Jozua 4

1 Het geschiedde nu, toen al het volk geeindigd had over de Jordaan te trekken, dat de HEERE tot Jozua sprak, zeggende:

Or il arriva que quand tout le peuple eut achevé de passer le Jourdain, parce que l'Eternel avait parlé à Josué; [et lui avait] dit:

2 Neemt gijlieden u twaalf mannen uit het volk, uit elken stam een man.

Prenez du peuple douze hommes, [savoir] un homme de chaque Tribu;

3 En gebiedt hun, zeggende: Neemt voor ulieden op, van hier uit het midden van de Jordaan, uit de standplaats van de voeten der priesteren, en bereidt twaalf stenen, en brengt ze met ulieden over, en stelt ze in het nachtleger, waar gij dezen nacht zult vernachten.

Et leur commandez, en disant: Prenez d'ici du milieu du Jourdain, du lieu où les Sacrificateurs s'arrêtent [de pied] ferme, douze pierres, que vous emporterez avec vous, et vous les poserez au lieu où vous logerez cette nuit.

4 Jozua dan riep die twaalf mannen, die hij had doen bestellen van de kinderen Israels, uit elken stam een man.

Josué appela les douze hommes qu'il avait ordonnés d'entre les enfants d'Israël, un homme de chaque Tribu;

5 En Jozua zeide tot hen: Gaat over voor de ark des HEEREN, uws Gods, midden in de Jordaan; en heft u een ieder een steen op zijn schouder, naar het getal der stammen van de kinderen Israels;

Et il leur dit: Passez devant l'Arche de l'Eternel votre Dieu, au milieu du Jourdain, et que chacun de vous lève une pierre sur son épaule, selon le nombre des Tribus des enfants d'Israël;

6 Opdat dit een teken zij onder ulieden; wanneer uw kinderen morgen vragen zullen, zeggende: Wat zijn u deze stenen?

Afin que cela soit un signe parmi vous; [et] quand vos enfants interrogeront à l'avenir leurs pères, en disant: Que signifient ces pierres-ci?

7 Zo zult gij tot hen zeggen: Omdat de wateren van de Jordaan zijn afgesneden geweest voor de ark des verbonds des HEEREN; als zij toog door de Jordaan, werden de wateren van de Jordaan afgesneden; zo zullen deze stenen den kinderen Israels ter gedachtenis zijn tot in eeuwigheid.

Alors vous leur répondrez que les eaux du Jourdain ont été suspendues devant l'Arche de l'alliance de l'Eternel, que les eaux, [dis-je], du Jourdain ont été arrêtées quand elle passa le Jourdain; c'est pourquoi ces pierres-là serviront de mémorial aux enfants d'Israël à jamais.

8 De kinderen Israels nu deden alzo, gelijk als Jozua geboden had; en zij namen twaalf stenen op midden uit de Jordaan, gelijk als de HEERE tot Jozua gesproken had, naar het getal der stammen van de kinderen Israels; en zij brachten ze met zich over naar het nachtleger, en stelden ze aldaar.

Les enfants d'Israël donc firent comme Josué avait commandé. Ils prirent douze pierres du milieu du Jourdain, ainsi que l'Eternel l'avait commandé à Josué, selon le nombre des Tribus des enfants d'Israël, ils les emportèrent avec eux au lieu où ils devaient loger, et les posèrent là.

9 Jozua richtte ook twaalf stenen op, midden in de Jordaan, ter standplaats van de voeten der priesteren, die de ark des verbonds droegen; en zij zijn daar tot op dezen dag.

Josué aussi dressa douze pierres au milieu du Jourdain, au lieu où les pieds des Sacrificateurs qui portaient l'Arche de l'alliance s'étaient arrêtés; [et] elles y sont demeurées jusqu'à ce jour.

10 De priesters nu, die de ark droegen, stonden midden in de Jordaan, totdat alle ding volbracht was, hetwelk de HEERE Jozua geboden had het volk aan te zeggen, naar al wat Mozes Jozua geboden had. En het volk haastte, en het trok over.

Les Sacrificateurs donc qui portaient l'Arche, se tinrent debout au milieu du Jourdain, jusqu'à ce que tout ce que l'Eternel avait commandé à Josué de dire au peuple fût accompli, suivant toutes les choses que Moïse avait commandées à Josué; et le peuple se hâta de passer.

11 En het geschiedde, als al het volk geeindigd had over te gaan, toen ging de ark des HEEREN over, en de priesters voor het aangezicht des volks.

