< Psalmen 119 >
1 Aleph. Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des HEEREN gaan.
Heureux ceux dont la voie est innocente, qui marchent selon la loi de l'Éternel!
2 Welgelukzalig zijn zij, die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken;
Heureux ceux qui observent ses ordonnances, le cherchent de tout leur cœur,
3 Ook geen onrecht werken, maar wandelen in Zijn wegen.
ne commettent point le mal, et marchent dans ses voies!
4 HEERE! Gij hebt geboden, dat men Uw bevelen zeer bewaren zal.
Tu as prescrit tes commandements, pour qu'on les garde avec soin!
5 Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren!
O! si mes voies étaient dirigées vers l'observation de tes commandements!
6 Dan zou ik niet beschaamd worden, wanneer ik merken zou op al Uw geboden.
Alors je ne serais pas confus, en considérant tous tes préceptes.
7 Ik zal U loven in oprechtheid des harten, als ik de rechten Uwer gerechtigheid geleerd zal hebben.
Je te louerai d'un cœur sincère, en apprenant tes justes lois.
8 Ik zal Uw inzettingen bewaren; verlaat mij niet al te zeer.
Je veux garder tes commandements: ne me laisse pas trop dans l'abandonnement! Beth.
9 Beth. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord.
Comment un jeune homme rendra-t-il sa voie pure? C'est en la surveillant d'après ta parole.
10 Ik zoek U met mijn gehele hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen.
Je te cherche de tout mon cœur: fais que je ne m'écarte pas de tes commandements!
11 Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.
Je serre ta parole dans mon cœur, afin de ne point pécher contre toi.
12 HEERE! Gij zijt gezegend; leer mij Uw inzettingen.
Sois béni, ô Éternel! enseigne-moi tes décrets!
13 Ik heb met mijn lippen verteld al de rechten Uws monds.
De mes lèvres j'énumère toutes les lois sorties de ta bouche.
14 Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom.
La voie que tracent tes préceptes, me donne autant de joie que tous les trésors.
15 Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten.
Je veux méditer tes commandements, et avoir les yeux sur tes sentiers.
16 Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.
Je fais mes délices de tes décrets, et je n'oublie point ta parole. Guimel.
17 Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik leve en Uw woord beware.
Fais du bien à ton serviteur, pour que je vive, et que j'observe ta parole!
18 Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet.
Dessille mes yeux, pour que je découvre les merveilles cachées dans ta loi!
19 Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet.
Je suis un étranger sur la terre: ne me cèle pas tes commandements!
20 Mijn ziel is verbroken vanwege het verlangen naar Uw oordelen te aller tijd.
Mon âme se consume à désirer tes lois en tout temps.
21 Gij scheldt de vervloekte hovaardigen, die van Uw geboden afdwalen.
Tu gourmandes les superbes, hommes maudits, qui s'écartent de tes commandements.
22 Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden.
Décharge-moi de l'opprobre et du mépris, car j'observe tes ordonnances!
23 Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken hebben, heeft Uw knecht Uw inzettingen betracht.
Des princes mêmes se sont concertés contre moi: ton serviteur médite tes statuts;
24 Ook zijn Uw getuigenissen mijn vermakingen, en mijn raadslieden.
tes ordres sont aussi mes délices et mes conseillers. Daleth.
25 Daleth. Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord.
Mon âme gît dans la poudre: rends-moi la vie selon ta promesse!
26 Ik heb U mijn wegen verteld, en Gij hebt mij verhoord; leer mij Uw inzettingen.
Je te raconte mes voies, et tu m'exauces: enseigne-moi tes ordonnances!
27 Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uw wonderen betrachte.
Fais-moi découvrir la voie tracée par tes lois, et je veux approfondir tes merveilles!
28 Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord.
Mon âme pleure de chagrin: relève-moi selon ta promesse!
29 Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet.
Tiens à distance de moi le chemin du mensonge, et accorde-moi la faveur de [connaître] ta loi!
30 Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.
Je choisis le chemin de la vérité, et je me propose tes jugements.
31 Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; o HEERE! beschaam mij niet.
