Aionian Verses
En al zijn zonen, en al zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten; maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide: Want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. Alzo beweende hem zijn vader. (Sheol )
(parallel missing)
Maar hij zeide: Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; zo hem een verderf ontmoette op den weg, dien gij zult gaan, zo zoudt gij mijn grauwe haren met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol )
(parallel missing)
Indien gij nu dezen ook van mijn aangezicht wegneemt, en hem een verderf ontmoette, zo zoudt gij mijn grauwe haren met jammer ten grave doen nederdalen! (Sheol )
(parallel missing)
Zo zal het geschieden, als hij ziet, dat de jongeling er niet is, dat hij sterven zal; en uw knechten zullen de grauwe haren van uw knecht, onzen vader, met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol )
(parallel missing)
Maar indien de HEERE wat nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden hen met alles wat hunner is, en zij levend ter helle zullen nedervaren; alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd hebben. (Sheol )
(parallel missing)
En zij voeren neder, zij en alles wat hunner was, levend ter helle; en de aarde overdekte hen, en zij kwamen om uit het midden der gemeente. (Sheol )
(parallel missing)
Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten. (Sheol )
(parallel missing)
De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen. (Sheol )
(parallel missing)
Banden der hel omringden mij; strikken des doods bejegenden mij. (Sheol )
(parallel missing)
Doe dan naar uw wijsheid, dat gij zijn grauwe haar niet met vrede in het graf laat dalen. (Sheol )
(parallel missing)
Maar nu, houd hem niet onschuldig, dewijl gij een wijs man zijt; en gij zult weten, wat gij hem doen zult, opdat gij zijn grauwe haar met bloed in het graf doet dalen. (Sheol )
(parallel missing)
Een wolk vergaat en vaart henen; alzo die in het graf daalt, zal niet weder opkomen. (Sheol )
(parallel missing)
Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? (Sheol )
(parallel missing)
Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart! (Sheol )
(parallel missing)
Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden. (Sheol )
(parallel missing)
Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal. (Sheol )
(parallel missing)
In het goede verslijten zij hun dagen; en in een ogenblik dalen zij in het graf. (Sheol )
(parallel missing)
De droogte mitsgaders de hitte nemen de sneeuwwateren weg; alzo het graf dergenen, die gezondigd hebben. (Sheol )
(parallel missing)
De hel is naakt voor Hem, en geen deksel is er voor het verderf. (Sheol )
(parallel missing)
Want in den dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf? (Sheol )
(parallel missing)
De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen. (Sheol )
(parallel missing)
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie. (Sheol )
(parallel missing)
Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij. (Sheol )
(parallel missing)
HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald. (Sheol )
(parallel missing)
HEERE! laat mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan; laat de goddelozen beschaamd worden, laat hen zwijgen in het graf. (Sheol )
(parallel missing)
Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning. (Sheol )
(parallel missing)
Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. (Sela) (Sheol )
(parallel missing)
Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen. (Sheol )
(parallel missing)
Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs uitgerukt. (Sheol )
(parallel missing)
Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf. (Sheol )
(parallel missing)
Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? (Sela) (Sheol )
(parallel missing)
De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis. (Sheol )
(parallel missing)
Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. (Sheol )
(parallel missing)
Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde iets gekloofd en verdeeld had. (Sheol )
(parallel missing)
Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; (Sheol )
(parallel missing)
Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. (Sheol )
(parallel missing)
Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods. (Sheol )
(parallel missing)
Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel. (Sheol )
(parallel missing)
De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensen kinderen? (Sheol )
(parallel missing)
De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden. (Sheol )
(parallel missing)
Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden. (Sheol )
(parallel missing)
De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd. (Sheol )
(parallel missing)
Het graf, de gesloten baarmoeder, de aarde, die van water niet verzadigd wordt, en het vuur zegt niet: Het is genoeg! (Sheol )
(parallel missing)
Alles, wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar gij heengaat. (Sheol )
(parallel missing)
Zet mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm; want de liefde is sterk als de dood; de ijver is hard als het graf; haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des HEEREN. (Sheol )
(parallel missing)
Daarom zal het graf zichzelf wijd opensperren, en zijn mond opendoen, zonder maat; opdat nederdale haar heerlijkheid, en haar menigte, met haar gedruis, en die in haar van vreugde opspringt. (Sheol )
(parallel missing)
Eis u een teken van den HEERE, uw God; eis beneden in de diepte, of eis boven uit de hoogte. (Sheol )
(parallel missing)
De hel van onderen was beroerd om uwentwil, om u tegemoet te gaan, als gij kwaamt; zij wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde; zij doet al de koningen der heidenen van hun tronen opstaan. (Sheol )
(parallel missing)
Uw hovaardij is in de hel nedergestort, met het geklank uwer luiten; de maden zullen onder u gestrooid worden, en de wormen zullen u bedekken. (Sheol )
(parallel missing)
Ja, in de hel zult gij nedergestoten worden, aan de zijden van den kuil! (Sheol )
(parallel missing)
Omdat gijlieden zegt: Wij hebben een verbond met den dood gemaakt, en met de hel hebben wij een voorzichtig verdrag gemaakt; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, zal hij tot ons niet komen; want wij hebben de leugen ons tot een toevlucht gesteld, en onder de valsheid hebben wij ons verborgen. (Sheol )
(parallel missing)
En ulieder verbond met den dood zal te niet worden, en uw voorzichtig verdrag met de hel zal niet bestaan; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, dan zult gijlieden van denzelven vertreden worden. (Sheol )
(parallel missing)
Ik zeide: Vanwege de afsnijding mijner dagen, zal ik tot de poorten des grafs heengaan, ik word beroofd van het overige mijner jaren. (Sheol )
(parallel missing)
Want het graf zal U niet loven, de dood zal U niet prijzen; die in den kuil nederdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen. (Sheol )
(parallel missing)
En gij trekt met olie tot den koning, en gij vermenigvuldigt uw welriekende zalven; en gij zendt uw gezanten verre weg, en vernedert u tot de hel toe. (Sheol )
(parallel missing)
Zo zegt de Heere HEERE: Ten dage, als hij ter helle nederdaalde, maakte Ik een treuren; Ik bedekte om zijnentwil den afgrond, en weerde de stromen van dien, en de grote wateren werden geschut; en Ik maakte den Libanon om zijnentwil zwart, en al het geboomte des velds was om zijnentwil bewonden. (Sheol )
