Amos 9

1 Ik zag den Heere staan op het altaar, en Hij zeide: Sla dien knoop, dat de posten beven, en doorkloof ze allen in het hoofd; en Ik zal hun achterste met het zwaard doden; en vliedende zal onder hen niet ontvlieden, noch de ontkomende onder hen behouden worden.

خداوند را دیدم که کنار مذبح ایستاده بود و می‌گفت: «سر ستونهای خانهٔ خدا را بشکن تا ستونها فرو ریخته، سقف خانه بر سر مردم خراب شود. کسی جان به در نخواهد برد. حتی کسانی هم که موفق به فرار شوند، در راه کشته خواهند شد.

2 Al groeven zij tot in de hel, zo zal Mijn hand ze van daar halen, en al klommen zij in den hemel, zo zal Ik ze van daar doen nederdalen. (Sheol h7585)

اگر به دوزخ بروند، دست خود را دراز کرده آنها را از آنجا بیرون خواهم کشید و اگر به آسمانها فرار کنند، ایشان را به زیر خواهم آورد. (Sheol h7585)

3 En al verstaken zij zich op de hoogte van Karmel, zo zal Ik ze naspeuren en van daar halen; en al verborgen zij zich van voor Mijn ogen in den grond van de zee, zo zal Ik van daar een slang gebieden, die zal ze bijten.

اگر در کوه کرمل پنهان شوند، آنها را پیدا خواهم کرد، و اگر در قعر دریا خود را مخفی کنند، مار را خواهم فرستاد تا آنها را بگزد.

4 En al gingen zij in gevangenis voor het aangezicht hunner vijanden, zo zal Ik vandaar het zwaard gebieden, dat het hen dode; en Ik zal Mijn oog tegen hen zetten ten kwade, en niet ten goede.

حتی اگر به اسارت هم بروند، من آنها را در آنجا خواهم کشت. قصد من این است که این قوم مجازات شوند.»

5 Want de Heere HEERE der heirscharen is het, Die het land aanroert, dat het versmelte, en allen, die daarin wonen, treuren; en dat het geheel oprijze als een rivier, en verdronken worde als door de rivier van Egypte.

خداوند، آن خداوند لشکرهای آسمان، زمین را لمس می‌کند و زمین گداخته می‌شود و همهٔ ساکنانش ماتم می‌گیرند. تمام زمین مثل رود نیل مصر بالا می‌آید و دوباره فرو می‌نشیند.

6 Die Zijn opperzalen in den hemel bouwt, en Zijn benden heeft Hij op aarde gefondeerd; Die de wateren der zee roept, en giet ze uit op den aardbodem; HEERE is Zijn Naam.

آنکه خانهٔ خود را در آسمانها ساخته و پایهٔ آن را بر زمین نهاده است، و آب دریا را فرا می‌خواند و آن را بر زمین می‌باراند، نامش خداوند است!

7 Zijt gijlieden Mij niet als de kinderen der Moren, o kinderen Israels? spreekt de HEERE. Heb Ik Israel niet opgevoerd uit Egypteland, en de Filistijnen uit Kafthor, en de Syriers uit Kir?

خداوند می‌فرماید: «ای قوم اسرائیل، آیا برای من شما از حبشی‌ها بهتر هستید؟ آیا من که شما را از مصر بیرون آوردم، برای سایر قومها نیز همین کار را نکردم؟ فلسطینی‌ها را از کفتور و سوری‌ها را از قیر بیرون آوردم.

8 Ziet, de ogen des Heeren HEEREN zijn tegen dit zondig koninkrijk, dat Ik het van den aardbodem verdelge; behalve dat Ik het huis Jakobs niet ganselijk zal verdelgen, spreekt de HEERE.

چشمان من مملکت گناهکار اسرائیل را می‌بیند و من آن را از روی زمین محو خواهم ساخت؛ ولی خاندان اسرائیل را به کلی از بین نخواهم برد،

9 Want ziet, Ik geef bevel, en Ik zal het huis Israels onder al de heidenen schudden, gelijk als zaad geschud wordt in een zeef; en niet een steentje zal er ter aarde vallen.

بلکه مقرر می‌دارم که اسرائیل به‌وسیلۀ سایر قومها مثل غله‌ای که در غربال است الک گردد و کاملاً از بدکاران پاک شود.

10 Alle zondaars Mijns volks zullen door het zwaard sterven; die daar zeggen: Het kwaad zal tot ons niet genaken, noch ons voorkomen.

تمام گناهکارانی که می‌گویند:”خدا نمی‌گذارد بلایی به ما برسد“، با شمشیر کشته خواهند شد.

11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, en Ik zal haar reten vertuinen, en wat aan haar is afgebroken, weder oprichten, en zal ze bouwen, als in de dagen van ouds;

«آنگاه در آن زمان، خیمۀ افتادۀ داوود را از نو بر پا خواهم داشت و خرابی دیوارهایش را تعمیر خواهم کرد؛ ویرانه‌هایش را بازسازی کرده، آن را به عظمت سابقش باز خواهم گرداند.

12 Opdat zij erfelijk bezitten het overblijfsel van Edom, en al de heidenen, die naar Mijn Naam genoemd worden, spreekt de HEERE, Die dit doet.

و آنچه را که از ادوم و تمام قومهایی که نام مرا بر خود دارند، باقی بماند، اسرائیل تصاحب خواهد کرد.» خداوندی که تمام اینها را بجا می‌آورد چنین فرموده است.

13 Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat de ploeger den maaier, en de druiventreder den zaadzaaier genaken zal; en de bergen zullen van zoeten wijn druipen, en al de heuvelen zullen smelten.

خداوند می‌فرماید: «زمانی فرا خواهد رسید که فراوانی محصول خواهد بود و غله چنان سریع رشد خواهد کرد که دروگران فرصت درویدن نخواهند داشت، و از فراوانی انگور، از دامنهٔ کوههای اسرائیل شراب شیرین فرو خواهد چکید.

14 En Ik zal de gevangenis van Mijn volk Israel wenden, en zij zullen de verwoeste steden herbouwen en bewonen, en wijngaarden planten, en derzelver wijn drinken; en zij zullen hoven maken, en derzelver vrucht eten.

من قوم خود اسرائیل را از اسارت باز می‌گردانم. آنها شهرهای ویران خود را بازسازی نموده، دوباره در آنها ساکن خواهند شد. باغها و تاکستانها غرس نموده شراب آنها را خواهند نوشید و میوهٔ آنها را خواهند خورد.

15 En Ik zal ze in hun land planten; en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit hun land, dat Ik hunlieden gegeven heb, zegt de HEERE, uw God.

ایشان را در سرزمینی که به آنها داده‌ام، مستقر خواهم ساخت و ایشان بار دیگر ریشه‌کن نخواهند شد.» یهوه خدای شما این را می‌فرماید.