Ezechiël 38
1 Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
И бысть слово Господне ко мне глаголя:
2 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Gog, het land van Magog, den hoofdvorst van Mesech en Tubal; en profeteer tegen hem,
сыне человечь, утверди лице твое на Гога и на землю Магога князя Рос, Мосоха и Фовеля, и прорцы нань,
3 En zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Gog, gij hoofdvorst van Mesech en Tubal!
и рцы ему: сия глаголет Адонаи Господь: се, Аз на тя, Гог, и на князя Рос, Мосоха и Фовеля,
4 En Ik zal u omwenden, en haken in uw kaken leggen, en Ik zal u uitvoeren, mitsgaders uw ganse heir, paarden en ruiteren, die altemaal volkomen wel gekleed zijn, een grote vergadering, met rondas en schild, die altemaal zwaarden handelen;
и обращу тя окрест, и вложу узду в челюсти твоя, и соберу тя и всю силу твою, кони и конники оболчены во броня вся, собор мног, шлемы и мечы и щиты вси тии имуще:
5 Perzen, Moren en Puteers met hen, die altemaal schild en helm voeren;
Персяне и Муряне, и Лидяне и Ливиане, вси сии щиты и шлемы имуще:
6 Gomer en al zijn benden, en het huis van Togarma, aan de zijden van het noorden, en al zijn benden; vele volken met u.
Гомер и вси иже окрест его, дом Форгамань от конец севера и вси иже окрест его, и языцы мнози с тобою.
7 Zijt bereid en maakt u gereed, gij en uw ganse vergadering, die tot u vergaderd zijn; en wees gij hun tot een wacht.
Уготовися, уготовися сам ты и весь сонм твой собраный с тобою, и будеши ми в преднюю стражбу.
8 Na vele dagen zult gij bezocht worden; in het laatste der jaren zult gij komen in het land, dat wedergebracht is van het zwaard, dat vergaderd is uit vele volken, op de bergen Israels, die steeds tot verwoesting geweest zijn; als hetzelve land uit de volken zal uitgevoerd zijn, en zij allemaal zeker zullen wonen.
От дний множайших уготовишися, и в последняя лета приидеши, и приидеши на землю низвращенную от меча, собраных от язык многих на землю Израилеву, яже бысть пуста весьма: и тии от язык изыдоша, и вселятся с миром вси.
9 Dan zult gij optrekken, gij zult aankomen als een onstuimige verwoesting, gij zult zijn als een wolk, om het land te bedekken; gij en al uw benden, en vele volken met u.
И взыдеши аки дождь и приидеши аки облак, покрыти землю, и падеши ты и вси иже окрест тебе, и языцы мнози с тобою.
10 Alzo zegt de Heere HEERE: Te dien dage zal het ook geschieden, dat er raadslagen in uw hart zullen opkomen, en gij zult een kwade gedachte denken,
Сия глаголет Адонаи Господь: и будет в той день, взыдут глаголы на сердце твое,
11 En zult zeggen: Ik zal optrekken naar dat dorpland, ik zal komen tot degenen, die in rust zijn, die zeker wonen, die altemaal wonen zonder muur, en grendel noch deuren hebben.
и помыслиши помышления злая и речеши: взыду на землю отверженую, прииду на молчащыя в тишине и живущыя мирно, на вся живущыя на земли, на нейже несть ограды, ни дверий, ни верей,
12 Om buit te buiten, en om roof te roven; om uw hand te wenden tegen de woeste plaatsen, die nu bewoond zijn, en tegen een volk, dat uit de heidenen verzameld is, dat vee en have verkregen heeft, wonende in het midden des lands.
еже пленити плен и взяти корысти их, еже обратити руку мою на землю опустошеную, яже населися, и на язык собраный от языков многих, сотворивших притяжания имений и живущих на пупе земли.
13 Scheba, en Dedan, en de kooplieden van Tarsis, en alle hun jonge leeuwen zullen tot u zeggen: Komt gij, om buit te buiten? hebt gij uw vergadering vergaderd, om roof te roven? om zilver en goud weg te voeren, om vee en have weg te nemen, om een groten buit te buiten?
Сава и Дедан и купцы Кархидонстии и вся веси их рекут тебе: еда на пленение, еже пленити, ты грядеши, и взяти корысти? И собрал еси люди твоя взяти сребро и злато, отвести притяжания и имения, еже пленити плен велик.
14 Daarom profeteer, o mensenkind! en zeg tot Gog: Zo zegt de Heere HEERE: Zult gij het, te dien dage, als Mijn volk Israel zeker woont, niet gewaar worden?
Того ради прорцы, сыне человечь, и рцы Гогу: сия глаголет Адонаи Господь: не в той ли день, егда жити будут людие Мои Израиль с миром, востанеши?
15 Gij zult dan komen uit uw plaats, uit de zijden van het noorden, gij en vele volken met u; die altemaal op paarden zullen rijden, een grote vergadering, en een machtig heir;
И приидеши от места своего от конца севера, и языцы мнози с тобою: конницы на конех вси, собор велик и сила многа,
16 En gij zult optrekken tegen Mijn volk Israel, als een wolk, om het land te bedekken; in het laatste der dagen zal het geschieden; dan zal Ik u aanbrengen tegen Mijn land, opdat de heidenen Mij kennen, als Ik aan u, o Gog! voor hun ogen zal geheiligd worden.
и взыдеши на люди Моя Израиля, яко облак покрыти землю: в последния дни будет, и возведу тя на землю Мою, да Мя уведят вси языцы, егда освящуся в тебе пред ними, (о, Гог!)
17 Zo zegt de Heere HEERE: Zijt gij die, van welken Ik in verleden dagen gesproken heb, door den dienst Mijner knechten, de profeten Israels, die in die dagen geprofeteerd hebben, jaren lang, dat Ik u tegen hen zou aanbrengen?
сия глаголет Адонаи Господь Гогу: ты еси, о немже глаголах во дни первыя рукою раб Моих пророк Израилевых, прорекших в оныя дни и лета, еже привести тя на ня.
18 Maar het zal geschieden te dien dage, ten dage als Gog tegen het land Israels zal aankomen, spreekt de Heere HEERE, dat Mijn grimmigheid in Mijn neus zal opkomen.
И будет в той день, в оньже приидет Гог на землю Израилеву, глаголет Адонаи Господь, взыдет ярость Моя во гневе Моем
19 Want Ik heb gesproken in Mijn ijver, in het vuur Mijner verbolgenheid: Zo er niet, te dien dage, een groot beven zal zijn in het land Israels!
и рвения Моя во огни гнева Моего: глаголах, аще не будет в той день трус велик на земли Израилеве:
20 Zodat van Mijn aangezicht beven zullen de vissen der zee, en het gevogelte des hemels, en het gedierte des velds, en al het kruipend gedierte, dat op het aardrijk kruipt, en alle mensen, die op den aardbodem zijn; en de bergen zullen nedergeworpen worden, en de steile plaatsen zullen nedervallen, en alle muren zullen ter aarde nedervallen.
и потрясутся от лица Господня рыбы морския и птицы небесныя, и зверие польнии и вси гади ползающии по земли, и вси человецы иже на лицы земли, и расторгнутся горы и падут дебри, и всяка стена на землю падет.
21 Want Ik zal het zwaard over hem roepen op al Mijn bergen, spreekt de Heere HEERE; het zwaard van een ieder zal tegen zijn broeder zijn.
И призову нань весь страх мечный, глаголет Адонаи Господь: мечь человека на брата его будет.
22 En Ik zal met hem rechten, door pestilentie en door bloed; en Ik zal een overstelpenden plasregen, en grote hagelstenen, vuur en zwavel regenen op hem, en op zijn benden, en op de vele volken, die met hem zullen zijn.
И отсужду ему смертию и кровию, и дождем потопляющим и камением градным, огнь и камень горящь одождю нань и на вся сущыя с ним и на языки многия с ним:
23 Alzo zal Ik Mij groot maken, en Mij heiligen, en bekend worden voor de ogen van vele heidenen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.
и возвеличуся и освящуся, и прославлюся и уведан буду пред языки многими, и уведят, яко Аз есмь Господь.