(parallel missing)
Van het geluid zijns vals deed Ik de heidenen beven, als Ik hem ter helle deed nederdalen, met degenen, die in den kuil nederdalen; en alle bomen van Eden, de keur en het beste van Libanon, alle bomen, die water drinken, troostten zich in het onderste der aarde. (Sheol )
(parallel missing)
Diezelve daalden ook met hem neder ter helle, tot de verslagenen van het zwaard; en die zijn arm geweest waren, die onder zijn schaduw in het midden der heidenen gezeten hadden. (Sheol )
(parallel missing)
De machtigste der helden zullen hem, met zijn helpers, toespreken, uit het midden der hel; zij zijn nedergedaald, de onbesnedenen liggen er, verslagen van het zwaard; (Sheol )
(parallel missing)
Maar zij liggen niet met de helden, die onder de onbesnedenen gevallen zijn; die ter helle zijn nedergedaald met hun krijgswapenen, en welker zwaarden men gelegd heeft onder hun hoofden; welker ongerechtigheid nochtans op hun beenderen is, omdat der helden schrik in het land der levenden geweest is. (Sheol )
(parallel missing)
Doch Ik zal hen van het geweld der hel verlossen, Ik zal ze vrijmaken van den dood: o dood! waar zijn uw pestilentien? hel! waar is uw verderf? Berouw zal van Mijn ogen verborgen zijn, (Sheol )
(parallel missing)
Al groeven zij tot in de hel, zo zal Mijn hand ze van daar halen, en al klommen zij in den hemel, zo zal Ik ze van daar doen nederdalen. (Sheol )
(parallel missing)
En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE, en Hij antwoordde mij; uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. (Sheol )
(parallel missing)
En ook dewijl hij trouwelooslijk handelt bij den wijn, een trots man is, en in zijn woning niet blijft; die zijn ziel wijd opendoet als het graf, en gelijk de dood is, die niet zat wordt, en tot zich verzamelt al de heidenen, en vergadert tot zich alle volken. (Sheol )
(parallel missing)
Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur. (Geenna )
கிந்த்வஹம்’ யுஷ்மாந் வதா³மி, ய: கஸ்²சித் காரணம்’ விநா நிஜப்⁴ராத்ரே குப்யதி, ஸ விசாரஸபா⁴யாம்’ த³ண்டா³ர்ஹோ ப⁴விஷ்யதி; ய: கஸ்²சிச்ச ஸ்வீயஸஹஜம்’ நிர்ப்³போ³த⁴ம்’ வத³தி, ஸ மஹாஸபா⁴யாம்’ த³ண்டா³ர்ஹோ ப⁴விஷ்யதி; புநஸ்²ச த்வம்’ மூட⁴ இதி வாக்யம்’ யதி³ கஸ்²சித் ஸ்வீயப்⁴ராதரம்’ வக்தி, தர்ஹி நரகாக்³நௌ ஸ த³ண்டா³ர்ஹோ ப⁴விஷ்யதி| (Geenna )
Indien dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna )
தஸ்மாத் தவ த³க்ஷிணம்’ நேத்ரம்’ யதி³ த்வாம்’ பா³த⁴தே, தர்ஹி தந்நேத்ரம் உத்பாட்ய தூ³ரே நிக்ஷிப, யஸ்மாத் தவ ஸர்வ்வவபுஷோ நரகே நிக்ஷேபாத் தவைகாங்க³ஸ்ய நாஸோ² வரம்’| (Geenna )
En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af, en werpt ze van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna )
யத்³வா தவ த³க்ஷிண: கரோ யதி³ த்வாம்’ பா³த⁴தே, தர்ஹி தம்’ கரம்’ சி²த்த்வா தூ³ரே நிக்ஷிப, யத: ஸர்வ்வவபுஷோ நரகே நிக்ஷேபாத் ஏகாங்க³ஸ்ய நாஸோ² வரம்’| (Geenna )
En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. (Geenna )
யே காயம்’ ஹந்தும்’ ஸ²க்நுவந்தி நாத்மாநம்’, தேப்⁴யோ மா பை⁴ஷ்ட; ய: காயாத்மாநௌ நிரயே நாஸ²யிதும்’, ஸ²க்நோதி, ததோ பி³பீ⁴த| (Geenna )
En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn. (Hadēs )
அபரஞ்ச ப³த கப²ர்நாஹூம், த்வம்’ ஸ்வர்க³ம்’ யாவது³ந்நதோஸி, கிந்து நரகே நிக்ஷேப்ஸ்யஸே, யஸ்மாத் த்வயி யாந்யாஸ்²சர்ய்யாணி கர்ம்மண்யகாரிஷத, யதி³ தாநி ஸிதோ³ம்நக³ர அகாரிஷ்யந்த, தர்ஹி தத³த்³ய யாவத³ஸ்தா²ஸ்யத்| (Hadēs )
En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. (aiōn )
யோ மநுஜஸுதஸ்ய விருத்³தா⁴ம்’ கதா²ம்’ கத²யதி, தஸ்யாபராத⁴ஸ்ய க்ஷமா ப⁴விதும்’ ஸ²க்நோதி, கிந்து ய: கஸ்²சித் பவித்ரஸ்யாத்மநோ விருத்³தா⁴ம்’ கதா²ம்’ கத²யதி நேஹலோகே ந ப்ரேத்ய தஸ்யாபராத⁴ஸ்ய க்ஷமா ப⁴விதும்’ ஸ²க்நோதி| (aiōn )
En die in de doornen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms verstikt het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn )
அபரம்’ கண்டகாநாம்’ மத்⁴யே பீ³ஜாந்யுப்தாநி தத³ர்த² ஏஷ: ; கேநசித் கதா²யாம்’ ஸ்²ருதாயாம்’ ஸாம்’ஸாரிகசிந்தாபி⁴ ர்ப்⁴ராந்திபி⁴ஸ்²ச ஸா க்³ரஸ்யதே, தேந ஸா மா விப²லா ப⁴வதி| (aiōn )
En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen. (aiōn )
வந்யயவஸாநி பாபாத்மந: ஸந்தாநா: | யேந ரிபுணா தாந்யுப்தாநி ஸ ஸ²யதாந: , கர்த்தநஸமயஸ்²ச ஜக³த: ஸே²ஷ: , கர்த்தகா: ஸ்வர்கீ³யதூ³தா: | (aiōn )
Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd, en met vuur verbrand wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld. (aiōn )
யதா² வந்யயவஸாநி ஸம்’க்³ரு’ஹ்ய தா³ஹ்யந்தே, ததா² ஜக³த: ஸே²ஷே ப⁴விஷ்யதி; (aiōn )
Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden; (aiōn )
ததை²வ ஜக³த: ஸே²ஷே ப⁴விஷ்யதி, ப²லத: ஸ்வர்கீ³யதூ³தா ஆக³த்ய புண்யவஜ்ஜநாநாம்’ மத்⁴யாத் பாபிந: ப்ரு’த²க் க்ரு’த்வா வஹ்நிகுண்டே³ நிக்ஷேப்ஸ்யந்தி, (aiōn )
En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. (Hadēs )
அதோ(அ)ஹம்’ த்வாம்’ வதா³மி, த்வம்’ பிதர: (ப்ரஸ்தர: ) அஹஞ்ச தஸ்ய ப்ரஸ்தரஸ்யோபரி ஸ்வமண்ட³லீம்’ நிர்ம்மாஸ்யாமி, தேந நிரயோ ப³லாத் தாம்’ பராஜேதும்’ ந ஸ²க்ஷ்யதி| (Hadēs )
Indien dan uw hand of uw voet u ergert, houwt ze af en werpt ze van u. Het is u beter, tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden. (aiōnios )
தஸ்மாத் தவ கரஸ்²சரணோ வா யதி³ த்வாம்’ பா³த⁴தே, தர்ஹி தம்’ சி²த்த்வா நிக்ஷிப, த்³விகரஸ்ய த்³விபத³ஸ்ய வா தவாநப்தவஹ்நௌ நிக்ஷேபாத், க²ஞ்ஜஸ்ய வா சி²ந்நஹஸ்தஸ்ய தவ ஜீவநே ப்ரவேஸோ² வரம்’| (aiōnios )
En indien uw oog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u. Het is u beter, maar een oog hebbende, tot het leven in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden. (Geenna )
அபரம்’ தவ நேத்ரம்’ யதி³ த்வாம்’ பா³த⁴தே, தர்ஹி தத³ப்யுத்பாவ்ய நிக்ஷிப, த்³விநேத்ரஸ்ய நரகாக்³நௌ நிக்ஷேபாத் காணஸ்ய தவ ஜீவநே ப்ரவேஸோ² வரம்’| (Geenna )
En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? (aiōnios )
அபரம் ஏக ஆக³த்ய தம்’ பப்ரச்ச², ஹே பரமகு³ரோ, அநந்தாயு: ப்ராப்தும்’ மயா கிம்’ கிம்’ ஸத்கர்ம்ம கர்த்தவ்யம்’? (aiōnios )
En zo wie zal verlaten hebben, huizen, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven beerven. (aiōnios )
அந்யச்ச ய: கஸ்²சித் மம நாமகாரணாத் க்³ரு’ஹம்’ வா ப்⁴ராதரம்’ வா ப⁴கி³நீம்’ வா பிதரம்’ வா மாதரம்’ வா ஜாயாம்’ வா பா³லகம்’ வா பூ⁴மிம்’ பரித்யஜதி, ஸ தேஷாம்’ ஸ²தகு³ணம்’ லப்ஸ்யதே, அநந்தாயுமோ(அ)தி⁴காரித்வஞ்ச ப்ராப்ஸ்யதி| (aiōnios )
En ziende, een vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem toe, en vond niets aan denzelven, dan alleenlijk bladeren; en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht meer in der eeuwigheid! En de vijgeboom verdorde terstond. (aiōn )
ததோ மார்க³பார்ஸ்²வ உடு³ம்ப³ரவ்ரு’க்ஷமேகம்’ விலோக்ய தத்ஸமீபம்’ க³த்வா பத்ராணி விநா கிமபி ந ப்ராப்ய தம்’ பாத³பம்’ ப்ரோவாச, அத்³யாரப்⁴ய கதா³பி த்வயி ப²லம்’ ந ப⁴வது; தேந தத்க்ஷணாத் ஸ உடு³ம்ப³ரமாஹீருஹ: ஸு²ஷ்கதாம்’ க³த: | (aiōn )
Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij omreist zee en land, om een Jodengenoot te maken, en als hij het geworden is, zo maakt gij hem een kind der helle, tweemaal meer dan gij zijt. (Geenna )
கஞ்சந ப்ராப்ய ஸ்வதோ த்³விகு³ணநரகபா⁴ஜநம்’ தம்’ குருத²| (Geenna )
Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden? (Geenna )
ரே பு⁴ஜகா³: க்ரு’ஷ்ணபு⁴ஜக³வம்’ஸா²: , யூயம்’ கத²ம்’ நரகத³ண்டா³த்³ ரக்ஷிஷ்யத்⁴வே| (Geenna )
En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de voleinding der wereld? (aiōn )
அநந்தரம்’ தஸ்மிந் ஜைதுநபர்வ்வதோபரி ஸமுபவிஷ்டே ஸி²ஷ்யாஸ்தஸ்ய ஸமீபமாக³த்ய கு³ப்தம்’ பப்ரச்சு²: , ஏதா க⁴டநா: கதா³ ப⁴விஷ்யந்தி? ப⁴வத ஆக³மநஸ்ய யுகா³ந்தஸ்ய ச கிம்’ லக்ஷ்ம? தத³ஸ்மாந் வத³து| (aiōn )
Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. (aiōnios )
பஸ்²சாத் ஸ வாமஸ்தி²தாந் ஜநாந் வதி³ஷ்யதி, ரே ஸா²பக்³ரஸ்தா: ஸர்வ்வே, ஸை²தாநே தஸ்ய தூ³தேப்⁴யஸ்²ச யோ(அ)நந்தவஹ்நிராஸாதி³த ஆஸ்தே, யூயம்’ மத³ந்திகாத் தமக்³நிம்’ க³ச்ச²த| (aiōnios )
En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. (aiōnios )
பஸ்²சாத³ம்யநந்தஸா²ஸ்திம்’ கிந்து தா⁴ர்ம்மிகா அநந்தாயுஷம்’ போ⁴க்தும்’ யாஸ்யந்தி| (aiōnios )
lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. (aiōn )
பஸ்²யத, ஜக³த³ந்தம்’ யாவத் ஸதா³ஹம்’ யுஷ்மாபி⁴: ஸாகம்’ திஷ்டா²மி| இதி| (aiōn )
Maar zo wie zal gelasterd hebben tegen den Heiligen Geest, die heeft geen vergeving in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels. (aiōn , aiōnios )
கிந்து ய: கஸ்²சித் பவித்ரமாத்மாநம்’ நிந்த³தி தஸ்யாபராத⁴ஸ்ய க்ஷமா கதா³பி ந ப⁴விஷ்யதி ஸோநந்தத³ண்ட³ஸ்யார்ஹோ ப⁴விஷ்யதி| (aiōn , aiōnios )
Mark 4:18 (மார்க: 4:18)
(parallel missing)
யே ஜநா: கதா²ம்’ ஸ்²ரு’ண்வந்தி கிந்து ஸாம்’ஸாரிகீ சிந்தா த⁴நப்⁴ராந்தி ர்விஷயலோப⁴ஸ்²ச ஏதே ஸர்வ்வே உபஸ்தா²ய தாம்’ கதா²ம்’ க்³ரஸந்தி தத: மா விப²லா ப⁴வதி (aiōn )
En de zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms en de begeerlijkheden omtrent de andere dingen, inkomende, verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn )
(parallel missing)
En indien uw hand u ergert, houwt ze af; het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna )
(parallel missing)
Mark 9:44 (மார்க: 9:44)
(parallel missing)
யஸ்மாத் யத்ர கீடா ந ம்ரியந்தே வஹ்நிஸ்²ச ந நிர்வ்வாதி, தஸ்மிந் அநிர்வ்வாணாநலநரகே கரத்³வயவஸ்தவ க³மநாத் கரஹீநஸ்ய ஸ்வர்க³ப்ரவேஸ²ஸ்தவ க்ஷேமம்’| (Geenna )
En indien uw voet u ergert, houwt hem af; het is u beter kreupel tot het leven in te gaan, dan de twee voeten hebbende, geworpen te worden in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna )
(parallel missing)
Mark 9:46 (மார்க: 9:46)
(parallel missing)
யதோ யத்ர கீடா ந ம்ரியந்தே வஹ்நிஸ்²ச ந நிர்வ்வாதி, தஸ்மிந் (அ)நிர்வ்வாணவஹ்நௌ நரகே த்³விபாத³வதஸ்தவ நிக்ஷேபாத் பாத³ஹீநஸ்ய ஸ்வர்க³ப்ரவேஸ²ஸ்தவ க்ஷேமம்’| (Geenna )
En indien uw oog u ergert, werpt het uit; het is u beter maar een oog hebbende in het Koninkrijk Gods in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden; (Geenna )
(parallel missing)
Mark 9:48 (மார்க: 9:48)
(parallel missing)
தஸ்மிந (அ)நிர்வ்வாணவஹ்நௌ நரகே த்³விநேத்ரஸ்ய தவ நிக்ஷேபாத்³ ஏகநேத்ரவத ஈஸ்²வரராஜ்யே ப்ரவேஸ²ஸ்தவ க்ஷேமம்’| (Geenna )
En als Hij uitging op den weg, liep een tot Hem, en voor Hem op de knieen vallende, vraagde Hem: Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beerve? (aiōnios )
அத² ஸ வர்த்மநா யாதி, ஏதர்ஹி ஜந ஏகோ தா⁴வந் ஆக³த்ய தத்ஸம்முகே² ஜாநுநீ பாதயித்வா ப்ரு’ஷ்டவாந், போ⁴: பரமகு³ரோ, அநந்தாயு: ப்ராப்தயே மயா கிம்’ கர்த்தவ்யம்’? (aiōnios )
Of hij ontvangt honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en zusters, en moeders, en kinderen, en akkers, met de vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. (aiōn , aiōnios )
க்³ரு’ஹப்⁴ராத்ரு’ப⁴கி³நீபித்ரு’மாத்ரு’பத்நீஸந்தாநபூ⁴மீநாமிஹ ஸ²தகு³ணாந் ப்ரேத்யாநந்தாயுஸ்²ச ந ப்ராப்நோதி தாத்³ரு’ஸ²: கோபி நாஸ்தி| (aiōn , aiōnios )
En Jezus, antwoordende, zeide tot denzelven: Niemand ete enige vrucht meer van u in der eeuwigheid! En Zijn discipelen hoorden het. (aiōn )
அத்³யாரப்⁴ய கோபி மாநவஸ்த்வத்த: ப²லம்’ ந பு⁴ஞ்ஜீத; இமாம்’ கதா²ம்’ தஸ்ய ஸி²ஷ்யா: ஸு²ஸ்²ருவு: | (aiōn )
En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. (aiōn )
ததா² ஸ யாகூபோ³ வம்’ஸோ²பரி ஸர்வ்வதா³ ராஜத்வம்’ கரிஷ்யதி, தஸ்ய ராஜத்வஸ்யாந்தோ ந ப⁴விஷ்யதி| (aiōn )
Luke 1:54 (லூக: 1:54)
(parallel missing)
இப்³ராஹீமி ச தத்³வம்’ஸே² யா த³யாஸ்தி ஸதை³வ தாம்’| ஸ்ம்ரு’த்வா புரா பித்ரு’ணாம்’ நோ யதா² ஸாக்ஷாத் ப்ரதிஸ்²ருதம்’| (aiōn )
(Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham, en zijn zaad) in eeuwigheid. (aiōn )
(parallel missing)
Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn; (aiōn )
(parallel missing)
Luke 1:73 (லூக: 1:73)
(parallel missing)
ஸ்ரு’ஷ்டே: ப்ரத²மத: ஸ்வீயை: பவித்ரை ர்பா⁴விவாதி³பி⁴: | (aiōn )
En zij baden Hem, dat Hij hun niet gebieden zou in den afgrond heen te varen. (Abyssos )
அத² பூ⁴தா விநயேந ஜக³து³: , க³பீ⁴ரம்’ க³ர்த்தம்’ க³ந்தும்’ மாஜ்ஞாபயாஸ்மாந்| (Abyssos )
En gij, Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. (Hadēs )
ஹே கப²ர்நாஹூம், த்வம்’ ஸ்வர்க³ம்’ யாவத்³ உந்நதா கிந்து நரகம்’ யாவத் ந்யக்³ப⁴விஷ்யஸி| (Hadēs )
En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios )
அநந்தரம் ஏகோ வ்யவஸ்தா²பக உத்தா²ய தம்’ பரீக்ஷிதும்’ பப்ரச்ச², ஹே உபதே³ஸ²க அநந்தாயுஷ: ப்ராப்தயே மயா கிம்’ கரணீயம்’? (aiōnios )
Maar Ik zal u tonen, Wien gij vrezen zult: vreest Dien, Die, nadat Hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien! (Geenna )
தர்ஹி கஸ்மாத்³ பே⁴தவ்யம் இத்யஹம்’ வதா³மி, ய: ஸ²ரீரம்’ நாஸ²யித்வா நரகம்’ நிக்ஷேப்தும்’ ஸ²க்நோதி தஸ்மாதே³வ ப⁴யம்’ குருத, புநரபி வதா³மி தஸ்மாதே³வ ப⁴யம்’ குருத| (Geenna )
En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtiglijk gedaan had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger, dan de kinderen des lichts, in hun geslacht. (aiōn )
தேநைவ ப்ரபு⁴ஸ்தமயதா²ர்த²க்ரு’தம் அதீ⁴ஸ²ம்’ தத்³பு³த்³தி⁴நைபுண்யாத் ப்ரஸ²ஸ²ம்’ஸ; இத்த²ம்’ தீ³ப்திரூபஸந்தாநேப்⁴ய ஏதத்ஸம்’ஸாரஸ்ய ஸந்தாநா வர்த்தமாநகாலே(அ)தி⁴கபு³த்³தி⁴மந்தோ ப⁴வந்தி| (aiōn )
En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen. (aiōnios )
அதோ வதா³மி யூயமப்யயதா²ர்தே²ந த⁴நேந மித்ராணி லப⁴த்⁴வம்’ ததோ யுஷ்மாஸு பத³ப்⁴ரஷ்டேஷ்வபி தாநி சிரகாலம் ஆஸ்²ரயம்’ தா³ஸ்யந்தி| (aiōnios )
En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. (Hadēs )
பஸ்²சாத் ஸ த⁴நவாநபி மமார, தம்’ ஸ்²மஸா²நே ஸ்தா²பயாமாஸுஸ்²ச; கிந்து பரலோகே ஸ வேத³நாகுல: ஸந் ஊர்த்³த்⁴வாம்’ நிரீக்ஷ்ய ப³ஹுதூ³ராத்³ இப்³ராஹீமம்’ தத்க்ரோட³ இலியாஸரஞ்ச விலோக்ய ருவந்நுவாச; (Hadēs )
En een zeker overste vraagde Hem, zeggende: Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios )
அபரம் ஏகோதி⁴பதிஸ்தம்’ பப்ரச்ச², ஹே பரமகு³ரோ, அநந்தாயுஷ: ப்ராப்தயே மயா கிம்’ கர்த்தவ்யம்’? (aiōnios )
Die niet zal veelvoudig weder ontvangen in dezen tijd, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. (aiōn , aiōnios )
இஹ காலே ததோ(அ)தி⁴கம்’ பரகாலே (அ)நந்தாயுஸ்²ச ந ப்ராப்ஸ்யதி லோக ஈத்³ரு’ஸ²: கோபி நாஸ்தி| (aiōn , aiōnios )
En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen, en worden ten huwelijk uitgegeven; (aiōn )
ததா³ யீஸு²: ப்ரத்யுவாச, ஏதஸ்ய ஜக³தோ லோகா விவஹந்தி வாக்³த³த்தாஸ்²ச ப⁴வந்தி (aiōn )
Maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch ten huwelijk uitgegeven worden; (aiōn )
கிந்து யே தஜ்ஜக³த்ப்ராப்தியோக்³யத்வேந க³ணிதாம்’ ப⁴விஷ்யந்தி ஸ்²மஸா²நாச்சோத்தா²ஸ்யந்தி தே ந விவஹந்தி வாக்³த³த்தாஸ்²ச ந ப⁴வந்தி, (aiōn )
Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios )
தஸ்மாத்³ ய: கஸ்²சித் தஸ்மிந் விஸ்²வஸிஷ்யதி ஸோ(அ)விநாஸ்²ய: ஸந் அநந்தாயு: ப்ராப்ஸ்யதி| (aiōnios )
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios )
ஈஸ்²வர இத்த²ம்’ ஜக³த³த³யத யத் ஸ்வமத்³விதீயம்’ தநயம்’ ப்ராத³தா³த் ததோ ய: கஸ்²சித் தஸ்மிந் விஸ்²வஸிஷ்யதி ஸோ(அ)விநாஸ்²ய: ஸந் அநந்தாயு: ப்ராப்ஸ்யதி| (aiōnios )
Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. (aiōnios )
ய: கஸ்²சித் புத்ரே விஸ்²வஸிதி ஸ ஏவாநந்தம் பரமாயு: ப்ராப்நோதி கிந்து ய: கஸ்²சித் புத்ரே ந விஸ்²வஸிதி ஸ பரமாயுஷோ த³ர்ஸ²நம்’ ந ப்ராப்நோதி கிந்த்வீஸ்²வரஸ்ய கோபபா⁴ஜநம்’ பூ⁴த்வா திஷ்ட²தி| (aiōnios )
Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven. (aiōn , aiōnios )
கிந்து மயா த³த்தம்’ பாநீயம்’ ய: பிவதி ஸ புந: கதா³பி த்ரு’ஷார்த்தோ ந ப⁴விஷ்யதி| மயா த³த்தம் இத³ம்’ தோயம்’ தஸ்யாந்த: ப்ரஸ்ரவணரூபம்’ பூ⁴த்வா அநந்தாயுர்யாவத் ஸ்ரோஷ்யதி| (aiōn , aiōnios )
En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait. (aiōnios )
யஸ்²சி²நத்தி ஸ வேதநம்’ லப⁴தே அநந்தாயு: ஸ்வரூபம்’ ஸ²ஸ்யம்’ ஸ க்³ரு’ஹ்லாதி ச, தேநைவ வப்தா சே²த்தா ச யுக³பத்³ ஆநந்த³த: | (aiōnios )
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. (aiōnios )
யுஷ்மாநாஹம்’ யதா²ர்த²தரம்’ வதா³மி யோ ஜநோ மம வாக்யம்’ ஸ்²ருத்வா மத்ப்ரேரகே விஸ்²வஸிதி ஸோநந்தாயு: ப்ராப்நோதி கதா³பி த³ண்ட³பா³ஜநம்’ ந ப⁴வதி நித⁴நாது³த்தா²ய பரமாயு: ப்ராப்நோதி| (aiōnios )
Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen. (aiōnios )
த⁴ர்ம்மபுஸ்தகாநி யூயம் ஆலோசயத்⁴வம்’ தை ர்வாக்யைரநந்தாயு: ப்ராப்ஸ்யாம இதி யூயம்’ பு³த்⁴யத்⁴வே தத்³த⁴ர்ம்மபுஸ்தகாநி மத³ர்தே² ப்ரமாணம்’ த³த³தி| (aiōnios )
Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld. (aiōnios )
க்ஷயணீயப⁴க்ஷ்யார்த²ம்’ மா ஸ்²ராமிஷ்ட கிந்த்வந்தாயுர்ப⁴க்ஷ்யார்த²ம்’ ஸ்²ராம்யத, தஸ்மாத் தாத்³ரு’ஸ²ம்’ ப⁴க்ஷ்யம்’ மநுஜபுத்ரோ யுஷ்மாப்⁴யம்’ தா³ஸ்யதி; தஸ்மிந் தாத ஈஸ்²வர: ப்ரமாணம்’ ப்ராதா³த்| (aiōnios )
En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios )
ய: கஸ்²சிந் மாநவஸுதம்’ விலோக்ய விஸ்²வஸிதி ஸ ஸே²ஷதி³நே மயோத்தா²பித: ஸந் அநந்தாயு: ப்ராப்ஸ்யதி இதி மத்ப்ரேரகஸ்யாபி⁴மதம்’| (aiōnios )
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. (aiōnios )
அஹம்’ யுஷ்மாந் யதா²ர்த²தரம்’ வதா³மி யோ ஜநோ மயி விஸ்²வாஸம்’ கரோதி ஸோநந்தாயு: ப்ராப்நோதி| (aiōnios )
Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. (aiōn )
யஜ்ஜீவநப⁴க்ஷ்யம்’ ஸ்வர்கா³தா³க³ச்ச²த் ஸோஹமேவ இத³ம்’ ப⁴க்ஷ்யம்’ யோ ஜநோ பு⁴ங்க்த்தே ஸ நித்யஜீவீ ப⁴விஷ்யதி| புநஸ்²ச ஜக³தோ ஜீவநார்த²மஹம்’ யத் ஸ்வகீயபிஸி²தம்’ தா³ஸ்யாமி ததே³வ மயா விதரிதம்’ ப⁴க்ஷ்யம்| (aiōn )
Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios )
யோ மமாமிஷம்’ ஸ்வாத³தி மம ஸுதி⁴ரஞ்ச பிவதி ஸோநந்தாயு: ப்ராப்நோதி தத: ஸே²ஷே(அ)ஹ்நி தமஹம் உத்தா²பயிஷ்யாமி| (aiōnios )
Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven. (aiōn )
யத்³ப⁴க்ஷ்யம்’ ஸ்வர்கா³தா³க³ச்ச²த் ததி³த³ம்’ யந்மாந்நாம்’ ஸ்வாதி³த்வா யுஷ்மாகம்’ பிதரோ(அ)ம்ரியந்த தாத்³ரு’ஸ²ம் இத³ம்’ ப⁴க்ஷ்யம்’ ந ப⁴வதி இத³ம்’ ப⁴க்ஷ்யம்’ யோ ப⁴க்ஷதி ஸ நித்யம்’ ஜீவிஷ்யதி| (aiōn )
Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. (aiōnios )
தத: ஸி²மோந் பிதர: ப்ரத்யவோசத் ஹே ப்ரபோ⁴ கஸ்யாப்⁴யர்ணம்’ க³மிஷ்யாம: ? (aiōnios )
En de dienstknecht blijft niet eeuwiglijk in het huis, de zoon blijft er eeuwiglijk. (aiōn )
தா³ஸஸ்²ச நிரந்தரம்’ நிவேஸ²நே ந திஷ்ட²தி கிந்து புத்ரோ நிரந்தரம்’ திஷ்ட²தி| (aiōn )
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid. (aiōn )
அஹம்’ யுஷ்மப்⁴யம் அதீவ யதா²ர்த²ம்’ கத²யாமி யோ நரோ மதீ³யம்’ வாசம்’ மந்யதே ஸ கதா³சந நித⁴நம்’ ந த்³ரக்ஷ்யதி| (aiōn )
De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. Abraham is gestorven, en de profeten; en zegt Gij: Zo iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid? (aiōn )
யிஹூதீ³யாஸ்தமவத³ந் த்வம்’ பூ⁴தக்³ரஸ்த இதீதா³நீம் அவைஷ்ம| இப்³ராஹீம் ப⁴விஷ்யத்³வாதி³நஞ்ச ஸர்வ்வே ம்ரு’தா: கிந்து த்வம்’ பா⁴ஷஸே யோ நரோ மம பா⁴ரதீம்’ க்³ரு’ஹ்லாதி ஸ ஜாது நிதா⁴நாஸ்வாத³ம்’ ந லப்ஸ்யதே| (aiōn )
Van alle eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. (aiōn )
கோபி மநுஷ்யோ ஜந்மாந்தா⁴ய சக்ஷுஷீ அத³தா³த் ஜக³தா³ரம்பா⁴த்³ ஏதாத்³ரு’ஸீ²ம்’ கதா²ம்’ கோபி கதா³பி நாஸ்²ரு’ணோத்| (aiōn )
En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. (aiōn , aiōnios )
அஹம்’ தேப்⁴யோ(அ)நந்தாயு ர்த³தா³மி, தே கதா³பி ந நம்’க்ஷ்யந்தி கோபி மம கராத் தாந் ஹர்த்தும்’ ந ஸ²க்ஷ்யதி| (aiōn , aiōnios )
En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? (aiōn )
ய: கஸ்²சந ச ஜீவந் மயி விஸ்²வஸிதி ஸ கதா³பி ந மரிஷ்யதி, அஸ்யாம்’ கதா²யாம்’ கிம்’ விஸ்²வஸிஷி? (aiōn )
Die zijn leven liefheeft, zal hetzelve verliezen; en die zijn leven haat in deze wereld, zal hetzelve bewaren tot het eeuwige leven. (aiōnios )
யோ ஜநே நிஜப்ராணாந் ப்ரியாந் ஜாநாதி ஸ தாந் ஹாரயிஷ்யதி கிந்து யே ஜந இஹலோகே நிஜப்ராணாந் அப்ரியாந் ஜாநாதி ஸேநந்தாயு: ப்ராப்தும்’ தாந் ரக்ஷிஷ்யதி| (aiōnios )
De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen? (aiōn )
ததா³ லோகா அகத²யந் ஸோபி⁴ஷிக்த: ஸர்வ்வதா³ திஷ்ட²தீதி வ்யவஸ்தா²க்³ரந்தே² ஸ்²ருதம் அஸ்மாபி⁴: , தர்ஹி மநுஷ்யபுத்ர: ப்ரோத்தா²பிதோ ப⁴விஷ்யதீதி வாக்யம்’ கத²ம்’ வத³ஸி? மநுஷ்யபுத்ரோயம்’ க: ? (aiōn )
En Ik weet, dat Zijn gebod het eeuwige leven is. Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader gezegd heeft. (aiōnios )
தஸ்ய ஸாஜ்ஞா அநந்தாயுரித்யஹம்’ ஜாநாமி, அதஏவாஹம்’ யத் கத²யாமி தத் பிதா யதா²ஜ்ஞாபயத் ததை²வ கத²யாம்யஹம்| (aiōnios )
Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet wasse, gij hebt geen deel met Mij. (aiōn )
தத: பிதர: கதி²தவாந் ப⁴வாந் கதா³பி மம பாதௌ³ ந ப்ரக்ஷாலயிஷ்யதி| யீஸு²ரகத²யத்³ யதி³ த்வாம்’ ந ப்ரக்ஷாலயே தர்ஹி மயி தவ கோப்யம்’ஸோ² நாஸ்தி| (aiōn )
En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; (aiōn )
ததோ மயா பிது: ஸமீபே ப்ரார்தி²தே பிதா நிரந்தரம்’ யுஷ்மாபி⁴: ஸார்த்³த⁴ம்’ ஸ்தா²தும் இதரமேகம்’ ஸஹாயம் அர்தா²த் ஸத்யமயம் ஆத்மாநம்’ யுஷ்மாகம்’ நிகடம்’ ப்ரேஷயிஷ்யதி| (aiōn )
Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve. (aiōnios )
த்வம்’ யோல்லோகாந் தஸ்ய ஹஸ்தே ஸமர்பிதவாந் ஸ யதா² தேப்⁴யோ(அ)நந்தாயு ர்த³தா³தி தத³ர்த²ம்’ த்வம்’ ப்ராணிமாத்ராணாம் அதி⁴பதித்வபா⁴ரம்’ தஸ்மை த³த்தவாந்| (aiōnios )
En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt. (aiōnios )
யஸ்த்வம் அத்³விதீய: ஸத்ய ஈஸ்²வரஸ்த்வயா ப்ரேரிதஸ்²ச யீஸு²: க்²ரீஷ்ட ஏதயோருப⁴யோ: பரிசயே ப்ராப்தே(அ)நந்தாயு ர்ப⁴வதி| (aiōnios )
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten, noch zult Uw Heilige over geven, om verderving te zien. (Hadēs )
பரலோகே யதோ ஹேதோஸ்த்வம்’ மாம்’ நைவ ஹி த்யக்ஷ்யஸி| ஸ்வகீயம்’ புண்யவந்தம்’ த்வம்’ க்ஷயிதும்’ நைவ தா³ஸ்யஸி| ஏவம்’ ஜீவநமார்க³ம்’ த்வம்’ மாமேவ த³ர்ஸ²யிஷ்யஸி| (Hadēs )
Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien. (Hadēs )
இதி ஜ்ஞாத்வா தா³யூத்³ ப⁴விஷ்யத்³வாதீ³ ஸந் ப⁴விஷ்யத்காலீயஜ்ஞாநேந க்²ரீஷ்டோத்தா²நே கதா²மிமாம்’ கத²யாமாஸ யதா² தஸ்யாத்மா பரலோகே ந த்யக்ஷ்யதே தஸ்ய ஸ²ரீரஞ்ச ந க்ஷேஷ்யதி; (Hadēs )
Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. (aiōn )
கிந்து ஜக³த: ஸ்ரு’ஷ்டிமாரப்⁴ய ஈஸ்²வரோ நிஜபவித்ரப⁴விஷ்யத்³வாதி³க³ணோந யதா² கதி²தவாந் தத³நுஸாரேண ஸர்வ்வேஷாம்’ கார்ய்யாணாம்’ ஸித்³தி⁴பர்ய்யந்தம்’ தேந ஸ்வர்கே³ வாஸ: கர்த்தவ்ய: | (aiōn )
Maar Paulus en Barnabas, vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen. (aiōnios )
தத: பௌலப³ர்ணப்³பா³வக்ஷோபௌ⁴ கதி²தவந்தௌ ப்ரத²மம்’ யுஷ்மாகம்’ ஸந்நிதா⁴வீஸ்²வரீயகதா²யா: ப்ரசாரணம் உசிதமாஸீத் கிந்தும்’ தத³க்³ராஹ்யத்வகரணேந யூயம்’ ஸ்வாந் அநந்தாயுஷோ(அ)யோக்³யாந் த³ர்ஸ²யத², ஏதத்காரணாத்³ வயம் அந்யதே³ஸீ²யலோகாநாம்’ ஸமீபம்’ க³ச்சா²ம: | (aiōnios )
Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich, en prezen het Woord des Heeren; en er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. (aiōnios )
ததா³ கதா²மீத்³ரு’ஸீ²ம்’ ஸ்²ருத்வா பி⁴ந்நதே³ஸீ²யா ஆஹ்லாதி³தா: ஸந்த: ப்ரபோ⁴: கதா²ம்’ த⁴ந்யாம்’ த⁴ந்யாம் அவத³ந், யாவந்தோ லோகாஸ்²ச பரமாயு: ப்ராப்திநிமித்தம்’ நிரூபிதா ஆஸந் தே வ்யஸ்²வஸந்| (aiōnios )
Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. (aiōn )
ஆ ப்ரத²மாத்³ ஈஸ்²வர: ஸ்வீயாநி ஸர்வ்வகர்ம்மாணி ஜாநாதி| (aiōn )
Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. (aïdios )
ப²லதஸ்தஸ்யாநந்தஸ²க்தீஸ்²வரத்வாதீ³ந்யத்³ரு’ஸ்²யாந்யபி ஸ்ரு’ஷ்டிகாலம் ஆரப்⁴ய கர்ம்மஸு ப்ரகாஸ²மாநாநி த்³ரு’ஸ்²யந்தே தஸ்மாத் தேஷாம்’ தோ³ஷப்ரக்ஷாலநஸ்ய பந்தா² நாஸ்தி| (aïdios )
Romans 1:24 (ரோமிண: 1:24)
(parallel missing)
இத்த²ம்’ த ஈஸ்²வரஸ்ய ஸத்யதாம்’ விஹாய ம்ரு’ஷாமதம் ஆஸ்²ரிதவந்த: ஸச்சிதா³நந்த³ம்’ ஸ்ரு’ஷ்டிகர்த்தாரம்’ த்யக்த்வா ஸ்ரு’ஷ்டவஸ்துந: பூஜாம்’ ஸேவாஞ்ச க்ரு’தவந்த: ; (aiōn )
Als die de waarheid Gods veranderd hebben in de leugen, en het schepsel geeerd en gediend hebben boven den Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid, amen. (aiōn )
(parallel missing)
Dengenen wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid, en eer, en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven; (aiōnios )
வஸ்துதஸ்து யே ஜநா தை⁴ர்ய்யம்’ த்⁴ரு’த்வா ஸத்கர்ம்ம குர்வ்வந்தோ மஹிமா ஸத்காரோ(அ)மரத்வஞ்சைதாநி ம்ரு’க³யந்தே தேப்⁴யோ(அ)நந்தாயு ர்தா³ஸ்யதி| (aiōnios )
Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere. (aiōnios )
தேந ம்ரு’த்யுநா யத்³வத் பாபஸ்ய ராஜத்வம் அப⁴வத் தத்³வத்³ அஸ்மாகம்’ ப்ரபு⁴யீஸு²க்²ரீஷ்டத்³வாராநந்தஜீவநதா³யிபுண்யேநாநுக்³ரஹஸ்ய ராஜத்வம்’ ப⁴வதி| (aiōnios )
Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven. (aiōnios )
கிந்து ஸாம்ப்ரதம்’ யூயம்’ பாபஸேவாதோ முக்தா: ஸந்த ஈஸ்²வரஸ்ய ப்⁴ரு’த்யா(அ)ப⁴வத தஸ்மாத்³ யுஷ்மாகம்’ பவித்ரத்வரூபம்’ லப்⁴யம் அநந்தஜீவநரூபஞ்ச ப²லம் ஆஸ்தே| (aiōnios )
Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. (aiōnios )
யத: பாபஸ்ய வேதநம்’ மரணம்’ கிந்த்வஸ்மாகம்’ ப்ரபு⁴ணா யீஸு²க்²ரீஷ்டேநாநந்தஜீவநம் ஈஸ்²வரத³த்தம்’ பாரிதோஷிகம் ஆஸ்தே| (aiōnios )
Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen. (aiōn )
தத் கேவலம்’ நஹி கிந்து ஸர்வ்வாத்⁴யக்ஷ: ஸர்வ்வதா³ ஸச்சிதா³நந்த³ ஈஸ்²வரோ ய: க்²ரீஷ்ட: ஸோ(அ)பி ஸா²ரீரிகஸம்ப³ந்தே⁴ந தேஷாம்’ வம்’ஸ²ஸம்ப⁴வ: | (aiōn )
Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. (Abyssos )
கோ வா ப்ரேதலோகம் அவருஹ்ய க்²ரீஷ்டம்’ ம்ரு’தக³ணமத்⁴யாத்³ ஆநேஷ்யதீதி வாக் மநஸி த்வயா ந க³தி³தவ்யா| (Abyssos )
Want God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn. (eleēsē )
ஈஸ்²வர: ஸர்வ்வாந் ப்ரதி க்ரு’பாம்’ ப்ரகாஸ²யிதும்’ ஸர்வ்வாந் அவிஸ்²வாஸித்வேந க³ணயதி| (eleēsē )
Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn )
யதோ வஸ்துமாத்ரமேவ தஸ்மாத் தேந தஸ்மை சாப⁴வத் ததீ³யோ மஹிமா ஸர்வ்வதா³ ப்ரகாஸி²தோ ப⁴வது| இதி| (aiōn )
En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij. (aiōn )
அபரம்’ யூயம்’ ஸாம்’ஸாரிகா இவ மாசரத, கிந்து ஸ்வம்’ ஸ்வம்’ ஸ்வபா⁴வம்’ பராவர்த்ய நூதநாசாரிணோ ப⁴வத, தத ஈஸ்²வரஸ்ய நிதே³ஸ²: கீத்³ரு’க்³ உத்தமோ க்³ரஹணீய: ஸம்பூர்ணஸ்²சேதி யுஷ்மாபி⁴ரநுபா⁴விஷ்யதே| (aiōn )
Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; (aiōnios )
பூர்வ்வகாலிகயுகே³ஷு ப்ரச்ச²ந்நா யா மந்த்ரணாது⁴நா ப்ரகாஸி²தா பூ⁴த்வா ப⁴விஷ்யத்³வாதி³லிகி²தக்³ரந்த²க³ணஸ்ய ப்ரமாணாத்³ விஸ்²வாஸேந க்³ரஹணார்த²ம்’ ஸதா³தநஸ்யேஸ்²வரஸ்யாஜ்ஞயா ஸர்வ்வதே³ஸீ²யலோகாந் ஜ்ஞாப்யதே, (aiōnios )
Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt; (aiōnios )
தஸ்யா மந்த்ரணாயா ஜ்ஞாநம்’ லப்³த்⁴வா மயா ய: ஸுஸம்’வாதோ³ யீஸு²க்²ரீஷ்டமதி⁴ ப்ரசார்ய்யதே, தத³நுஸாராத்³ யுஷ்மாந் த⁴ர்ம்மே ஸுஸ்தி²ராந் கர்த்தும்’ ஸமர்தோ² யோ(அ)த்³விதீய: (aiōnios )
Den zelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ஸர்வ்வஜ்ஞ ஈஸ்²வரஸ்தஸ்ய த⁴ந்யவாதோ³ யீஸு²க்²ரீஷ்டேந ஸந்ததம்’ பூ⁴யாத்| இதி| (aiōn )
Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? (aiōn )
ஜ்ஞாநீ குத்ர? ஸா²ஸ்த்ரீ வா குத்ர? இஹலோகஸ்ய விசாரதத்பரோ வா குத்ர? இஹலோகஸ்ய ஜ்ஞாநம்’ கிமீஸ்²வரேண மோஹீக்ரு’தம்’ நஹி? (aiōn )
En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid, niet dezer wereld, noch der oversten dezer wereld, die te niet worden; (aiōn )
வயம்’ ஜ்ஞாநம்’ பா⁴ஷாமஹே தச்ச ஸித்³த⁴லோகை ர்ஜ்ஞாநமிவ மந்யதே, ததி³ஹலோகஸ்ய ஜ்ஞாநம்’ நஹி, இஹலோகஸ்ய நஸ்²வராணாம் அதி⁴பதீநாம்’ வா ஜ்ஞாநம்’ நஹி; (aiōn )
Maar wij spreken de wijsheid Gods, bestaande in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was; (aiōn )
கிந்து காலாவஸ்தா²யா: பூர்வ்வஸ்மாத்³ யத் ஜ்ஞாநம் அஸ்மாகம்’ விப⁴வார்த²ம் ஈஸ்²வரேண நிஸ்²சித்ய ப்ரச்ச²ந்நம்’ தந்நிகூ³ட⁴ம் ஈஸ்²வரீயஜ்ஞாநம்’ ப்ரபா⁴ஷாமஹே| (aiōn )
Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben. (aiōn )
இஹலோகஸ்யாதி⁴பதீநாம்’ கேநாபி தத் ஜ்ஞாநம்’ ந லப்³த⁴ம்’, லப்³தே⁴ ஸதி தே ப்ரபா⁴வவிஸி²ஷ்டம்’ ப்ரபு⁴ம்’ க்ருஸே² நாஹநிஷ்யந்| (aiōn )
Niemand bedriege zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden. (aiōn )
கோபி ஸ்வம்’ ந வஞ்சயதாம்’| யுஷ்மாகம்’ கஸ்²சந சேதி³ஹலோகஸ்ய ஜ்ஞாநேந ஜ்ஞாநவாநஹமிதி பு³த்⁴யதே தர்ஹி ஸ யத் ஜ்ஞாநீ ப⁴வேத் தத³ர்த²ம்’ மூடோ⁴ ப⁴வது| (aiōn )
Daarom, indien de spijs mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet ergere. (aiōn )
அதோ ஹேதோ: பிஸி²தாஸ²நம்’ யதி³ மம ப்⁴ராது ர்விக்⁴நஸ்வரூபம்’ ப⁴வேத் தர்ஹ்யஹம்’ யத் ஸ்வப்⁴ராது ர்விக்⁴நஜநகோ ந ப⁴வேயம்’ தத³ர்த²ம்’ யாவஜ்ஜீவநம்’ பிஸி²தம்’ ந போ⁴க்ஷ்யே| (aiōn )
En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn. (aiōn )
தாந் ப்ரதி யாந்யேதாநி ஜக⁴டிரே தாந்யஸ்மாகம்’ நித³ர்ஸ²நாநி ஜக³த: ஸே²ஷயுகே³ வர்த்தமாநாநாம் அஸ்மாகம்’ ஸி²க்ஷார்த²ம்’ லிகி²தாநி ச ப³பூ⁴வு: | (aiōn )
Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? (Hadēs )
ம்ரு’த்யோ தே கண்டகம்’ குத்ர பரலோக ஜய: க்க தே|| (Hadēs )
In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is. (aiōn )
யத ஈஸ்²வரஸ்ய ப்ரதிமூர்த்தி ர்ய: க்²ரீஷ்டஸ்தஸ்ய தேஜஸ: ஸுஸம்’வாத³ஸ்ய ப்ரபா⁴ யத் தாந் ந தீ³பயேத் தத³ர்த²ம் இஹ லோகஸ்ய தே³வோ(அ)விஸ்²வாஸிநாம்’ ஜ்ஞாநநயநம் அந்தீ⁴க்ரு’தவாந் ஏதஸ்யோதா³ஹரணம்’ தே ப⁴வந்தி| (aiōn )
Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; (aiōnios )
க்ஷணமாத்ரஸ்தா²யி யதே³தத் லகி⁴ஷ்ட²ம்’ து³: க²ம்’ தத்³ அதிபா³ஹுல்யேநாஸ்மாகம் அநந்தகாலஸ்தா²யி க³ரிஷ்ட²ஸுக²ம்’ ஸாத⁴யதி, (aiōnios )
Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig. (aiōnios )
யதோ வயம்’ ப்ரத்யக்ஷாந் விஷயாந் அநுத்³தி³ஸ்²யாப்ரத்யக்ஷாந் உத்³தி³ஸா²ம: | யதோ ஹேதோ: ப்ரத்யக்ஷவிஷயா: க்ஷணமாத்ரஸ்தா²யிந: கிந்த்வப்ரத்யக்ஷா அநந்தகாலஸ்தா²யிந: | (aiōnios )
Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. (aiōnios )
அபரம் அஸ்மாகம் ஏதஸ்மிந் பார்தி²வே தூ³ஷ்யரூபே வேஸ்²மநி ஜீர்ணே ஸதீஸ்²வரேண நிர்ம்மிதம் அகரக்ரு’தம் அஸ்மாகம் அநந்தகாலஸ்தா²யி வேஸ்²மைகம்’ ஸ்வர்கே³ வித்³யத இதி வயம்’ ஜாநீம: | (aiōnios )
Gelijk er geschreven is: Hij heeft gestrooid, hij heeft den armen gegeven; Zijn gerechtigheid blijft in der eeuwigheid. (aiōn )
ஏதஸ்மிந் லிகி²தமாஸ்தே, யதா², வ்யயதே ஸ ஜநோ ராயம்’ து³ர்க³தேப்⁴யோ த³தா³தி ச| நித்யஸ்தா²யீ ச தத்³த⁴ர்ம்ம: (aiōn )
De God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg. (aiōn )
மயா ம்ரு’ஷாவாக்யம்’ ந கத்²யத இதி நித்யம்’ ப்ரஸ²ம்’ஸநீயோ(அ)ஸ்மாகம்’ ப்ரபோ⁴ ர்யீஸு²க்²ரீஷ்டஸ்ய தாத ஈஸ்²வரோ ஜாநாதி| (aiōn )
Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader; (aiōn )
அஸ்மாகம்’ தாதேஸ்²வரேஸ்யேச்சா²நுஸாரேண வர்த்தமாநாத் குத்ஸிதஸம்’ஸாராத்³ அஸ்மாந் நிஸ்தாரயிதும்’ யோ (aiōn )
Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
யீஸு²ரஸ்மாகம்’ பாபஹேதோராத்மோத்ஸர்க³ம்’ க்ரு’தவாந் ஸ ஸர்வ்வதா³ த⁴ந்யோ பூ⁴யாத்| ததா²ஸ்து| (aiōn )
Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven maaien. (aiōnios )
ஸ்வஸ²ரீரார்த²ம்’ யேந பீ³ஜம் உப்யதே தேந ஸ²ரீராத்³ விநாஸ²ரூபம்’ ஸ²ஸ்யம்’ லப்ஸ்யதே கிந்த்வாத்மந: க்ரு’தே யேந பீ³ஜம் உப்யதே தேநாத்மதோ(அ)நந்தஜீவிதரூபம்’ ஸ²ஸ்யம்’ லப்ஸ்யதே| (aiōnios )
Verre boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en allen naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende; (aiōn )
அதி⁴பதித்வபத³ம்’ ஸா²ஸநபத³ம்’ பராக்ரமோ ராஜத்வஞ்சேதிநாமாநி யாவந்தி பதா³நீஹ லோகே பரலோகே ச வித்³யந்தே தேஷாம்’ ஸர்வ்வேஷாம் ஊர்த்³த்⁴வே ஸ்வர்கே³ நிஜத³க்ஷிணபார்ஸ்²வே தம் உபவேஸி²தவாந், (aiōn )
Ephesians 2:1 (இபி²ஷிண: 2:1)
(parallel missing)
புரா யூயம் அபராதை⁴: பாபைஸ்²ச ம்ரு’தா: ஸந்தஸ்தாந்யாசரந்த இஹலோகஸ்ய ஸம்’ஸாராநுஸாரேணாகாஸ²ராஜ்யஸ்யாதி⁴பதிம் (aiōn )
In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid; (aiōn )
(parallel missing)
Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus. (aiōn )
இத்த²ம்’ ஸ க்²ரீஷ்டேந யீஸு²நாஸ்மாந் ப்ரதி ஸ்வஹிதைஷிதயா பா⁴வியுகே³ஷு ஸ்வகீயாநுக்³ரஹஸ்யாநுபமம்’ நிதி⁴ம்’ ப்ரகாஸ²யிதும் இச்ச²தி| (aiōn )
En allen te verlichten, dat zij mogen verstaan, welke de gemeenschap der verborgenheid zij, die van alle eeuwen verborgen is geweest in God, Welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus; (aiōn )
காலாவஸ்தா²த: பூர்வ்வஸ்மாச்ச யோ நிகூ³ட⁴பா⁴வ ஈஸ்²வரே கு³ப்த ஆஸீத் ததீ³யநியமம்’ ஸர்வ்வாந் ஜ்ஞாபயாமி| (aiōn )
Naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onzen Heere; (aiōn )
(parallel missing)
Ephesians 3:12 (இபி²ஷிண: 3:12)
(parallel missing)
ப்ராப்தவந்தஸ்தமஸ்மாகம்’ ப்ரபு⁴ம்’ யீஸு²ம்’ க்²ரீஷ்டமதி⁴ ஸ காலாவஸ்தா²யா: பூர்வ்வம்’ தம்’ மநோரத²ம்’ க்ரு’தவாந்| (aiōn )
Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de Gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
க்²ரீஷ்டயீஸு²நா ஸமிதே ர்மத்⁴யே ஸர்வ்வேஷு யுகே³ஷு தஸ்ய த⁴ந்யவாதோ³ ப⁴வது| இதி| (aiōn )
Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. (aiōn )
யத: கேவலம்’ ரக்தமாம்’ஸாப்⁴யாம் இதி நஹி கிந்து கர்த்ரு’த்வபராக்ரமயுக்தைஸ்திமிரராஜ்யஸ்யேஹலோகஸ்யாதி⁴பதிபி⁴: ஸ்வர்கோ³த்³ப⁴வை ர்து³ஷ்டாத்மபி⁴ரேவ ஸார்த்³த⁴ம் அஸ்மாபி⁴ ர்யுத்³த⁴ம்’ க்ரியதே| (aiōn )
Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
அஸ்மாகம்’ பிதுரீஸ்²வரஸ்ய த⁴ந்யவாதோ³(அ)நந்தகாலம்’ யாவத்³ ப⁴வது| ஆமேந்| (aiōn )
Namelijk de verborgenheid, die verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen; (aiōn )
தத் நிகூ³ட⁴ம்’ வாக்யம்’ பூர்வ்வயுகே³ஷு பூர்வ்வபுருஷேப்⁴ய: ப்ரச்ச²ந்நம் ஆஸீத் கிந்த்விதா³நீம்’ தஸ்ய பவித்ரலோகாநாம்’ ஸந்நிதௌ⁴ தேந ப்ராகாஸ்²யத| (aiōn )
Dewelken zullen tot straf lijden het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid Zijner sterkte, (aiōnios )
தே ச ப்ரபோ⁴ ர்வத³நாத் பராக்ரமயுக்தவிப⁴வாச்ச ஸதா³தநவிநாஸ²ரூபம்’ த³ண்ட³ம்’ லப்ஸ்யந்தே, (aiōnios )
En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade, (aiōnios )
அஸ்மாகம்’ ப்ரபு⁴ ர்யீஸு²க்²ரீஷ்டஸ்தாத ஈஸ்²வரஸ்²சார்த²தோ யோ யுஷ்மாஸு ப்ரேம க்ரு’தவாந் நித்யாஞ்ச ஸாந்த்வநாம் அநுக்³ரஹேணோத்தமப்ரத்யாஸா²ஞ்ச யுஷ்மப்⁴யம்’ த³த்தவாந் (aiōnios )
Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. (aiōnios )
தேஷாம்’ பாபிநாம்’ மத்⁴யே(அ)ஹம்’ ப்ரத²ம ஆஸம்’ கிந்து யே மாநவா அநந்தஜீவநப்ராப்த்யர்த²ம்’ தஸ்மிந் விஸ்²வஸிஷ்யந்தி தேஷாம்’ த்³ரு’ஷ்டாந்தே மயி ப்ரத²மே யீஸு²நா க்²ரீஷ்டேந ஸ்வகீயா க்ரு’த்ஸ்நா சிரஸஹிஷ்ணுதா யத் ப்ரகாஸ்²யதே தத³ர்த²மேவாஹம் அநுகம்பாம்’ ப்ராப்தவாந்| (aiōnios )
Den Koning nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
அநாதி³ரக்ஷயோ(அ)த்³ரு’ஸ்²யோ ராஜா யோ(அ)த்³விதீய: ஸர்வ்வஜ்ஞ ஈஸ்²வரஸ்தஸ்ய கௌ³ரவம்’ மஹிமா சாநந்தகாலம்’ யாவத்³ பூ⁴யாத்| ஆமேந்| (aiōn )
Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen. (aiōnios )
விஸ்²வாஸரூபம் உத்தமயுத்³த⁴ம்’ குரு, அநந்தஜீவநம் ஆலம்ப³ஸ்வ யதஸ்தத³ர்த²ம்’ த்வம் ஆஹூதோ (அ)ப⁴வ: , ப³ஹுஸாக்ஷிணாம்’ ஸமக்ஷஞ்சோத்தமாம்’ ப்ரதிஜ்ஞாம்’ ஸ்வீக்ரு’தவாந்| (aiōnios )
Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. (aiōnios )
அமரதாயா அத்³விதீய ஆகர: , அக³ம்யதேஜோநிவாஸீ, மர்த்த்யாநாம்’ கேநாபி ந த்³ரு’ஷ்ட: கேநாபி ந த்³ரு’ஸ்²யஸ்²ச| தஸ்ய கௌ³ரவபராக்ரமௌ ஸதா³தநௌ பூ⁴யாஸ்தாம்’| ஆமேந்| (aiōnios )
Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten; (aiōn )
இஹலோகே யே த⁴நிநஸ்தே சித்தஸமுந்நதிம்’ சபலே த⁴நே விஸ்²வாஸஞ்ச ந குர்வ்வதாம்’ கிந்து போ⁴கா³ர்த²ம் அஸ்மப்⁴யம்’ ப்ரசுரத்வேந ஸர்வ்வதா³தா (aiōn )
Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen; (aiōnios )
ஸோ(அ)ஸ்மாந் பரித்ராணபாத்ராணி க்ரு’தவாந் பவித்ரேணாஹ்வாநேநாஹூதவாம்’ஸ்²ச; அஸ்மத்கர்ம்மஹேதுநேதி நஹி ஸ்வீயநிரூபாணஸ்ய ப்ரஸாத³ஸ்ய ச க்ரு’தே தத் க்ரு’தவாந்| ஸ ப்ரஸாத³: ஸ்ரு’ஷ்டே: பூர்வ்வகாலே க்²ரீஷ்டேந யீஸு²நாஸ்மப்⁴யம் அதா³யி, (aiōnios )
Daarom verdraag ik alles om de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid zouden verkrijgen, die in Christus Jezus is, met eeuwige heerlijkheid. (aiōnios )
க்²ரீஷ்டேந யீஸு²நா யத்³ அநந்தகௌ³ரவஸஹிதம்’ பரித்ராணம்’ ஜாயதே தத³பி⁴ருசிதை ர்லோகைரபி யத் லப்⁴யேத தத³ர்த²மஹம்’ தேஷாம்’ நிமித்தம்’ ஸர்வ்வாண்யேதாநி ஸஹே| (aiōnios )
Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd; Krescens naar Galatie, Titus naar Dalmatie. (aiōn )
யதோ தீ³மா ஐஹிகஸம்’ஸாரம் ஈஹமாநோ மாம்’ பரித்யஜ்ய தி²ஷலநீகீம்’ க³தவாந் ததா² க்ரீஷ்கி ர்கா³லாதியாம்’ க³தவாந் தீதஸ்²ச தா³ல்மாதியாம்’ க³தவாந்| (aiōn )
En de Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
அபரம்’ ஸர்வ்வஸ்மாத்³ து³ஷ்கர்ம்மத: ப்ரபு⁴ ர்மாம் உத்³த⁴ரிஷ்யதி நிஜஸ்வர்கீ³யராஜ்யம்’ நேதும்’ மாம்’ தாரயிஷ்யதி ச| தஸ்ய த⁴ந்யவாத³: ஸதா³காலம்’ பூ⁴யாத்| ஆமேந்| (aiōn )
Titus 1:1 (தீத: 1:1)
(parallel missing)
அநந்தஜீவநஸ்யாஸா²தோ ஜாதாயா ஈஸ்²வரப⁴க்தே ர்யோக்³யஸ்ய ஸத்யமதஸ்ய யத் தத்வஜ்ஞாநம்’ யஸ்²ச விஸ்²வாஸ ஈஸ்²வரஸ்யாபி⁴ருசிதலோகை ர்லப்⁴யதே தத³ர்த²ம்’ (aiōnios )
In de hoop des eeuwigen levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft, voor de tijden der eeuwen, (aiōnios )
(parallel missing)
En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld; (aiōn )
ஸ சாஸ்மாந் இத³ம்’ ஸி²க்ஷ்யதி யத்³ வயம் அத⁴ர்ம்மம்’ ஸாம்’ஸாரிகாபி⁴லாஷாம்’ஸ்²சாநங்கீ³க்ரு’த்ய விநீதத்வேந ந்யாயேநேஸ்²வரப⁴க்த்யா சேஹலோகே ஆயு ர்யாபயாம: , (aiōn )
Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens. (aiōnios )
இத்த²ம்’ வயம்’ தஸ்யாநுக்³ரஹேண ஸபுண்யீபூ⁴ய ப்ரத்யாஸ²யாநந்தஜீவநஸ்யாதி⁴காரிணோ ஜாதா: | (aiōnios )
Want veellicht is hij daarom voor een kleinen tijd van u gescheiden geweest, opdat gij hem eeuwig zoudt weder hebben. (aiōnios )
கோ ஜாநாதி க்ஷணகாலார்த²ம்’ த்வத்தஸ்தஸ்ய விச்சே²தோ³(அ)ப⁴வத்³ ஏதஸ்யாயம் அபி⁴ப்ராயோ யத் த்வம் அநந்தகாலார்த²ம்’ தம்’ லப்ஸ்யஸே (aiōnios )
heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon; Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft; (aiōn )
ஸ ஏதஸ்மிந் ஸே²ஷகாலே நிஜபுத்ரேணாஸ்மப்⁴யம்’ கதி²தவாந்| ஸ தம்’ புத்ரம்’ ஸர்வ்வாதி⁴காரிணம்’ க்ரு’தவாந் தேநைவ ச ஸர்வ்வஜக³ந்தி ஸ்ரு’ஷ்டவாந்| (aiōn )
Maar tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter. (aiōn )
கிந்து புத்ரமுத்³தி³ஸ்²ய தேநோக்தம்’, யதா², "ஹே ஈஸ்²வர ஸதா³ ஸ்தா²யி தவ ஸிம்’ஹாஸநம்’ ப⁴வேத்| யாதா²ர்த்²யஸ்ய ப⁴வேத்³த³ண்டோ³ ராஜத³ண்ட³ஸ்த்வதீ³யக: | (aiōn )
Gelijk Hij ook in een andere plaats zegt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek. (aiōn )
தத்³வத்³ அந்யகீ³தே(அ)பீத³முக்தம்’, த்வம்’ மல்கீஷேத³க: ஸ்²ரேண்யாம்’ யாஜகோ(அ)ஸி ஸதா³தந: | (aiōn )
En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden; (aiōnios )
இத்த²ம்’ ஸித்³தீ⁴பூ⁴ய நிஜாஜ்ஞாக்³ராஹிணாம்’ ஸர்வ்வேஷாம் அநந்தபரித்ராணஸ்ய காரணஸ்வரூபோ (அ)ப⁴வத்| (aiōnios )
Van de leer der dopen, en van de oplegging der handen, en van de opstanding der doden, en van het eeuwig oordeel. (aiōnios )
அநந்தகாலஸ்தா²யிவிசாராஜ்ஞா சைதை: புநர்பி⁴த்திமூலம்’ ந ஸ்தா²பயந்த: க்²ரீஷ்டவிஷயகம்’ ப்ரத²மோபதே³ஸ²ம்’ பஸ்²சாத்க்ரு’த்ய ஸித்³தி⁴ம்’ யாவத்³ அக்³ரஸரா ப⁴வாம| (aiōnios )
En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, (aiōn )
ஈஸ்²வரஸ்ய ஸுவாக்யம்’ பா⁴விகாலஸ்ய ஸ²க்திஞ்சாஸ்வதி³தவந்தஸ்²ச தே ப்⁴ரஷ்ட்வா யதி³ (aiōn )
Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizedek, een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid. (aiōn )
தத்ரைவாஸ்மாகம் அக்³ரஸரோ யீஸு²: ப்ரவிஸ்²ய மல்கீஷேத³க: ஸ்²ரேண்யாம்’ நித்யஸ்தா²யீ யாஜகோ(அ)ப⁴வத்| (aiōn )
Want Hij getuigt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek. (aiōn )
யத ஈஸ்²வர இத³ம்’ ஸாக்ஷ்யம்’ த³த்தவாந், யதா², "த்வம்’ மக்லீஷேத³க: ஸ்²ரேண்யாம்’ யாஜகோ(அ)ஸி ஸதா³தந: | " (aiōn )
(want genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden; Maar Deze met eedzwering, door Dien, Die tot Hem gezegd heeft: De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek). (aiōn )
(parallel missing)
Hebrews 7:22 (இப்³ரிண: 7:22)
(parallel missing)
"பரமேஸ² இத³ம்’ ஸே²பே ந ச தஸ்மாந்நிவர்த்ஸ்யதே| த்வம்’ மல்கீஷேத³க: ஸ்²ரேண்யாம்’ யாஜகோ(அ)ஸி ஸதா³தந: | " (aiōn )
Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap. (aiōn )
கிந்த்வஸாவநந்தகாலம்’ யாவத் திஷ்ட²தி தஸ்மாத் தஸ்ய யாஜகத்வம்’ ந பரிவர்த்தநீயம்’| (aiōn )
Want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben; maar het woord der eedzwering, die na de wet is gevolgd, stelt den Zoon, Die in der eeuwigheid geheiligd is. (aiōn )
யதோ வ்யவஸ்த²யா யே மஹாயாஜகா நிரூப்யந்தே தே தௌ³ர்ப்³ப³ல்யயுக்தா மாநவா: கிந்து வ்யவஸ்தா²த: பரம்’ ஸ²பத²யுக்தேந வாக்யேந யோ மஹாயாஜகோ நிரூபித: ஸோ (அ)நந்தகாலார்த²ம்’ ஸித்³த⁴: புத்ர ஏவ| (aiōn )
Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. (aiōnios )
சா²கா³நாம்’ கோ³வத்ஸாநாம்’ வா ருதி⁴ரம் அநாதா³ய ஸ்வீயருதி⁴ரம் ஆதா³யைகக்ரு’த்வ ஏவ மஹாபவித்ரஸ்தா²நம்’ ப்ரவிஸ்²யாநந்தகாலிகாம்’ முக்திம்’ ப்ராப்தவாந்| (aiōnios )
Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen? (aiōnios )
தர்ஹி கிம்’ மந்யத்⁴வே ய: ஸதா³தநேநாத்மநா நிஷ்கலங்கப³லிமிவ ஸ்வமேவேஸ்²வராய த³த்தவாந், தஸ்ய க்²ரீஷ்டஸ்ய ருதி⁴ரேண யுஷ்மாகம்’ மநாம்’ஸ்யமரேஸ்²வரஸ்ய ஸேவாயை கிம்’ ம்ரு’த்யுஜநகேப்⁴ய: கர்ம்மப்⁴யோ ந பவித்ரீகாரிஷ்யந்தே? (aiōnios )
En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. (aiōnios )
ஸ நூதநநியமஸ்ய மத்⁴யஸ்தோ²(அ)ப⁴வத் தஸ்யாபி⁴ப்ராயோ(அ)யம்’ யத் ப்ரத²மநியமலங்க⁴நரூபபாபேப்⁴யோ ம்ரு’த்யுநா முக்தௌ ஜாதாயாம் ஆஹூதலோகா அநந்தகாலீயஸம்பத³: ப்ரதிஜ்ஞாப²லம்’ லபே⁴ரந்| (aiōnios )
(Anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnszelfs offerande. (aiōn )
கர்த்தவ்யே ஸதி ஜக³த: ஸ்ரு’ஷ்டிகாலமாரப்⁴ய ப³ஹுவாரம்’ தஸ்ய ம்ரு’த்யுபோ⁴க³ ஆவஸ்²யகோ(அ)ப⁴வத்; கிந்த்விதா³நீம்’ ஸ ஆத்மோத்ஸர்கே³ண பாபநாஸா²ர்த²ம் ஏகக்ரு’த்வோ ஜக³த: ஸே²ஷகாலே ப்ரசகாஸே²| (aiōn )
Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. (aiōn )
அபரம் ஈஸ்²வரஸ்ய வாக்யேந ஜக³ந்த்யஸ்ரு’ஜ்யந்த, த்³ரு’ஷ்டவஸ்தூநி ச ப்ரத்யக்ஷவஸ்துப்⁴யோ நோத³பத்³யந்தைதத்³ வயம்’ விஸ்²வாஸேந பு³த்⁴யாமஹே| (aiōn )
Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. (aiōn )
யீஸு²: க்²ரீஷ்ட: ஸ்²வோ(அ)த்³ய ஸதா³ ச ஸ ஏவாஸ்தே| (aiōn )
De God nu des vredes, Die den grote Herder der schapen, door het bloed des eeuwigen testaments, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezus Christus, (aiōnios )
அநந்தநியமஸ்ய ருதி⁴ரேண விஸி²ஷ்டோ மஹாந் மேஷபாலகோ யேந ம்ரு’தக³ணமத்⁴யாத் புநராநாயி ஸ ஸா²ந்திதா³யக ஈஸ்²வரோ (aiōnios )
Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
நிஜாபி⁴மதஸாத⁴நாய ஸர்வ்வஸ்மிந் ஸத்கர்ம்மணி யுஷ்மாந் ஸித்³தா⁴ந் கரோது, தஸ்ய த்³ரு’ஷ்டௌ ச யத்³யத் துஷ்டிஜநகம்’ ததே³வ யுஷ்மாகம்’ மத்⁴யே யீஸு²நா க்²ரீஷ்டேந ஸாத⁴யது| தஸ்மை மஹிமா ஸர்வ்வதா³ பூ⁴யாத்| ஆமேந்| (aiōn )
De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzer geboorte, en wordt ontstoken van de hel. (Geenna )
ரஸநாபி ப⁴வேத்³ வஹ்நிரத⁴ர்ம்மரூபபிஷ்டபே| அஸ்மத³ங்கே³ஷு ரஸநா தாத்³ரு’ஸ²ம்’ ஸந்திஷ்ட²தி ஸா க்ரு’த்ஸ்நம்’ தே³ஹம்’ கலங்கயதி ஸ்ரு’ஷ்டிரத²ஸ்ய சக்ரம்’ ப்ரஜ்வலயதி நரகாநலேந ஜ்வலதி ச| (Geenna )
Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. (aiōn )
யஸ்மாத்³ யூயம்’ க்ஷயணீயவீர்ய்யாத் நஹி கிந்த்வக்ஷயணீயவீர்ய்யாத்³ ஈஸ்²வரஸ்ய ஜீவநதா³யகேந நித்யஸ்தா²யிநா வாக்யேந புநர்ஜந்ம க்³ரு’ஹீதவந்த: | (aiōn )
Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is. (aiōn )
கிந்து வாக்யம்’ பரேஸ²ஸ்யாநந்தகாலம்’ விதிஷ்ட²தே| ததே³வ ச வாக்யம்’ ஸுஸம்’வாதே³ந யுஷ்மாகம் அந்திகே ப்ரகாஸி²தம்’| (aiōn )
Indien iemand spreekt, die spreke als de woorden Gods; indien iemand dient, die diene als uit kracht, die God verleent; opdat God in allen geprezen worde door Jezus Christus, Welken toekomt de heerlijkheid en de kracht, in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
யோ வாக்யம்’ கத²யதி ஸ ஈஸ்²வரஸ்ய வாக்யமிவ கத²யது யஸ்²ச பரம் உபகரோதி ஸ ஈஸ்²வரத³த்தஸாமர்த்²யாதி³வோபகரோது| ஸர்வ்வவிஷயே யீஸு²க்²ரீஷ்டேநேஸ்²வரஸ்ய கௌ³ரவம்’ ப்ரகாஸ்²யதாம்’ தஸ்யைவ கௌ³ரவம்’ பராக்ரமஸ்²ச ஸர்வ்வதா³ பூ⁴யாத்| ஆமேந| (aiōn )
De God nu aller genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij een weinig tijds zullen geleden hebben, Dezelve volmake, bevestige, versterke, en fondere ulieden. (aiōnios )
க்ஷணிகது³: க²போ⁴கா³த் பரம் அஸ்மப்⁴யம்’ க்²ரீஷ்டேந யீஸு²நா ஸ்வகீயாநந்தகௌ³ரவதா³நார்த²ம்’ யோ(அ)ஸ்மாந் ஆஹூதவாந் ஸ ஸர்வ்வாநுக்³ராஹீஸ்²வர: ஸ்வயம்’ யுஷ்மாந் ஸித்³தா⁴ந் ஸ்தி²ராந் ஸப³லாந் நிஸ்²சலாம்’ஸ்²ச கரோது| (aiōnios )
Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
தஸ்ய கௌ³ரவம்’ பராக்ரமஸ்²சாநந்தகாலம்’ யாவத்³ பூ⁴யாத்| ஆமேந்| (aiōn )
Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. (aiōnios )
யதோ (அ)நேந ப்ரகாரேணாஸ்மாகம்’ ப்ரபோ⁴ஸ்த்ராத்ரு’ ர்யீஸு²க்²ரீஷ்டஸ்யாநந்தராஜ்யஸ்ய ப்ரவேஸே²ந யூயம்’ ஸுகலேந யோஜயிஷ்யத்⁴வே| (aiōnios )
Want indien God de engelen, die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar, die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden; (Tartaroō )
ஈஸ்²வர: க்ரு’தபாபாந் தூ³தாந் ந க்ஷமித்வா திமிரஸ்²ரு’ங்க²லை: பாதாலே ருத்³த்⁴வா விசாரார்த²ம்’ ஸமர்பிதவாந்| (Tartaroō )
Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in den dag der eeuwigheid. Amen. (aiōn )
கிந்த்வஸ்மாகம்’ ப்ரபோ⁴ஸ்த்ராது ர்யீஸு²க்²ரீஷ்டஸ்யாநுக்³ரஹே ஜ்ஞாநே ச வர்த்³த⁴த்⁴வம்’| தஸ்ய கௌ³ரவம் இதா³நீம்’ ஸதா³காலஞ்ச பூ⁴யாத்| ஆமேந்| (aiōn )
(Want het Leven is geopenbaard, en wij hebben het gezien, en wij getuigen, en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven, Hetwelk bij den Vader was, en ons is geopenbaard.) (aiōnios )
ஸ ஜீவநஸ்வரூப: ப்ரகாஸ²த வயஞ்ச தம்’ த்³ரு’ஷ்டவந்தஸ்தமதி⁴ ஸாக்ஷ்யம்’ த³த்³மஸ்²ச, யஸ்²ச பிது: ஸந்நிதா⁴வவர்த்ததாஸ்மாகம்’ ஸமீபே ப்ரகாஸ²த ச தம் அநந்தஜீவநஸ்வரூபம்’ வயம்’ யுஷ்மாந் ஜ்ஞாபயாம: | (aiōnios )
En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. (aiōn )
ஸம்’ஸாரஸ்ததீ³யாபி⁴லாஷஸ்²ச வ்யத்யேதி கிந்து ய ஈஸ்²வரஸ்யேஷ்டம்’ கரோதி ஸோ (அ)நந்தகாலம்’ யாவத் திஷ்ட²தி| (aiōn )
En dit is de belofte, die Hij ons beloofd heeft, namelijk het eeuwige leven. (aiōnios )
ஸ ச ப்ரதிஜ்ஞயாஸ்மப்⁴யம்’ யத் ப்ரதிஜ்ஞாதவாந் தத்³ அநந்தஜீவநம்’| (aiōnios )
Een iegelijk, die zijn broeder haat, is een doodslager; en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende. (aiōnios )
ய: கஸ்²சித் ஸ்வப்⁴ராதரம்’ த்³வேஷ்டி ஸம்’ நரகா⁴தீ கிஞ்சாநந்தஜீவநம்’ நரகா⁴திந: கஸ்யாப்யந்தரே நாவதிஷ்ட²தே தத்³ யூயம்’ ஜாநீத²| (aiōnios )
En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon. (aiōnios )
தச்ச ஸாக்ஷ்யமித³ம்’ யத்³ ஈஸ்²வரோ (அ)ஸ்மப்⁴யம் அநந்தஜீவநம்’ த³த்தவாந் தச்ச ஜீவநம்’ தஸ்ய புத்ரே வித்³யதே| (aiōnios )
Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God. (aiōnios )
ஈஸ்²வரபுத்ரஸ்ய நாம்நி யுஷ்மாந் ப்ரத்யேதாநி மயா லிகி²தாநி தஸ்யாபி⁴ப்ராயோ (அ)யம்’ யத்³ யூயம் அநந்தஜீவநப்ராப்தா இதி ஜாநீயாத தஸ்யேஸ்²வரபுத்ரஸ்ய நாம்நி விஸ்²வஸேத ச| (aiōnios )
Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven. (aiōnios )
அபரம் ஈஸ்²வரஸ்ய புத்ர ஆக³தவாந் வயஞ்ச யயா தஸ்ய ஸத்யமயஸ்ய ஜ்ஞாநம்’ ப்ராப்நுயாமஸ்தாத்³ரு’ஸீ²ம்’ தி⁴யம் அஸ்மப்⁴யம்’ த³த்தவாந் இதி ஜாநீமஸ்தஸ்மிந் ஸத்யமயே (அ)ர்த²தஸ்தஸ்ய புத்ரே யீஸு²க்²ரீஷ்டே திஷ்டா²மஸ்²ச; ஸ ஏவ ஸத்யமய ஈஸ்²வரோ (அ)நந்தஜீவநஸ்வரூபஸ்²சாஸ்தி| (aiōnios )
Om der waarheid wil, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid: (aiōn )
ஸத்யமதாத்³ யுஷ்மாஸு மம ப்ரேமாஸ்தி கேவலம்’ மம நஹி கிந்து ஸத்யமதஜ்ஞாநாம்’ ஸர்வ்வேஷாமேவ| யத: ஸத்யமதம் அஸ்மாஸு திஷ்ட²த்யநந்தகாலம்’ யாவச்சாஸ்மாஸு ஸ்தா²ஸ்யதி| (aiōn )
En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard. (aïdios )
யே ச ஸ்வர்க³தூ³தா: ஸ்வீயகர்த்ரு’த்வபதே³ ந ஸ்தி²த்வா ஸ்வவாஸஸ்தா²நம்’ பரித்யக்தவந்தஸ்தாந் ஸ மஹாதி³நஸ்ய விசாரார்த²ம் அந்த⁴காரமயே (அ)த⁴: ஸ்தா²நே ஸதா³ஸ்தா²யிபி⁴ ர்ப³ந்த⁴நைரப³த்⁴நாத்| (aïdios )
Gelijk Sodoma en Gomorra, en de steden rondom dezelve, die op gelijke wijze als deze gehoereerd hebben, en ander vlees zijn nagegaan, tot een voorbeeld voorgesteld zijn, dragende de straf des eeuwigen vuurs. (aiōnios )
அபரம்’ ஸிதோ³மம் அமோரா தந்நிகடஸ்த²நக³ராணி சைதேஷாம்’ நிவாஸிநஸ்தத்ஸமரூபம்’ வ்யபி⁴சாரம்’ க்ரு’தவந்தோ விஷமமைது²நஸ்ய சேஷ்டயா விபத²ம்’ க³தவந்தஸ்²ச தஸ்மாத் தாந்யபி த்³ரு’ஷ்டாந்தஸ்வரூபாணி பூ⁴த்வா ஸதா³தநவஹ்நிநா த³ண்ட³ம்’ பு⁴ஞ்ஜதே| (aiōnios )
Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. (aiōn )
ஸ்வகீயலஜ்ஜாபே²ணோத்³வமகா: ப்ரசண்டா³: ஸாமுத்³ரதரங்கா³: ஸதா³காலம்’ யாவத் கோ⁴ரதிமிரபா⁴கீ³நி ப்⁴ரமணகாரீணி நக்ஷத்ராணி ச ப⁴வந்தி| (aiōn )
Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven. (aiōnios )
ஈஸ்²வரஸ்ய ப்ரேம்நா ஸ்வாந் ரக்ஷத, அநந்தஜீவநாய சாஸ்மாகம்’ ப்ரபோ⁴ ர்யீஸு²க்²ரீஷ்டஸ்ய க்ரு’பாம்’ ப்ரதீக்ஷத்⁴வம்’| (aiōnios )
Den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
யோ (அ)ஸ்மாகம் அத்³விதீயஸ்த்ராணகர்த்தா ஸர்வ்வஜ்ஞ ஈஸ்²வரஸ்தஸ்ய கௌ³ரவம்’ மஹிமா பராக்ரம: கர்த்ரு’த்வஞ்சேதா³நீம் அநந்தகாலம்’ யாவத்³ பூ⁴யாத்| ஆமேந்| (aiōn )
En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
யோ (அ)ஸ்மாஸு ப்ரீதவாந் ஸ்வருதி⁴ரேணாஸ்மாந் ஸ்வபாபேப்⁴ய: ப்ரக்ஷாலிதவாந் தஸ்ய பிதுரீஸ்²வரஸ்ய யாஜகாந் க்ரு’த்வாஸ்மாந் ராஜவர்கே³ நியுக்தவாம்’ஸ்²ச தஸ்மிந் மஹிமா பராக்ரமஸ்²சாநந்தகாலம்’ யாவத்³ வர்த்ததாம்’| ஆமேந்| (aiōn )
En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. (aiōn , Hadēs )
அஹம் அமரஸ்ததா²பி ம்ரு’தவாந் கிந்து பஸ்²யாஹம் அநந்தகாலம்’ யாவத் ஜீவாமி| ஆமேந்| ம்ரு’த்யோ: பரலோகஸ்ய ச குஞ்ஜிகா மம ஹஸ்தக³தா: | (aiōn , Hadēs )