Je m'attache à tes ordonnances: Éternel, ne me rends pas confus!
32 Ik zal den weg Uwer geboden lopen, als Gij mijn hart verwijd zult hebben.
Je courrai dans la voie de tes commandements, car tu ouvres mon cœur. Hé.
33 He. HEERE! leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe.
Éternel, indique-moi la voie de tes statuts, afin que je la tienne jusques au bout!
34 Geef mij het verstand, en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met gansen harte.
Donne-moi l'intelligence, pour que je garde ta loi, et que je l'observe de tout mon cœur!
35 Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.
Fais-moi suivre le sentier de tes préceptes, car j'en fais mes délices!
36 Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid.
Incline mon cœur vers tes préceptes, et non vers l'amour du gain!
37 Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.
Détourne mes yeux de regarder ce qui est vain, anime-moi sur tes sentiers!
38 Bevestig Uw toezegging aan Uw knecht, die Uw vreze toegedaan is.
Envers ton serviteur remplis ta promesse, qui fut faite à la crainte qu'on a de toi!
39 Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw rechten zijn goed.
Tiens loin de moi l'opprobre que je redoute, car tes jugements sont pleins de bonté!
40 Zie, ik heb een begeerte tot Uw bevelen; maak mij levend door Uw gerechtigheid.
Voici, je porte mes désirs vers tes commandements, fais-moi vivre dans ta justice! Vav.
41 Vau. En dat mij Uw goedertierenheden overkomen, o HEERE! Uw heil, naar Uw toezegging;
Et que tes grâces arrivent jusqu'à moi, Éternel, ton secours, selon ta promesse!
42 Opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden, want ik vertrouw op Uw woord.
afin que je puisse répondre à celui qui m'outrage; car je me confie en ta promesse.
43 En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten.
N'ôte jamais de ma bouche le langage de la vérité! car je suis dans l'attente de tes jugements.
44 Zo zal ik Uw wet steeds onderhouden, eeuwiglijk en altoos.
Et j'observerai ta loi constamment, à jamais, perpétuellement;
45 En ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.
et je marcherai dans une voie spacieuse, car je cherche tes commandements.
46 Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen, en mij niet schamen.
Et je parlerai de ta loi en présence des rois, et je n'aurai point de honte.
47 En ik zal mij vermaken in Uw geboden, die ik liefheb.
Et je ferai mes délices de tes commandements, que j'aime,
48 En ik zal mijn handen opheffen naar Uw geboden, die ik liefheb, en ik zal Uw inzettingen betrachten.
et je lèverai mes mains vers tes commandements que j'aime et je méditerai tes statuts. Zaïn.
49 Zain. Gedenk des woords, tot Uw knecht gesproken, op hetwelk Gij mij hebt doen hopen.
Souviens-toi de ta promesse à ton serviteur, puisque tu m'as donné l'espérance!
50 Dit is mijn troost in mijn ellende, want Uw toezegging heeft mij levend gemaakt.
Voici ma consolation dans ma misère, c'est que ta promesse me redonne la vie.
51 De hovaardigen hebben mij boven mate zeer bespot; nochtans ben ik van Uw wet niet geweken.
Des superbes me tournent en grande dérision; de ta loi je ne dévie point.
52 Ik heb gedacht, o HEERE! aan Uw oordelen van ouds aan, en heb mij getroost.
Je me rappelle tes jugements de jadis, Éternel, et je me console.
53 Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten.
Un bouillant transport me saisit à la vue des impies, qui abandonnent ta loi.
54 Uw inzettingen zijn mij gezangen geweest, ter plaatse mijner vreemdelingschappen.
Tes décrets me suggèrent des cantiques, dans le lieu de mon exil.
55 HEERE! des nachts ben ik Uws Naams gedachtig geweest, en heb Uw wet bewaard.
La nuit je pense à ton nom, Éternel, et j'observe ta loi.
56 Dat is mij geschied, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
Voici ce qui m'est propre, c'est que je garde tes commandements. Cheth.
