< Jesaja 43 >
1 Maar nu, alzo zegt de HEERE, uw Schepper, o Jakob! en uw Formeerder, o Israel! vrees niet, want Ik heb u verlost; Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn.
But now, you people of Israel, listen to Yahweh, the one who established your nation. The one who caused you to become a nation [DOU] says this: “Do not be afraid, because I previously rescued you. I enabled you to have a personal relationship with me [MTY], and you belong to me.
2 Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken.
When you [experience dangerous situations], and [you feel like] [MET] you are crossing deep rivers, I will be with you. When you have very big troubles/difficulties, you will [LIT] be able to endure them. When [people try to kill you like they tried to kill Daniel’s three friends by] throwing them in a fire, you will not [die, just like Daniel’s three friends were not] burned up,
3 Want Ik ben de HEERE, uw God, de Heilige Israels, uw Heiland; Ik heb Egypte, Morenland en Seba gegeven tot uw losgeld in uw plaats.
because I am Yahweh, your God, the Holy One of Israel, the one who rescues you. I will enable [the army of the emperor of Persia] to conquer Egypt instead of conquering you; similarly I will enable them to conquer Ethiopia, and Seba [in Arabia], in order that you can be saved.
4 Van toen af, dat gij kostelijk zijt geweest in Mijn ogen, zijt gij verheerlijkt geweest, en Ik heb u liefgehad; daarom heb Ik mensen in uw plaats gegeven, en volken in plaats van uw ziel.
I will cause other countries to be conquered, instead of your country; I will trade them for you, in order that you will not be killed, because you are very precious [DOU] to me and because I love you.
5 Vrees niet, want Ik ben met u; Ik zal uw zaad van den opgang brengen, en Ik zal u verzamelen van den ondergang.
Do not be afraid, because I am with you. [Some day] I will gather your descendants from the east and from the west.
6 Ik zal zeggen tot het noorden: Geef; en tot het zuiden: Houd niet terug; breng Mijn zonen van verre, en Mijn dochters van het einde der aarde;
I will command the [rulers of the nations to] the north and to the south, ‘Allow all the people of Israel to return [to their country], from the most distant places on the earth.
7 Een ieder, die naar Mijn Naam genoemd is, en dien Ik geschapen heb tot Mijn eer, dien Ik geformeerd heb, dien Ik ook gemaakt heb.
Allow all those who belong to me [MTY] to return, because I have caused them to become a nation in order that they would honor me; I am the one who has done that [DOU].’
8 Breng voort het blinde volk, hetwelk ogen heeft, en de doven, die oren hebben.
Summon the people who have eyes but [it is as though] they are blind; summon those who have ears but [because they do not listen to me, it is as though] they are deaf.
9 Laat al de heidenen samen vergaderd worden, en laat de volken verzameld worden; wie onder hen zal dit verkondigen? Of laat hen ons doen horen de vorige dingen, laat hen hun getuigen voortbrengen, opdat zij gerechtvaardigd worden, en men het hore en zegge: Het is de waarheid.
Gather people of all nations together, ones from all people-groups, [and ask them this]: ‘Has any of their idols foretold the things that are happening now? And can any of them predict what will happen in the future?’ Then bring people who will testify and say ‘I heard them predict things, and what they predicted was what happened,’ [but they will be lying].”
10 Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben, dat voor Mij geen God geformeerd is, en na Mij geen zijn zal.
But Yahweh says, “You people of Israel (are my witnesses/know what I have done), and you are the ones who serve me. I chose you in order that you would know me, believe in me, and understand that I am the only one who is [truly] God. There is no other [true] God. There was no other [true] God previously, and there will never be another [true] God.
11 Ik, Ik ben de HEERE, en er is geen Heiland behalve Mij.
I, [only] I, am Yahweh, and there is no other one who can save you.
12 Ik heb verkondigd, en Ik heb verlost, en Ik heb het doen horen, en geen vreemd god was onder ulieden; en gij zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, dat Ik God ben.
I said that I would rescue [your ancestors], and then I rescued them, and I proclaimed [that I had done it]. No foreign god among you did that! And you are witnesses that only I, Yahweh, am God.
13 Ook eer de dag was, ben Ik, en er is niemand, die uit Mijn hand redden kan; Ik zal werken, en wie zal het keren?
I am God, the one who has existed forever and who will exist forever; no one can snatch people from my hand, and no one can alter/change what I have done.”