Et quand tout le peuple eut achevé de passer, alors l'Arche de l'Eternel passa, et les Sacrificateurs devant le peuple.

12 En de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, mitsgaders de halve stam van Manasse, trokken gewapend voor het aangezicht der kinderen Israels, gelijk als Mozes tot hen gesproken had.

Et les enfants de Ruben, et les enfants de Gad, et la moitié de la Tribu de Manassé passèrent en armes devant les enfants d'Israël, comme Moïse leur avait dit.

13 Omtrent veertig duizend toegeruste krijgsmannen trokken er voor het aangezicht des HEEREN ten strijde, naar de vlakke velden van Jericho.

Ils passèrent, [dis-je], vers les campagnes de Jérico environ quarante mille hommes en équipage de guerre, devant l'Eternel, pour combattre.

14 Te dienzelven dage maakte de HEERE Jozua groot voor de ogen van het ganse Israel; en zij vreesden hem, gelijk als zij Mozes gevreesd hadden, al de dagen zijns levens.

En ce jour-là l'Eternel éleva Josué, à la vue de tout Israël, et ils le craignirent comme ils avaient craint Moïse, tous les jours de sa vie.

15 De HEERE dan sprak tot Jozua, zeggende:

Or l'Eternel avait parlé à Josué, en disant:

16 Gebied den priesteren, die de ark der getuigenis dragen, dat zij uit de Jordaan opklimmen.

Commande aux Sacrificateurs, qui portent l'Arche du Témoignage, qu'ils montent hors du Jourdain.

17 Toen gebood Jozua den priesteren, zeggende: Klimt op uit de Jordaan.

Et Josué avait commandé aux Sacrificateurs, en disant: Montez hors du Jourdain.

18 En het geschiedde, toen de priesters, die de ark des verbonds des HEEREN droegen, uit het midden van de Jordaan opgeklommen waren, en de voetzolen der priesteren afgetrokken waren tot op het droge; zo keerden de wateren van de Jordaan weder in hun plaats, en gingen als gisteren en eergisteren aan al haar oevers.

Or sitôt que les Sacrificateurs, qui portaient l'Arche de l'alliance de l'Eternel, furent montés hors du milieu du Jourdain, et que les Sacrificateurs eurent mis sur le sec les plantes de leurs pieds, les eaux du Jourdain retournèrent en leur lieu, et coulèrent comme auparavant, par dessus tous les rivages.

19 Het volk nu was den tiende der eerste maand uit de Jordaan opgeklommen; en zij legerden zich te Gilgal, aan het oosteinde van Jericho.

Le peuple donc monta hors du Jourdain le dixième jour du premier mois, et ils se campèrent en Guilgal, à l'Orient de Jérico.

20 En Jozua richtte die twaalf stenen te Gilgal op, die zij uit de Jordaan genomen hadden.

Josué aussi dressa en Guilgal ces douze pierres qu'ils avaient prises du Jourdain.

21 En hij sprak tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer uw kinderen morgen hun vaderen vragen zullen, zeggende: Wat zijn deze stenen?

Et il parla aux enfants d'Israël, et leur dit: Quand vos enfants interrogeront à l'avenir leurs pères, et leur diront: Que [signifient] ces pierres-ci?

22 Zo zult gij het uw kinderen te kennen geven, zeggende: Op het droge is Israel door deze Jordaan gegaan.

Vous l'apprendrez à vos enfants, en [leur] disant, Israël a passé ce Jourdain à sec.

23 Want de HEERE, uw God, heeft de wateren van de Jordaan voor uw aangezichten doen uitdrogen, totdat gijlieden er waart doorgegaan; gelijk als de HEERE, uw God, aan de Schelfzee gedaan heeft, die Hij voor ons aangezicht heeft doen uitdrogen, totdat wij daardoor gegaan waren;

Car l'Eternel votre Dieu fit tarir les eaux du Jourdain devant vous, jusqu'à ce que vous fussiez passés; comme l'Eternel votre Dieu avait fait à la mer Rouge, laquelle il mit à sec devant nous, jusqu'à ce que nous fussions passés.

24 Opdat alle volken der aarde de hand des HEEREN kennen zouden, dat zij sterk is; opdat gijlieden den HEERE, uw God, vrezet te allen dage.

Afin que tous les peuples de la terre connaissent que la main de l'Eternel est forte; [et] afin que vous craigniez toujours l'Eternel votre Dieu.