57 Cheth. De HEERE is mijn deel, ik heb gezegd, dat ik Uw woorden zal bewaren.
Mon partage, ô Éternel, je le dis, c'est de garder tes paroles.
58 Ik heb Uw aanschijn ernstelijk gebeden van ganser harte, wees mij genadig naar Uw toezegging.
Je cherche ta faveur de toute mon âme: sois-moi propice selon ta promesse!
59 Ik heb mijn wegen bedacht, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen.
Je suis circonspect dans mes voies, et je retourne mes pas vers tes commandements.
60 Ik heb gehaast, en niet vertraagd Uw geboden te onderhouden.
Je me hâte, et ne diffère point d'observer tes commandements.
61 De goddeloze hopen hebben mij beroofd; nochtans heb ik Uw wet niet vergeten.
Les pièges des impies m'enveloppent; je n'oublie point ta loi.
62 Te middernacht sta ik op, om U te loven voor de rechten Uwer gerechtigheid.
Au milieu de la nuit, je me lève pour te louer des jugements de ta justice.
63 Ik ben een gezel van allen, die U vrezen, en van hen, die Uw bevelen onderhouden.
Je me lie avec tous ceux qui te craignent, et observent tes commandements.
64 HEERE! de aarde is vol van Uw goedertierenheid; leer mij Uw inzettingen.
La terre, ô Éternel, est pleine de ta grâce: enseigne-moi tes ordonnances! Theth.
65 Teth. Gij hebt bij Uw knecht goed gedaan, HEERE, naar Uw woord.
Tu fais du bien à ton serviteur, Éternel, selon ta promesse.
66 Leer mij een goeden zin en wetenschap, want ik heb aan Uw geboden geloofd.
Enseigne-moi la bonne science et la connaissance! car je crois en tes commandements.
67 Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik Uw woord.
Avant mon humiliation, je m'égarais; mais maintenant je prends garde à ta parole.
68 Gij zijt goed en goeddoende; leer mij Uw inzettingen.
Tu es bon et bienfaisant; enseigne-moi tes statuts!
69 De hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; doch ik bewaar Uw bevelen van ganser harte.
Des superbes contre moi ourdissent l'astuce; moi, de tout mon cœur j'observe tes commandements.
70 Hun hart is vet als smeer; maar ik heb vermaak in Uw wet.
Leur cœur a l'insensibilité de la graisse, moi, je fais mes délices de ta loi.
71 Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde.
Il m'est utile d'avoir été humilié, pour devenir docile à tes préceptes.
72 De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.
La loi qui sort de ta bouche a plus de prix pour moi que des milliers d'or et d'argent. Jod.
73 Jod. Uw handen hebben mij gemaakt, en bereid; maak mij verstandig, opdat ik Uw geboden lere.
Tes mains m'ont créé, m'ont formé; donne-moi l'intelligence, pour apprendre tes statuts!
74 Die U vrezen, zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb.
Ceux qui te craignent, me verront et se réjouiront, car j'espère dans tes promesses.
75 Ik weet, HEERE! dat Uw gerichten de gerechtigheid zijn, en dat Gij mij uit getrouwheid verdrukt hebt.
Je sais, Éternel, que tes jugements sont justes, et que tu m'as affligé en demeurant fidèle.
76 Laat toch Uw goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uw toezegging aan Uw knecht.
O que ta grâce soit ma consolation, selon ta promesse à ton serviteur!
77 Laat mij Uw barmhartigheden overkomen, opdat ik leve, want Uw wet is al mijn vermaking.
Envoie-moi ta miséricorde, pour que j'aie la vie! car ta loi fait mes délices.
78 Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; doch ik betracht Uw geboden.
Que les superbes soient confondus, car ils m'accablent gratuitement! pour moi, je médite tes commandements.
79 Laat hen tot mij keren, die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen.
Qu'ils reviennent à moi ceux qui te craignent, et ceux qui connaissent tes commandements!
80 Laat mijn hart oprecht zijn tot Uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd worde.
Que mon cœur soit tout à tes ordonnances, afin que je ne sois pas confondu! Caph.
