Psalmen 7
1 Davids Schiggajon, dat hij den HEERE gezongen heeft, over de woorden van Cusch, den zoon van Jemini. HEERE, mijn God, op U betrouw ik; verlos mij van al mijn vervolgers, en red mij.
Yahweh my God, I come to you to protect me. Rescue me, save me from all those who are pursuing me [in order to harm me].
2 Opdat hij mijn ziel niet rove als een leeuw, verscheurende, terwijl er geen verlosser is.
If you do not do that, they will tear me into pieces like a lion does [when it attacks the animals it wants to kill], and no one will save me [from them].
3 HEERE, mijn God, indien ik dat gedaan heb, indien er onrecht in mijn handen is;
Yahweh my God, if I have done anything that is wrong,
4 Indien ik kwaad vergolden heb dien, die vrede met mij had; (ja, ik heb dien gered, die mij zonder oorzaak benauwde!)
if I have done evil to some friend who did good things to me, or if, for no good reason, I have spared (OR, acted violently toward) those who were my enemies,
5 Zo vervolge de vijand mijn ziel, en achterhale ze, en vertrede mijn leven ter aarde, en doe mijn eer in het stof wonen! (Sela)
allow my enemies to pursue me and capture me. Allow them to trample me into the ground and leave me [SYN] [lying dead] in the dirt.
6 Sta op, HEERE, in Uw toorn, verhef U om de verbolgenheden mijner benauwers, en ontwaak tot mij; Gij hebt het gericht bevolen.
But Yahweh, because you are [very] angry [with those who pursue me], arise and attack/defeat my enemies who are furiously/angrily [attacking me] Do to them what is just!
7 Zo zal de vergadering der volken U omsingelen; keer dan boven haar weder in de hoogte.
Gather around you the people of [all] nations, and rule them from where you are in heaven [MTY].
8 De HEERE zal den volken recht doen; richt mij, HEERE, naar mijn gerechtigheid, en naar mijn oprechtigheid, die bij mij is.
Yahweh, judge the people of [all] nations! And, Yahweh, show that I have done nothing that is wrong.
9 Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig den rechtvaardige, Gij, Die harten en nieren beproeft, o rechtvaardige God!
God, you know what every person is thinking, and because you are righteous, you [always] do what is just/right. [So now] stop evil people from doing wicked [deeds], and defend [all of us who are] righteous!
10 Mijn schild is bij God, Die de oprechten van hart behoudt.
God, you protect me like a shield [protects soldiers] [MET]; you protect all those who are righteous in their inner being.
11 God is een rechtvaardige Rechter, en een God, Die te allen dage toornt.
You judge [everyone] correctly, and every day you punish [wicked people].
12 Indien hij zich niet bekeert, zo zal Hij Zijn zwaard wetten; Hij heeft Zijn boog gespannen, en dien bereid.
Whenever your enemies do not (repent/change their behavior), [it is as though] [MET] you sharpen your sword and put a string on your bow [to get ready to kill them].
13 En heeft dodelijke wapenen voor hem gereed gemaakt; Hij zal Zijn pijlen tegen de hittige vervolgers te werk stellen.
You are preparing your weapons that kill those whom they strike; the arrows that you will shoot have flaming tips.
14 Ziet, hij is in arbeid van ongerechtigheid, en is zwanger van moeite, hij zal leugen baren.
Wicked people tell lies, and they think that they surely will be able to do [MET] the evil things that they are planning to do [just as surely as] a pregnant woman [knows that she is going to give birth to a child] [MET].
15 Hij heeft een kuil gedolven, en dien uitgegraven, maar hij is gevallen in de groeve, die hij gemaakt heeft.
But when they dig a deep pit [to trap others], they themselves will fall into it.
16 Zijn moeite zal op zijn hoofd wederkeren, en zijn geweld op zijn schedel nederdalen.
They themselves will experience the trouble that they want to cause others to have; they will hurt themselves by the violent things that they want to do to others.
17 Ik zal den HEERE loven naar Zijn gerechtigheid, en den Naam des HEEREN, des Allerhoogsten, psalmzingen.
I praise Yahweh because he [always acts] righteously/justly; I sing to praise Yahweh, the one who is much greater than any other god.