14 Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israels: Om ulieder wil heb Ik naar Babel gezonden, en heb hen allen vluchtig doen nederdalen, te weten de Chaldeen, in de schepen, op welke zij juichten.
Yahweh, the Holy One of Israel, is the one who rescues you; and this is what he says: “For your sake, I will send [an army] to [attack] Babylon. They will force the people of that city to flee in ships which they have been proud of.
15 Ik ben de HEERE, uw Heilige; de Schepper van Israel, ulieder Koning.
I am Yahweh, your Holy One, the one who caused Israel to become a nation, and the one who is really your king.
16 Alzo zegt de HEERE, Die in de zee een weg, en in de sterke wateren een pad maakte;
I am Yahweh, the one who opened a path through the water, making a road through the [Red] Sea.
17 Die wagenen en paarden, heir en macht voortbracht; te zamen zijn zij nedergelegen, zij zullen niet weder opstaan, zij zijn uitgeblust, gelijk een vlaswiek zijn zij uitgegaan.
Then I summoned the great army [of Egypt] to come with all their chariots and horses. [But when they tried to pursue my people], I caused the waves to flow over them [and they drowned]; their lives ended [like the light of a candle ends when someone] [MET] snuffs out the wick.
18 Gedenkt der vorige dingen niet, en overlegt de oude dingen niet.
But do not think [only] about what happened in the past, long ago [DOU].
19 Ziet, Ik zal wat nieuws maken, nu zal het uitspruiten, zult gijlieden dat niet weten? Ja, Ik zal in de woestijn een weg leggen, en rivieren in de wildernis.
Instead, consider the new thing that I am going to do. I have already started to do it; can you see it? I am going to make a road through the desert. And I will cause there to be streams in the wasteland/desert.
20 Het gedierte des velds zal Mij eren, de draken en de jonge struisen; want Ik zal in de woestijn wateren geven, en rivieren in de wildernis, om Mijn volk, Mijn uitverkorenen drinken te geven.
The jackals/wolves and owls and other wild creatures will thank me for giving them water in the desert. I will cause streams to appear in the dry desert in order that my people, the ones whom I have chosen, will have water;
21 Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen.
I will do that for the people whom I have created [and chosen] to belong to me, and [some day] they will cause many others to praise me.
22 Doch gij hebt Mij niet aangeroepen, o Jakob! als gij u tegen Mij vermoeid hebt, o Israel!
But now, you descendants of Jacob, you refuse to request my help. It seems that you people of Israel have become tired of worshiping me.
23 Mij hebt gij niet gebracht het kleine vee uwer brandofferen, en met uw slachtofferen hebt gij Mij niet geeerd; Ik heb u Mij niet doen dienen met spijsoffer, en Ik heb u niet vermoeid met wierook.
You have not brought to me sheep or goats for offerings that will be completely burned [on the altar]; you have not honored me by [bringing to me any] sacrifices, even though the offerings of grain and incense [that I asked you] to bring to me were not a burden to you.
24 Mij hebt gij geen kalmus voor geld gekocht, en met het vette uwer slachtoffers hebt gij Mij niet gedrenkt; maar gij hebt Mij arbeid gemaakt, met uw zonden, gij hebt Mij vermoeid met uw ongerechtigheden.
You have bought for me fragrant reeds, and you have brought me the fat from your sacrifices. But these have not pleased me, because you have burdened me by all the sins that you have committed, and made me weary because of all (your iniquities/the wrong things that you have done).
25 Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg, om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet.
I am the one who is able to forgive you for all your sins; I am the only one who can do that, with the result that I will never think about them again.
26 Maakt Mij indachtig, laat ons te zamen richten, vertelt gij uw redenen, opdat gij moogt gerechtvaardigd worden.
Tell me what I have done that you do not like. Do you think that when you state your case, you will prove that you (are innocent/have done nothing wrong) [IRO]?
27 Uw eerste vader heeft gezondigd, en uw uitleggers hebben tegen Mij overtreden.
No, [what has happened is that] the first ancestor of you Israelis sinned [against me], and since then, all your leaders have rebelled against me.
28 Daarom zal Ik de oversten des heiligdoms ontheiligen, en Jakob ten ban overgeven, en Israel tot beschimpingen.
That is why I have caused your priests to be disgraced; and I have allowed others to destroy you people of Israel and caused you to be despised.”