81 Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt.
Mon âme languit après ton salut; je compte sur ta promesse.
82 Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten?
Mes yeux s'éteignent dans l'attente de ta promesse, je dis: Quand me consoleras-tu?
83 Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; doch Uw inzettingen heb ik niet vergeten.
Car je suis comme une outre fumée; je n'oublie point tes commandements.
84 Hoe vele zullen de dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult Gij recht doen over mijn vervolgers?
Quel est le nombre des jours de ton serviteur? Quand feras-tu justice de mes persécuteurs?
85 De hovaardigen hebben mij putten gegraven, hetwelk niet is naar Uw wet.
Des orgueilleux creusent des fosses devant moi; ils n'agissent point d'après ta loi.
86 Al Uw geboden zijn waarheid; zij vervolgen mij met leugen, help mij.
Tous tes commandements sont vrais: sans cause ils me persécutent; assiste-moi!
87 Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten.
Ils m'ont presque détruit, après m'avoir terrassé; mais je n'abandonne point tes commandements,
88 Maak mij levend naar Uw goedertierenheid, dan zal ik de getuigenis Uws monds onderhouden.
Selon ta miséricorde rends-moi la vie, afin que j'observe les ordres de ta bouche! Lamed.
89 Lamed. O HEERE! Uw woord bestaat in der eeuwigheid in de hemelen.
Éternellement, Seigneur, ta parole subsiste dans les Cieux,
90 Uw goedertierenheid is van geslacht tot geslacht; Gij hebt de aarde vastgemaakt, en zij blijft staan;
d'âge en âge ta vérité demeure; tu as fondé la terre, et elle est stable;
91 Naar Uw verordeningen blijven zij nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten.
suivant tes lois tout subsiste aujourd'hui, car toutes choses te sont assujetties.
92 Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan.
Si ta loi n'eût fait mes délices, j'aurais péri dans ma misère.
93 Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt.
Jamais je n'oublierai tes commandements, car c'est par eux que tu me fais vivre.
94 Ik ben Uw, behoud mij, want ik heb Uw bevelen gezocht.
Je suis à toi: donne-moi ton secours! car je cherche tes commandements.
95 De goddelozen hebben op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen.
Les impies m'attendent pour me faire périr; je suis attentif à tes ordres.
96 In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod is zeer wijd.
A toute chose parfaite j'ai vu une fin; ta loi est infinieMem.
97 Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag.
Combien j'aime ta loi! elle est ma pensée de tous les jours.
98 Zij maakt mij door Uw geboden wijzer, dan mijn vijanden zijn, want zij is in eeuwigheid bij mij.
Tes préceptes me rendent plus sage que mes ennemis. car ils sont toujours avec moi.
99 Ik ben verstandiger dan al mijn leraars, omdat Uw getuigenissen mijn betrachting zijn.
Je suis plus expert que tous mes maîtres, car tes ordonnances sont la pensée que j'ai;
100 Ik ben voorzichtiger dan de ouden, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
je suis plus entendu que les vieillards, car j'observe tes commandements.
101 Ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden.
Je tiens mon pied loin de tout mauvais sentier, afin que j'observe ta parole.
102 Ik ben niet geweken van Uw rechten, want Gij hebt mij geleerd.
Je ne m'écarte point de ta loi, car c'est toi qui m'instruis.
103 Hoe zoet zijn Uw redenen mijn gehemelte geweest, meer dan honig mijn mond!
Que ta parole est douce à mon palais! elle l'est plus que le miel à ma bouche.
104 Uit Uw bevelen krijg ik verstand, daarom haat ik alle leugenpaden.
Dans tes commandements je puise l'intelligence, aussi je hais tous les sentiers du mensonge. Nun.
105 Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad.
Ta parole est une lampe devant mes pieds, et une lumière sur mon sentier.
106 Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid.
J'ai fait le serment, et je le tiens, d'observer tes justes lois.
107 Ik ben gans zeer verdrukt, HEERE! maak mij levend naar Uw woord.
Je suis extrêmement affligé: Éternel, rends-moi la vie selon ta promesse!
