Psalmen 101

1 Een psalm van David. Ik zal van goedertierenheid en recht zingen; U zal ik psalmzingen, o HEERE!

مزمور داوود. ای خداوند، محبت و عدالت تو را می‌ستایم و با سرود تو را می‌پرستم.

2 Ik zal verstandelijk handelen in den oprechten weg; wanneer zult Gij tot mij komen? Ik zal in het midden mijns huizes wandelen, in oprechtigheid mijns harten.

مراقب خواهم بود تا راه درست و بی‌عیب را در پیش بگیرم. نزد من کِی خواهی آمد؟ در خانه خود، با دلی راست زندگی خواهم کرد.

3 Ik zal geen Belialsstuk voor mijn ogen stellen; ik haat het doen der afvalligen, het zal mij niet aankleven.

هر چیز بد و ناپسند را از پیش چشم خود دور خواهم نمود. کردار افراد نادرست را دوست نخواهم داشت و در کارهایشان سهیم نخواهم شد.

4 Het verkeerde hart zal van mij wijken; den boze zal ik niet kennen.

نادرستی را از خود دور خواهم ساخت و با گناهکاران معاشرت نخواهم کرد.

5 Die zijn naaste in het heimelijke achterklapt; dien zal ik verdelgen; die hoog van ogen is, en trots van hart, die zal ik niet vermogen.

کسی را که از دیگران بدگویی کند ساکت خواهم کرد؛ شخص مغرور و خودخواه را متحمل نخواهم شد.

6 Mijn ogen zullen zijn op de getrouwen in het land, dat zij bij mij zitten; die in den oprechten weg wandelt, die zal mij dienen.

من در پی اشخاص امین و خداشناس هستم تا آنها را به کاخ خود بیاورم. کسی که درستکار باشد، او را به کار خواهم گماشت.

7 Wie bedrog pleegt, zal binnen mijn huis niet blijven; die leugenen spreekt, zal voor mijn ogen niet bevestigd worden.

حیله‌گر به کاخ من راه نخواهد یافت و دروغگو نزد من نخواهد ماند.

8 Allen morgen zal ik alle goddelozen des lands verdelgen, om uit de stad des HEEREN alle werkers der ongerechtigheid uit te roeien.

هر روز عده‌ای از شریران را نابود خواهم کرد تا شهر خدا را از وجود همهٔ آنها پاک سازم.