Aionian Verses
En al zijn zonen, en al zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten; maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide: Want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. Alzo beweende hem zijn vader. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar hij zeide: Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; zo hem een verderf ontmoette op den weg, dien gij zult gaan, zo zoudt gij mijn grauwe haren met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Indien gij nu dezen ook van mijn aangezicht wegneemt, en hem een verderf ontmoette, zo zoudt gij mijn grauwe haren met jammer ten grave doen nederdalen! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo zal het geschieden, als hij ziet, dat de jongeling er niet is, dat hij sterven zal; en uw knechten zullen de grauwe haren van uw knecht, onzen vader, met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar indien de HEERE wat nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden hen met alles wat hunner is, en zij levend ter helle zullen nedervaren; alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd hebben. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En zij voeren neder, zij en alles wat hunner was, levend ter helle; en de aarde overdekte hen, en zij kwamen om uit het midden der gemeente. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Banden der hel omringden mij; strikken des doods bejegenden mij. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doe dan naar uw wijsheid, dat gij zijn grauwe haar niet met vrede in het graf laat dalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar nu, houd hem niet onschuldig, dewijl gij een wijs man zijt; en gij zult weten, wat gij hem doen zult, opdat gij zijn grauwe haar met bloed in het graf doet dalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Een wolk vergaat en vaart henen; alzo die in het graf daalt, zal niet weder opkomen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? (Sheol h7585)
(parallel missing)
Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal. (Sheol h7585)
(parallel missing)
In het goede verslijten zij hun dagen; en in een ogenblik dalen zij in het graf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De droogte mitsgaders de hitte nemen de sneeuwwateren weg; alzo het graf dergenen, die gezondigd hebben. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel is naakt voor Hem, en geen deksel is er voor het verderf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want in den dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf? (Sheol h7585)
(parallel missing)
De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij. (Sheol h7585)
(parallel missing)
HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald. (Sheol h7585)
(parallel missing)
HEERE! laat mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan; laat de goddelozen beschaamd worden, laat hen zwijgen in het graf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. (Sela) (Sheol h7585)
(parallel missing)
Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs uitgerukt. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? (Sela) (Sheol h7585)
(parallel missing)
De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde iets gekloofd en verdeeld had. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensen kinderen? (Sheol h7585)
(parallel missing)
De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Het graf, de gesloten baarmoeder, de aarde, die van water niet verzadigd wordt, en het vuur zegt niet: Het is genoeg! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Alles, wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar gij heengaat. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zet mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm; want de liefde is sterk als de dood; de ijver is hard als het graf; haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des HEEREN. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Daarom zal het graf zichzelf wijd opensperren, en zijn mond opendoen, zonder maat; opdat nederdale haar heerlijkheid, en haar menigte, met haar gedruis, en die in haar van vreugde opspringt. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Eis u een teken van den HEERE, uw God; eis beneden in de diepte, of eis boven uit de hoogte. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De hel van onderen was beroerd om uwentwil, om u tegemoet te gaan, als gij kwaamt; zij wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde; zij doet al de koningen der heidenen van hun tronen opstaan. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Uw hovaardij is in de hel nedergestort, met het geklank uwer luiten; de maden zullen onder u gestrooid worden, en de wormen zullen u bedekken. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Ja, in de hel zult gij nedergestoten worden, aan de zijden van den kuil! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Omdat gijlieden zegt: Wij hebben een verbond met den dood gemaakt, en met de hel hebben wij een voorzichtig verdrag gemaakt; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, zal hij tot ons niet komen; want wij hebben de leugen ons tot een toevlucht gesteld, en onder de valsheid hebben wij ons verborgen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En ulieder verbond met den dood zal te niet worden, en uw voorzichtig verdrag met de hel zal niet bestaan; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, dan zult gijlieden van denzelven vertreden worden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Ik zeide: Vanwege de afsnijding mijner dagen, zal ik tot de poorten des grafs heengaan, ik word beroofd van het overige mijner jaren. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want het graf zal U niet loven, de dood zal U niet prijzen; die in den kuil nederdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En gij trekt met olie tot den koning, en gij vermenigvuldigt uw welriekende zalven; en gij zendt uw gezanten verre weg, en vernedert u tot de hel toe. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo zegt de Heere HEERE: Ten dage, als hij ter helle nederdaalde, maakte Ik een treuren; Ik bedekte om zijnentwil den afgrond, en weerde de stromen van dien, en de grote wateren werden geschut; en Ik maakte den Libanon om zijnentwil zwart, en al het geboomte des velds was om zijnentwil bewonden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Van het geluid zijns vals deed Ik de heidenen beven, als Ik hem ter helle deed nederdalen, met degenen, die in den kuil nederdalen; en alle bomen van Eden, de keur en het beste van Libanon, alle bomen, die water drinken, troostten zich in het onderste der aarde. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Diezelve daalden ook met hem neder ter helle, tot de verslagenen van het zwaard; en die zijn arm geweest waren, die onder zijn schaduw in het midden der heidenen gezeten hadden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De machtigste der helden zullen hem, met zijn helpers, toespreken, uit het midden der hel; zij zijn nedergedaald, de onbesnedenen liggen er, verslagen van het zwaard; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar zij liggen niet met de helden, die onder de onbesnedenen gevallen zijn; die ter helle zijn nedergedaald met hun krijgswapenen, en welker zwaarden men gelegd heeft onder hun hoofden; welker ongerechtigheid nochtans op hun beenderen is, omdat der helden schrik in het land der levenden geweest is. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doch Ik zal hen van het geweld der hel verlossen, Ik zal ze vrijmaken van den dood: o dood! waar zijn uw pestilentien? hel! waar is uw verderf? Berouw zal van Mijn ogen verborgen zijn, (Sheol h7585)
(parallel missing)
Al groeven zij tot in de hel, zo zal Mijn hand ze van daar halen, en al klommen zij in den hemel, zo zal Ik ze van daar doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE, en Hij antwoordde mij; uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En ook dewijl hij trouwelooslijk handelt bij den wijn, een trots man is, en in zijn woning niet blijft; die zijn ziel wijd opendoet als het graf, en gelijk de dood is, die niet zat wordt, en tot zich verzamelt al de heidenen, en vergadert tot zich alle volken. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur. (Geenna g1067)
ବନ୍ଡ ଞେନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ବର୍ତବେନ୍, ଅଙ୍ଗା ମନ୍ରା ଆ ବୋଞାଙନ୍ଆଡଙ୍ କାଜ୍ଜାନ୍ ବବ୍ରାବ୍ତେ, ତି ଆ ମନ୍ରାଆଡଙ୍ ଅବ୍ପନ୍ସୁଆତିତନେ । ଆରି ଅଙ୍ଗା ମନ୍ରା ଆ ବୋଞାଙନ୍ଆଡଙ୍ ‘ଉଲ୍ଲୁ’ ଗାମ୍ତେ, ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ସୋଡ଼ା ପନ୍ସୁଆତିସିଂଲୋଙନ୍ ଅବ୍ପନ୍ସୁଆତିତନେ; ଆରି ଅଙ୍ଗା ମନ୍ରା ‘ବୁଡ୍ଡି ତଡ୍’ ଗାମ୍ତେ, ଆନିନ୍ ତଗୋନ୍ ଆବରିଜନ୍ ଆ ନରକଲୋଙ୍ ପନବ୍ରଡନ୍ ଞାଙ୍ତେ । (Geenna g1067)
Indien dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna g1067)
ଆରି, ଅର୍ଜଡ଼ୋମ୍ମଡ୍ବେନ୍ ଆମ୍ୱେନ୍ଆଡଙ୍ ଇର୍ସେଲୋଙନ୍ ଗବ୍ଲୋଲବେନ୍ ଡେନ୍, ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ତିଆତେ ତବ୍ଲେ ସେଡ୍ବା, ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ସମ୍ପରା ଡଅଙ୍ବେନ୍ ନରକଲୋଙନ୍ ଆରସେଡ୍ତବେନ୍ ସିଲଡ୍ ଆର୍ପାୟ୍ ମିୟ୍ମଡ୍ ମୋସ୍ସାଏତୋ । (Geenna g1067)