108 Laat U toch, o HEERE! welgevallen de vrijwillige offeranden mijns monds, en leer mij Uw rechten.
Agrée, Éternel, le libre hommage de ma bouche, et enseigne-moi tes lois!
109 Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet.
Ma vie est toujours en péril; mais je n'oublie point ta loi.
110 De goddelozen hebben mij een strik gelegd; nochtans ben ik niet afgedwaald van Uw bevelen.
Des impies me tendent des pièges, mais je ne m'écarte point de tes ordres.
111 Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid.
Je me suis pour toujours approprié tes préceptes car ils sont la joie de mon cœur.
112 Ik heb mijn hart geneigd, om Uw inzettingen eeuwiglijk te doen, ten einde toe.
J'ai plié mon cœur à la pratique de tes lois, pour jamais, jusqu'à la fin. Samech.
113 Samech. Ik haat de kwade ranken, maar heb Uw wet lief.
Je hais les hommes partagés, et j'aime ta loi.
114 Gij zijt mijn Schuilplaats en mijn Schild; op Uw Woord heb ik gehoopt.
Tu es mon abri et mon bouclier; j'attends ta promesse.
115 Wijkt van mij, gij boosdoeners! dat ik de geboden mijns Gods moge bewaren.
Eloignez-vous de moi, méchants, afin que je garde les commandements de mon Dieu!
116 Ondersteun mij naar Uw toezegging, opdat ik leve; en laat mij niet beschaamd worden over mijn hope.
Soutiens-moi selon ta promesse, afin que je vive, et ne me confonds point à cause de mon espoir!
117 Ondersteun mij, zo zal ik behouden zijn; dan zal ik mij steeds in Uw inzettingen vermaken.
Sois mon appui, pour que je sois sauvé, et que j'aie toujours les yeux sur tes commandements!
118 Gij vertreedt al degenen, die van Uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen.
Tu méprises tous ceux qui s'écartent de tes lois; car leur fraude n'est qu'illusion.
119 Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.
Tu enlèves comme des scories tous les impies de la terre; c'est pourquoi j'aime tes ordonnances.
120 Het haar mijns vleses is te berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oordelen.
Tes terreurs font frissonner mon corps, et je redoute tes jugements. Aïn.
121 Ain. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers.
J'ai pratiqué la loi, la justice: tu ne m'abandonneras pas à mes oppresseurs!
122 Wees borg voor Uw knecht ten goede; laat de hovaardigen mij niet onderdrukken.
Prends le parti de ton serviteur pour le sauver! que les superbes ne m'oppriment pas!
123 Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw heil, en naar de toezegging Uwer rechtvaardigheid.
Mes yeux languissent après ton secours et ta juste promesse.
124 Doe bij Uw knecht naar Uw goedertierenheid, en leer mij Uw inzettingen.
Traite ton serviteur selon ta miséricorde, et enseigne-moi tes ordonnances!
125 Ik ben Uw knecht, maak mij verstandig, en ik zal Uw getuigenissen kennen.
Je suis ton serviteur: donne-moi l'intelligence, pour que j'aie la science de tes commandements.
126 Het is tijd voor den HEERE, dat Hij werke, want zij hebben Uw wet verbroken.
Il est pour l'Éternel temps d'agir; ils ont enfreint ta loi.
127 Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud.
Aussi j'aime tes commandements, plus que l'or, et que l'or pur;
128 Daarom heb ik al Uw bevelen, van alles, voor recht gehouden; maar alle valse pad heb ik gehaat.
aussi je trouve justes tous tes commandements; et je hais tous les sentiers du mensonge. Pé.
129 Pe. Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel.
Tes commandements sont admirables; c'est pourquoi mon âme les garde.
130 De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende.
La révélation de tes paroles éclaire, donne de l'intelligence aux simples.
131 Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd, want ik heb verlangd naar Uw geboden.
J'ouvre la bouche, je soupire; car je suis avide de tes commandements.
132 Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen.
Tourne tes regards sur moi, et prends pitié de moi, selon le droit de ceux qui aiment ton nom!