En wanneer de dieren heerlijkheid, en eer, en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid leeft; (aiōn )
இத்த²ம்’ தை: ப்ராணிபி⁴ஸ்தஸ்யாநந்தஜீவிந: ஸிம்’ஹாஸநோபவிஷ்டஸ்ய ஜநஸ்ய ப்ரபா⁴வே கௌ³ரவே த⁴ந்யவாதே³ ச ப்ரகீர்த்திதே (aiōn )
Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende: (aiōn )
தே சதுர்விம்’ஸ²திப்ராசீநா அபி தஸ்ய ஸிம்’ஹாஸநோபவிஷ்டஸ்யாந்திகே ப்ரணிநத்ய தம் அநந்தஜீவிநம்’ ப்ரணமந்தி ஸ்வீயகிரீடாம்’ஸ்²ச ஸிம்’ஹாஸநஸ்யாந்திகே நிக்ஷிப்ய வத³ந்தி, (aiōn )
En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid. (aiōn )
அபரம்’ ஸ்வர்க³மர்த்த்யபாதாலஸாக³ரேஷு யாநி வித்³யந்தே தேஷாம்’ ஸர்வ்வேஷாம்’ ஸ்ரு’ஷ்டவஸ்தூநாம்’ வாகி³யம்’ மயா ஸ்²ருதா, ப்ரஸ²ம்’ஸாம்’ கௌ³ரவம்’ ஸௌ²ர்ய்யம் ஆதி⁴பத்யம்’ ஸநாதநம்’| ஸிம்’ஹஸநோபவிஷ்டஸ்²ச மேஷவத்ஸஸ்²ச க³ச்ச²தாம்’| (aiōn )
En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten der aarde. (Hadēs )
தத: பாண்டு³ரவர்ண ஏகோ (அ)ஸ்²வோ மயா த்³ரு’ஷ்ட: , ததா³ரோஹிணோ நாம ம்ரு’த்யுரிதி பரலோகஸ்²ச தம் அநுசரதி க²ங்கே³ந து³ர்பி⁴க்ஷேண மஹாமார்ய்யா வந்யபஸு²பி⁴ஸ்²ச லோகாநாம்’ ப³தா⁴ய ப்ரு’தி²வ்யாஸ்²சதுர்தா²ம்’ஸ²ஸ்யாதி⁴பத்யம்’ தஸ்மா அதா³யி| (Hadēs )
Zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid, en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn )
ததா²ஸ்து த⁴ந்யவாத³ஸ்²ச தேஜோ ஜ்ஞாநம்’ ப்ரஸ²ம்’ஸநம்’| ஸௌ²ர்ய்யம்’ பராக்ரமஸ்²சாபி ஸ²க்திஸ்²ச ஸர்வ்வமேவ தத்| வர்த்ததாமீஸ்²வரே(அ)ஸ்மாகம்’ நித்யம்’ நித்யம்’ ததா²ஸ்த்விதி| (aiōn )
En de vijfde engel heeft gebazuind, en ik zag een ster, gevallen uit den hemel op de aarde, en haar werd gegeven de sleutel van den put des afgronds. (Abyssos )
தத: பரம்’ ஸப்தமதூ³தேந தூர்ய்யாம்’ வாதி³தாயாம்’ க³க³நாத் ப்ரு’தி²வ்யாம்’ நிபதித ஏகஸ்தாரகோ மயா த்³ரு’ஷ்ட: , தஸ்மை ரஸாதலகூபஸ்ய குஞ்ஜிகாதா³யி| (Abyssos )
En zij heeft den put des afgronds geopend; en er is rook opgegaan uit den put, als rook eens groten ovens; en de zon en de lucht is verduisterd geworden van den rook des puts. (Abyssos )
தேந ரஸாதலகூபே முக்தே மஹாக்³நிகுண்ட³ஸ்ய தூ⁴ம இவ தூ⁴மஸ்தஸ்மாத் கூபாத்³ உத்³க³த: | தஸ்மாத் கூபதூ⁴மாத் ஸூர்ய்யாகாஸௌ² திமிராவ்ரு’தௌ| (Abyssos )
En zij hadden over zich tot een koning den engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abaddon, en in de Griekse taal had hij den naam Apollyon. (Abyssos )
தேஷாம்’ ராஜா ச ரஸாதலஸ்ய தூ³தஸ்தஸ்ய நாம இப்³ரீயபா⁴ஷயா அப³த்³தோ³ந் யூநாநீயபா⁴ஷயா ச அபல்லுயோந் அர்த²தோ விநாஸ²க இதி| (Abyssos )
En hij zwoer bij Dien, Die leeft in alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn; (aiōn )
அபரம்’ ஸ்வர்கா³த்³ யஸ்ய ரவோ மயாஸ்²ராவி ஸ புந ர்மாம்’ ஸம்பா⁴வ்யாவத³த் த்வம்’ க³த்வா ஸமுத்³ரமேதி³ந்யோஸ்திஷ்ட²தோ தூ³தஸ்ய கராத் தம்’ விஸ்தீர்ண க்ஷுத்³ரக்³ரந்த²ம்’ க்³ரு’ஹாண, தேந மயா தூ³தஸமீபம்’ க³த்வா கதி²தம்’ க்³ரந்தோ² (அ)ஸௌ தீ³யதாம்’| (aiōn )
En als zij hun getuigenis zullen geeindigd hebben, zal het beest, dat uit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen, en zal hen doden. (Abyssos )
அபரம்’ தயோ: ஸாக்ஷ்யே ஸமாப்தே ஸதி ரஸாதலாத்³ யேநோத்தி²தவ்யம்’ ஸ பஸு²ஸ்தாப்⁴யாம்’ ஸஹ யுத்³த்⁴வா தௌ ஜேஷ்யதி ஹநிஷ்யதி ச| (Abyssos )
En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. (aiōn )
அநந்தரம்’ ஸப்ததூ³தேந தூர்ய்யாம்’ வாதி³தாயாம்’ ஸ்வர்க³ உச்சை: ஸ்வரைர்வாகி³யம்’ கீர்த்திதா, ராஜத்வம்’ ஜக³தோ யத்³யத்³ ராஜ்யம்’ தத³து⁴நாப⁴வத்| அஸ்மத்ப்ரபோ⁴ஸ்ததீ³யாபி⁴ஷிக்தஸ்ய தாரகஸ்ய ச| தேந சாநந்தகாலீயம்’ ராஜத்வம்’ ப்ரகரிஷ்யதே|| (aiōn )
En ik zag een anderen engel, vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie, om te verkondigen dengenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht, en taal, en volk; (aiōnios )
அநந்தரம் ஆகாஸ²மத்⁴யேநோட்³டீ³யமாநோ (அ)பர ஏகோ தூ³தோ மயா த்³ரு’ஷ்ட: ஸோ (அ)நந்தகாலீயம்’ ஸுஸம்’வாத³ம்’ தா⁴ரயதி ஸ ச ஸுஸம்’வாத³: ஸர்வ்வஜாதீயாந் ஸர்வ்வவம்’ஸீ²யாந் ஸர்வ்வபா⁴ஷாவாதி³ந: ஸர்வ்வதே³ஸீ²யாம்’ஸ்²ச ப்ரு’தி²வீநிவாஸிந: ப்ரதி தேந கோ⁴ஷிதவ்ய: | (aiōnios )
En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt. (aiōn )
தேஷாம்’ யாதநாயா தூ⁴மோ (அ)நந்தகாலம்’ யாவத்³ உத்³க³மிஷ்யதி யே ச பஸு²ம்’ தஸ்ய ப்ரதிமாஞ்ச பூஜயந்தி தஸ்ய நாம்நோ (அ)ங்கம்’ வா க்³ரு’ஹ்லந்தி தே தி³வாநிஸ²ம்’ கஞ்சந விராமம்’ ந ப்ராப்ஸ்யந்தி| (aiōn )
En een van de vier dieren gaf den zeven engelen zeven gouden fiolen, vol van den toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft. (aiōn )
அபரம்’ சதுர்ணாம்’ ப்ராணிநாம் ஏகஸ்தேப்⁴ய: ஸப்ததூ³தேப்⁴ய: ஸப்தஸுவர்ணகம்’ஸாந் அத³தா³த்| (aiōn )
Het beest, dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit den afgrond, en ten verderve gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet is, hoewel het is. (Abyssos )
த்வயா த்³ரு’ஷ்டோ (அ)ஸௌ பஸு²ராஸீத் நேதா³நீம்’ வர்த்ததே கிந்து ரஸாதலாத் தேநோதே³தவ்யம்’ விநாஸ²ஸ்²ச க³ந்தவ்ய: | ததோ யேஷாம்’ நாமாநி ஜக³த: ஸ்ரு’ஷ்டிகாலம் ஆரப்⁴ய ஜீவநபுஸ்தகே லிகி²தாநி ந வித்³யந்தே தே ப்ரு’தி²வீநிவாஸிநோ பூ⁴தம் அவர்த்தமாநமுபஸ்தா²ஸ்யந்தஞ்ச தம்’ பஸு²ம்’ த்³ரு’ஷ்ட்வாஸ்²சர்ய்யம்’ மம்’ஸ்யந்தே| (Abyssos )
En zij zeiden ten tweeden maal: Halleluja! En haar rook gaat op in alle eeuwigheid. (aiōn )
புநரபி தைரித³முக்தம்’ யதா², ப்³ரூத பரேஸ்²வரம்’ த⁴ந்யம்’ யந்நித்யம்’ நித்யமேவ ச| தஸ்யா தா³ஹஸ்ய தூ⁴மோ (அ)ஸௌ தி³ஸ²மூர்த்³த்⁴வமுதே³ஷ்யதி|| (aiōn )
En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had, die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt. (Limnē Pyr )
தத: ஸ பஸு² ர்த்⁴ரு’தோ யஸ்²ச மித்²யாப⁴விஷ்யத்³வக்தா தஸ்யாந்திகே சித்ரகர்ம்மாணி குர்வ்வந் தைரேவ பஸ்²வங்கதா⁴ரிணஸ்தத்ப்ரதிமாபூஜகாம்’ஸ்²ச ப்⁴ரமிதவாந் ஸோ (அ)பி தேந ஸார்த்³த⁴ம்’ த்⁴ரு’த: | தௌ ச வஹ்நிக³ந்த⁴கஜ்வலிதஹ்ரதே³ ஜீவந்தௌ நிக்ஷிப்தௌ| (Limnē Pyr )
En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn hand; (Abyssos )
தத: பரம்’ ஸ்வர்கா³த்³ அவரோஹந் ஏகோ தூ³தோ மயா த்³ரு’ஷ்டஸ்தஸ்ய கரே ரமாதலஸ்ய குஞ்ஜிகா மஹாஸ்²ரு’ங்க²லஞ்சைகம்’ திஷ்ட²த: | (Abyssos )
En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geeindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. (Abyssos )
அபரம்’ ரஸாதலே தம்’ நிக்ஷிப்ய தது³பரி த்³வாரம்’ ருத்³த்⁴வா முத்³ராங்கிதவாந் யஸ்மாத் தத்³ வர்ஷஸஹஸ்ரம்’ யாவத் ஸம்பூர்ணம்’ ந ப⁴வேத் தாவத்³ பி⁴ந்நஜாதீயாஸ்தேந புந ர்ந ப்⁴ரமிதவ்யா: | தத: பரம் அல்பகாலார்த²ம்’ தஸ்ய மோசநேந ப⁴விதவ்யம்’| (Abyssos )
En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. (aiōn , Limnē Pyr )
தேஷாம்’ ப்⁴ரமயிதா ச ஸ²யதாநோ வஹ்நிக³ந்த⁴கயோ ர்ஹ்ரதே³ (அ)ர்த²த: பஸு² ர்மித்²யாப⁴விஷ்யத்³வாதீ³ ச யத்ர திஷ்ட²தஸ்தத்ரைவ நிக்ஷிப்த: , தத்ராநந்தகாலம்’ யாவத் தே தி³வாநிஸ²ம்’ யாதநாம்’ போ⁴க்ஷ்யந்தே| (aiōn , Limnē Pyr )
En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken. (Hadēs )
ததா³நீம்’ ஸமுத்³ரேண ஸ்வாந்தரஸ்தா² ம்ரு’தஜநா: ஸமர்பிதா: , ம்ரு’த்யுபரலோகாப்⁴யாமபி ஸ்வாந்தரஸ்தா² ம்ரு’தஜநா: ஸர்மிபதா: , தேஷாஞ்சைகைகஸ்ய ஸ்வக்ரியாநுயாயீ விசார: க்ரு’த: | (Hadēs )
En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood. (Hadēs , Limnē Pyr )
அபரம்’ ம்ரு’த்யுபரலோகௌ வஹ்நிஹ்ரதே³ நிக்ஷிப்தௌ, ஏஷ ஏவ த்³விதீயோ ம்ரு’த்யு: | (Hadēs , Limnē Pyr )
En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs. (Limnē Pyr )
யஸ்ய கஸ்யசித் நாம ஜீவநபுஸ்தகே லிகி²தம்’ நாவித்³யத ஸ ஏவ தஸ்மிந் வஹ்நிஹ்ரதே³ ந்யக்ஷிப்யத| (Limnē Pyr )
Maar den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood. (Limnē Pyr )
கிந்து பீ⁴தாநாம் அவிஸ்²வாஸிநாம்’ க்⁴ரு’ண்யாநாம்’ நரஹந்த்ரு’ணாம்’ வேஸ்²யாகா³மிநாம்’ மோஹகாநாம்’ தே³வபூஜகாநாம்’ ஸர்வ்வேஷாம் அந்ரு’தவாதி³நாஞ்சாம்’ஸோ² வஹ்நிக³ந்த⁴கஜ்வலிதஹ்ரதே³ ப⁴விஷ்யதி, ஏஷ ஏவ த்³விதீயோ ம்ரு’த்யு: | (Limnē Pyr )
En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid. (aiōn )
ததா³நீம்’ ராத்ரி: புந ர்ந ப⁴விஷ்யதி யத: ப்ரபு⁴: பரமேஸ்²வரஸ்தாந் தீ³பயிஷ்யதி தே சாநந்தகாலம்’ யாவத்³ ராஜத்வம்’ கரிஷ்யந்தே| (aiōn )
Looft Hem met hel klinkende cimbalen; looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid! ()
Deze zijn waterloze fonteinen, wolken van een draaiwind gedreven, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. ()