En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af, en werpt ze van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna g1067)
ଆରି, ଅର୍ଜଡ଼ୋମ୍ସିବେନ୍ ଆମ୍ୱେନ୍ଆଡଙ୍ ଇର୍ସେଲୋଙନ୍ ଗବ୍ଲୋଲବେନ୍ ଡେନ୍, ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ତିଆତେ ଡେୟ୍ଲେ ସେଡ୍ବା, ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ସମ୍ପରା ଡଅଙ୍ବେନ୍ ନରକଲୋଙନ୍ ଆରସେଡ୍ତବେନ୍ ସିଲଡ୍ ଆର୍ପାୟ୍ ମିୟ୍ସି ମୋସ୍ସାଏତୋ ।” (Geenna g1067)
En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. (Geenna g1067)
ଆରି, ଆନାଜି ଡଅଙନ୍ ରବ୍ବୁତଜି, ବନ୍ଡ ପୁରାଡ଼ାନ୍ ରବ୍ବୁଲେ ଅଃର୍ରପ୍ତିଏଜି, ଆନିଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ବତଙ୍ଡଙ୍ବେନ୍, ଆର୍ପାୟ୍ ଅଙ୍ଗା ଇସ୍ୱର ଡଅଙନ୍ ଡ ପୁରାଡ଼ାନ୍ ବାଗୁନ୍ ନରକଲୋଙନ୍ ଅବ୍ମୋସ୍ସାଲେ ରପ୍ତିତେ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ତୁମ୍ ବତଙ୍ବା । (Geenna g1067)
En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn. (Hadēs g86)
ଆରି ଏ କପର୍ନାଉମ, ଆମନ୍ ଇନି ରୁଆଙନ୍ ଜାୟ୍ ତେକ୍କେତନ୍ ପଙ୍? ରନବୁ ଡରକୋନେନ୍ ଜାୟ୍ ଆମନ୍ ଅସେଡ୍ତମ୍, ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଅମଙ୍ଲୋଙ୍ନମ୍ ଅଙ୍ଗା ଅଙ୍ଗା ଆ ସାନ୍ନି କାବ୍ବାଡ଼ାଜି ଲନୁମନ୍ ଡେଏନ୍, ତି ଅଡ଼୍କୋନ୍ ସଦୋମଲୋଙନ୍ ଲନୁମନ୍ ଡେଏନ୍ ନଙ୍, ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ତିଆତେ ନମିନ୍ତାନ୍ ଡକୋତେ ବନ୍ । (Hadēs g86)
En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. (aiōn g165)
ଆରି, ଆନା ମନ୍ରା ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନନ୍ ଆ ବିରୁଦଲୋଙ୍ ବର୍ତନେ, ଆନିନ୍ କେମାନ୍ ଞାଙ୍ତେ, ବନ୍ଡ ଆନା ମଡ଼ିର୍ ପୁରାଡ଼ାନ୍ ଆ ବିରୁଦଲୋଙ୍ ବର୍ତନେ, ଆନିନ୍ ନମି ଆ ଜୁଗଲୋଙ୍ ଡେଏତୋ କି ତିକ୍କି ଆ ଜୁଗଲୋଙ୍ ଜନଙ୍ କେମାନ୍ ଅଃଞାଙେ ।” (aiōn g165)
En die in de doornen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms verstikt het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn g165)
ଆରି ଆନା ବର୍ନେନ୍ ଅମ୍ଡଙ୍ତେ, ବନ୍ଡ ଅନମେଙନ୍ ଆନିଃୟମ୍ ଡ ରନ୍ନାନ୍ ଆ ଗନିୟ୍ମଡ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଲଲ୍ଲଡାୟ୍ତେ, ଆନିନ୍ ଆରି ଅଃନ୍ନଜଏ, ତିଆତେ ଅବ୍ବାଙ୍ନୁବ୍ରେଙନ୍ ଆଗ୍ରଲୋଏନ୍ ଆ ଜମ୍ମଲ୍ ଅନ୍ତମ୍ । (aiōn g165)
En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen. (aiōn g165)
ଅଙ୍ଗା ବନେରା ତୋଲ୍ଲୋଣିନ୍ ବୁଡେନ୍ ଆନିନ୍ ସନୁମନ୍; ଗଡ୍ଗଡ୍ନେ ବେଡ଼ାନ୍ ଅନଞିଡ୍ ଡିନ୍ନାନ୍, ଆରି ଗଡ୍ଗଡ୍ନେମରଞ୍ଜି ରୁଆଙ୍ ପାଙ୍ଲଙ୍ବର୍ମରଞ୍ଜି । (aiōn g165)
Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd, en met vuur verbrand wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld. (aiōn g165)
ତିଆସନ୍, ତୋଲ୍ଲୋଣିନ୍ ଏଙ୍ଗାଲେ ରୁକ୍କୁଡାଲେ ତଗୋଲୋଙନ୍ ସନୟନ୍ ଡେତେ, ଅନଞିଡ୍ ଡିନ୍ନାଇଙନ୍ ତିଅନ୍ତମ୍ ଡେତେ । (aiōn g165)
Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden; (aiōn g165)
ଅନଞିଡ୍ ଡିନ୍ନାଇଙନ୍ ତିଅନ୍ତମ୍ ଡେତେ; ରୁଆଙ୍ ପାଙ୍ଲଙ୍ବର୍ମରଞ୍ଜି ଡୁଙ୍ଲନ୍ ଜିର୍ରେ ଡରମ୍ମମରଞ୍ଜି ଆମଙ୍ଲୋଙ୍ ସିଲଡ୍ ପେଲ୍ଲାମରଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଆନ୍ନାତଜି, (aiōn g165)
En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. (Hadēs g86)
ଆରି, ଞେନ୍ ନିୟ୍ ଆମନ୍ଆଡଙ୍ ବର୍ତମ୍, ଆମନ୍ ପିତ୍ର ଆ ଗରାମ୍ଗାମନ୍ ଜଲେଙ୍, ଆରି କେନ୍ ଆ ଜଲେଙ୍ ଆ ତୋଣ୍ଡୋଲୋଙ୍ ଞେନ୍ ମଣ୍ଡଡ଼ିଞେନ୍ ତବ୍ନଙ୍ତାୟ୍, ଆରି ରନବୁ ଡରକୋନେସିଙନ୍ ଆ ବପ୍ପୁ ନିୟ୍ ତିଆତେ ଅବ୍ବାରେଲେ ଅଃର୍ରପ୍ତିଏ । (Hadēs g86)
Indien dan uw hand of uw voet u ergert, houwt ze af en werpt ze van u. Het is u beter, tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden. (aiōnios g166)
“ଅସିବେନ୍ କି ଅଜଙ୍ବେନ୍ ଆମ୍ୱେନ୍ଆଡଙ୍ ଇର୍ସେଲୋଙନ୍ ଗବ୍ଲୋଲବେନ୍ ଡେନ୍, ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ତିଆତେ ଗଡ୍ଲେ ସେଡ୍ବା; ବାର୍ସିନ୍ ଡ ବାର୍ଜଙନ୍ ବୟନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆ ତଗୋଲୋଙ୍ ସନେଡନ୍ ଆଡ୍ରେତବନ୍ ସିଲଡ୍ ଆର୍ପାୟ୍ ଆଗଡ଼ୁଡନ୍ କି ଆସୋତ୍ତାନ୍ ଅନମେଙ୍ଲୋଙନ୍ ଗନ୍ନାବା । (aiōnios g166)
En indien uw oog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u. Het is u beter, maar een oog hebbende, tot het leven in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden. (Geenna g1067)
ଆରି, ଅମଡ୍ବେନ୍ ଆମ୍ୱେନ୍ଆଡଙ୍ ଇର୍ସେଲୋଙନ୍ ଗବ୍ଲୋଲବେନ୍ ଡେନ୍, ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ତିଆତେ ତବ୍ଲେ ସେଡ୍ବା; ବାର୍ମଡନ୍ ବୟନ୍ ତଗୋନ୍ ଆବ୍ରରିଜନ୍ ଆ ନରକଲୋଙ୍ ସନେଡନ୍ ଆଡ୍ରେତବନ୍ ସିଲଡ୍ ଆର୍ପାୟ୍ ଆମିୟ୍ମଡନ୍ ଅନମେଙ୍ଲୋଙନ୍ ଗଙ୍ଗନନ୍ ଆମ୍ୱେନ୍ ଆସନ୍ ମନଙ୍ ।” (Geenna g1067)
En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? (aiōnios g166)
ଆରି ଗିୟ୍ବା, ଅବୟ୍ ମନ୍ରାନ୍ ଜିସୁନ୍ ଆମଙ୍ ଜିର୍ରାୟ୍ କି ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଇୟ୍ଲାୟ୍ ବରେ, “ଏ ଞନଙ୍ତିୟ୍ମର୍, ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଆଞନାଙ୍ ଆସନ୍ ଞେନ୍ ଅଙ୍ଗା ମନଙ୍ କାବ୍ବାଡ଼ା ଲୁମାୟ୍?” (aiōnios g166)
En zo wie zal verlaten hebben, huizen, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven beerven. (aiōnios g166)
ଆରି, ଅଙ୍ଗା ମନ୍ରା ଅଞୁମ୍ଞେନ୍ ଆସନ୍ ଗାମ୍ଲେ ଅସିଂ ପଙ୍, ବୋଞାଙ୍ ପଙ୍, ତନାନ୍ ପଙ୍, ଆପେୟ୍ ପଙ୍, ଅୟୋଙ୍ ପଙ୍, ପସିୟ୍ଜି ପଙ୍, ଲବସିମା ଅମ୍ରେଙ୍ତେ, ଆନିନ୍ ତିଆତେ ବସଅ ଗୁନା ଞାଙ୍ତେ, ଆରି ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଞାଙ୍ତେ । (aiōnios g166)
En ziende, een vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem toe, en vond niets aan denzelven, dan alleenlijk bladeren; en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht meer in der eeuwigheid! En de vijgeboom verdorde terstond. (aiōn g165)
ଆନିନ୍ ତଙରନ୍ ଆ ତୁୟାୟ୍ ଅବୟ୍ ଲୁଆନୁବନ୍ ଆଗ୍ରିଜେନ୍ ତି ଲୁଆନୁବ୍ଡମନ୍ ଇୟେନ୍, ବନ୍ଡ ଆନିନ୍ ତେତ୍ତେ ଜିର୍ରେ ଆ ଅଲାନ୍ ତୁମ୍ ଇୟ୍ଲେ ଞାଙେ, ଆରି ଇନ୍ନିଙ୍ ଅଃନ୍ନେଞାଙ୍ଲୋ, ତିଆସନ୍ ଆନିନ୍ ଲୁଆନୁବନ୍ ସୟ୍ପଲେ ବର୍ରନେ, “ଆରି ଆଙ୍ଗିୟ୍ ଆମନ୍ ଅଜଡଙମ୍ ତଡ୍!” ସିଲତ୍ତେ ତି ଲୁଆନୁବନ୍ ଅବ୍ତାଡ଼ନ୍ ଅସରେନ୍ । (aiōn g165)
Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij omreist zee en land, om een Jodengenoot te maken, en als hij het geworden is, zo maakt gij hem een kind der helle, tweemaal meer dan gij zijt. (Geenna g1067)
“ୟୋଙ୍, ଇସ୍କତ୍ତାମର୍ ସାସ୍ତ୍ରିଞ୍ଜି ଡ ପାରୁସିଞ୍ଜି ପନବ୍ରଡ୍ବେନ୍ ବରନ୍ତଙନ୍ ଡେତେ, ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ମନ୍ରାଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ମରାୟ୍ନେଲୋଙ୍ବେନ୍ ଅନବ୍ମାୟ୍ମାୟନ୍ ଆସନ୍ ସମେଁୟ୍ଣ୍ଡ୍ରାନ୍ ପଡ୍ଲେ ଡେସା ଗୋସା ବୁଲ୍ଲେଲେ ଏପାଙ୍ତେ । ବନ୍ଡ ଏତ୍ତେଗନ୍ ଆ ମନ୍ରା ଅବୟ୍ ଏଞାଙେନ୍ ଡେନ୍, ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ସିଲଡ୍ ବାଗୁ ଗୁନା ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ନରକନ୍ ଏବ୍ଜିର୍ଜିର୍ତେ ।” (Geenna g1067)
Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden? (Geenna g1067)
ଏ ଜାଆଡ୍ଜି, ଜାଆଡନ୍ ଆ କେଜ୍ଜାଜି! ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ନରକନ୍ ଆ ପନବ୍ରଡ୍ ସିଲଡ୍ ଏଙ୍ଗାଡାଲେ ଅଡ଼ୁର୍ବେନ୍? (Geenna g1067)
En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de voleinding der wereld? (aiōn g165)
ଜିସୁନ୍ ତୋଣ୍ଡୋ ଜିତବୁରନ୍ ଆତଙ୍କୁମନ୍ ଆଡିଡ୍ ଞଙ୍ନେମରଞ୍ଜି ଆମଙନ୍ ଜିର୍ରେ ଅଜନା ଇୟ୍ଲାୟ୍ ବରେଜି । “କେନ୍ ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଆଙ୍ଗା ଗଡେଲ୍ତେ, ଇନ୍ଲେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ବର୍ରେନ୍ । ଇନିଜି ଡେଏନ୍ ଡେନ୍ ବାର୍ଜନିର୍ନମ୍ ତୁୟାଲାୟ୍ ଆରି କେନ୍ ଆ ଜୁଗ ଅଞିଡ୍ରୟ୍ତେ ଗାମ୍ଲେ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ଏଜନାଆୟ୍ ।” (aiōn g165)
Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. (aiōnios g166)
“ସିଲଡ୍ଲ୍ଲନ୍ ଆନିନ୍ ଅର୍କାବଡ଼ିଗଡନ୍ ଆ ମନ୍ରାଜିଆଡଙ୍ ନିୟ୍ ବର୍ତଜି, ‘ଏ ସନୟ୍ପଡାମରଞ୍ଜି, ମୁକ୍କାବାଞେନ୍ ସିଲଡ୍ ସବ୍ଙାୟ୍ଡାଲନ୍ ସନୁମନ୍ ଡ ଆ ପାଙ୍ଲଙ୍ବର୍ମରଞ୍ଜି ଆସନ୍ ଆତୁବ୍ତୁବନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆ ତଗୋସିଂଲୋଙ୍ ଜିର୍ବା । (aiōnios g166)
En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ଆରି, ଆନିଞ୍ଜି ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆ ପନବ୍ରଡ୍ ଞାଙ୍ତଜି, ବନ୍ଡ ଡରମ୍ମମରଞ୍ଜି ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଞାଙ୍ତଜି ।” (aiōnios g166)
lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. (aiōn g165)
ଆରି ଞେନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଇନିଜି ଞନଙନ୍ ତିୟ୍ଲବେନ୍, ତି ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଞଣ୍ଡ୍ରମ୍ନେନ୍ ଆସନ୍ ଆନିଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଞନଙନ୍ ଇୟ୍ ତିୟ୍ବାଜି; ଆରି ଗିୟ୍ବା, କେନ୍ ଆ ଜୁଗ ଆରଞିଡ୍ତେନ୍ ଜାୟ୍ ଞେନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ସରିନ୍ ଡକୋତନାୟ୍ ।” (aiōn g165)
En de zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms en de begeerlijkheden omtrent de andere dingen, inkomende, verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn g165)
ତି ଆ ମନ୍ରାଜି ଜମ୍ମଲନ୍ ଆବ୍ରୁଡ୍ଲ୍ଲନେନ୍ ଅବ୍ବାଙ୍ନୁବ୍ରେଙନ୍ ଆ ଲବ ଅନ୍ତମ୍ । (aiōn g165)
En indien uw hand u ergert, houwt ze af; het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna g1067)
ଆରି, ଅସିବେନ୍ ଆମ୍ୱେନ୍ଆଡଙ୍ ଇର୍ସେଲୋଙନ୍ ଗବ୍ଲୋଲବେନ୍ ଡେନ୍, ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ତିଆତେ ଗଡ୍ଲେ ସେଡ୍ବା, ବାର୍ସିନ୍ ଅଃପ୍ପଞିଡେନ୍ ଆ ତଗୋସିଂଲୋଙ୍ ଜନିରନ୍ ସିଲଡ୍ ଆର୍ପାୟ୍ ଆମୋଡ୍ଡେୟ୍ସିନ୍ ଅନମେଙ୍ଲୋଙନ୍ ଗଙ୍ଗନନ୍ ଆମ୍ୱେନ୍ ଆସନ୍ ମନଙ୍ । (Geenna g1067)
En indien uw voet u ergert, houwt hem af; het is u beter kreupel tot het leven in te gaan, dan de twee voeten hebbende, geworpen te worden in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna g1067)
ଆରି, ତାଲ୍ଜଙ୍ବେନ୍ ଆମ୍ୱେନ୍ଆଡଙ୍ ଇର୍ସେଲୋଙନ୍ ଗବ୍ଲୋଲବେନ୍ ଡେନ୍, ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ତିଆତେ ଗଡ୍ଲେ ସେଡ୍ବା, ବାର୍ଜଙନ୍ ତଗୋସିଂଲୋଙନ୍ ଆରସେଡ୍ତବେନ୍ ସିଲଡ୍ ଆର୍ପାୟ୍ ଆସୋତ୍ତାନ୍ ଅନମେଙ୍ଲୋଙନ୍ ଗଙ୍ଗନନ୍ ଆମ୍ୱେନ୍ ଆସନ୍ ମନଙ୍ । (Geenna g1067)
En indien uw oog u ergert, werpt het uit; het is u beter maar een oog hebbende in het Koninkrijk Gods in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden; (Geenna g1067)
ଆରି, ଅମଡ୍ବେନ୍ ଆମ୍ୱେନ୍ଆଡଙ୍ ଇର୍ସେଲୋଙନ୍ ଗବ୍ଲୋଲବେନ୍ ଡେନ୍, ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ତିଆତେ ତବ୍ଲେ ସେଡ୍ବା, ବାର୍ମଡନ୍ ତଗୋସିଂଲୋଙନ୍ ଏରସେଡ୍ତେନ୍ ସିଲଡ୍ ଆର୍ପାୟ୍ ଆମିୟ୍ମଡନ୍ ବାତ୍ତେ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ରାଜ୍ୟଲୋଙ୍ ଗଙ୍ଗନନ୍ ଆମ୍ୱେନ୍ ଆସନ୍ ମନଙ୍ । (Geenna g1067)
En als Hij uitging op den weg, liep een tot Hem, en voor Hem op de knieen vallende, vraagde Hem: Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beerve? (aiōnios g166)
ଜିସୁନ୍ ଆରି ଜିର୍ଜିରନ୍ ଆସ୍ରାଜେନ୍ ଆଡିଡ୍ ଅବୟ୍ ମନ୍ରାନ୍ ଇର୍ରେ ଜିସୁନ୍ ଆ ମୁକ୍କାଗଡ୍ ତୁଡ଼ୁମ୍ଡାଲେ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଇୟ୍ଲାୟ୍ ବରେ, “ଏ ମନଙ୍ ଞନଙ୍ତିୟ୍ମର୍, ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଞନାଙନ୍ ଆସନ୍ ଞେନ୍ ଇନି ଏଙ୍ଗାନାୟ୍?” (aiōnios g166)
En Jezus, antwoordende, zeide tot denzelven: Niemand ete enige vrucht meer van u in der eeuwigheid! En Zijn discipelen hoorden het. (aiōn g165)
ସିଲତ୍ତେ ଜିସୁନ୍ ଲୁଆନୁବନ୍ ସୟ୍ପଲେ ବର୍ରନେ, “ଆରି ଆଙ୍ଗିୟ୍ ଜା ଆନ୍ନିଙ୍ ଅମଙ୍ନମ୍ ସିଲଡ୍ ଅଜନ୍ ଜୋମ୍ଡଙେ ତଡ୍ ।” ଆ ଞଙ୍ନେମରଞ୍ଜି କେନ୍ ଆ ବର୍ନେ ଅମ୍ଡଙେଞ୍ଜି । (aiōn g165)
En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. (aiōn g165)
ଆନିନ୍ ଜାକୁବନ୍ ଆ ପୁଞ୍ଜାଲୋଙ୍ ଅଡ଼୍କୋ ଡିନ୍ନାନ୍ ସାସନତେ, ଆରି ଆ ରାଜ୍ୟନ୍ ଆଙ୍ଗାଜନଙ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେ ।” (aiōn g165)
(Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham, en zijn zaad) in eeuwigheid. (aiōn g165)
ଆନିନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଅବ୍ରାମନ୍ ଡ ଆ କେଜ୍ଜାମରଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ସନାୟୁମନ୍ ଆସନ୍ ଅଃକ୍କରୋଡାଲୋ ।” (aiōn g165)
Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn; (aiōn g165)
ପୁର୍ବାନ୍ ସିଲଡ୍ ଆନିନ୍ ମଡ଼ିର୍ ପୁର୍ବାଃତେ ବର୍ନେମରଞ୍ଜି ଆ ତଅଡ୍ ଗଡ୍ ଏଙ୍ଗାଆତେ ବର୍ରନେ, (aiōn g165)
En zij baden Hem, dat Hij hun niet gebieden zou in den afgrond heen te varen. (Abyssos g12)
ଆରି ଆନିନ୍, ଆନିଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଏଙ୍ଗାଲ୍ଡେନ୍ ତଗୋସିଙନ୍ ଜନିରନ୍ ଆସନ୍ ବାଁୟ୍ଡଙେଜି ତଡ୍ ତିଆସନ୍ ଆନିଞ୍ଜି ଜିସୁନ୍ ଆମଙ୍ କାକୁର୍ତିଲଞ୍ଜି । (Abyssos g12)
En gij, Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. (Hadēs g86)
ଆରି, ଏ କପର୍ନାଉମ୍, ଆମନ୍ ଇନି ରୁଆଙନ୍ ଜାୟ୍ ତେକ୍କେତନ୍ ପଙ୍? ରନବୁ ଡରକୋନେନ୍ ଜାୟ୍ ଆମନ୍ ସନେଡନ୍ ଡେତମ୍ ।” (Hadēs g86)
En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios g166)
ଆରି ଗିୟ୍ବା, ଅବୟ୍ ସାସ୍ତ୍ରିନ୍ ଡୋଲନ୍ ଜିସୁନ୍ଆଡଙ୍ ମାଲ୍ଲେ ବରେନ୍, “ଏ ଞନଙ୍ତିୟ୍ମର୍, ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଆଞନାଙ୍ ଆସନ୍ ଞେନ୍ ଇନି ଏଙ୍ଗାନାୟ୍?” (aiōnios g166)
Maar Ik zal u tonen, Wien gij vrezen zult: vreest Dien, Die, nadat Hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien! (Geenna g1067)
ବନ୍ଡ ଆନାଆଡଙ୍ ଏବତଙ୍ତେ, ତିଆତେ ଞେନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଅବ୍ଜନାତବେନ୍; ସନମ୍ୱବନ୍ ଆ ତିକ୍କି ତଗୋସିଂଲୋଙନ୍ ପନିଡନ୍ ଆସନ୍ ଅଙ୍ଗା ଇସ୍ୱର ଆସିଲୋଙ୍ ଅବ୍ସୋଡ଼ାନେନ୍ ଡକୋ, ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ବତଙ୍ବା; ଓଓ ଞେନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଆଜାଡ଼ିଡମ୍ ବର୍ତବେନ୍, ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ବତଙ୍ବା ।” (Geenna g1067)
En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtiglijk gedaan had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger, dan de kinderen des lichts, in hun geslacht. (aiōn g165)
“ତି ଏର୍ଡର୍ନେ ଗୁମୁସ୍ତାନ୍ ବୁଡ୍ଡିନ୍ ବାତ୍ତେ କାବ୍ବାଡ଼ାନ୍ ଆର୍ଲୁମେନ୍ ଆସନ୍ ଆ ସାଉକାରନ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ସେଙ୍କେଏନ୍, ତିଆସନ୍ କେନ୍ ନମିଜି ଆ ମନ୍ରାଜି, ସାଆରନ୍ ଆ ମନ୍ରାଜି ସିଲଡ୍ ଆ ମନ୍ରାଞ୍ଜି ସରିନ୍ ଗୋଗୋୟ୍ ବୁଡ୍ଡିନ୍ ବାତ୍ତେ ଞଣ୍ଡ୍ରମ୍ତଞ୍ଜି ।” (aiōn g165)
En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen. (aiōnios g166)
“ଞେନ୍ ନିୟ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ବର୍ତବେନ୍, ପୁର୍ତିନ୍ ଆ ରନ୍ନାଲୋଙ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ରମ୍ମଙ୍ ରମ୍ମଙ୍ ଆସନ୍ ଗଡ଼ିନ୍ ଞାଙ୍ବା, ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ତିଆତେ ଅଞିଡେନ୍ ଡେନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆଡ୍ରକୋନେଲୋଙ୍ ଅନୋରୋଙନ୍ ଡେତେ । (aiōnios g166)
En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. (Hadēs g86)
ଆରି, ଗମାଙ୍ମରନ୍ ତଗୋସିଂଲୋଙନ୍ ତପଡ୍ଲଗୋ ଆଡ୍ରେଏନ୍ ଆଡିଡ୍ ତୋଣ୍ଡୋନ୍ ଆରାଙାଙେନ୍, ସଙାୟ୍ଲୋଙ୍ ଅବ୍ରାମନ୍ ଆରି ଆମଙନ୍ ଲାଜାରନ୍ଆଡଙ୍ ଗିଜେନ୍ । (Hadēs g86)
En een zeker overste vraagde Hem, zeggende: Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios g166)
ଅବୟ୍ ଜିଉଦି ଆମ୍ମୁଙ୍ଗଡ୍ମରନ୍ ଜିସୁନ୍ଆଡଙ୍ ବରେନ୍, “ଏ ଆଜାଡ଼ି ଞନଙ୍ତିୟ୍ମର୍, ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆ ପରାନ୍ନା ଆଞନାଙ୍ ଆସନ୍ ଞେନ୍ ଇନି ଏଙ୍ଗାନାୟ୍?” (aiōnios g166)
En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen, en worden ten huwelijk uitgegeven; (aiōn g165)
ଜିସୁନ୍ ଆନିଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଜାଲଙେଞ୍ଜି, “କେନ୍ ପୁର୍ତିନ୍ ଆ ମନ୍ରାଜି ଞାଙ୍ବୟ୍ତଞ୍ଜି ଆରି ସୁଉଂତଞ୍ଜି, (aiōn g165)
Maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch ten huwelijk uitgegeven worden; (aiōn g165)
ବନ୍ଡ ଅଙ୍ଗା ମନ୍ରାଜି ଆରବୁମରଞ୍ଜି ଆମଙ୍ଲୋଙ୍ ସିଲଡ୍ ୟନର୍ମେଙନ୍ ଆସନ୍, ଆରି ପୁର୍ବାଃତେ ଆଜିର୍ତାଞନ୍ ଆ ପୁର୍ତିଲୋଙ୍ ଡକୋନେନ୍ ଆସନ୍ ଜିଞ୍ଜିନ୍ ଗାମ୍ଲେ ଡନିଡିନ୍ ଡେତଜି, ଆନିଞ୍ଜି ଅଃଞାଙ୍ବୟ୍ନେଜି କି ଅଃସୁଉଂନେଜି । (aiōn g165)
Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios g166)
ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ଆନାଜନଙ୍ ଆମଙନ୍ ଡର୍ତନେ, ଆନିନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଞଙ୍ତେ । (aiōnios g166)
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios g166)
ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ପୁର୍ତିନ୍ ଏତ୍ତେଲେ ଡୁଙ୍ୟମେନ୍ ଡ, ଆନିନ୍ ଆବୟଡମ୍ ଆ ଅନନ୍ ତିୟେନ୍, ଆନାଜନଙ୍ ଆମଙନ୍ ଡର୍ତନେ, ଆନିନ୍ ଅଃମ୍ମୋସ୍ସାଏ, ଆରି ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଞାଙ୍ତେ । (aiōnios g166)
Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. (aiōnios g166)
ଆନା ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନନ୍ ଆମଙ୍ ଡର୍ତନେ, ଆନିନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଞାଙେନ୍, ବନ୍ଡ ଆନା ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନନ୍ଆଡଙ୍ ଆଲ୍ଲେତେ, ଆନିନ୍ ଅନମେଙନ୍ ଅଃଗିଜେ, ଆରି ଇସ୍ୱରନ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ବବ୍ରାବ୍ତେ । (aiōnios g166)
En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait. (aiōnios g166)
ନମିନ୍ତାନ୍ ଗଗଡ୍ନ୍ନେମରନ୍ ବଡିନ୍ ଞାଙ୍ତେ, ଆରି ଆନିନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଆସନ୍ ଅଜନ୍ ରୁକ୍କୁତେ । ତି ବାତ୍ତେ ବୁବ୍ବୁଡ୍ନେମରନ୍ ଡ ଗଗଡ୍ନ୍ନେମରନ୍ ବାଗୁଞ୍ଜି ମାୟ୍ଲନ୍ ସର୍ଡାତଞ୍ଜି । (aiōnios g166)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. (aiōnios g166)
“ଆଜାଡ଼ିଡମ୍ ଞେନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ବର୍ତବେନ୍, ଆନା ବର୍ନେଞେନ୍ ଅମ୍ଡଙ୍ଡାଲେ ଆନାପ୍ପାୟ୍ମର୍ଞେନ୍ଆଡଙ୍ ଡର୍ତନେ, ଆନିନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଞାଙେନ୍, ଆନିନ୍ ଆସନ୍ ପନ୍ସୁଆତିନ୍ ଅଃଡ୍ଡେଏ, ଆର୍ପାୟ୍ ରନବୁନ୍ ପଡ୍ଲେ ଅନମେଙ୍ଲୋଙନ୍ ଗନେନ୍ନି । (aiōnios g166)
Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen. (aiōnios g166)
ଡରମ୍ମ ସାସ୍ତ୍ରଲୋଙନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଏଞାଙ୍ତାୟ୍ ଅବ୍ଡିସୟ୍ଲେ, ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ତିଆତେ ଏପଡ଼େତନେ, ଆରି ତି ଆ ଡରମ୍ମ ସାସ୍ତ୍ର ଞେନ୍ ଆସନ୍ ସାକିନ୍ ତିୟ୍ତେ । (aiōnios g166)
Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld. (aiōnios g166)
ଆରଞିଡ୍ତେନ୍ ଆ ଜନୋମ୍ ଆସନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ଏକାବ୍ବାଡ଼ାଡଙ୍ନେ, ଆର୍ପାୟ୍ ଅଙ୍ଗା ଜନୋମ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ତିୟ୍ତିୟ୍ଲଙ୍ତନ୍ ତିଆତେ ଆସନ୍ କାବ୍ବାଡ଼ାନାବା । ତି ଆ ଜନୋମ୍ ମନ୍ରା ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ତିୟ୍ତବେନ୍, ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ତିଆତେ ଆସନ୍ ଆପେୟ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଅବ୍ସୋଡ଼ାନେନ୍ ତିୟେନ୍ ।” (aiōnios g166)
En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios g166)
ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଆନାଜି ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନନ୍ଆଡଙ୍ ଗିୟ୍ଲେ ଆମଙନ୍ ଡର୍ତଞ୍ଜି, ଆନିଞ୍ଜି ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଞାଙେତଜି, କେନ୍ଆତେ ଆପେୟ୍ଞେନ୍ ଇସ୍ସୁମ୍ତେ, ତିଆସନ୍ ଅନଞିଡ୍ ଡିନ୍ନାଇଙନ୍ ଞେନ୍ ଆନିଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଅବ୍ୟର୍ମେଙ୍ତାଜି ।” (aiōnios g166)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ଆଜାଡ଼ିଡମ୍ ଞେନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ବର୍ତବେନ୍, ଆନା ଡର୍ତନେ, ଆନିନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଞାଙେନ୍ । (aiōnios g166)
Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. (aiōn g165)
ଞେନ୍ ରୁଆଙନ୍ ସିଲଡ୍ ଆପ୍ରଡ୍ଲନାଞନ୍ ଅନମେଙନ୍ ଆତ୍ରିୟ୍ତେନ୍ ଆ ଜନୋମ୍, ଆନା କେନ୍ ଆ ଜନୋମ୍ ଜୋମ୍ତେ, ଆନିନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଆନମେଙନ୍ ଡକୋତେ, ଓଓ, ଞେନ୍ ଅଙ୍ଗା ଜନୋମ୍ ତିୟ୍ତବେନ୍ ତିଆତେ ଜେଲୁଞେନ୍, ଞେନ୍ ତିଆତେ ମନ୍ରାଞ୍ଜି ଆନମେଙ୍ ଆସନ୍ ତିୟ୍ତାୟ୍ ।” (aiōn g165)
Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios g166)
ଆନା ଜେଲୁଞେନ୍ ଜୋମ୍ତେ ଆରି ମିଞାମ୍ଞେନ୍ ଗାତେ, ଆନିନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଞାଙ୍ତେ, ଆରି ଞେନ୍ ଅନଞିଡ୍ ଡିନ୍ନାଇଙନ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଅବ୍ୟର୍ମେଙ୍ତାୟ୍ । (aiōnios g166)
Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven. (aiōn g165)
କେନ୍ଆତେ ମା ରୁଆଙନ୍ ସିଲଡ୍ ଆପ୍ରଡ୍ଲନାଞନ୍ ଆ ଜନୋମ୍, ଅଙ୍ଗା ଜନୋମ୍ ପୁର୍ବା ଜୋଜୋବେଞ୍ଜି ଜୋମେଞ୍ଜି ଜନଙ୍ଡେନ୍ ରବୁଏଞ୍ଜି, କେନ୍ଆତେ ତିଅନ୍ତମ୍ ତଡ୍; ଆନା କେନ୍ ଆ ଜନୋମ୍ ଜୋମ୍ତେ, ଆନିନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଜାୟ୍ ଆନମେଙନ୍ ଡକୋତନେ ।” (aiōn g165)
Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. (aiōnios g166)
ସିମନ୍ ପିତ୍ରନ୍ ଜିସୁନ୍ଆଡଙ୍ ଜାଲଙେନ୍, “ପ୍ରବୁ ଆନା ଆମଙ୍ ଏଜିରେ? ଅମଙ୍ନମ୍ ଅନମେଙନ୍ ଆତ୍ରିୟ୍ତେନ୍ ଆ ବର୍ନେ ଡକୋ; (aiōnios g166)
En de dienstknecht blijft niet eeuwiglijk in het huis, de zoon blijft er eeuwiglijk. (aiōn g165)
କମ୍ୱାରିମରନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଅସିଙନ୍ ଅଃଡ୍ଡକୋନେ, ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଡକୋତନେ । (aiōn g165)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ଆଜାଡ଼ିଡମ୍ ଞେନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ବର୍ତବେନ୍, ଆନା ଞନଙ୍ଞେନ୍ ଞଣ୍ଡ୍ରମ୍ତନେ, ଆନିନ୍ ଆଙ୍ଗିୟ୍ଜା ଅଃର୍ରବୁଏ ।” (aiōn g165)
De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. Abraham is gestorven, en de profeten; en zegt Gij: Zo iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid? (aiōn g165)
ଜିଉଦିମରଞ୍ଜି ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ବରେଞ୍ଜି, “ନମି ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ଏଜନାଲାୟ୍, ଆମନ୍ଆଡଙ୍ ବୁତନ୍ ସୁମ୍ଲମ୍, ଅବ୍ରାମନ୍ ଡ ପୁର୍ବାଃତେ ବର୍ନେମରଞ୍ଜି ରବୁଏଞ୍ଜି, ଆରି ଆମନ୍ ଗାମ୍ତେ, ଆନା ଞନଙ୍ଞେନ୍ ଞଣ୍ଡ୍ରମ୍ତନେ, ଆନିନ୍ ଆଙ୍ଗିୟ୍ଜା ଅଃର୍ରବୁଏ । (aiōn g165)
Van alle eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. (aiōn g165)
ପୁର୍ତିନ୍ ଆଗ୍ରଡେଲେନ୍ ସିଲଡ୍ ଆନ୍ନିଙ୍ଜା କରୋକ୍କୋଡନ୍ ସିଲଡ୍ ଆକାଡ଼ୁମରନ୍ ଆମଡ୍ ମବ୍ନଙେନ୍ ଗାମ୍ଲେ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ଆଙ୍ଗିୟ୍ ଅଣ୍ଡ୍ରଙ୍ ଅମ୍ଡଙ୍ବୋ! (aiōn g165)
En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? (aiōn g165)
ଆରି ଆନା ଆମେଙ୍ମତ୍ତାନ୍ ଅମଙ୍ଞେନ୍ ଡର୍ତନେ ଆନିନ୍ ଆଙ୍ଗିୟ୍ ଜା ଅଃର୍ରବୁଏ । କେନ୍ଆତେ ଆମନ୍ ଡର୍ତନ୍ ପଙ୍?” (aiōn g165)
Die zijn leven liefheeft, zal hetzelve verliezen; en die zijn leven haat in deze wereld, zal hetzelve bewaren tot het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ଆନା ଆପରାନ୍ନାଡମନ୍ ଡୁଙ୍ୟମ୍ତେ, ଆନିନ୍ ତିଆତେ ଅବ୍ବଡ଼ୟ୍ତେ, ଆରି ଆନା ଆପରାନ୍ନାଡମନ୍ କେନ୍ ଆ ପୁର୍ତିଲୋଙ୍ ଏଡ଼ୁର୍ମଡ୍ତେ, ଆନିନ୍ ତିଆତେ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଆସନ୍ ଡୋବ୍ତେ । (aiōnios g166)
De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen? (aiōn g165)
ତିଆସନ୍ ମନ୍ରାଞ୍ଜି ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଜାଲଙେଞ୍ଜି, “କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଆମେଙ୍ ଡକୋତନ୍, ଗାମ୍ଲେ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ବନାଁୟ୍ବର୍ଲୋଙନ୍ ଏଅମ୍ଡଙ୍ଲାୟ୍ । ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ମନ୍ରା ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନନ୍ ତୋଣ୍ଡୋନ୍ ଅନବ୍ଡୋନ୍ ଡେତେ ଗାମ୍ଲେ ଏଙ୍ଗାଲେ ଆମନ୍ ବର୍ତନେ? ତି ମନ୍ରା ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନନ୍ ଆନା?” (aiōn g165)
En Ik weet, dat Zijn gebod het eeuwige leven is. Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader gezegd heeft. (aiōnios g166)
ଆରି, ଆ ବନାଞନ୍, ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ତିୟ୍ତିୟ୍ଲଙ୍ତନ୍, ତିଆତେ ଞେନ୍ ଜନା । ତିଆସନ୍ ଅଙ୍ଗା ବର୍ନେଜି, ଆପେୟନ୍ ଞେନ୍ଆଡଙ୍ ବର୍ରିଁୟ୍, ତି ଆ ବର୍ନେଜି ତୁମ୍ ଞେନ୍ ବର୍ତନାୟ୍ ।” (aiōnios g166)
Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet wasse, gij hebt geen deel met Mij. (aiōn g165)
ପିତ୍ରନ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ବରେନ୍, “ଇଜ୍ଜା, ଆମନ୍ ତାଲ୍ଜଙ୍ଞେନ୍ ଅବ୍ବାଜଙ୍ଡଙିଁୟ୍ ।” ଜିସୁନ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଜାଲଙେନ୍, “ଞେନ୍ ତାଲ୍ଜଙ୍ନମ୍ ଅଃନ୍ନବ୍ବ୍ବାଜଙ୍ଲମ୍ ଡେନ୍, ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ଆମନ୍ ଞଙ୍ନେମର୍ଞେନ୍ ତଡ୍ ।” (aiōn g165)
En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; (aiōn g165)
ଆରି, ଞେନ୍ ଆପେୟନ୍ ଆମଙ୍ ପାର୍ତନାତନାୟ୍, ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ସରିନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଡକୋନେନ୍ ଆସନ୍ ଆନିନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ଆସନ୍ ଅବୟ୍ ଡନାଲ୍ଡୋଙ୍ମରନ୍ ତିୟ୍ତବେନ୍ । (aiōn g165)
Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve. (aiōnios g166)
ଆମନ୍ ଆନାଜିଆଡଙ୍ ଆସିଲୋଙନ୍ ସୋରୋପ୍ପାୟେଞ୍ଜି, ଆନିଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ତନିୟନ୍ ଆସନ୍, ଆମନ୍ ଅଡ଼୍କୋ ମନ୍ରାନ୍ ଆ ତୋଣ୍ଡୋଲୋଙ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଅବ୍ସୋଡ଼ାନେନ୍ ତିୟେନ୍ । (aiōnios g166)
En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt. (aiōnios g166)
ଆରି, ଆମନ୍ ମା ଆବୟଡମ୍ ଆଜାଡ଼ି ଇସ୍ୱରନ୍, ଆମନ୍ଆଡଙ୍ ଜନନାନ୍ ଡ ଅନାପ୍ପାୟ୍ନମ୍ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ଆଡଙ୍ ଜନନାନ୍ ମା ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ । (aiōnios g166)
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten, noch zult Uw Heilige over geven, om verderving te zien. (Hadēs g86)
ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଆମନ୍ ପରାନ୍ନାଞେନ୍ ପାତାଡ଼ଲୋଙନ୍ ଅଃନ୍ନମ୍ରେଙେ । ଆରି ଡର୍ନେମର୍ନମ୍ଜିଆଡଙ୍ ଆମନ୍ ମସାନ୍ନିଲୋଙନ୍ ଅଃନ୍ନବ୍ସଅଏ । (Hadēs g86)
Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien. (Hadēs g86)
କେନ୍ଆତେ ଆନିନ୍ ଆଜ୍ରନାଏନ୍ ସିଲଡ୍ଲ୍ଲନ୍ ପୁର୍ବାଃତେ ତନାଲ୍ମଡନ୍ ବାତ୍ତେ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆ ୟନର୍ମେଙ୍ ଆ ବର୍ନେ ବର୍ରନେ, ‘ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଆନିନ୍ ପାତାଡ଼ଲୋଙନ୍ ଅଃସେଡ୍ଲଜି, କି ଆ ଡଅଙନ୍ ଅଃସଅଲୋ ନିୟ୍ ।’ (Hadēs g86)
Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. (aiōn g165)
ଆମ୍ମୁଙ୍ ମା ମଡ଼ିର୍ ପୁର୍ବାଃତେ ବର୍ନେମରଞ୍ଜି ବାତ୍ତେ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆରବ୍ଜନାଏନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଆ ବର୍ନେଜି ବାର୍ତନୁବନ୍ ଆଡ୍ରେତେନ୍ ଜାୟ୍ ଆନିନ୍ ରୁଆଙ୍ଲୋଙନ୍ ଡକୋତନ୍ । (aiōn g165)
Maar Paulus en Barnabas, vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen. (aiōnios g166)
ସିଲତ୍ତେ ପାଓଲନ୍ ଡ ବର୍ନବାନ୍ ଅବ୍ବୋମଙ୍ଡାଲନ୍ ବର୍ରଞ୍ଜି; “ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ବର୍ନେ ଅମଙ୍ବେନ୍ ବନ୍ ଆମ୍ମୁଙ୍ ଅନପ୍ପୁଙ୍ବରନ୍ ଡେତେ; ବନ୍ଡ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ତିଆତେ ଅଲାତ ଏଏମ୍ମେନ୍ କି ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଡମ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଆଞନାଙ୍ ଆସନ୍ ଜିଞ୍ଜିନ୍ଜି ତଡ୍ ଏଗାମ୍ଡମ୍ଲନ୍, ଗିୟ୍ବା, ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ଏର୍ଜିଉଦିମରଞ୍ଜି ଆମଙ୍ ମନଙ୍ବରନ୍ ଏଅପ୍ପୁଙ୍ବର୍ତାୟ୍ । (aiōnios g166)
Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich, en prezen het Woord des Heeren; en er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ଏର୍ଜିଉଦିମରଞ୍ଜି କେନ୍ଆତେ ଆରମ୍ଡଙେଞ୍ଜି ସର୍ଡାଡାଏଞ୍ଜି କି ଆନିଞ୍ଜି ପ୍ରବୁନ୍ ଆ ବର୍ନେ ଆସନ୍ ସେଙ୍କେଏଞ୍ଜି, ଆରି ଡିଅଙ୍ଗା ମନ୍ରା ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଆସନ୍ ସନେଡାନ୍ ଡେଏନ୍, ଆନିଞ୍ଜି ତି ଆ ବର୍ନେଲୋଙ୍ ଡର୍ରଞ୍ଜି । (aiōnios g166)
Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. (aiōn g165)
ଆମ୍ମୁଙ୍ମା ସିଲଡ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ କେନ୍ ଆ ବର୍ନେ ବର୍ରନେ ।” (aiōn g165)
Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. (aïdios g126)
ଇସ୍ୱରନ୍ ପୁର୍ତିନ୍ ଆଗ୍ରବ୍ଡେଲେନ୍ ସିଲଡ୍, ଅଃଗିୟ୍ତାଏନ୍ ଆ ଗୁନଜି, ମଡ଼ିର୍ ପୁରାଡ଼ାନ୍ ଡ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆ ବୋର୍ସା ମନଙ୍ ଅବ୍ଗିୟ୍ତାଏନ୍; ଆ ଗନବ୍ଡେଲଞ୍ଜି ଗିୟ୍ଲେ ଜନାଲେ ରପ୍ତିତବୋ, ତିଆସନ୍ ଆନିଞ୍ଜି ଜନା ତଡ୍ ଗାମ୍ଲେ ବର୍ରନ୍ ଅଃର୍ରପ୍ତିଏଜି । (aïdios g126)
Als die de waarheid Gods veranderd hebben in de leugen, en het schepsel geeerd en gediend hebben boven den Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid, amen. (aiōn g165)
ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଆନିଞ୍ଜି ଆଜାଡ଼ି ଇସ୍ୱରନ୍ ଅଃଜ୍ଜାଲଜି, ଆର୍ପାୟ୍ କନଣ୍ଡାୟନ୍ ଜାଏଞ୍ଜି, ଆରି ଇସ୍ୱରନ୍ ଆଗ୍ରବ୍ଡେଲେନ୍ଆତେ ପୁରେଞ୍ଜି ଆରି ସେବାଏଞ୍ଜି, ଗନବ୍ଡେଲ୍ମର୍ ଇସ୍ୱରନ୍ଆଡଙ୍ ଅଃପ୍ପୁର୍ରଜି, ତିଆସନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଇସ୍ୱରନ୍ଆଡଙ୍ ସନେଙ୍କେନ୍ ଡେଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
Dengenen wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid, en eer, en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven; (aiōnios g166)
ଲାଙ୍ଲେନ୍ନେ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙନ୍, ଲନୋମନ୍ ଡ ଅଃର୍ରବୁଏନ୍ ଆନମେଙ୍ ଆଞନାଙ୍ ଆସନ୍ ସଏଲେ ଅନୁୟୁବନ୍ ବାତ୍ତେ ମନଙ୍ କାବ୍ବାଡ଼ାନ୍ ଲୁମ୍ତଜି, ଆନିଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ତିୟ୍ତଜି । (aiōnios g166)
Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere. (aiōnios g166)
ଇର୍ସେନ୍ ଏଙ୍ଗାଲେ ରନବୁରେଙନ୍ ରାଜାଲନ୍, ଏତ୍ତେଗନ୍ ପ୍ରବୁ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆ ସନାୟୁମ୍ ବାତ୍ତେ ଡରମ୍ମମର୍ ଗାମ୍ଲେ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ତିୟ୍ତିୟ୍ଲଙ୍ତନ୍ । (aiōnios g166)
Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ବନ୍ଡ ଇର୍ସେନ୍ ସିଲଡ୍ ନମି ଅନୁରନ୍ ଞାଙ୍ଲେ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ କମ୍ୱାରିମର୍ ଡେଲବେନ୍, ତିଆସନ୍ ମଡ଼ିର୍ ଞଣ୍ଡ୍ରମ୍ନେନ୍ ଆ ଜଅ ଆମ୍ୱେନ୍ ଏଞାଙେନ୍, କେନ୍ ଆ ବଡି ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ । (aiōnios g166)
Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. (aiōnios g166)
ଇର୍ସେନ୍ ଆ ବଡି ରନବୁନ୍, ବନ୍ଡ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ସନାୟୁମ୍ ତନିୟ୍ତିୟନ୍ ପ୍ରବୁ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ବୟନ୍ ମାୟ୍ଲନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ । (aiōnios g166)
Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ଜିଉଦିମରଞ୍ଜି ଆ କେଜ୍ଜା ଆରି କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆ ମନ୍ରା ଅନ୍ତମ୍ ତି ଆ କେଜ୍ଜାଲୋଙ୍ ସିଲଡ୍ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଜନମ୍ମୁ ଡେଏନ୍, ଇସ୍ୱରନ୍ଆଡଙ୍ ଡିତାନ୍ ସନେନ୍ସେନନ୍ ଡେଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. (Abyssos g12)
ଆରି, “କ୍ରିସ୍ଟନ୍ଆଡଙ୍ ଅବ୍ଡୋଲେ ଅନୋରୋଙନ୍ ଆସନ୍, ଆନା ପାତାଡ଼ନ୍ ଇୟ୍ଲେ ରପ୍ତିଏ?” କେନ୍ ଏନ୍ନେଲେ ନିୟ୍ ଏବର୍ଡଙ୍ନେ । (Abyssos g12)
Want God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn. (eleēsē g1653)
ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଅଡ଼୍କୋ ମନ୍ରାନ୍ ଏର୍ମାନ୍ନେମର୍ ଅମ୍ମେନେନ୍ ଆସନ୍ ଅମ୍ରେଙେଞ୍ଜି, ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ଅଡ଼୍କୋନ୍ଲେନ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ସନାୟୁମ୍ ଞାଙ୍ଲେ ରପ୍ତିତବୋ । (eleēsē g1653)
Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଗବ୍ଡେଲେନ୍, ଆରି ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଆନିନ୍ ଅମ୍ମେଲେ ଆରି ଆନିନ୍ ଆସନ୍ ତୁମ୍ । ଆଏଡ଼ର୍ ଇସ୍ୱରନ୍ଆଡଙ୍ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙନ୍ ଡେଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij. (aiōn g165)
କେନ୍ ପୁର୍ତିନ୍ ଏଙ୍ଗାଲେ ଞଣ୍ଡ୍ରମ୍ତନ୍, ଏତ୍ତେଲେ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ଏଞଣ୍ଡ୍ରମ୍ଡଙ୍ନେ, ଇସ୍ୱରନ୍ ଅନିଃୟମ୍ବେଞ୍ଜି ରଙ୍ ଏମ୍ମେଏତୋ ଆରି ମନ୍ନବେନ୍ ମେଡ୍ରନ୍ ଆନ୍ନାଏତୋ । ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆନିଃୟମ୍ ଇନି ଆଗନିୟ୍ଗିୟ୍ଲୋଙନ୍ ଇନିଜି ମନଙ୍ଡମ୍, ମନଅଁୟ୍ଡମ୍ ଆରି ଆଜାଡ଼ିନ୍ ତିଆତେ ଜନାଲେ ଏରପ୍ତିତେ । (aiōn g165)
Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; (aiōnios g166)
ଜିରାୟ୍ବା, ଇସ୍ୱରନ୍ଆଡଙ୍ ଏସେଙ୍କେବା, ଡର୍ନେବେଞ୍ଜି ରନବ୍ଡୋନ୍ ଆସନ୍ ଞେନ୍ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆ ମନଙ୍ବର୍ ବର୍ରନାୟ୍ ଆରି ଆମ୍ମୁଙ୍ମା ସିଲଡ୍ ଆଡ୍ରକୋଏନ୍ ଆଜାଡ଼ି ଜରୁ ବର୍ନେଞ୍ଜି ଆନିନ୍ ଅବ୍ରାଙ୍ଡାଏନ୍ । (aiōnios g166)
Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt; (aiōnios g166)
ତି ଆ ଜରୁ ବର୍ନେଞ୍ଜି ପୁର୍ବାଃତେ ବର୍ନେମରଞ୍ଜି ