< Johannes 8 >
1 Maar Jezus ging naar den Olijfberg.
But Yeshua [Salvation] went to the Mount of Olives.
2 En des morgens vroeg kwam Hij wederom in den tempel, en al het volk kwam tot Hem; en nedergezeten zijnde, leerde Hij hen.
Now very early in the morning (of the seventh month Ethanim ·Ever-flowing durable stream (in Hebrew), 7· or Tishrei ·[Beginning (in Babylonian)]· 22nd day)), he came again into the temple, and all the people came to him. He sat down, and taught them. (This day is called Sh'mini Atrzeret ·Eighth day Assembly·.)
3 En de Schriftgeleerden en de Farizeen brachten tot Hem een vrouw, in overspel gegrepen.
The Torah-Teachers and the Pharisees [Separated] brought a woman taken in moicheia ·adultery· and set her in the midst of Yeshua [Salvation].
4 En haar gesteld hebbende in het midden, zeiden zij tot Hem: Meester, deze vrouw is op de daad zelve gegrepen, overspel begaande.
They told him, “Rabbi ·Teacher·, we found this woman moicheuo ·committing adultery·, in the very act.
5 En Mozes heeft ons in de wet geboden, dat dezulken gestenigd zullen worden; Gij dan, wat zegt Gij?
Now in our Torah ·Teaching·, Moses [Drawn out] enjoined us that such a woman be stoned to death. What then do you say about her?”
6 En dit zeiden zij, Hem verzoekende, opdat zij iets hadden, om Hem te beschuldigen. Maar Jezus, nederbukkende, schreef met den vinger in de aarde.
They said this testing him, that they might have something to accuse him of. But Yeshua [Salvation] stooped down, and wrote on the ground with his finger.
7 En als zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op, en zeide tot hen: Die van ulieden zonder zonde is, werpe eerst den steen op haar.
But when they continued asking him, he looked up and said to them, “He who is set apart from sin ·devoted to making the mark and taking share in the goal· among you, let him throw the first stone at her.”
8 En wederom nederbukkende, schreef Hij in de aarde.
Again he stooped down, and with his finger wrote on the ground.
9 Maar zij, dit horende, en van hun geweten overtuigd zijnde, gingen uit, de een na den andere, beginnende van de oudsten tot de laatsten; en Jezus werd alleen gelaten; en de vrouw in het midden staande.
They, when they heard it, being convicted by their conscience, went out one by one, beginning from the oldest, even to the last. Yeshua [Salvation] was left alone with the woman where she was, in the middle.
10 En Jezus, Zich oprichtende, en niemand ziende dan de vrouw, zeide tot haar: Vrouw, waar zijn deze uw beschuldigers? Heeft u niemand veroordeeld?
Yeshua [Salvation], standing up, saw her and said, “Woman, where are your accusers? Did no one condemn you?”
11 En zij zeide: Niemand, Heere! En Jezus zeide tot haar: Zo veroordeel Ik u ook niet; ga heen, en zondig niet meer.
She said, “No one, Lord.” Yeshua [Salvation] said, “Neither do I condemn you. Go your way. From now on, sin ·miss the mark and be without share· no more.”
12 Jezus dan sprak wederom tot henlieden, zeggende: Ik ben het licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben.
Again, therefore, Yeshua [Salvation] spoke to them, saying, “Ena Na [I AM (the Living God)], the light of the world. He who follows me will not walk in the darkness, but will have the light of life.”
13 De Farizeen dan zeiden tot Hem: Gij getuigt van Uzelven; Uw getuigenis is niet waarachtig.
The Pharisees [Separated] therefore said to him, “You testify about yourself. Your testimony is not valid.”
14 Jezus antwoordde, en zeide tot hen: Hoewel Ik van Mijzelven getuig, zo is nochtans Mijn getuigenis waarachtig; want Ik weet, van waar Ik gekomen ben, en waar Ik heenga; maar gijlieden weet niet, van waar Ik kom, en waar Ik heenga.