133 Maak mijn voetstappen vast in Uw Woord, en laat geen ongerechtigheid over mij heersen.
Affermis mes pas dans ta parole, et ne laisse aucun mal prendre empire sur moi!
134 Verlos mij van des mensen overlast, en ik zal Uw bevelen onderhouden.
Délivre-moi de l'oppression des hommes, afin que j'observe tes commandements!
135 Doe Uw aangezicht lichten over Uw knecht, en leer mij Uw inzettingen.
Fais luire ta face sur ton serviteur, et enseigne-moi tes ordonnances!
136 Waterbeken vlieten af uit mijn ogen, omdat zij Uw wet niet onderhouden.
Des torrents d'eau coulent de mes yeux, parce que l'on n'observe pas ta loi. Tsadé.
137 Tsade. HEERE! Gij zijt rechtvaardig, en elkeen Uwer oordelen is recht.
Tu es juste, Éternel, et tes jugements sont équitables;
138 Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid hogelijk geboden.
tu prescris la justice dans tes ordonnances, et une grande vérité.
139 Mijn ijver heeft mij doen vergaan, omdat mijn wederpartijders Uw woorden vergeten hebben.
Mon indignation me consume, de ce que mes ennemis oublient tes paroles.
140 Uw woord is zeer gelouterd, en Uw knecht heeft het lief.
Ta parole est parfaitement pure, et ton serviteur l'aime.
141 Ik ben klein en veracht, doch Uw bevelen vergeet ik niet.
Je suis chétif et méprisé; je n'oublie point tes préceptes.
142 Uw gerechtigheid is gerechtigheid in eeuwigheid, en Uw wet is de waarheid.
Ta justice est un droit éternel, et ta loi, une vérité.
143 Benauwdheid en angst hebben mij getroffen, doch Uw geboden zijn mijn vermakingen.
La détresse et l'angoisse m'ont atteint; tes commandements sont mon délice.
144 De gerechtigheid Uwer getuigenissen is in der eeuwigheid; doe ze mij verstaan, zo zal ik leven.
La justice de tes ordonnances est éternelle; donne-moi l'intelligence, afin que je vive! Quoph.
145 Koph. Ik heb van ganser harte geroepen: verhoor mij, o HEERE! ik zal Uw inzettingen bewaren.
Je t'invoque de tout mon cœur, exauce-moi, Éternel afin que j'observe tes ordonnances!
146 Ik heb U aangeroepen, verlos mij, en ik zal Uw getuigenissen onderhouden.
Je t'invoque: aide-moi, afin que je garde tes commandements!
147 Ik ben de morgen schemering voorgekomen, en heb geschrei gemaakt; op Uw woord heb ik gehoopt.
Je devance l'aurore et je crie; j'attends ta promesse.
148 Mijn ogen komen de nacht waken voor, om Uw rede te betrachten.
Avant les veilles j'ouvre déjà les yeux, pour méditer ta parole.
149 Hoor mijn stem naar Uw goedertierenheid, o HEERE! maak mij levend naar Uw recht.
Entends ma voix selon ta miséricorde! Éternel, selon ta justice donne-moi la vie!
150 Die kwade praktijken najagen, genaken mij, zij wijken verre van Uw wet.
Ils s'approchent ceux qui poursuivent le mal, ils se tiennent loin de ta loi;
151 Maar Gij, HEERE! zijt nabij, en al Uw geboden zijn waarheid.
mais tu es proche, Éternel, et tous tes commandements sont vérité.
152 Van ouds heb ik geweten van Uw getuigenissen, dat Gij ze in eeuwigheid gegrond hebt.
Dès longtemps je sais par tes décrets que pour l'éternité tu les as arrêtés. Resch.
153 Resch. Zie mijn ellende aan, en help mij uit, want Uw wet heb ik niet vergeten.
Vois ma misère, et me délivre! car je n'oublie point ta loi.
154 Twist mijn twistzaak, en verlos mij, maak mij levend, naar Uw toezegging.
Soutiens ma querelle, et me rachète! selon ta promesse donne-moi la vie!
