̅ϭⲓⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧϯ ⲟⲩⲃⲉⲧⲏⲩⲧⲛ̅.
16 En gij zult overgeleverd worden ook van ouders, en broeders, en magen, en vrienden; en zij zullen er sommigen uit u doden.
ⲓ̅ⲋ̅ⲥⲉⲛⲁϯⲧⲏⲟⲩⲧⲛ̅ ⲇⲉ ϩⲓⲧⲛ̅ⲛⲉⲧⲛ̅ⲓ̈ⲟⲧⲉ ⲛⲙⲛⲉⲧⲛ̅ⲥⲛⲏⲟⲩ. ⲛⲙ̅ⲛⲉⲧⲛ̅ⲥⲩⲅⲅⲉⲛⲏⲥ ⲛⲙ̅ⲛⲉⲧⲛ̅ϣⲃⲉⲉⲣ ⲛ̅ⲥⲉⲙⲟⲩⲟⲩⲧʾ ⲉⲃⲟⲗ ⲛ̅ϩⲏⲧⲧⲏⲩⲧⲛ̅
17 En gij zult van allen gehaat worden om Mijns Naams wil.
ⲓ̅ⲍ̅ⲛ̅ⲧⲉⲧⲛ̅ϣⲱⲡⲉ ⲉⲩⲙⲟⲥⲧⲉ ⲙ̅ⲙⲱⲧⲛ̅ ϩⲓⲧⲛ̅ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲃⲉⲡⲁⲣⲁⲛ.
18 Doch niet een haar uit uw hoofd zal verloren gaan.
ⲓ̅ⲏ̅ⲁⲩⲱ ⲛ̅ⲛⲉⲩϥⲱ ϩⲉ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ̅ⲧⲉⲧⲛⲁⲡⲉ.
19 Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid.
ⲓ̅ⲑ̅ϩⲛ̅ⲧⲉⲧⲛ̅ϩⲩⲡⲟⲙⲟⲛⲏ ⲇⲉ ⲉⲧⲉⲧⲛⲁϫⲡⲟ ⲛⲏⲧⲛ̅ ⲛ̅ⲛⲉⲧⲛ̅ⲯⲩⲭⲏ.
20 Maar wanneer gij zien zult, dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan, dat haar verwoesting nabij gekomen is.
ⲕ̅ⲉⲧⲉⲧⲛ̅ϣⲁⲛⲛⲁⲩ ⲇⲉ ⲉⲑⲓⲉⲣⲟⲩⲥⲁⲗⲏⲙ ⲉⲣⲉⲙ̅ⲙⲁⲧⲟⲓ̈ ⲕⲱⲧⲉ ⲉⲣⲟⲥ. ⲧⲟⲧⲉ ⲓ̈ⲙⲉ ϫⲉ ⲁⲡⲉⲥϣⲱϥ ϩⲱⲛ ⲉϩⲟⲩⲛ.
21 Alsdan die in Judea zijn, dat zij vlieden naar de bergen; en die in het midden van dezelve zijn, dat zij daaruit trekken; en die op de velden zijn, dat zij in dezelve niet komen.
ⲕ̅ⲁ̅ⲧⲟⲧⲉ ⲛⲉⲧϩⲛ̅ϯⲟⲩⲇⲁⲓⲁ ⲙⲁⲣⲟⲩⲡⲱⲧ ⲉⲛⲧⲟⲩⲓ̈ⲏ. ⲁⲩⲱ ⲛⲉⲧϩⲛ̅ⲧⲉⲥⲙⲏⲧⲉ ⲙⲁⲣⲟⲩⲉ͡ⲓ ⲉⲃⲟⲗ ⲛ̅ϩⲏⲧⲥ̅. ⲁⲩⲱ ⲛⲉⲧϩⲛ̅ⲛⲉⲭⲱⲣⲁ ⲙ̅ⲡⲣ̅ⲧⲣⲉⲩⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲣⲟⲥ
22 Want deze zijn dagen der wraak, opdat alles vervuld worde, dat geschreven is.
ⲕ̅ⲃ̅ϫⲉ ⲛⲁⲓ̈ ⲅⲁⲣ ⲛⲉ ⲛⲉϩⲟⲟⲩ ⲙ̅ⲡϫⲓⲕⲃⲁ ⲉⲧⲣⲉⲛⲉⲧⲥⲏϩ ⲧⲏⲣⲟⲩ ϫⲱⲕ ⲉⲃⲟⲗ.