Yeshua [Salvation] answered them, “Even if I testify about myself, my testimony is true, for I know where I came from, and where I am going; but you don’t know where I came from, or where I am going.
15 Gij oordeelt naar het vlees; Ik oordeel niemand.
You judge according to the flesh. I judge no one.
16 En indien Ik ook oordeel, Mijn oordeel is waarachtig; want Ik ben niet alleen, maar Ik en de Vader, Die Mij gezonden heeft.
Even if I do judge, my judgment is true, for I am not alone, but I am with Abba ·Father familiar, Dear Dad· who sent me.
17 En er is ook in uw wet geschreven, dat de getuigenis van twee mensen waarachtig is.
It’s also written in your Torah ·Teaching· that the testimony of two people is valid.
18 Ik ben het, Die van Mijzelven getuig, en de Vader, Die Mij gezonden heeft, getuigt van Mij.
Ena Na [I AM (the Living God)] that testifies about myself, and Abba ·Father familiar, Dear Dad· who sent me testifies about me.”
19 Zij dan zeiden tot Hem: Waar is Uw Vader? Jezus antwoordde: Gij kent noch Mij, noch Mijn Vader; indien gij Mij kendet, zo zoudt gij ook Mijn Vader kennen.
They said therefore to him, “Where is your Abba Father?” Yeshua [Salvation] answered, “You know neither me, nor 'Avi ·my Father·. If you knew me, you would know 'Avi ·my Father· also.”
20 Deze woorden sprak Jezus bij de schatkist, lerende in den tempel; en niemand greep Hem; want Zijn ure was nog niet gekomen.
Yeshua [Salvation] spoke these words in the treasury, as he taught in the temple. Yet no one arrested him, because his hour had not yet come.
21 Jezus dan zeide wederom tot hen: Ik ga heen, en gij zult Mij zoeken, en in uw zonden zult gij sterven; waar Ik heenga, kunt gijlieden niet komen.
Yeshua [Salvation] said therefore again to them, “I am going away, and you will seek me, and you will die in your abstract sins ·miss the marks·. Where I go, you can’t come.”
22 De Joden dan zeiden: Zal Hij ook Zichzelven doden, omdat Hij zegt: Waar Ik heenga, kunt gijlieden niet komen?
The Jews [Praisers] therefore said, “Will he kill himself, that he says, ‘Where I am going, you can’t come’?”
23 En Hij zeide tot hen: Gijlieden zijt van beneden, Ik ben van boven; gij zijt uit deze wereld, Ik ben niet uit deze wereld.
He said to them, “You are from beneath. I am from above. You are of this world. I am not of this world.
24 Ik heb u dan gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet gelooft, dat Ik Die ben, gij zult in uw zonden sterven.
I said therefore to you that you will die in your abstract sins ·miss the marks·; for unless you trust that Ena Na [I AM (the Living God)], you will die in your abstract sins ·miss the marks·.”
25 Zij zeiden dan tot Hem: Wie zijt Gij? En Jezus zeide tot hen: Wat Ik van den beginne ulieden ook zegge.
They said therefore to him, “Who are you?” Yeshua [Salvation] said to them, “Just what I have been saying to you from the beginning.
26 Ik heb vele dingen van u te zeggen en te oordelen; maar Die Mij gezonden heeft, is waarachtig; en de dingen, die Ik van Hem gehoord heb, dezelve spreek Ik tot de wereld.
I have many things to speak and to judge concerning you. However he who sent me is true; and the things which I heard from him, these I say to the world.”
27 Zij verstonden niet, dat Hij hun van den Vader sprak.
They didn’t understand that he spoke to them about haAbba ·the Father·.
28 Jezus dan zeide tot hen: Wanneer gij den Zoon des mensen zult verhoogd hebben, dan zult gij verstaan, dat Ik Die ben, en dat Ik van Mijzelven niets doe; maar deze dingen spreek Ik, gelijk Mijn Vader Mij geleerd heeft.
