Aionian Verses

En al zijn zonen, en al zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten; maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide: Want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. Alzo beweende hem zijn vader. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar hij zeide: Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; zo hem een verderf ontmoette op den weg, dien gij zult gaan, zo zoudt gij mijn grauwe haren met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Indien gij nu dezen ook van mijn aangezicht wegneemt, en hem een verderf ontmoette, zo zoudt gij mijn grauwe haren met jammer ten grave doen nederdalen! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo zal het geschieden, als hij ziet, dat de jongeling er niet is, dat hij sterven zal; en uw knechten zullen de grauwe haren van uw knecht, onzen vader, met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar indien de HEERE wat nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden hen met alles wat hunner is, en zij levend ter helle zullen nedervaren; alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd hebben. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En zij voeren neder, zij en alles wat hunner was, levend ter helle; en de aarde overdekte hen, en zij kwamen om uit het midden der gemeente. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Banden der hel omringden mij; strikken des doods bejegenden mij. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doe dan naar uw wijsheid, dat gij zijn grauwe haar niet met vrede in het graf laat dalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar nu, houd hem niet onschuldig, dewijl gij een wijs man zijt; en gij zult weten, wat gij hem doen zult, opdat gij zijn grauwe haar met bloed in het graf doet dalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Een wolk vergaat en vaart henen; alzo die in het graf daalt, zal niet weder opkomen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? (Sheol h7585)
(parallel missing)
Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal. (Sheol h7585)
(parallel missing)
In het goede verslijten zij hun dagen; en in een ogenblik dalen zij in het graf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De droogte mitsgaders de hitte nemen de sneeuwwateren weg; alzo het graf dergenen, die gezondigd hebben. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel is naakt voor Hem, en geen deksel is er voor het verderf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want in den dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf? (Sheol h7585)
(parallel missing)
De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij. (Sheol h7585)
(parallel missing)
HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald. (Sheol h7585)
(parallel missing)
HEERE! laat mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan; laat de goddelozen beschaamd worden, laat hen zwijgen in het graf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. (Sela) (Sheol h7585)
(parallel missing)
Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs uitgerukt. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? (Sela) (Sheol h7585)
(parallel missing)
De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde iets gekloofd en verdeeld had. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensen kinderen? (Sheol h7585)
(parallel missing)
De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Het graf, de gesloten baarmoeder, de aarde, die van water niet verzadigd wordt, en het vuur zegt niet: Het is genoeg! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Alles, wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar gij heengaat. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zet mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm; want de liefde is sterk als de dood; de ijver is hard als het graf; haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des HEEREN. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Daarom zal het graf zichzelf wijd opensperren, en zijn mond opendoen, zonder maat; opdat nederdale haar heerlijkheid, en haar menigte, met haar gedruis, en die in haar van vreugde opspringt. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Eis u een teken van den HEERE, uw God; eis beneden in de diepte, of eis boven uit de hoogte. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel van onderen was beroerd om uwentwil, om u tegemoet te gaan, als gij kwaamt; zij wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde; zij doet al de koningen der heidenen van hun tronen opstaan. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Uw hovaardij is in de hel nedergestort, met het geklank uwer luiten; de maden zullen onder u gestrooid worden, en de wormen zullen u bedekken. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Ja, in de hel zult gij nedergestoten worden, aan de zijden van den kuil! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Omdat gijlieden zegt: Wij hebben een verbond met den dood gemaakt, en met de hel hebben wij een voorzichtig verdrag gemaakt; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, zal hij tot ons niet komen; want wij hebben de leugen ons tot een toevlucht gesteld, en onder de valsheid hebben wij ons verborgen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En ulieder verbond met den dood zal te niet worden, en uw voorzichtig verdrag met de hel zal niet bestaan; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, dan zult gijlieden van denzelven vertreden worden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Ik zeide: Vanwege de afsnijding mijner dagen, zal ik tot de poorten des grafs heengaan, ik word beroofd van het overige mijner jaren. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want het graf zal U niet loven, de dood zal U niet prijzen; die in den kuil nederdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En gij trekt met olie tot den koning, en gij vermenigvuldigt uw welriekende zalven; en gij zendt uw gezanten verre weg, en vernedert u tot de hel toe. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo zegt de Heere HEERE: Ten dage, als hij ter helle nederdaalde, maakte Ik een treuren; Ik bedekte om zijnentwil den afgrond, en weerde de stromen van dien, en de grote wateren werden geschut; en Ik maakte den Libanon om zijnentwil zwart, en al het geboomte des velds was om zijnentwil bewonden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Van het geluid zijns vals deed Ik de heidenen beven, als Ik hem ter helle deed nederdalen, met degenen, die in den kuil nederdalen; en alle bomen van Eden, de keur en het beste van Libanon, alle bomen, die water drinken, troostten zich in het onderste der aarde. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Diezelve daalden ook met hem neder ter helle, tot de verslagenen van het zwaard; en die zijn arm geweest waren, die onder zijn schaduw in het midden der heidenen gezeten hadden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De machtigste der helden zullen hem, met zijn helpers, toespreken, uit het midden der hel; zij zijn nedergedaald, de onbesnedenen liggen er, verslagen van het zwaard; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar zij liggen niet met de helden, die onder de onbesnedenen gevallen zijn; die ter helle zijn nedergedaald met hun krijgswapenen, en welker zwaarden men gelegd heeft onder hun hoofden; welker ongerechtigheid nochtans op hun beenderen is, omdat der helden schrik in het land der levenden geweest is. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doch Ik zal hen van het geweld der hel verlossen, Ik zal ze vrijmaken van den dood: o dood! waar zijn uw pestilentien? hel! waar is uw verderf? Berouw zal van Mijn ogen verborgen zijn, (Sheol h7585)