23 Doch wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land, en toorn over dit volk.
ⲕ̅ⲅ̅ⲟⲩⲟⲓ̈ ⲇⲉ ⲛ̅ⲛⲉⲧⲉⲉⲧʾ ⲛⲙ̅ⲛⲉⲧⲥⲛⲕⲟ ϩⲛⲛⲉϩⲟⲟⲩ ⲉⲧⲙ̅ⲙⲁⲩ. ⲥⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲅⲁⲣ ⲛϭⲓⲟⲩⲛⲟϭ ⲛ̅ⲁⲛⲁⲅⲕⲏ ϩⲓϫⲙ̅ⲡⲕⲁϩ ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲛⲟϭ ⲛ̅ⲟⲣⲅⲏ ⲙ̅ⲡⲉⲓ̈ⲗⲁⲟⲥ
24 En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn.
ⲕ̅ⲇ̅ⲛ̅ⲥⲉϩⲉ ϩⲛ̅ⲧ̅ⲧⲁⲡⲣⲟ ⲛ̅ⲧⲥⲏϥⲉ. ⲁⲩⲱ ⲥⲉⲛⲁⲁⲓⲭⲙⲁⲗⲱⲧⲓⲍⲉ ⲙ̅ⲙⲟⲟⲩ ⲉⲛϩⲉⲑⲛⲟⲥ ⲧⲏⲣⲟⲩ. ⲛ̅ⲧⲉⲑⲓⲉⲣⲟⲩⲥⲁⲗⲏⲙ ϣⲱⲡⲉ ⲉⲣⲉⲛ̅ϩⲉⲑⲛⲟⲥ ⲙⲟⲟϣⲉ ⲛϩⲏⲧⲥ̅ ϣⲁⲛⲧⲉⲛⲟⲩⲟⲓ̈ϣ ⲛⲛ̅ϩⲉⲑⲛⲟⲥ ϫⲱⲕ ⲉⲃⲟⲗ.
25 En er zullen tekenen zijn in de zon, en maan, en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven;
ⲕ̅ⲉ̅ⲁⲩⲱ ⲥⲉⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲛ̅ϭⲓϩⲉⲛⲙⲁⲓ̈ⲛ ϩⲙ̅ⲡⲣⲏ ⲛⲙ̅ⲡⲟⲟϩ ⲛⲙ̅ⲛ̅ⲥⲓⲟⲩ. ⲁⲩⲱ ⲡⲥⲱⲟⲩϩ ⲛⲛ̅ϩⲉⲑⲛⲟⲥ ϩⲓϫⲙ̅ⲡⲕⲁϩ ϩⲛ̅ⲧⲁⲡⲟⲣⲓⲁ ⲙ̅ⲡⲉϩⲣⲟⲟⲩ (ⲛ)ⲙ̅ⲡⲕⲓⲙ ⲛ̅ⲑⲁⲗⲁⲥⲥⲁ
26 En den mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden.
ⲕ̅ⲋ̅ⲉⲣⲉⲣ̅ⲣⲱⲙⲉ ⲕⲱ ⲛ̅ⲧⲟⲟⲧⲟⲩ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲁⲑⲟⲧⲉ ⲛⲙ̅ⲛⲉⲧⲟⲩϭⲱϣⲧ ϩⲏⲧⲟⲩ ⲉⲧⲛⲏⲟⲩ ⲉϫⲛ̅ⲧⲟⲓⲕⲟⲩⲙⲉⲛⲏ ⲛ̅ϭⲟⲙ ⲅⲁⲣ ⲛⲙ̅ⲡⲏⲟⲩⲉ ⲛⲁⲕⲓⲙ.
27 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid.
ⲕ̅ⲍ̅ⲧⲟⲧⲉ ⲥⲉⲛⲁⲛⲁⲩ ⲉⲡϣⲏⲣⲉ ⲙ̅ⲡⲣⲱⲙⲉ ⲉϥⲛⲏⲟⲩ ϩⲛ̅ⲟⲩⲕⲗⲟⲟⲗⲉ ⲛⲙ̅ⲟⲩϭⲟⲙ ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲉⲟⲟⲩ ⲉⲛⲁϣⲱϥ
28 Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.
ⲕ̅ⲏ̅ⲉⲣⲉⲛⲁⲓ̈ ⲇⲉ ⲛⲁⲁⲣⲭⲓ ⲛ̅ϣⲱⲡⲉ ϭⲱϣⲧ̅ʾ ⲛ̅ⲧⲉⲧⲛ̅ϥⲓϫⲱⲧⲛ̅ ⲉϩⲣⲁⲓ̈ ϫⲉ ⲁⲡⲉⲧⲛ̅ⲥⲱⲧⲉ ϩⲱⲛ ⲉϩⲟⲩⲛ.
29 En Hij zeide tot hen een gelijkenis: Ziet den vijgeboom, en al de bomen.
ⲕ̅ⲑ̅ⲁϥϫⲱ ⲇⲉ ⲛⲁⲩ ⲛ̅ⲟⲩⲡⲁⲣⲁⲃⲟⲗⲏ ϫⲉ ⲁⲛⲁⲩ ⲉⲧⲃⲱ ⲛ̅ⲕⲛ̅ⲧⲉ ⲛⲙ̅ⲛ̅ϣⲏⲛ ⲧⲏⲣⲟⲩ
30 Wanneer zij nu uitspruiten, en gij dat ziet, zo weet gij uit uzelven, dat de zomer nu nabij is.
ⲗ̅ϩⲟⲧⲁⲛ ⲉⲩϣⲁⲛϯⲟⲩⲱ ⲏⲇⲏ ⲧⲉⲧⲛ̅ⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲙ̅ⲙⲓⲛ ⲙⲙⲱⲧⲛ̅ ⲧⲉⲧⲛ̅ⲓ̈ⲙⲉ ϫⲉ ⲁⲡϣⲱⲙ ϩⲱⲛ ⲉϩⲟⲩⲛ.
31 Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet, dat het Koninkrijk Gods nabij is.
ⲗ̅ⲁ̅ⲧⲁⲓ̈ ⲧⲉ ⲑⲉ ⲉⲧⲉⲧⲛ̅ϣⲁⲛⲛⲁⲩ ϩⲱⲧʾⲧⲏⲩⲧⲛ̅ ⲉⲛⲁⲓ̈ ⲉⲩϣⲱⲡⲉ ⲉ͡ⲓⲙⲉ ϫⲉ ⲁⲧⲙⲛ̅ⲧⲉⲣⲟ ⲙ̅ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϩⲱⲛ ⲉϩⲟⲩⲛ.
32 Voorwaar Ik zeg u, dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan, totdat alles zal geschied zijn.
ⲗ̅ⲃ̅ϩⲁⲙⲏⲛ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ̅ ϫⲉ ⲛ̅ⲛⲉⲧⲉⲓ̈ⲅⲉⲛⲉⲁ ⲟⲩⲉ͡ⲓⲛⲉ ⲉⲙⲡⲟⲩϣⲱⲡⲉ ⲧⲏⲣⲟⲩ.
33 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
ⲗ̅ⲅ̅ⲧⲡⲉ ⲛⲙ̅ⲡⲕⲁϩ ⲛⲁⲥⲓⲛⲉ ⲛⲁϣⲁϫⲉ ⲇⲉ ⲛ̅ⲥⲉⲛⲁⲥⲓⲛⲉ ⲁⲛ.
34 En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens over kome.
ⲗ̅ⲇ̅ϯϩⲧⲏⲧⲛ̅ ⲉⲣⲱⲧⲛ ⲙⲏⲡⲟⲧⲉ ⲛⲧⲉⲡⲉⲧⲛϩⲏⲧ ϩⲣⲟϣ ϩⲛ̅ⲟⲩⲥⲓ ⲛⲙ̅ⲟⲩϯϩⲉ. ⲛⲙϩⲉⲛⲣⲟⲟⲩϣ ⲛ̅ⲧⲉⲡⲃⲓⲟⲥ. ⲛ̅ⲧⲉⲡⲉϩⲟⲟⲩ ⲉⲧⲙ̅ⲙⲁⲩ ⲉ͡ⲓ ⲉϫⲱⲧⲛ̅ ϩⲛ̅ⲟⲩϣⲡ̅ ⲛ̅ϣⲱⲡ
35 Want gelijk een strik zal hij komen over al degenen, die op den gansen aardbodem gezeten zijn.
ⲗ̅ⲉ̅ⲛ̅ⲑⲉ ⲛ̅ⲟⲩⲡⲁϣ. ϥⲛⲏⲟⲩ ⲅⲁⲣ ⲉϫⲛ̅ⲛⲉⲧϩⲙⲟⲟⲥ ϩⲓϫⲛⲡϩⲟ ⲙ̅ⲡⲕⲁϩ ⲧⲏⲣϥ̅.
36 Waakt dan te aller tijd, biddende, dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen, en te staan voor den Zoon des mensen.
ⲗ̅ⲋ̅ⲣⲟⲉⲓⲥ ⲇⲉ ⲛ̅ⲟⲩⲟⲉⲓϣ ⲛⲓⲙ ⲛ̅ⲧⲉⲧⲛ̅ⲥⲟⲡⲥ̅ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲧⲉⲧⲛⲉϣϭⲙ̅ϭⲟⲙ ⲉⲣ̅ⲃⲟⲗ ⲉⲛⲁⲓ̈ ⲧⲏⲣⲟⲩ ⲉⲧⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲁⲩⲱ ⲉⲁϩⲉⲣⲁⲧʾⲧⲏⲟⲩⲧⲛ̅ ⲙ̅ⲡⲉⲙⲧⲟ ⲉⲃⲟⲗ ⲙ̅ⲡϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲣⲱⲙⲉ·
37 Des daags nu was Hij lerende in de tempel; maar des nachts ging Hij uit, en vernachtte op den berg, genaamd den Olijf berg.
ⲗ̅ⲍ̅ⲛⲉϥϯⲥⲃⲱ ⲇⲉ ⲙⲙⲉⲉⲣⲉ ⲡⲉ ϩⲙ̅ⲡⲉⲣⲡⲉ. ⲉϥⲛⲏⲟⲩ ⲇⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲛ̅ϭⲱⲣⲁϩ ⲉϥϣⲱⲡⲉ ϩⲙⲡⲧⲟⲟⲩ ⲉⲧⲉϣⲁⲩⲙⲟⲩⲧⲉ ⲉⲣⲟϥ ϫⲉ ⲡⲁⲛϫⲟⲉⲓⲧ
38 En al het volk kwam des morgens vroeg tot Hem in den tempel, om Hem te horen.
ⲗ̅ⲏ̅ⲁⲩⲱ ⲡⲙⲏⲏϣⲉ ⲧⲏⲣϥ̅ ⲛⲉϥϣⲱⲣⲡ ⲙ̅ⲙⲟϥ ⲉⲣⲁⲧϥ̅ ⲡⲉ ϩⲙ̅ⲡⲉⲣⲡⲉ ⲉⲥⲱⲧⲙ̅ ⲉⲣⲟϥ·