Yeshua [Salvation] therefore said to them, “When you have lifted up the Son of Man, then you will know that Ena Na [I AM (the Living God)], and I do nothing of myself, but as 'Avi ·my Father· taught me, I say these things.
29 En Die Mij gezonden heeft, is met Mij. De Vader heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd, wat Hem behagelijk is.
He who sent me is with me. Abba ·Father familiar, Dear Dad· has not left me alone, for I always do the things that are pleasing to him.”
30 Als Hij deze dingen sprak, geloofden velen in Hem.
As he spoke these things, many trusted in him.
31 Jezus dan zeide tot de Joden, die in Hem geloofden: Indien gijlieden in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen;
Yeshua [Salvation] therefore said to those Jews [Praisers] who had trusted him, “If you remain in my word, then you are truly my disciples.
32 En zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.
You will know the truth, and the truth will make you free.”
33 Zij antwoordden Hem: Wij zijn Abrahams zaad, en hebben nooit iemand gediend; hoe zegt Gij dan: Gij zult vrij worden?
They answered him, “We are Abraham [Father of a multitude]’s offspring, and have never been in bondage to anyone. How do you say, ‘You will be made free’?”
34 Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Een iegelijk, die de zonde doet, is een dienstknecht der zonde.
Yeshua [Salvation] answered them, “Most certainly I tell you, everyone who commits abstract sin ·miss the mark· is the bond-servant of abstract sin ·miss the mark·.
35 En de dienstknecht blijft niet eeuwiglijk in het huis, de zoon blijft er eeuwiglijk. (aiōn )
A bond-servant does not live in the house forever. A son remains forever. (aiōn )
36 Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn.
If therefore the Son makes you free, you will be free indeed.
37 Ik weet, dat gij Abrahams zaad zijt; maar gij zoekt Mij te doden; want Mijn woord heeft in u geen plaats.
I know that you are Abraham [Father of a multitude]’s offspring, yet you seek to kill me, because my word finds no place in you.
38 Ik spreek wat Ik bij Mijn Vader gezien heb; gij doet dan ook, wat gij bij uw vader gezien hebt.
I say the things which I have seen with 'Avi ·my Father·; and you also do the things which you have seen with 'Avikah ·your Father·.”
39 Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Abraham is onze vader. Jezus zeide tot hen: Indien gij Abrahams kinderen waart, zo zoudt gij de werken van Abraham doen.
They answered him, “Abraham [Father of a multitude] is Avinu ·our Father·.” Yeshua [Salvation] said to them, “If you were Abraham [Father of a multitude]’s children, you would do the works of Abraham [Father of a multitude].
40 Maar nu zoekt gij Mij te doden, een Mens, Die u de waarheid gesproken heb, welke Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet.
But now you seek to kill me, a man who has told you the truth, which I heard from God. Abraham [Father of a multitude] didn’t do this.
41 Gij doet de werken uws vaders. Zij zeiden dan tot Hem: Wij zijn niet geboren uit hoererij; wij hebben een Vader, namelijk God.
You do the works of your Abba ·Father familiar, Dear Dad·.” They said to him, “We were not born of porhneia ·sexual immorality·; we have one Abba Father, God.”
42 Jezus dan zeide tot hen: Indien God uw Vader ware, zo zoudt gij Mij liefhebben; want Ik ben van God uitgegaan; en kom van Hem. Want Ik ben ook van Mijzelven niet gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.
Therefore Yeshua [Salvation] said to them, “If God were your Abba ·Father familiar, Dear Dad·, you would have agapao ·total devotion love· towards me, for I came out and have come from God. For I haven’t come of myself, but he sent me.
43 Waarom kent gij Mijn spraak niet? Het is, omdat gij Mijn woord niet kunt horen.
Why don’t you understand my speech? Because you can’t hear my word.
44 Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen.
You are of your Abba father, the devil [Accuser], and you want to do the epithumia ·lusts, desires· of 'Avikah ·your Father·. He was a murderer from the beginning, and does not stand in the truth, because there is no truth in him. When he speaks a lie, he speaks on his own; for he is a liar, and its Abba ·Father familiar, Dear Dad·.
45 Maar Mij, omdat Ik u de waarheid zeg, gelooft gij niet.
But because I tell the truth, you don’t trust me.
46 Wie van u overtuigt Mij van zonde? En indien Ik de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij niet?
Which of you convicts me of abstract sin ·miss the mark·? If I tell the truth, why do you not trust me?
47 Die uit God is, hoort de woorden Gods; daarom hoort gijlieden niet, omdat gij uit God niet zijt.
He who is of God hears the words of God. For this cause you don’t hear, because you are not of God.”
48 De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Zeggen wij niet wel, dat Gij een Samaritaan zijt, en den duivel hebt?
Then the Jews [Praisers] answered him, “Don’t we say well that you are a Samaritan [person from Watch-mountain], and have a demon?”
49 Jezus antwoordde: Ik heb den duivel niet; maar Ik eer Mijn Vader, en gij onteert Mij.
Yeshua [Salvation] answered, “I don’t have a demon, but I honor 'Avi ·my Father·, and you dishonor me.
50 Doch Ik zoek Mijn eer niet; er is Een, Die ze zoekt en oordeelt.
But I don’t seek my own glory. There is one who seeks and judges.
51 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid. (aiōn )
Most certainly, I tell you, if a person keeps my word, he will never see death.” (aiōn )
52 De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. Abraham is gestorven, en de profeten; en zegt Gij: Zo iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid? (aiōn )
Then the Jews [Praisers] said to him, “Now we know that you have a demon. Abraham [Father of a multitude] died, and the prophets; and you say, ‘If a man keeps my word, he will never taste of death.’ (aiōn )
53 Zijt Gij meerder, dan onze vader Abraham, welke gestorven is, en de profeten zijn gestorven; wien maakt Gij Uzelven?
Are you greater than Abraham [Father of a multitude] Avinu ·our Father·, who died? The prophets died. Who do you make yourself out to be?”
54 Jezus antwoordde: Indien Ik Mijzelven eer, zo is Mijn eer niets; Mijn Vader is het, Die Mij eert, Welken gij zegt, dat uw God is.
Yeshua [Salvation] answered, “If I glorify myself, my glory is nothing. It is 'Avi ·my Father· who glorifies me, of whom you say that he is our God.
55 En gij kent Hem niet, maar Ik ken Hem; en indien Ik zeg, dat Ik Hem niet ken, zo zal Ik ulieden gelijk zijn, dat is een leugenaar; maar Ik ken Hem, en bewaar Zijn woord.
You have not known him, but I know him. If I said, ‘I don’t know him,’ I would be like you, a liar. But I know him, and keep his word.
56 Abraham, uw vader, heeft met verheuging verlangd, opdat hij Mijn dag zien zou; en hij heeft hem gezien, en is verblijd geweest.
'Avikah ·your Father· Abraham [Father of a multitude] rejoiced to see my day. He saw it, and was glad.”
57 De Joden dan zeiden tot Hem: Gij hebt nog geen vijftig jaren, en hebt Gij Abraham gezien?
The Jews [Praisers] therefore said to him, “You are not yet fifty years old, and have you seen Abraham [Father of a multitude]?”
58 Jezus zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Eer Abraham was, ben Ik.
Yeshua [Salvation] said to them, “Most certainly, I tell you, before Abraham [Father of a multitude] came into existence, Ena Na [I AM (the Living God)].”
59 Zij namen dan stenen op, dat zij ze op Hem wierpen. Maar Jezus verborg Zich, en ging uit den tempel, gaande door het midden van hen; en ging alzo voorbij.
Therefore they took up stones to throw at him, but Yeshua [Salvation] was hidden, and went out of the temple, having gone through the middle of them, and so passed by.