< Hooglied 5 >

1 Ik ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Ik heb Mijn mirre geplukt met Mijn specerij; Ik heb Mijn honigraten met Mijn honig gegeten; Ik heb Mijn wijn, mitsgaders Mijn melk gedronken. Eet, vrienden! drinkt, en wordt dronken, o liefsten!
◆新郎:我的妹妹,我的新娘! 我進入了我的花園,採了我的沒藥和香草,吃了我的蜂巢和蜂蜜,喝了我的酒和奶。我的朋友! 請你們吃,請你們喝;我親愛的,請你們痛飲![第四幕:愛情的試探和鞏固]◆新娘:
2 Ik sliep, maar mijn hart waakte, de stem mijns Liefsten, Die klopte, was: Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn volmaakte! want Mijn hoofd is vervuld met dauw, Mijn haarlokken met nachtdruppen.
我身雖睡,我心卻醒;我的愛人在敲門。◆新郎: 我的妹妹,我的愛卿, 我的鴿子,我的完人,請給我開門! 我的頭上滿了露水,我的髮辮滿了露珠。◆新娘:
3 Ik heb mijn rok uitgetogen, hoe zal ik hem weder aantrekken? Ik heb mijn voeten gewassen, hoe zal ik ze weder bezoedelen?
我已脫下長衣,怎能再穿﹖我己洗了腳,怎能再杇﹖
4 Mijn Liefste trok Zijn hand van het gat der deur; en mijn ingewand werd ontroerd om Zijnentwil.
我的愛人從門孔中伸進手來,我的五內大為感動。
5 Ik stond op, om mijn Liefste open te doen; en mijn handen drupten van mirre, en mijn vingers van vloeiende mirre, op de handvaten des slots.
我起來給我的愛人開門,一摸門閂,我的手就滴下沒藥,滴下純正的沒藥。
6 Ik deed mijn Liefste open, maar mijn Liefste was geweken, Hij was doorgegaan; mijn ziel ging uit vanwege Zijn spreken; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet, ik riep Hem, doch Hij antwoordde mij niet.
我給我的愛人開了門,我的愛人卻轉身走了;一見他走了,我妳不傷心。我尋覓,卻沒有找著;我呼喚他,他卻不答應。
7 De wachters, die in de stad omgingen, vonden mij, zij sloegen mij, zij verwondden mij; de wachters op de muren namen mijn sluier van mij.
巡行城市的守衛遇見了我,打傷了我;看守城牆的人,奪去了我身上的外衣
8 Ik bezweer u, gij dochters van Jeruzalem! indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.
耶路撒冷女郎! 妳們若遇見了我的愛人,妳們要告訴他什麼﹖我懇求妳們告訴他:「我因愛成疾。」◆耶京女郎:
9 Wat is uw Liefste meer dan een ander liefste, o gij schoonste onder de vrouwen! wat is uw Liefste meer dan een ander liefste, dat gij ons zo bezworen hebt!
妳這女中極美麗的啊! 我的愛人有什麼勝過其他的愛人﹖妳的愛人有什麼勝過其他的愛人,致使妳這懇求我們﹖◆新娘:
10 Mijn Liefste is blank en rood, Hij draagt de banier boven tien duizend.
我的愛人,皎潔紅潤,超越萬人。
11 Zijn hoofd is van het fijnste goud, van het dichtste goud; Zijn haarlokken zijn gekruld, zwart als een raaf.
他的頭顱金碧輝煌,他的髮辮有如棕枝,漆黑有如烏鴉。
12 Zijn ogen zijn als der duiven bij de waterstromen, met melk gewassen, staande als in kasjes der ringen.
他的眼睛,有如站在溪旁的鵓鴿的眼;他的牙齒在奶中洗過,按在牙床上。
13 Zijn wangen zijn als een bed van specerijen, als welriekende torentjes; Zijn lippen zijn als lelien, druppende van vloeiende mirre.
他的兩頰有如香花畦,又如芳草台;他的嘴脣有如百合花,滴流純正的沒藥。
14 Zijn handen zijn als gouden ringen, gevuld met turkoois; Zijn buik is als blinkend elpenbeen, overtogen met saffieren.
他的手臂有如金管,鑲有塔爾史士寶石;他的軀幹是一塊象牙,鑲有碧玉
15 Zijn schenkelen zijn als marmeren pilaren, gegrond op voeten van het dichtste goud; Zijn gestalte is als de Libanon, uitverkoren als de cederen.
他的兩腿像一對大理石,置於純金座上;他的容貌彷彿黎巴嫩,壯麗如同香柏樹。
16 Zijn gehemelte is enkel zoetigheid, en al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Zulk een is mijn Liefste; ja, zulk een is mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem!
他滿面香甜,全然可愛。耶路撒冷女郎! 這就是我的愛人,這就是我的良友。

< Hooglied 5 >