155 Het heil is verre van de goddelozen, want zij zoeken Uw inzettingen niet.
Le salut est loin des impies; car ils ne cherchent point tes ordonnances.
156 HEERE! Uw barmhartigheden zijn vele; maak mij levend naar Uw rechten.
Tes compassions sont grandes, Éternel; donne-moi la vie selon tes décrets!
157 Mijn vervolgers en mijn wederpartijders zijn vele, maar van Uw getuigenissen wijk ik niet.
Mes persécuteurs et mes oppresseurs sont nombreux; je n'ai point dévié de tes commandements.
158 Ik heb gezien degenen, die trouwelooslijk handelen, en het verdroot mij, dat zij Uw woord niet onderhielden.
Je vois les infidèles, et j'en ai de l'horreur; ils n'observent point ta parole.
159 Zie aan, dat ik Uw bevelen lief heb, o HEERE! maak mij levend naar Uw goedertierenheid.
Considère que j'aime tes commandements: Éternel, selon ta miséricorde donne-moi la vie!
160 Het begin Uws woords is waarheid, en in der eeuwigheid is al het recht Uwer gerechtigheid.
Le sommaire de ta parole, c'est vérité, et toutes tes justes lois sont éternelles. Schin.
161 Schin. De vorsten hebben mij vervolgd zonder oorzaak; maar mijn hart heeft gevreesd voor Uw woord.
Des princes me persécutent sans cause; mais mon cœur ne craint que tes paroles.
162 Ik ben vrolijk over Uw toezegging, als een, die een groten buit vindt.
Je me réjouis de ta parole, comme celui qui trouve un grand butin.
163 Ik haat de valsheid, en heb er een gruwel van; maar Uw wet heb ik lief.
Je hais, je déteste le mensonge; j'aime ta loi.
164 Ik loof U zevenmaal des daags, over de rechten Uwer gerechtigheid.
Sept fois le jour je te célèbre, à cause de tes justes lois.
165 Die Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen aanstoot.
Ils ont une grande paix ceux qui aiment la loi, pour eux il n'y a point de traverses.
166 O HEERE! ik hoop op Uw heil, en doe Uw geboden.
Je m'attends à ton secours, Éternel, et je pratique tes commandements.
167 Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen, en ik heb ze zeer lief.
Mon âme observe tes ordonnances, et j'ai pour elles un grand amour.
168 Ik onderhoud Uw bevelen en Uw getuigenissen, want al mijn wegen zijn voor U.
J'exécute tes ordres et tes commandements, car toutes mes voies sont présentes à tes yeux. Thav.
169 Thau. O HEERE! laat mijn geschrei voor Uw aanschijn genaken, maak mij verstandig naar Uw woord.
Que mes cris aient accès près de toi, Éternel! selon ta promesse donne-moi l'intelligence!
170 Laat mijn smeken voor Uw aanschijn komen, red mij naar Uw toezegging.
Que ma prière arrive devant toi! selon ta promesse sauve-moi!
171 Mijn lippen zullen Uw lof overvloediglijk uitstorten, als Gij mij Uw inzettingen zult geleerd hebben.
Que mes lèvres épanchent la louange! car tu m'enseignes tous tes commandements!
172 Mijn tong zal spraak houden van Uw rede, want al Uw geboden zijn rechtvaardigheid.
Que ma langue célèbre ta parole! car toutes tes lois sont justes.
173 Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen verkoren.
Que ta main me soit en aide! car j'ai fait choix de tes commandements.
174 O HEERE! ik verlang naar Uw heil, en Uw wet is al mijn vermaking.
Je suis désireux de ton secours, Éternel, et ta loi fait mes délices.
175 Laat mijn ziel leven, en zij zal U loven, en laat Uw rechten mij helpen.
Que mon âme vive, et qu'elle te loue! et de tes jugements donne-moi le secours!
176 Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht, want Uw geboden heb ik niet vergeten.
Je suis errant, comme une brebis perdue; cherche ton serviteur! car je n'oublie pas tes commandements.