(parallel missing)
Al groeven zij tot in de hel, zo zal Mijn hand ze van daar halen, en al klommen zij in den hemel, zo zal Ik ze van daar doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE, en Hij antwoordde mij; uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En ook dewijl hij trouwelooslijk handelt bij den wijn, een trots man is, en in zijn woning niet blijft; die zijn ziel wijd opendoet als het graf, en gelijk de dood is, die niet zat wordt, en tot zich verzamelt al de heidenen, en vergadert tot zich alle volken. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur. (Geenna g1067)
กินฺตฺวหํ ยุษฺมานฺ วทามิ, ย: กศฺจิตฺ การณํ วินา นิชภฺราเตฺร กุปฺยติ, ส วิจารสภายำ ทณฺฑาโรฺห ภวิษฺยติ; ย: กศฺจิจฺจ สฺวียสหชํ นิรฺพฺโพธํ วทติ, ส มหาสภายำ ทณฺฑาโรฺห ภวิษฺยติ; ปุนศฺจ ตฺวํ มูฒ อิติ วากฺยํ ยทิ กศฺจิตฺ สฺวียภฺราตรํ วกฺติ, ตรฺหิ นรกาคฺเนา ส ทณฺฑาโรฺห ภวิษฺยติฯ (Geenna g1067)
Indien dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna g1067)
ตสฺมาตฺ ตว ทกฺษิณํ เนตฺรํ ยทิ ตฺวำ พาธเต, ตรฺหิ ตนฺเนตฺรมฺ อุตฺปาฏฺย ทูเร นิกฺษิป, ยสฺมาตฺ ตว สรฺวฺววปุโษ นรเก นิกฺเษปาตฺ ตไวกางฺคสฺย นาโศ วรํฯ (Geenna g1067)
En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af, en werpt ze van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna g1067)
ยทฺวา ตว ทกฺษิณ: กโร ยทิ ตฺวำ พาธเต, ตรฺหิ ตํ กรํ ฉิตฺตฺวา ทูเร นิกฺษิป, ยต: สรฺวฺววปุโษ นรเก นิกฺเษปาตฺ เอกางฺคสฺย นาโศ วรํฯ (Geenna g1067)
En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. (Geenna g1067)
เย กายํ หนฺตุํ ศกฺนุวนฺติ นาตฺมานํ, เตโภฺย มา ไภษฺฏ; ย: กายาตฺมาเนา นิรเย นาศยิตุํ, ศกฺโนติ, ตโต พิภีตฯ (Geenna g1067)
En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn. (Hadēs g86)
อปรญฺจ พต กผรฺนาหูมฺ, ตฺวํ สฺวรฺคํ ยาวทุนฺนโตสิ, กินฺตุ นรเก นิกฺเษปฺสฺยเส, ยสฺมาตฺ ตฺวยิ ยานฺยาศฺจรฺยฺยาณิ กรฺมฺมณฺยการิษต, ยทิ ตานิ สิโทมฺนคร อการิษฺยนฺต, ตรฺหิ ตททฺย ยาวทสฺถาสฺยตฺฯ (Hadēs g86)
En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. (aiōn g165)
โย มนุชสุตสฺย วิรุทฺธำ กถำ กถยติ, ตสฺยาปราธสฺย กฺษมา ภวิตุํ ศกฺโนติ, กินฺตุ ย: กศฺจิตฺ ปวิตฺรสฺยาตฺมโน วิรุทฺธำ กถำ กถยติ เนหโลเก น เปฺรตฺย ตสฺยาปราธสฺย กฺษมา ภวิตุํ ศกฺโนติฯ (aiōn g165)
En die in de doornen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms verstikt het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn g165)
อปรํ กณฺฏกานำ มเธฺย พีชานฺยุปฺตานิ ตทรฺถ เอษ: ; เกนจิตฺ กถายำ ศฺรุตายำ สำสาริกจินฺตาภิ รฺภฺรานฺติภิศฺจ สา คฺรสฺยเต, เตน สา มา วิผลา ภวติฯ (aiōn g165)
En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen. (aiōn g165)
วนฺยยวสานิ ปาปาตฺมน: สนฺตานา: ฯ เยน ริปุณา ตานฺยุปฺตานิ ส ศยตาน: , กรฺตฺตนสมยศฺจ ชคต: เศษ: , กรฺตฺตกา: สฺวรฺคียทูตา: ฯ (aiōn g165)
Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd, en met vuur verbrand wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld. (aiōn g165)
ยถา วนฺยยวสานิ สํคฺฤหฺย ทาหฺยนฺเต, ตถา ชคต: เศเษ ภวิษฺยติ; (aiōn g165)
Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden; (aiōn g165)
ตไถว ชคต: เศเษ ภวิษฺยติ, ผลต: สฺวรฺคียทูตา อาคตฺย ปุณฺยวชฺชนานำ มธฺยาตฺ ปาปิน: ปฺฤถกฺ กฺฤตฺวา วหฺนิกุณฺเฑ นิกฺเษปฺสฺยนฺติ, (aiōn g165)
En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. (Hadēs g86)
อโต'หํ ตฺวำ วทามิ, ตฺวํ ปิตร: (ปฺรสฺตร: ) อหญฺจ ตสฺย ปฺรสฺตรโสฺยปริ สฺวมณฺฑลีํ นิรฺมฺมาสฺยามิ, เตน นิรโย พลาตฺ ตำ ปราเชตุํ น ศกฺษฺยติฯ (Hadēs g86)
Indien dan uw hand of uw voet u ergert, houwt ze af en werpt ze van u. Het is u beter, tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden. (aiōnios g166)
ตสฺมาตฺ ตว กรศฺจรโณ วา ยทิ ตฺวำ พาธเต, ตรฺหิ ตํ ฉิตฺตฺวา นิกฺษิป, ทฺวิกรสฺย ทฺวิปทสฺย วา ตวานปฺตวเหฺนา นิกฺเษปาตฺ, ขญฺชสฺย วา ฉินฺนหสฺตสฺย ตว ชีวเน ปฺรเวโศ วรํฯ (aiōnios g166)
En indien uw oog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u. Het is u beter, maar een oog hebbende, tot het leven in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden. (Geenna g1067)
อปรํ ตว เนตฺรํ ยทิ ตฺวำ พาธเต, ตรฺหิ ตทปฺยุตฺปาวฺย นิกฺษิป, ทฺวิเนตฺรสฺย นรกาคฺเนา นิกฺเษปาตฺ กาณสฺย ตว ชีวเน ปฺรเวโศ วรํฯ (Geenna g1067)
En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? (aiōnios g166)
อปรมฺ เอก อาคตฺย ตํ ปปฺรจฺฉ, เห ปรมคุโร, อนนฺตายุ: ปฺราปฺตุํ มยา กึ กึ สตฺกรฺมฺม กรฺตฺตวฺยํ? (aiōnios g166)
En zo wie zal verlaten hebben, huizen, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven beerven. (aiōnios g166)
อนฺยจฺจ ย: กศฺจิตฺ มม นามการณาตฺ คฺฤหํ วา ภฺราตรํ วา ภคินีํ วา ปิตรํ วา มาตรํ วา ชายำ วา พาลกํ วา ภูมึ ปริตฺยชติ, ส เตษำ ศตคุณํ ลปฺสฺยเต, อนนฺตายุโม'ธิการิตฺวญฺจ ปฺราปฺสฺยติฯ (aiōnios g166)
En ziende, een vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem toe, en vond niets aan denzelven, dan alleenlijk bladeren; en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht meer in der eeuwigheid! En de vijgeboom verdorde terstond. (aiōn g165)
ตโต มารฺคปารฺศฺว อุฑุมฺพรวฺฤกฺษเมกํ วิโลกฺย ตตฺสมีปํ คตฺวา ปตฺราณิ วินา กิมปิ น ปฺราปฺย ตํ ปาทปํ โปฺรวาจ, อทฺยารภฺย กทาปิ ตฺวยิ ผลํ น ภวตุ; เตน ตตฺกฺษณาตฺ ส อุฑุมฺพรมาหีรุห: ศุษฺกตำ คต: ฯ (aiōn g165)
Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij omreist zee en land, om een Jodengenoot te maken, en als hij het geworden is, zo maakt gij hem een kind der helle, tweemaal meer dan gij zijt. (Geenna g1067)
กญฺจน ปฺราปฺย สฺวโต ทฺวิคุณนรกภาชนํ ตํ กุรุถฯ (Geenna g1067)
Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden? (Geenna g1067)
เร ภุชคา: กฺฤษฺณภุชควํศา: , ยูยํ กถํ นรกทณฺฑาทฺ รกฺษิษฺยเธฺวฯ (Geenna g1067)
En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de voleinding der wereld? (aiōn g165)
อนนฺตรํ ตสฺมินฺ ไชตุนปรฺวฺวโตปริ สมุปวิษฺเฏ ศิษฺยาสฺตสฺย สมีปมาคตฺย คุปฺตํ ปปฺรจฺฉุ: , เอตา ฆฏนา: กทา ภวิษฺยนฺติ? ภวต อาคมนสฺย ยุคานฺตสฺย จ กึ ลกฺษฺม? ตทสฺมานฺ วทตุฯ (aiōn g165)
Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. (aiōnios g166)
ปศฺจาตฺ ส วามสฺถิตานฺ ชนานฺ วทิษฺยติ, เร ศาปคฺรสฺตา: สรฺเวฺว, ไศตาเน ตสฺย ทูเตภฺยศฺจ โย'นนฺตวหฺนิราสาทิต อาเสฺต, ยูยํ มทนฺติกาตฺ ตมคฺนึ คจฺฉตฯ (aiōnios g166)
En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ปศฺจาทมฺยนนฺตศาสฺตึ กินฺตุ ธารฺมฺมิกา อนนฺตายุษํ โภกฺตุํ ยาสฺยนฺติฯ (aiōnios g166)
lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. (aiōn g165)
ปศฺยต, ชคทนฺตํ ยาวตฺ สทาหํ ยุษฺมาภิ: สากํ ติษฺฐามิฯ อิติฯ (aiōn g165)
Maar zo wie zal gelasterd hebben tegen den Heiligen Geest, die heeft geen vergeving in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels. (aiōn g165, aiōnios g166)
กินฺตุ ย: กศฺจิตฺ ปวิตฺรมาตฺมานํ นินฺทติ ตสฺยาปราธสฺย กฺษมา กทาปิ น ภวิษฺยติ โสนนฺตทณฺฑสฺยาโรฺห ภวิษฺยติฯ (aiōn g165, aiōnios g166)
Mark 4:18 (มารฺก: 4:18)
(parallel missing)
เย ชนา: กถำ ศฺฤณฺวนฺติ กินฺตุ สำสาริกี จินฺตา ธนภฺรานฺติ รฺวิษยโลภศฺจ เอเต สรฺเวฺว อุปสฺถาย ตำ กถำ คฺรสนฺติ ตต: มา วิผลา ภวติ (aiōn g165)
En de zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms en de begeerlijkheden omtrent de andere dingen, inkomende, verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn g165)
(parallel missing)
En indien uw hand u ergert, houwt ze af; het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna g1067)
(parallel missing)
Mark 9:44 (มารฺก: 9:44)
(parallel missing)
ยสฺมาตฺ ยตฺร กีฏา น มฺริยนฺเต วหฺนิศฺจ น นิรฺวฺวาติ, ตสฺมินฺ อนิรฺวฺวาณานลนรเก กรทฺวยวสฺตว คมนาตฺ กรหีนสฺย สฺวรฺคปฺรเวศสฺตว เกฺษมํฯ (Geenna g1067)
En indien uw voet u ergert, houwt hem af; het is u beter kreupel tot het leven in te gaan, dan de twee voeten hebbende, geworpen te worden in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna g1067)
(parallel missing)
Mark 9:46 (มารฺก: 9:46)
(parallel missing)
ยโต ยตฺร กีฏา น มฺริยนฺเต วหฺนิศฺจ น นิรฺวฺวาติ, ตสฺมินฺ 'นิรฺวฺวาณวเหฺนา นรเก ทฺวิปาทวตสฺตว นิกฺเษปาตฺ ปาทหีนสฺย สฺวรฺคปฺรเวศสฺตว เกฺษมํฯ (Geenna g1067)
En indien uw oog u ergert, werpt het uit; het is u beter maar een oog hebbende in het Koninkrijk Gods in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden; (Geenna g1067)
(parallel missing)
Mark 9:48 (มารฺก: 9:48)
(parallel missing)
ตสฺมิน 'นิรฺวฺวาณวเหฺนา นรเก ทฺวิเนตฺรสฺย ตว นิกฺเษปาทฺ เอกเนตฺรวต อีศฺวรราเชฺย ปฺรเวศสฺตว เกฺษมํฯ (Geenna g1067)
En als Hij uitging op den weg, liep een tot Hem, en voor Hem op de knieen vallende, vraagde Hem: Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beerve? (aiōnios g166)
อถ ส วรฺตฺมนา ยาติ, เอตรฺหิ ชน เอโก ธาวนฺ อาคตฺย ตตฺสมฺมุเข ชานุนี ปาตยิตฺวา ปฺฤษฺฏวานฺ, โภ: ปรมคุโร, อนนฺตายุ: ปฺราปฺตเย มยา กึ กรฺตฺตวฺยํ? (aiōnios g166)
Of hij ontvangt honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en zusters, en moeders, en kinderen, en akkers, met de vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
คฺฤหภฺราตฺฤภคินีปิตฺฤมาตฺฤปตฺนีสนฺตานภูมีนามิห ศตคุณานฺ เปฺรตฺยานนฺตายุศฺจ น ปฺราปฺโนติ ตาทฺฤศ: โกปิ นาสฺติฯ (aiōn g165, aiōnios g166)
En Jezus, antwoordende, zeide tot denzelven: Niemand ete enige vrucht meer van u in der eeuwigheid! En Zijn discipelen hoorden het. (aiōn g165)
อทฺยารภฺย โกปิ มานวสฺตฺวตฺต: ผลํ น ภุญฺชีต; อิมำ กถำ ตสฺย ศิษฺยา: ศุศฺรุวุ: ฯ (aiōn g165)
En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. (aiōn g165)
ตถา ส ยากูโพ วํโศปริ สรฺวฺวทา ราชตฺวํ กริษฺยติ, ตสฺย ราชตฺวสฺยานฺโต น ภวิษฺยติฯ (aiōn g165)
Luke 1:54 (ลูก: 1:54)
(parallel missing)
อิพฺราหีมิ จ ตทฺวํเศ ยา ทยาสฺติ สไทว ตำฯ สฺมฺฤตฺวา ปุรา ปิตฺฤณำ โน ยถา สากฺษาตฺ ปฺรติศฺรุตํฯ (aiōn g165)
(Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham, en zijn zaad) in eeuwigheid. (aiōn g165)
(parallel missing)
Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn; (aiōn g165)
(parallel missing)
Luke 1:73 (ลูก: 1:73)
(parallel missing)
สฺฤษฺเฏ: ปฺรถมต: สฺวีไย: ปวิไตฺร รฺภาวิวาทิภิ: ฯ (aiōn g165)
En zij baden Hem, dat Hij hun niet gebieden zou in den afgrond heen te varen. (Abyssos g12)
อถ ภูตา วินเยน ชคทุ: , คภีรํ ครฺตฺตํ คนฺตุํ มาชฺญาปยาสฺมานฺฯ (Abyssos g12)
En gij, Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. (Hadēs g86)
เห กผรฺนาหูมฺ, ตฺวํ สฺวรฺคํ ยาวทฺ อุนฺนตา กินฺตุ นรกํ ยาวตฺ นฺยคฺภวิษฺยสิฯ (Hadēs g86)
En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios g166)
อนนฺตรมฺ เอโก วฺยวสฺถาปก อุตฺถาย ตํ ปรีกฺษิตุํ ปปฺรจฺฉ, เห อุปเทศก อนนฺตายุษ: ปฺราปฺตเย มยา กึ กรณียํ? (aiōnios g166)
Maar Ik zal u tonen, Wien gij vrezen zult: vreest Dien, Die, nadat Hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien! (Geenna g1067)
ตรฺหิ กสฺมาทฺ เภตวฺยมฺ อิตฺยหํ วทามิ, ย: ศรีรํ นาศยิตฺวา นรกํ นิกฺเษปฺตุํ ศกฺโนติ ตสฺมาเทว ภยํ กุรุต, ปุนรปิ วทามิ ตสฺมาเทว ภยํ กุรุตฯ (Geenna g1067)
En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtiglijk gedaan had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger, dan de kinderen des lichts, in hun geslacht. (aiōn g165)
เตไนว ปฺรภุสฺตมยถารฺถกฺฤตมฺ อธีศํ ตทฺพุทฺธิไนปุณฺยาตฺ ปฺรศศํส; อิตฺถํ ทีปฺติรูปสนฺตาเนภฺย เอตตฺสํสารสฺย สนฺตานา วรฺตฺตมานกาเล'ธิกพุทฺธิมนฺโต ภวนฺติฯ (aiōn g165)
En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen. (aiōnios g166)
อโต วทามิ ยูยมปฺยยถารฺเถน ธเนน มิตฺราณิ ลภธฺวํ ตโต ยุษฺมาสุ ปทภฺรษฺเฏษฺวปิ ตานิ จิรกาลมฺ อาศฺรยํ ทาสฺยนฺติฯ (aiōnios g166)
En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. (Hadēs g86)
ปศฺจาตฺ ส ธนวานปิ มมาร, ตํ ศฺมศาเน สฺถาปยามาสุศฺจ; กินฺตุ ปรโลเก ส เวทนากุล: สนฺ อูรฺทฺธฺวำ นิรีกฺษฺย พหุทูราทฺ อิพฺราหีมํ ตตฺโกฺรฑ อิลิยาสรญฺจ วิโลกฺย รุวนฺนุวาจ; (Hadēs g86)
En een zeker overste vraagde Hem, zeggende: Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios g166)
อปรมฺ เอโกธิปติสฺตํ ปปฺรจฺฉ, เห ปรมคุโร, อนนฺตายุษ: ปฺราปฺตเย มยา กึ กรฺตฺตวฺยํ? (aiōnios g166)
Die niet zal veelvoudig weder ontvangen in dezen tijd, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
อิห กาเล ตโต'ธิกํ ปรกาเล 'นนฺตายุศฺจ น ปฺราปฺสฺยติ โลก อีทฺฤศ: โกปิ นาสฺติฯ (aiōn g165, aiōnios g166)
En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen, en worden ten huwelijk uitgegeven; (aiōn g165)
ตทา ยีศุ: ปฺรตฺยุวาจ, เอตสฺย ชคโต โลกา วิวหนฺติ วาคฺทตฺตาศฺจ ภวนฺติ (aiōn g165)
Maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch ten huwelijk uitgegeven worden; (aiōn g165)
กินฺตุ เย ตชฺชคตฺปฺราปฺติโยคฺยเตฺวน คณิตำ ภวิษฺยนฺติ ศฺมศานาจฺโจตฺถาสฺยนฺติ เต น วิวหนฺติ วาคฺทตฺตาศฺจ น ภวนฺติ, (aiōn g165)
Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios g166)
ตสฺมาทฺ ย: กศฺจิตฺ ตสฺมินฺ วิศฺวสิษฺยติ โส'วินาศฺย: สนฺ อนนฺตายุ: ปฺราปฺสฺยติฯ (aiōnios g166)
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios g166)
อีศฺวร อิตฺถํ ชคททยต ยตฺ สฺวมทฺวิตียํ ตนยํ ปฺราททาตฺ ตโต ย: กศฺจิตฺ ตสฺมินฺ วิศฺวสิษฺยติ โส'วินาศฺย: สนฺ อนนฺตายุ: ปฺราปฺสฺยติฯ (aiōnios g166)
Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. (aiōnios g166)
ย: กศฺจิตฺ ปุเตฺร วิศฺวสิติ ส เอวานนฺตมฺ ปรมายุ: ปฺราปฺโนติ กินฺตุ ย: กศฺจิตฺ ปุเตฺร น วิศฺวสิติ ส ปรมายุโษ ทรฺศนํ น ปฺราปฺโนติ กินฺตฺวีศฺวรสฺย โกปภาชนํ ภูตฺวา ติษฺฐติฯ (aiōnios g166)
Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
กินฺตุ มยา ทตฺตํ ปานียํ ย: ปิวติ ส ปุน: กทาปิ ตฺฤษารฺตฺโต น ภวิษฺยติฯ มยา ทตฺตมฺ อิทํ โตยํ ตสฺยานฺต: ปฺรสฺรวณรูปํ ภูตฺวา อนนฺตายุรฺยาวตฺ โสฺรษฺยติฯ (aiōn g165, aiōnios g166)
En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait. (aiōnios g166)
ยศฺฉินตฺติ ส เวตนํ ลภเต อนนฺตายุ: สฺวรูปํ ศสฺยํ ส คฺฤหฺลาติ จ, เตไนว วปฺตา เฉตฺตา จ ยุคปทฺ อานนฺทต: ฯ (aiōnios g166)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. (aiōnios g166)
ยุษฺมานาหํ ยถารฺถตรํ วทามิ โย ชโน มม วากฺยํ ศฺรุตฺวา มตฺเปฺรรเก วิศฺวสิติ โสนนฺตายุ: ปฺราปฺโนติ กทาปิ ทณฺฑพาชนํ น ภวติ นิธนาทุตฺถาย ปรมายุ: ปฺราปฺโนติฯ (aiōnios g166)
Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen. (aiōnios g166)
ธรฺมฺมปุสฺตกานิ ยูยมฺ อาโลจยธฺวํ ไต รฺวาไกฺยรนนฺตายุ: ปฺราปฺสฺยาม อิติ ยูยํ พุธฺยเธฺว ตทฺธรฺมฺมปุสฺตกานิ มทรฺเถ ปฺรมาณํ ททติฯ (aiōnios g166)
Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld. (aiōnios g166)
กฺษยณียภกฺษฺยารฺถํ มา ศฺรามิษฺฏ กินฺตฺวนฺตายุรฺภกฺษฺยารฺถํ ศฺรามฺยต, ตสฺมาตฺ ตาทฺฤศํ ภกฺษฺยํ มนุชปุโตฺร ยุษฺมาภฺยํ ทาสฺยติ; ตสฺมินฺ ตาต อีศฺวร: ปฺรมาณํ ปฺราทาตฺฯ (aiōnios g166)
En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios g166)
ย: กศฺจินฺ มานวสุตํ วิโลกฺย วิศฺวสิติ ส เศษทิเน มโยตฺถาปิต: สนฺ อนนฺตายุ: ปฺราปฺสฺยติ อิติ มตฺเปฺรรกสฺยาภิมตํฯ (aiōnios g166)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. (aiōnios g166)
อหํ ยุษฺมานฺ ยถารฺถตรํ วทามิ โย ชโน มยิ วิศฺวาสํ กโรติ โสนนฺตายุ: ปฺราปฺโนติฯ (aiōnios g166)
Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. (aiōn g165)
ยชฺชีวนภกฺษฺยํ สฺวรฺคาทาคจฺฉตฺ โสหเมว อิทํ ภกฺษฺยํ โย ชโน ภุงฺกฺตฺเต ส นิตฺยชีวี ภวิษฺยติฯ ปุนศฺจ ชคโต ชีวนารฺถมหํ ยตฺ สฺวกียปิศิตํ ทาสฺยามิ ตเทว มยา วิตริตํ ภกฺษฺยมฺฯ (aiōn g165)
Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios g166)
โย มมามิษํ สฺวาทติ มม สุธิรญฺจ ปิวติ โสนนฺตายุ: ปฺราปฺโนติ ตต: เศเษ'หฺนิ ตมหมฺ อุตฺถาปยิษฺยามิฯ (aiōnios g166)
Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven. (aiōn g165)
ยทฺภกฺษฺยํ สฺวรฺคาทาคจฺฉตฺ ตทิทํ ยนฺมานฺนำ สฺวาทิตฺวา ยุษฺมากํ ปิตโร'มฺริยนฺต ตาทฺฤศมฺ อิทํ ภกฺษฺยํ น ภวติ อิทํ ภกฺษฺยํ โย ภกฺษติ ส นิตฺยํ ชีวิษฺยติฯ (aiōn g165)
Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. (aiōnios g166)
ตต: ศิโมนฺ ปิตร: ปฺรตฺยโวจตฺ เห ปฺรโภ กสฺยาภฺยรฺณํ คมิษฺยาม: ? (aiōnios g166)
En de dienstknecht blijft niet eeuwiglijk in het huis, de zoon blijft er eeuwiglijk. (aiōn g165)
ทาสศฺจ นิรนฺตรํ นิเวศเน น ติษฺฐติ กินฺตุ ปุโตฺร นิรนฺตรํ ติษฺฐติฯ (aiōn g165)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid. (aiōn g165)
อหํ ยุษฺมภฺยมฺ อตีว ยถารฺถํ กถยามิ โย นโร มทียํ วาจํ มนฺยเต ส กทาจน นิธนํ น ทฺรกฺษฺยติฯ (aiōn g165)
De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. Abraham is gestorven, en de profeten; en zegt Gij: Zo iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid? (aiōn g165)
ยิหูทียาสฺตมวทนฺ ตฺวํ ภูตคฺรสฺต อิตีทานีมฺ อไวษฺมฯ อิพฺราหีมฺ ภวิษฺยทฺวาทินญฺจ สรฺเวฺว มฺฤตา: กินฺตุ ตฺวํ ภาษเส โย นโร มม ภารตีํ คฺฤหฺลาติ ส ชาตุ นิธานาสฺวาทํ น ลปฺสฺยเตฯ (aiōn g165)
Van alle eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. (aiōn g165)
โกปิ มนุโษฺย ชนฺมานฺธาย จกฺษุษี อททาตฺ ชคทารมฺภาทฺ เอตาทฺฤศีํ กถำ โกปิ กทาปิ นาศฺฤโณตฺฯ (aiōn g165)
En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. (aiōn g165, aiōnios g166)
อหํ เตโภฺย'นนฺตายุ รฺททามิ, เต กทาปิ น นํกฺษฺยนฺติ โกปิ มม กราตฺ ตานฺ หรฺตฺตุํ น ศกฺษฺยติฯ (aiōn g165, aiōnios g166)
En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? (aiōn g165)
ย: กศฺจน จ ชีวนฺ มยิ วิศฺวสิติ ส กทาปิ น มริษฺยติ, อสฺยำ กถายำ กึ วิศฺวสิษิ? (aiōn g165)
Die zijn leven liefheeft, zal hetzelve verliezen; en die zijn leven haat in deze wereld, zal hetzelve bewaren tot het eeuwige leven. (aiōnios g166)
โย ชเน นิชปฺราณานฺ ปฺริยานฺ ชานาติ ส ตานฺ หารยิษฺยติ กินฺตุ เย ชน อิหโลเก นิชปฺราณานฺ อปฺริยานฺ ชานาติ เสนนฺตายุ: ปฺราปฺตุํ ตานฺ รกฺษิษฺยติฯ (aiōnios g166)
De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen? (aiōn g165)
ตทา โลกา อกถยนฺ โสภิษิกฺต: สรฺวฺวทา ติษฺฐตีติ วฺยวสฺถาคฺรนฺเถ ศฺรุตมฺ อสฺมาภิ: , ตรฺหิ มนุษฺยปุตฺร: โปฺรตฺถาปิโต ภวิษฺยตีติ วากฺยํ กถํ วทสิ? มนุษฺยปุโตฺรยํ ก: ? (aiōn g165)
En Ik weet, dat Zijn gebod het eeuwige leven is. Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader gezegd heeft. (aiōnios g166)
ตสฺย สาชฺญา อนนฺตายุริตฺยหํ ชานามิ, อเตอวาหํ ยตฺ กถยามิ ตตฺ ปิตา ยถาชฺญาปยตฺ ตไถว กถยามฺยหมฺฯ (aiōnios g166)
Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet wasse, gij hebt geen deel met Mij. (aiōn g165)
ตต: ปิตร: กถิตวานฺ ภวานฺ กทาปิ มม ปาเทา น ปฺรกฺษาลยิษฺยติฯ ยีศุรกถยทฺ ยทิ ตฺวำ น ปฺรกฺษาลเย ตรฺหิ มยิ ตว โกปฺยํโศ นาสฺติฯ (aiōn g165)
En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; (aiōn g165)
ตโต มยา ปิตุ: สมีเป ปฺรารฺถิเต ปิตา นิรนฺตรํ ยุษฺมาภิ: สารฺทฺธํ สฺถาตุมฺ อิตรเมกํ สหายมฺ อรฺถาตฺ สตฺยมยมฺ อาตฺมานํ ยุษฺมากํ นิกฏํ เปฺรษยิษฺยติฯ (aiōn g165)
Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve. (aiōnios g166)
ตฺวํ โยโลฺลกานฺ ตสฺย หเสฺต สมรฺปิตวานฺ ส ยถา เตโภฺย'นนฺตายุ รฺททาติ ตทรฺถํ ตฺวํ ปฺราณิมาตฺราณามฺ อธิปติตฺวภารํ ตไสฺม ทตฺตวานฺฯ (aiōnios g166)
En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt. (aiōnios g166)
ยสฺตฺวมฺ อทฺวิตีย: สตฺย อีศฺวรสฺตฺวยา เปฺรริตศฺจ ยีศุ: ขฺรีษฺฏ เอตโยรุภโย: ปริจเย ปฺราปฺเต'นนฺตายุ รฺภวติฯ (aiōnios g166)
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten, noch zult Uw Heilige over geven, om verderving te zien. (Hadēs g86)
ปรโลเก ยโต เหโตสฺตฺวํ มำ ไนว หิ ตฺยกฺษฺยสิฯ สฺวกียํ ปุณฺยวนฺตํ ตฺวํ กฺษยิตุํ ไนว ทาสฺยสิฯ เอวํ ชีวนมารฺคํ ตฺวํ มาเมว ทรฺศยิษฺยสิฯ (Hadēs g86)
Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien. (Hadēs g86)
อิติ ชฺญาตฺวา ทายูทฺ ภวิษฺยทฺวาที สนฺ ภวิษฺยตฺกาลียชฺญาเนน ขฺรีษฺโฏตฺถาเน กถามิมำ กถยามาส ยถา ตสฺยาตฺมา ปรโลเก น ตฺยกฺษฺยเต ตสฺย ศรีรญฺจ น เกฺษษฺยติ; (Hadēs g86)
Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. (aiōn g165)
กินฺตุ ชคต: สฺฤษฺฏิมารภฺย อีศฺวโร นิชปวิตฺรภวิษฺยทฺวาทิคโณน ยถา กถิตวานฺ ตทนุสาเรณ สรฺเวฺวษำ การฺยฺยาณำ สิทฺธิปรฺยฺยนฺตํ เตน สฺวรฺเค วาส: กรฺตฺตวฺย: ฯ (aiōn g165)
Maar Paulus en Barnabas, vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen. (aiōnios g166)
ตต: เปาลพรฺณพฺพาวกฺโษเภา กถิตวนฺเตา ปฺรถมํ ยุษฺมากํ สนฺนิธาวีศฺวรียกถายา: ปฺรจารณมฺ อุจิตมาสีตฺ กินฺตุํ ตทคฺราหฺยตฺวกรเณน ยูยํ สฺวานฺ อนนฺตายุโษ'โยคฺยานฺ ทรฺศยถ, เอตตฺการณาทฺ วยมฺ อนฺยเทศียโลกานำ สมีปํ คจฺฉาม: ฯ (aiōnios g166)
Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich, en prezen het Woord des Heeren; en er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ตทา กถามีทฺฤศีํ ศฺรุตฺวา ภินฺนเทศียา อาหฺลาทิตา: สนฺต: ปฺรโภ: กถำ ธนฺยำ ธนฺยามฺ อวทนฺ, ยาวนฺโต โลกาศฺจ ปรมายุ: ปฺราปฺตินิมิตฺตํ นิรูปิตา อาสนฺ เต วฺยศฺวสนฺฯ (aiōnios g166)
Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. (aiōn g165)
อา ปฺรถมาทฺ อีศฺวร: สฺวียานิ สรฺวฺวกรฺมฺมาณิ ชานาติฯ (aiōn g165)
Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. (aïdios g126)
ผลตสฺตสฺยานนฺตศกฺตีศฺวรตฺวาทีนฺยทฺฤศฺยานฺยปิ สฺฤษฺฏิกาลมฺ อารภฺย กรฺมฺมสุ ปฺรกาศมานานิ ทฺฤศฺยนฺเต ตสฺมาตฺ เตษำ โทษปฺรกฺษาลนสฺย ปนฺถา นาสฺติฯ (aïdios g126)
Romans 1:24 (โรมิณ: 1:24)
(parallel missing)
อิตฺถํ ต อีศฺวรสฺย สตฺยตำ วิหาย มฺฤษามตมฺ อาศฺริตวนฺต: สจฺจิทานนฺทํ สฺฤษฺฏิกรฺตฺตารํ ตฺยกฺตฺวา สฺฤษฺฏวสฺตุน: ปูชำ เสวาญฺจ กฺฤตวนฺต: ; (aiōn g165)
Als die de waarheid Gods veranderd hebben in de leugen, en het schepsel geeerd en gediend hebben boven den Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid, amen. (aiōn g165)
(parallel missing)
Dengenen wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid, en eer, en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven; (aiōnios g166)
วสฺตุตสฺตุ เย ชนา ไธรฺยฺยํ ธฺฤตฺวา สตฺกรฺมฺม กุรฺวฺวนฺโต มหิมา สตฺกาโร'มรตฺวญฺไจตานิ มฺฤคยนฺเต เตโภฺย'นนฺตายุ รฺทาสฺยติฯ (aiōnios g166)
Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere. (aiōnios g166)
เตน มฺฤตฺยุนา ยทฺวตฺ ปาปสฺย ราชตฺวมฺ อภวตฺ ตทฺวทฺ อสฺมากํ ปฺรภุยีศุขฺรีษฺฏทฺวารานนฺตชีวนทายิปุเณฺยนานุคฺรหสฺย ราชตฺวํ ภวติฯ (aiōnios g166)
Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven. (aiōnios g166)
กินฺตุ สามฺปฺรตํ ยูยํ ปาปเสวาโต มุกฺตา: สนฺต อีศฺวรสฺย ภฺฤตฺยา'ภวต ตสฺมาทฺ ยุษฺมากํ ปวิตฺรตฺวรูปํ ลภฺยมฺ อนนฺตชีวนรูปญฺจ ผลมฺ อาเสฺตฯ (aiōnios g166)
Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. (aiōnios g166)
ยต: ปาปสฺย เวตนํ มรณํ กินฺตฺวสฺมากํ ปฺรภุณา ยีศุขฺรีษฺเฏนานนฺตชีวนมฺ อีศฺวรทตฺตํ ปาริโตษิกมฺ อาเสฺตฯ (aiōnios g166)
Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ตตฺ เกวลํ นหิ กินฺตุ สรฺวฺวาธฺยกฺษ: สรฺวฺวทา สจฺจิทานนฺท อีศฺวโร ย: ขฺรีษฺฏ: โส'ปิ ศารีริกสมฺพนฺเธน เตษำ วํศสมฺภว: ฯ (aiōn g165)
Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. (Abyssos g12)
โก วา เปฺรตโลกมฺ อวรุหฺย ขฺรีษฺฏํ มฺฤตคณมธฺยาทฺ อาเนษฺยตีติ วากฺ มนสิ ตฺวยา น คทิตวฺยาฯ (Abyssos g12)
Want God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn. (eleēsē g1653)
อีศฺวร: สรฺวฺวานฺ ปฺรติ กฺฤปำ ปฺรกาศยิตุํ สรฺวฺวานฺ อวิศฺวาสิเตฺวน คณยติฯ (eleēsē g1653)
Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ยโต วสฺตุมาตฺรเมว ตสฺมาตฺ เตน ตไสฺม จาภวตฺ ตทีโย มหิมา สรฺวฺวทา ปฺรกาศิโต ภวตุฯ อิติฯ (aiōn g165)
En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij. (aiōn g165)
อปรํ ยูยํ สำสาริกา อิว มาจรต, กินฺตุ สฺวํ สฺวํ สฺวภาวํ ปราวรฺตฺย นูตนาจาริโณ ภวต, ตต อีศฺวรสฺย นิเทศ: กีทฺฤคฺ อุตฺตโม คฺรหณีย: สมฺปูรฺณศฺเจติ ยุษฺมาภิรนุภาวิษฺยเตฯ (aiōn g165)
Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; (aiōnios g166)
ปูรฺวฺวกาลิกยุเคษุ ปฺรจฺฉนฺนา ยา มนฺตฺรณาธุนา ปฺรกาศิตา ภูตฺวา ภวิษฺยทฺวาทิลิขิตคฺรนฺถคณสฺย ปฺรมาณาทฺ วิศฺวาเสน คฺรหณารฺถํ สทาตนเสฺยศฺวรสฺยาชฺญยา สรฺวฺวเทศียโลกานฺ ชฺญาปฺยเต, (aiōnios g166)
Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt; (aiōnios g166)
ตสฺยา มนฺตฺรณายา ชฺญานํ ลพฺธฺวา มยา ย: สุสํวาโท ยีศุขฺรีษฺฏมธิ ปฺรจารฺยฺยเต, ตทนุสาราทฺ ยุษฺมานฺ ธรฺมฺเม สุสฺถิรานฺ กรฺตฺตุํ สมรฺโถ โย'ทฺวิตีย: (aiōnios g166)
Den zelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
สรฺวฺวชฺญ อีศฺวรสฺตสฺย ธนฺยวาโท ยีศุขฺรีษฺเฏน สนฺตตํ ภูยาตฺฯ อิติฯ (aiōn g165)
Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? (aiōn g165)
ชฺญานี กุตฺร? ศาสฺตฺรี วา กุตฺร? อิหโลกสฺย วิจารตตฺปโร วา กุตฺร? อิหโลกสฺย ชฺญานํ กิมีศฺวเรณ โมหีกฺฤตํ นหิ? (aiōn g165)
En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid, niet dezer wereld, noch der oversten dezer wereld, die te niet worden; (aiōn g165)
วยํ ชฺญานํ ภาษามเห ตจฺจ สิทฺธโลไก รฺชฺญานมิว มนฺยเต, ตทิหโลกสฺย ชฺญานํ นหิ, อิหโลกสฺย นศฺวราณามฺ อธิปตีนำ วา ชฺญานํ นหิ; (aiōn g165)
Maar wij spreken de wijsheid Gods, bestaande in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was; (aiōn g165)
กินฺตุ กาลาวสฺถายา: ปูรฺวฺวสฺมาทฺ ยตฺ ชฺญานมฺ อสฺมากํ วิภวารฺถมฺ อีศฺวเรณ นิศฺจิตฺย ปฺรจฺฉนฺนํ ตนฺนิคูฒมฺ อีศฺวรียชฺญานํ ปฺรภาษามเหฯ (aiōn g165)
Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben. (aiōn g165)
อิหโลกสฺยาธิปตีนำ เกนาปิ ตตฺ ชฺญานํ น ลพฺธํ, ลพฺเธ สติ เต ปฺรภาววิศิษฺฏํ ปฺรภุํ กฺรุเศ นาหนิษฺยนฺฯ (aiōn g165)
Niemand bedriege zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden. (aiōn g165)
โกปิ สฺวํ น วญฺจยตำฯ ยุษฺมากํ กศฺจน เจทิหโลกสฺย ชฺญาเนน ชฺญานวานหมิติ พุธฺยเต ตรฺหิ ส ยตฺ ชฺญานี ภเวตฺ ตทรฺถํ มูโฒ ภวตุฯ (aiōn g165)
Daarom, indien de spijs mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet ergere. (aiōn g165)
อโต เหโต: ปิศิตาศนํ ยทิ มม ภฺราตุ รฺวิฆฺนสฺวรูปํ ภเวตฺ ตรฺหฺยหํ ยตฺ สฺวภฺราตุ รฺวิฆฺนชนโก น ภเวยํ ตทรฺถํ ยาวชฺชีวนํ ปิศิตํ น โภกฺเษฺยฯ (aiōn g165)
En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn. (aiōn g165)
ตานฺ ปฺรติ ยาเนฺยตานิ ชฆฏิเร ตานฺยสฺมากํ นิทรฺศนานิ ชคต: เศษยุเค วรฺตฺตมานานามฺ อสฺมากํ ศิกฺษารฺถํ ลิขิตานิ จ พภูวุ: ฯ (aiōn g165)
Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? (Hadēs g86)
มฺฤโตฺย เต กณฺฏกํ กุตฺร ปรโลก ชย: กฺก เต๚ (Hadēs g86)
In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is. (aiōn g165)
ยต อีศฺวรสฺย ปฺรติมูรฺตฺติ รฺย: ขฺรีษฺฏสฺตสฺย เตชส: สุสํวาทสฺย ปฺรภา ยตฺ ตานฺ น ทีปเยตฺ ตทรฺถมฺ อิห โลกสฺย เทโว'วิศฺวาสินำ ชฺญานนยนมฺ อนฺธีกฺฤตวานฺ เอตโสฺยทาหรณํ เต ภวนฺติฯ (aiōn g165)
Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; (aiōnios g166)
กฺษณมาตฺรสฺถายิ ยเทตตฺ ลฆิษฺฐํ ทุ: ขํ ตทฺ อติพาหุเลฺยนาสฺมากมฺ อนนฺตกาลสฺถายิ คริษฺฐสุขํ สาธยติ, (aiōnios g166)
Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig. (aiōnios g166)
ยโต วยํ ปฺรตฺยกฺษานฺ วิษยานฺ อนุทฺทิศฺยาปฺรตฺยกฺษานฺ อุทฺทิศาม: ฯ ยโต เหโต: ปฺรตฺยกฺษวิษยา: กฺษณมาตฺรสฺถายิน: กินฺตฺวปฺรตฺยกฺษา อนนฺตกาลสฺถายิน: ฯ (aiōnios g166)
Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. (aiōnios g166)
อปรมฺ อสฺมากมฺ เอตสฺมินฺ ปารฺถิเว ทูษฺยรูเป เวศฺมนิ ชีรฺเณ สตีศฺวเรณ นิรฺมฺมิตมฺ อกรกฺฤตมฺ อสฺมากมฺ อนนฺตกาลสฺถายิ เวศฺไมกํ สฺวรฺเค วิทฺยต อิติ วยํ ชานีม: ฯ (aiōnios g166)
Gelijk er geschreven is: Hij heeft gestrooid, hij heeft den armen gegeven; Zijn gerechtigheid blijft in der eeuwigheid. (aiōn g165)
เอตสฺมินฺ ลิขิตมาเสฺต, ยถา, วฺยยเต ส ชโน รายํ ทุรฺคเตโภฺย ททาติ จฯ นิตฺยสฺถายี จ ตทฺธรฺมฺม: (aiōn g165)
De God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg. (aiōn g165)
มยา มฺฤษาวากฺยํ น กถฺยต อิติ นิตฺยํ ปฺรศํสนีโย'สฺมากํ ปฺรโภ รฺยีศุขฺรีษฺฏสฺย ตาต อีศฺวโร ชานาติฯ (aiōn g165)
Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader; (aiōn g165)
อสฺมากํ ตาเตศฺวเรเสฺยจฺฉานุสาเรณ วรฺตฺตมานาตฺ กุตฺสิตสํสาราทฺ อสฺมานฺ นิสฺตารยิตุํ โย (aiōn g165)
Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ยีศุรสฺมากํ ปาปเหโตราตฺโมตฺสรฺคํ กฺฤตวานฺ ส สรฺวฺวทา ธโนฺย ภูยาตฺฯ ตถาสฺตุฯ (aiōn g165)
Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven maaien. (aiōnios g166)
สฺวศรีรารฺถํ เยน พีชมฺ อุปฺยเต เตน ศรีราทฺ วินาศรูปํ ศสฺยํ ลปฺสฺยเต กินฺตฺวาตฺมน: กฺฤเต เยน พีชมฺ อุปฺยเต เตนาตฺมโต'นนฺตชีวิตรูปํ ศสฺยํ ลปฺสฺยเตฯ (aiōnios g166)
Verre boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en allen naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende; (aiōn g165)
อธิปติตฺวปทํ ศาสนปทํ ปรากฺรโม ราชตฺวญฺเจตินามานิ ยาวนฺติ ปทานีห โลเก ปรโลเก จ วิทฺยนฺเต เตษำ สรฺเวฺวษามฺ อูรฺทฺเธฺว สฺวรฺเค นิชทกฺษิณปารฺเศฺว ตมฺ อุปเวศิตวานฺ, (aiōn g165)
Ephesians 2:1 (อิผิษิณ: 2:1)
(parallel missing)
ปุรา ยูยมฺ อปราไธ: ปาไปศฺจ มฺฤตา: สนฺตสฺตานฺยาจรนฺต อิหโลกสฺย สํสารานุสาเรณากาศราชฺยสฺยาธิปติมฺ (aiōn g165)
In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid; (aiōn g165)
(parallel missing)
Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus. (aiōn g165)
อิตฺถํ ส ขฺรีษฺเฏน ยีศุนาสฺมานฺ ปฺรติ สฺวหิไตษิตยา ภาวิยุเคษุ สฺวกียานุคฺรหสฺยานุปมํ นิธึ ปฺรกาศยิตุมฺ อิจฺฉติฯ (aiōn g165)
En allen te verlichten, dat zij mogen verstaan, welke de gemeenschap der verborgenheid zij, die van alle eeuwen verborgen is geweest in God, Welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus; (aiōn g165)
กาลาวสฺถาต: ปูรฺวฺวสฺมาจฺจ โย นิคูฒภาว อีศฺวเร คุปฺต อาสีตฺ ตทียนิยมํ สรฺวฺวานฺ ชฺญาปยามิฯ (aiōn g165)
Naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onzen Heere; (aiōn g165)
(parallel missing)
Ephesians 3:12 (อิผิษิณ: 3:12)
(parallel missing)
ปฺราปฺตวนฺตสฺตมสฺมากํ ปฺรภุํ ยีศุํ ขฺรีษฺฏมธิ ส กาลาวสฺถายา: ปูรฺวฺวํ ตํ มโนรถํ กฺฤตวานฺฯ (aiōn g165)
Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de Gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ขฺรีษฺฏยีศุนา สมิเต รฺมเธฺย สรฺเวฺวษุ ยุเคษุ ตสฺย ธนฺยวาโท ภวตุฯ อิติฯ (aiōn g165)
Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. (aiōn g165)
ยต: เกวลํ รกฺตมำสาภฺยามฺ อิติ นหิ กินฺตุ กรฺตฺฤตฺวปรากฺรมยุกฺไตสฺติมิรราชฺยเสฺยหโลกสฺยาธิปติภิ: สฺวรฺโคทฺภไว รฺทุษฺฏาตฺมภิเรว สารฺทฺธมฺ อสฺมาภิ รฺยุทฺธํ กฺริยเตฯ (aiōn g165)
Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
อสฺมากํ ปิตุรีศฺวรสฺย ธนฺยวาโท'นนฺตกาลํ ยาวทฺ ภวตุฯ อาเมนฺฯ (aiōn g165)
Namelijk de verborgenheid, die verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen; (aiōn g165)
ตตฺ นิคูฒํ วากฺยํ ปูรฺวฺวยุเคษุ ปูรฺวฺวปุรุเษภฺย: ปฺรจฺฉนฺนมฺ อาสีตฺ กินฺตฺวิทานีํ ตสฺย ปวิตฺรโลกานำ สนฺนิเธา เตน ปฺรากาศฺยตฯ (aiōn g165)
Dewelken zullen tot straf lijden het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid Zijner sterkte, (aiōnios g166)
เต จ ปฺรโภ รฺวทนาตฺ ปรากฺรมยุกฺตวิภวาจฺจ สทาตนวินาศรูปํ ทณฺฑํ ลปฺสฺยนฺเต, (aiōnios g166)
En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade, (aiōnios g166)
อสฺมากํ ปฺรภุ รฺยีศุขฺรีษฺฏสฺตาต อีศฺวรศฺจารฺถโต โย ยุษฺมาสุ เปฺรม กฺฤตวานฺ นิตฺยาญฺจ สานฺตฺวนามฺ อนุคฺรเหโณตฺตมปฺรตฺยาศาญฺจ ยุษฺมภฺยํ ทตฺตวานฺ (aiōnios g166)
Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
เตษำ ปาปินำ มเธฺย'หํ ปฺรถม อาสํ กินฺตุ เย มานวา อนนฺตชีวนปฺราปฺตฺยรฺถํ ตสฺมินฺ วิศฺวสิษฺยนฺติ เตษำ ทฺฤษฺฏานฺเต มยิ ปฺรถเม ยีศุนา ขฺรีษฺเฏน สฺวกียา กฺฤตฺสฺนา จิรสหิษฺณุตา ยตฺ ปฺรกาศฺยเต ตทรฺถเมวาหมฺ อนุกมฺปำ ปฺราปฺตวานฺฯ (aiōnios g166)
Den Koning nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
อนาทิรกฺษโย'ทฺฤโศฺย ราชา โย'ทฺวิตีย: สรฺวฺวชฺญ อีศฺวรสฺตสฺย เคารวํ มหิมา จานนฺตกาลํ ยาวทฺ ภูยาตฺฯ อาเมนฺฯ (aiōn g165)
Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen. (aiōnios g166)
วิศฺวาสรูปมฺ อุตฺตมยุทฺธํ กุรุ, อนนฺตชีวนมฺ อาลมฺพสฺว ยตสฺตทรฺถํ ตฺวมฺ อาหูโต 'ภว: , พหุสากฺษิณำ สมกฺษญฺโจตฺตมำ ปฺรติชฺญำ สฺวีกฺฤตวานฺฯ (aiōnios g166)
Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. (aiōnios g166)
อมรตายา อทฺวิตีย อากร: , อคมฺยเตโชนิวาสี, มรฺตฺตฺยานำ เกนาปิ น ทฺฤษฺฏ: เกนาปิ น ทฺฤศฺยศฺจฯ ตสฺย เคารวปรากฺรเมา สทาตเนา ภูยาสฺตำฯ อาเมนฺฯ (aiōnios g166)
Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten; (aiōn g165)
อิหโลเก เย ธนินเสฺต จิตฺตสมุนฺนตึ จปเล ธเน วิศฺวาสญฺจ น กุรฺวฺวตำ กินฺตุ โภคารฺถมฺ อสฺมภฺยํ ปฺรจุรเตฺวน สรฺวฺวทาตา (aiōn g165)
Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen; (aiōnios g166)
โส'สฺมานฺ ปริตฺราณปาตฺราณิ กฺฤตวานฺ ปวิเตฺรณาหฺวาเนนาหูตวำศฺจ; อสฺมตฺกรฺมฺมเหตุเนติ นหิ สฺวียนิรูปาณสฺย ปฺรสาทสฺย จ กฺฤเต ตตฺ กฺฤตวานฺฯ ส ปฺรสาท: สฺฤษฺเฏ: ปูรฺวฺวกาเล ขฺรีษฺเฏน ยีศุนาสฺมภฺยมฺ อทายิ, (aiōnios g166)
Daarom verdraag ik alles om de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid zouden verkrijgen, die in Christus Jezus is, met eeuwige heerlijkheid. (aiōnios g166)
ขฺรีษฺเฏน ยีศุนา ยทฺ อนนฺตเคารวสหิตํ ปริตฺราณํ ชายเต ตทภิรุจิไต โรฺลไกรปิ ยตฺ ลเภฺยต ตทรฺถมหํ เตษำ นิมิตฺตํ สรฺวฺวาเณฺยตานิ สเหฯ (aiōnios g166)
Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd; Krescens naar Galatie, Titus naar Dalmatie. (aiōn g165)
ยโต ทีมา ไอหิกสํสารมฺ อีหมาโน มำ ปริตฺยชฺย ถิษลนีกีํ คตวานฺ ตถา กฺรีษฺกิ รฺคาลาติยำ คตวานฺ ตีตศฺจ ทาลฺมาติยำ คตวานฺฯ (aiōn g165)
En de Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
อปรํ สรฺวฺวสฺมาทฺ ทุษฺกรฺมฺมต: ปฺรภุ รฺมามฺ อุทฺธริษฺยติ นิชสฺวรฺคียราชฺยํ เนตุํ มำ ตารยิษฺยติ จฯ ตสฺย ธนฺยวาท: สทากาลํ ภูยาตฺฯ อาเมนฺฯ (aiōn g165)
Titus 1:1 (ตีต: 1:1)
(parallel missing)
อนนฺตชีวนสฺยาศาโต ชาตายา อีศฺวรภกฺเต โรฺยคฺยสฺย สตฺยมตสฺย ยตฺ ตตฺวชฺญานํ ยศฺจ วิศฺวาส อีศฺวรสฺยาภิรุจิตโลไก รฺลภฺยเต ตทรฺถํ (aiōnios g166)
In de hoop des eeuwigen levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft, voor de tijden der eeuwen, (aiōnios g166)
(parallel missing)
En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld; (aiōn g165)
ส จาสฺมานฺ อิทํ ศิกฺษฺยติ ยทฺ วยมฺ อธรฺมฺมํ สำสาริกาภิลาษำศฺจานงฺคีกฺฤตฺย วินีตเตฺวน นฺยาเยเนศฺวรภกฺตฺยา เจหโลเก อายุ รฺยาปยาม: , (aiōn g165)
Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens. (aiōnios g166)
อิตฺถํ วยํ ตสฺยานุคฺรเหณ สปุณฺยีภูย ปฺรตฺยาศยานนฺตชีวนสฺยาธิการิโณ ชาตา: ฯ (aiōnios g166)
Want veellicht is hij daarom voor een kleinen tijd van u gescheiden geweest, opdat gij hem eeuwig zoudt weder hebben. (aiōnios g166)
โก ชานาติ กฺษณกาลารฺถํ ตฺวตฺตสฺตสฺย วิจฺเฉโท'ภวทฺ เอตสฺยายมฺ อภิปฺราโย ยตฺ ตฺวมฺ อนนฺตกาลารฺถํ ตํ ลปฺสฺยเส (aiōnios g166)
heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon; Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft; (aiōn g165)
ส เอตสฺมินฺ เศษกาเล นิชปุเตฺรณาสฺมภฺยํ กถิตวานฺฯ ส ตํ ปุตฺรํ สรฺวฺวาธิการิณํ กฺฤตวานฺ เตไนว จ สรฺวฺวชคนฺติ สฺฤษฺฏวานฺฯ (aiōn g165)
Maar tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter. (aiōn g165)
กินฺตุ ปุตฺรมุทฺทิศฺย เตโนกฺตํ, ยถา, "เห อีศฺวร สทา สฺถายิ ตว สึหาสนํ ภเวตฺฯ ยาถารฺถฺยสฺย ภเวทฺทณฺโฑ ราชทณฺฑสฺตฺวทียก: ฯ (aiōn g165)
Gelijk Hij ook in een andere plaats zegt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek. (aiōn g165)
ตทฺวทฺ อนฺยคีเต'ปีทมุกฺตํ, ตฺวํ มลฺกีเษทก: เศฺรณฺยำ ยาชโก'สิ สทาตน: ฯ (aiōn g165)
En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden; (aiōnios g166)
อิตฺถํ สิทฺธีภูย นิชาชฺญาคฺราหิณำ สรฺเวฺวษามฺ อนนฺตปริตฺราณสฺย การณสฺวรูโป 'ภวตฺฯ (aiōnios g166)
Van de leer der dopen, en van de oplegging der handen, en van de opstanding der doden, en van het eeuwig oordeel. (aiōnios g166)
อนนฺตกาลสฺถายิวิจาราชฺญา ไจไต: ปุนรฺภิตฺติมูลํ น สฺถาปยนฺต: ขฺรีษฺฏวิษยกํ ปฺรถโมปเทศํ ปศฺจาตฺกฺฤตฺย สิทฺธึ ยาวทฺ อคฺรสรา ภวามฯ (aiōnios g166)
En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, (aiōn g165)
อีศฺวรสฺย สุวากฺยํ ภาวิกาลสฺย ศกฺติญฺจาสฺวทิตวนฺตศฺจ เต ภฺรษฺฏฺวา ยทิ (aiōn g165)
Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizedek, een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ตไตฺรวาสฺมากมฺ อคฺรสโร ยีศุ: ปฺรวิศฺย มลฺกีเษทก: เศฺรณฺยำ นิตฺยสฺถายี ยาชโก'ภวตฺฯ (aiōn g165)
Want Hij getuigt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek. (aiōn g165)
ยต อีศฺวร อิทํ สากฺษฺยํ ทตฺตวานฺ, ยถา, "ตฺวํ มกฺลีเษทก: เศฺรณฺยำ ยาชโก'สิ สทาตน: ฯ " (aiōn g165)
(want genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden; Maar Deze met eedzwering, door Dien, Die tot Hem gezegd heeft: De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek). (aiōn g165)
(parallel missing)
Hebrews 7:22 (อิพฺริณ: 7:22)
(parallel missing)
"ปรเมศ อิทํ เศเป น จ ตสฺมานฺนิวรฺตฺสฺยเตฯ ตฺวํ มลฺกีเษทก: เศฺรณฺยำ ยาชโก'สิ สทาตน: ฯ " (aiōn g165)
Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap. (aiōn g165)
กินฺตฺวสาวนนฺตกาลํ ยาวตฺ ติษฺฐติ ตสฺมาตฺ ตสฺย ยาชกตฺวํ น ปริวรฺตฺตนียํฯ (aiōn g165)
Want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben; maar het woord der eedzwering, die na de wet is gevolgd, stelt den Zoon, Die in der eeuwigheid geheiligd is. (aiōn g165)
ยโต วฺยวสฺถยา เย มหายาชกา นิรูปฺยนฺเต เต เทารฺพฺพลฺยยุกฺตา มานวา: กินฺตุ วฺยวสฺถาต: ปรํ ศปถยุกฺเตน วาเกฺยน โย มหายาชโก นิรูปิต: โส 'นนฺตกาลารฺถํ สิทฺธ: ปุตฺร เอวฯ (aiōn g165)
Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. (aiōnios g166)
ฉาคานำ โควตฺสานำ วา รุธิรมฺ อนาทาย สฺวียรุธิรมฺ อาทาไยกกฺฤตฺว เอว มหาปวิตฺรสฺถานํ ปฺรวิศฺยานนฺตกาลิกำ มุกฺตึ ปฺราปฺตวานฺฯ (aiōnios g166)
Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen? (aiōnios g166)
ตรฺหิ กึ มนฺยเธฺว ย: สทาตเนนาตฺมนา นิษฺกลงฺกพลิมิว สฺวเมเวศฺวราย ทตฺตวานฺ, ตสฺย ขฺรีษฺฏสฺย รุธิเรณ ยุษฺมากํ มนำสฺยมเรศฺวรสฺย เสวาไย กึ มฺฤตฺยุชนเกภฺย: กรฺมฺมโภฺย น ปวิตฺรีการิษฺยนฺเต? (aiōnios g166)
En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. (aiōnios g166)
ส นูตนนิยมสฺย มธฺยโสฺถ'ภวตฺ ตสฺยาภิปฺราโย'ยํ ยตฺ ปฺรถมนิยมลงฺฆนรูปปาเปโภฺย มฺฤตฺยุนา มุกฺเตา ชาตายามฺ อาหูตโลกา อนนฺตกาลียสมฺปท: ปฺรติชฺญาผลํ ลเภรนฺฯ (aiōnios g166)
(Anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnszelfs offerande. (aiōn g165)
กรฺตฺตเวฺย สติ ชคต: สฺฤษฺฏิกาลมารภฺย พหุวารํ ตสฺย มฺฤตฺยุโภค อาวศฺยโก'ภวตฺ; กินฺตฺวิทานีํ ส อาตฺโมตฺสรฺเคณ ปาปนาศารฺถมฺ เอกกฺฤโตฺว ชคต: เศษกาเล ปฺรจกาเศฯ (aiōn g165)
Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. (aiōn g165)
อปรมฺ อีศฺวรสฺย วาเกฺยน ชคนฺตฺยสฺฤชฺยนฺต, ทฺฤษฺฏวสฺตูนิ จ ปฺรตฺยกฺษวสฺตุโภฺย โนทปทฺยนฺไตตทฺ วยํ วิศฺวาเสน พุธฺยามเหฯ (aiōn g165)
Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ยีศุ: ขฺรีษฺฏ: โศฺว'ทฺย สทา จ ส เอวาเสฺตฯ (aiōn g165)
De God nu des vredes, Die den grote Herder der schapen, door het bloed des eeuwigen testaments, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezus Christus, (aiōnios g166)
อนนฺตนิยมสฺย รุธิเรณ วิศิษฺโฏ มหานฺ เมษปาลโก เยน มฺฤตคณมธฺยาตฺ ปุนรานายิ ส ศานฺติทายก อีศฺวโร (aiōnios g166)
Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
นิชาภิมตสาธนาย สรฺวฺวสฺมินฺ สตฺกรฺมฺมณิ ยุษฺมานฺ สิทฺธานฺ กโรตุ, ตสฺย ทฺฤษฺเฏา จ ยทฺยตฺ ตุษฺฏิชนกํ ตเทว ยุษฺมากํ มเธฺย ยีศุนา ขฺรีษฺเฏน สาธยตุฯ ตไสฺม มหิมา สรฺวฺวทา ภูยาตฺฯ อาเมนฺฯ (aiōn g165)
De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzer geboorte, en wordt ontstoken van de hel. (Geenna g1067)
รสนาปิ ภเวทฺ วหฺนิรธรฺมฺมรูปปิษฺฏเปฯ อสฺมทงฺเคษุ รสนา ตาทฺฤศํ สนฺติษฺฐติ สา กฺฤตฺสฺนํ เทหํ กลงฺกยติ สฺฤษฺฏิรถสฺย จกฺรํ ปฺรชฺวลยติ นรกานเลน ชฺวลติ จฯ (Geenna g1067)
Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. (aiōn g165)
ยสฺมาทฺ ยูยํ กฺษยณียวีรฺยฺยาตฺ นหิ กินฺตฺวกฺษยณียวีรฺยฺยาทฺ อีศฺวรสฺย ชีวนทายเกน นิตฺยสฺถายินา วาเกฺยน ปุนรฺชนฺม คฺฤหีตวนฺต: ฯ (aiōn g165)
Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is. (aiōn g165)
กินฺตุ วากฺยํ ปเรศสฺยานนฺตกาลํ วิติษฺฐเตฯ ตเทว จ วากฺยํ สุสํวาเทน ยุษฺมากมฺ อนฺติเก ปฺรกาศิตํฯ (aiōn g165)
Indien iemand spreekt, die spreke als de woorden Gods; indien iemand dient, die diene als uit kracht, die God verleent; opdat God in allen geprezen worde door Jezus Christus, Welken toekomt de heerlijkheid en de kracht, in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
โย วากฺยํ กถยติ ส อีศฺวรสฺย วากฺยมิว กถยตุ ยศฺจ ปรมฺ อุปกโรติ ส อีศฺวรทตฺตสามรฺถฺยาทิโวปกโรตุฯ สรฺวฺววิษเย ยีศุขฺรีษฺเฏเนศฺวรสฺย เคารวํ ปฺรกาศฺยตำ ตไสฺยว เคารวํ ปรากฺรมศฺจ สรฺวฺวทา ภูยาตฺฯ อาเมนฯ (aiōn g165)
De God nu aller genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij een weinig tijds zullen geleden hebben, Dezelve volmake, bevestige, versterke, en fondere ulieden. (aiōnios g166)
กฺษณิกทุ: ขโภคาตฺ ปรมฺ อสฺมภฺยํ ขฺรีษฺเฏน ยีศุนา สฺวกียานนฺตเคารวทานารฺถํ โย'สฺมานฺ อาหูตวานฺ ส สรฺวฺวานุคฺราหีศฺวร: สฺวยํ ยุษฺมานฺ สิทฺธานฺ สฺถิรานฺ สพลานฺ นิศฺจลำศฺจ กโรตุฯ (aiōnios g166)
Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ตสฺย เคารวํ ปรากฺรมศฺจานนฺตกาลํ ยาวทฺ ภูยาตฺฯ อาเมนฺฯ (aiōn g165)
Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. (aiōnios g166)
ยโต 'เนน ปฺรกาเรณาสฺมากํ ปฺรโภสฺตฺราตฺฤ รฺยีศุขฺรีษฺฏสฺยานนฺตราชฺยสฺย ปฺรเวเศน ยูยํ สุกเลน โยชยิษฺยเธฺวฯ (aiōnios g166)
Want indien God de engelen, die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar, die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden; (Tartaroō g5020)
อีศฺวร: กฺฤตปาปานฺ ทูตานฺ น กฺษมิตฺวา ติมิรศฺฤงฺขไล: ปาตาเล รุทฺธฺวา วิจารารฺถํ สมรฺปิตวานฺฯ (Tartaroō g5020)
Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in den dag der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
กินฺตฺวสฺมากํ ปฺรโภสฺตฺราตุ รฺยีศุขฺรีษฺฏสฺยานุคฺรเห ชฺญาเน จ วรฺทฺธธฺวํฯ ตสฺย เคารวมฺ อิทานีํ สทากาลญฺจ ภูยาตฺฯ อาเมนฺฯ (aiōn g165)
(Want het Leven is geopenbaard, en wij hebben het gezien, en wij getuigen, en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven, Hetwelk bij den Vader was, en ons is geopenbaard.) (aiōnios g166)
ส ชีวนสฺวรูป: ปฺรกาศต วยญฺจ ตํ ทฺฤษฺฏวนฺตสฺตมธิ สากฺษฺยํ ททฺมศฺจ, ยศฺจ ปิตุ: สนฺนิธาววรฺตฺตตาสฺมากํ สมีเป ปฺรกาศต จ ตมฺ อนนฺตชีวนสฺวรูปํ วยํ ยุษฺมานฺ ชฺญาปยาม: ฯ (aiōnios g166)
En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. (aiōn g165)
สํสารสฺตทียาภิลาษศฺจ วฺยเตฺยติ กินฺตุ ย อีศฺวรเสฺยษฺฏํ กโรติ โส 'นนฺตกาลํ ยาวตฺ ติษฺฐติฯ (aiōn g165)
En dit is de belofte, die Hij ons beloofd heeft, namelijk het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ส จ ปฺรติชฺญยาสฺมภฺยํ ยตฺ ปฺรติชฺญาตวานฺ ตทฺ อนนฺตชีวนํฯ (aiōnios g166)
Een iegelijk, die zijn broeder haat, is een doodslager; en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende. (aiōnios g166)
ย: กศฺจิตฺ สฺวภฺราตรํ เทฺวษฺฏิ สํ นรฆาตี กิญฺจานนฺตชีวนํ นรฆาติน: กสฺยาปฺยนฺตเร นาวติษฺฐเต ตทฺ ยูยํ ชานีถฯ (aiōnios g166)
En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon. (aiōnios g166)
ตจฺจ สากฺษฺยมิทํ ยทฺ อีศฺวโร 'สฺมภฺยมฺ อนนฺตชีวนํ ทตฺตวานฺ ตจฺจ ชีวนํ ตสฺย ปุเตฺร วิทฺยเตฯ (aiōnios g166)
Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God. (aiōnios g166)
อีศฺวรปุตฺรสฺย นามฺนิ ยุษฺมานฺ ปฺรเตฺยตานิ มยา ลิขิตานิ ตสฺยาภิปฺราโย 'ยํ ยทฺ ยูยมฺ อนนฺตชีวนปฺราปฺตา อิติ ชานียาต ตเสฺยศฺวรปุตฺรสฺย นามฺนิ วิศฺวเสต จฯ (aiōnios g166)
Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven. (aiōnios g166)
อปรมฺ อีศฺวรสฺย ปุตฺร อาคตวานฺ วยญฺจ ยยา ตสฺย สตฺยมยสฺย ชฺญานํ ปฺราปฺนุยามสฺตาทฺฤศีํ ธิยมฺ อสฺมภฺยํ ทตฺตวานฺ อิติ ชานีมสฺตสฺมินฺ สตฺยมเย 'รฺถตสฺตสฺย ปุเตฺร ยีศุขฺรีษฺเฏ ติษฺฐามศฺจ; ส เอว สตฺยมย อีศฺวโร 'นนฺตชีวนสฺวรูปศฺจาสฺติฯ (aiōnios g166)
Om der waarheid wil, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid: (aiōn g165)
สตฺยมตาทฺ ยุษฺมาสุ มม เปฺรมาสฺติ เกวลํ มม นหิ กินฺตุ สตฺยมตชฺญานำ สรฺเวฺวษาเมวฯ ยต: สตฺยมตมฺ อสฺมาสุ ติษฺฐตฺยนนฺตกาลํ ยาวจฺจาสฺมาสุ สฺถาสฺยติฯ (aiōn g165)
En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard. (aïdios g126)
เย จ สฺวรฺคทูตา: สฺวียกรฺตฺฤตฺวปเท น สฺถิตฺวา สฺววาสสฺถานํ ปริตฺยกฺตวนฺตสฺตานฺ ส มหาทินสฺย วิจารารฺถมฺ อนฺธการมเย 'ธ: สฺถาเน สทาสฺถายิภิ รฺพนฺธไนรพธฺนาตฺฯ (aïdios g126)
Gelijk Sodoma en Gomorra, en de steden rondom dezelve, die op gelijke wijze als deze gehoereerd hebben, en ander vlees zijn nagegaan, tot een voorbeeld voorgesteld zijn, dragende de straf des eeuwigen vuurs. (aiōnios g166)
อปรํ สิโทมมฺ อโมรา ตนฺนิกฏสฺถนคราณิ ไจเตษำ นิวาสินสฺตตฺสมรูปํ วฺยภิจารํ กฺฤตวนฺโต วิษมไมถุนสฺย เจษฺฏยา วิปถํ คตวนฺตศฺจ ตสฺมาตฺ ตานฺยปิ ทฺฤษฺฏานฺตสฺวรูปาณิ ภูตฺวา สทาตนวหฺนินา ทณฺฑํ ภุญฺชเตฯ (aiōnios g166)
Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. (aiōn g165)
สฺวกียลชฺชาเผโณทฺวมกา: ปฺรจณฺฑา: สามุทฺรตรงฺคา: สทากาลํ ยาวตฺ โฆรติมิรภาคีนิ ภฺรมณการีณิ นกฺษตฺราณิ จ ภวนฺติฯ (aiōn g165)
Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
อีศฺวรสฺย เปฺรมฺนา สฺวานฺ รกฺษต, อนนฺตชีวนาย จาสฺมากํ ปฺรโภ รฺยีศุขฺรีษฺฏสฺย กฺฤปำ ปฺรตีกฺษธฺวํฯ (aiōnios g166)
Den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
โย 'สฺมากมฺ อทฺวิตียสฺตฺราณกรฺตฺตา สรฺวฺวชฺญ อีศฺวรสฺตสฺย เคารวํ มหิมา ปรากฺรม: กรฺตฺฤตฺวญฺเจทานีมฺ อนนฺตกาลํ ยาวทฺ ภูยาตฺฯ อาเมนฺฯ (aiōn g165)
En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
โย 'สฺมาสุ ปฺรีตวานฺ สฺวรุธิเรณาสฺมานฺ สฺวปาเปภฺย: ปฺรกฺษาลิตวานฺ ตสฺย ปิตุรีศฺวรสฺย ยาชกานฺ กฺฤตฺวาสฺมานฺ ราชวรฺเค นิยุกฺตวำศฺจ ตสฺมินฺ มหิมา ปรากฺรมศฺจานนฺตกาลํ ยาวทฺ วรฺตฺตตำฯ อาเมนฺฯ (aiōn g165)
En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. (aiōn g165, Hadēs g86)
อหมฺ อมรสฺตถาปิ มฺฤตวานฺ กินฺตุ ปศฺยาหมฺ อนนฺตกาลํ ยาวตฺ ชีวามิฯ อาเมนฺฯ มฺฤโตฺย: ปรโลกสฺย จ กุญฺชิกา มม หสฺตคตา: ฯ (aiōn g165, Hadēs g86)
En wanneer de dieren heerlijkheid, en eer, en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid leeft; (aiōn g165)
อิตฺถํ ไต: ปฺราณิภิสฺตสฺยานนฺตชีวิน: สึหาสโนปวิษฺฏสฺย ชนสฺย ปฺรภาเว เคารเว ธนฺยวาเท จ ปฺรกีรฺตฺติเต (aiōn g165)
Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende: (aiōn g165)
เต จตุรฺวึศติปฺราจีนา อปิ ตสฺย สึหาสโนปวิษฺฏสฺยานฺติเก ปฺรณินตฺย ตมฺ อนนฺตชีวินํ ปฺรณมนฺติ สฺวียกิรีฏำศฺจ สึหาสนสฺยานฺติเก นิกฺษิปฺย วทนฺติ, (aiōn g165)
En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
อปรํ สฺวรฺคมรฺตฺตฺยปาตาลสาคเรษุ ยานิ วิทฺยนฺเต เตษำ สรฺเวฺวษำ สฺฤษฺฏวสฺตูนำ วาคิยํ มยา ศฺรุตา, ปฺรศํสำ เคารวํ เศารฺยฺยมฺ อาธิปตฺยํ สนาตนํฯ สึหสโนปวิษฺฏศฺจ เมษวตฺสศฺจ คจฺฉตำฯ (aiōn g165)
En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten der aarde. (Hadēs g86)
ตต: ปาณฺฑุรวรฺณ เอโก 'โศฺว มยา ทฺฤษฺฏ: , ตทาโรหิโณ นาม มฺฤตฺยุริติ ปรโลกศฺจ ตมฺ อนุจรติ ขงฺเคน ทุรฺภิกฺเษณ มหามารฺยฺยา วนฺยปศุภิศฺจ โลกานำ พธาย ปฺฤถิวฺยาศฺจตุรฺถำศสฺยาธิปตฺยํ ตสฺมา อทายิฯ (Hadēs g86)
Zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid, en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ตถาสฺตุ ธนฺยวาทศฺจ เตโช ชฺญานํ ปฺรศํสนํฯ เศารฺยฺยํ ปรากฺรมศฺจาปิ ศกฺติศฺจ สรฺวฺวเมว ตตฺฯ วรฺตฺตตามีศฺวเร'สฺมากํ นิตฺยํ นิตฺยํ ตถาสฺตฺวิติฯ (aiōn g165)
En de vijfde engel heeft gebazuind, en ik zag een ster, gevallen uit den hemel op de aarde, en haar werd gegeven de sleutel van den put des afgronds. (Abyssos g12)
ตต: ปรํ สปฺตมทูเตน ตูรฺยฺยำ วาทิตายำ คคนาตฺ ปฺฤถิวฺยำ นิปติต เอกสฺตารโก มยา ทฺฤษฺฏ: , ตไสฺม รสาตลกูปสฺย กุญฺชิกาทายิฯ (Abyssos g12)
En zij heeft den put des afgronds geopend; en er is rook opgegaan uit den put, als rook eens groten ovens; en de zon en de lucht is verduisterd geworden van den rook des puts. (Abyssos g12)
เตน รสาตลกูเป มุกฺเต มหาคฺนิกุณฺฑสฺย ธูม อิว ธูมสฺตสฺมาตฺ กูปาทฺ อุทฺคต: ฯ ตสฺมาตฺ กูปธูมาตฺ สูรฺยฺยากาเศา ติมิราวฺฤเตาฯ (Abyssos g12)
En zij hadden over zich tot een koning den engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abaddon, en in de Griekse taal had hij den naam Apollyon. (Abyssos g12)
เตษำ ราชา จ รสาตลสฺย ทูตสฺตสฺย นาม อิพฺรียภาษยา อพทฺโทนฺ ยูนานียภาษยา จ อปลฺลุโยนฺ อรฺถโต วินาศก อิติฯ (Abyssos g12)
En hij zwoer bij Dien, Die leeft in alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn; (aiōn g165)
อปรํ สฺวรฺคาทฺ ยสฺย รโว มยาศฺราวิ ส ปุน รฺมำ สมฺภาวฺยาวทตฺ ตฺวํ คตฺวา สมุทฺรเมทิโนฺยสฺติษฺฐโต ทูตสฺย กราตฺ ตํ วิสฺตีรฺณ กฺษุทฺรคฺรนฺถํ คฺฤหาณ, เตน มยา ทูตสมีปํ คตฺวา กถิตํ คฺรนฺโถ 'เสา ทียตำฯ (aiōn g165)
En als zij hun getuigenis zullen geeindigd hebben, zal het beest, dat uit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen, en zal hen doden. (Abyssos g12)
อปรํ ตโย: สากฺเษฺย สมาปฺเต สติ รสาตลาทฺ เยโนตฺถิตวฺยํ ส ปศุสฺตาภฺยำ สห ยุทฺธฺวา เตา เชษฺยติ หนิษฺยติ จฯ (Abyssos g12)
En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
อนนฺตรํ สปฺตทูเตน ตูรฺยฺยำ วาทิตายำ สฺวรฺค อุจฺไจ: สฺวไรรฺวาคิยํ กีรฺตฺติตา, ราชตฺวํ ชคโต ยทฺยทฺ ราชฺยํ ตทธุนาภวตฺฯ อสฺมตฺปฺรโภสฺตทียาภิษิกฺตสฺย ตารกสฺย จฯ เตน จานนฺตกาลียํ ราชตฺวํ ปฺรกริษฺยเต๚ (aiōn g165)
En ik zag een anderen engel, vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie, om te verkondigen dengenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht, en taal, en volk; (aiōnios g166)
อนนฺตรมฺ อากาศมเธฺยโนฑฺฑียมาโน 'ปร เอโก ทูโต มยา ทฺฤษฺฏ: โส 'นนฺตกาลียํ สุสํวาทํ ธารยติ ส จ สุสํวาท: สรฺวฺวชาตียานฺ สรฺวฺววํศียานฺ สรฺวฺวภาษาวาทิน: สรฺวฺวเทศียำศฺจ ปฺฤถิวีนิวาสิน: ปฺรติ เตน โฆษิตวฺย: ฯ (aiōnios g166)
En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt. (aiōn g165)
เตษำ ยาตนายา ธูโม 'นนฺตกาลํ ยาวทฺ อุทฺคมิษฺยติ เย จ ปศุํ ตสฺย ปฺรติมาญฺจ ปูชยนฺติ ตสฺย นามฺโน 'งฺกํ วา คฺฤหฺลนฺติ เต ทิวานิศํ กญฺจน วิรามํ น ปฺราปฺสฺยนฺติฯ (aiōn g165)
En een van de vier dieren gaf den zeven engelen zeven gouden fiolen, vol van den toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft. (aiōn g165)
อปรํ จตุรฺณำ ปฺราณินามฺ เอกเสฺตภฺย: สปฺตทูเตภฺย: สปฺตสุวรฺณกํสานฺ อททาตฺฯ (aiōn g165)
Het beest, dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit den afgrond, en ten verderve gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet is, hoewel het is. (Abyssos g12)
ตฺวยา ทฺฤษฺโฏ 'เสา ปศุราสีตฺ เนทานีํ วรฺตฺตเต กินฺตุ รสาตลาตฺ เตโนเทตวฺยํ วินาศศฺจ คนฺตวฺย: ฯ ตโต เยษำ นามานิ ชคต: สฺฤษฺฏิกาลมฺ อารภฺย ชีวนปุสฺตเก ลิขิตานิ น วิทฺยนฺเต เต ปฺฤถิวีนิวาสิโน ภูตมฺ อวรฺตฺตมานมุปสฺถาสฺยนฺตญฺจ ตํ ปศุํ ทฺฤษฺฏฺวาศฺจรฺยฺยํ มํสฺยนฺเตฯ (Abyssos g12)
En zij zeiden ten tweeden maal: Halleluja! En haar rook gaat op in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ปุนรปิ ไตริทมุกฺตํ ยถา, พฺรูต ปเรศฺวรํ ธนฺยํ ยนฺนิตฺยํ นิตฺยเมว จฯ ตสฺยา ทาหสฺย ธูโม 'เสา ทิศมูรฺทฺธฺวมุเทษฺยติ๚ (aiōn g165)
En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had, die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt. (Limnē Pyr g3041 g4442)
ตต: ส ปศุ รฺธฺฤโต ยศฺจ มิถฺยาภวิษฺยทฺวกฺตา ตสฺยานฺติเก จิตฺรกรฺมฺมาณิ กุรฺวฺวนฺ ไตเรว ปศฺวงฺกธาริณสฺตตฺปฺรติมาปูชกำศฺจ ภฺรมิตวานฺ โส 'ปิ เตน สารฺทฺธํ ธฺฤต: ฯ เตา จ วหฺนิคนฺธกชฺวลิตหฺรเท ชีวนฺเตา นิกฺษิปฺเตาฯ (Limnē Pyr g3041 g4442)
En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn hand; (Abyssos g12)
ตต: ปรํ สฺวรฺคาทฺ อวโรหนฺ เอโก ทูโต มยา ทฺฤษฺฏสฺตสฺย กเร รมาตลสฺย กุญฺชิกา มหาศฺฤงฺขลญฺไจกํ ติษฺฐต: ฯ (Abyssos g12)
En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geeindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. (Abyssos g12)
อปรํ รสาตเล ตํ นิกฺษิปฺย ตทุปริ ทฺวารํ รุทฺธฺวา มุทฺรางฺกิตวานฺ ยสฺมาตฺ ตทฺ วรฺษสหสฺรํ ยาวตฺ สมฺปูรฺณํ น ภเวตฺ ตาวทฺ ภินฺนชาตียาเสฺตน ปุน รฺน ภฺรมิตวฺยา: ฯ ตต: ปรมฺ อลฺปกาลารฺถํ ตสฺย โมจเนน ภวิตวฺยํฯ (Abyssos g12)
En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. (aiōn g165, Limnē Pyr g3041 g4442)
เตษำ ภฺรมยิตา จ ศยตาโน วหฺนิคนฺธกโย รฺหฺรเท 'รฺถต: ปศุ รฺมิถฺยาภวิษฺยทฺวาที จ ยตฺร ติษฺฐตสฺตไตฺรว นิกฺษิปฺต: , ตตฺรานนฺตกาลํ ยาวตฺ เต ทิวานิศํ ยาตนำ โภกฺษฺยนฺเตฯ (aiōn g165, Limnē Pyr g3041 g4442)
En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken. (Hadēs g86)
ตทานีํ สมุเทฺรณ สฺวานฺตรสฺถา มฺฤตชนา: สมรฺปิตา: , มฺฤตฺยุปรโลกาภฺยามปิ สฺวานฺตรสฺถา มฺฤตชนา: สรฺมิปตา: , เตษาญฺไจไกกสฺย สฺวกฺริยานุยายี วิจาร: กฺฤต: ฯ (Hadēs g86)
En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood. (Hadēs g86, Limnē Pyr g3041 g4442)
อปรํ มฺฤตฺยุปรโลเกา วหฺนิหฺรเท นิกฺษิปฺเตา, เอษ เอว ทฺวิตีโย มฺฤตฺยุ: ฯ (Hadēs g86, Limnē Pyr g3041 g4442)
En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs. (Limnē Pyr g3041 g4442)
ยสฺย กสฺยจิตฺ นาม ชีวนปุสฺตเก ลิขิตํ นาวิทฺยต ส เอว ตสฺมินฺ วหฺนิหฺรเท นฺยกฺษิปฺยตฯ (Limnē Pyr g3041 g4442)
Maar den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood. (Limnē Pyr g3041 g4442)
กินฺตุ ภีตานามฺ อวิศฺวาสินำ ฆฺฤณฺยานำ นรหนฺตฺฤณำ เวศฺยาคามินำ โมหกานำ เทวปูชกานำ สรฺเวฺวษามฺ อนฺฤตวาทินาญฺจำโศ วหฺนิคนฺธกชฺวลิตหฺรเท ภวิษฺยติ, เอษ เอว ทฺวิตีโย มฺฤตฺยุ: ฯ (Limnē Pyr g3041 g4442)
En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ตทานีํ ราตฺริ: ปุน รฺน ภวิษฺยติ ยต: ปฺรภุ: ปรเมศฺวรสฺตานฺ ทีปยิษฺยติ เต จานนฺตกาลํ ยาวทฺ ราชตฺวํ กริษฺยนฺเตฯ (aiōn g165)
Questioned verse translations do not contain Aionian Glossary words, but may wrongly imply eternal or Hell
Looft Hem met hel klinkende cimbalen; looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid! (questioned)
Deze zijn waterloze fonteinen, wolken van een draaiwind gedreven, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. (questioned)

DSB > Aionian Verses: 264, Questioned: 2
STH > Aionian Verses: 200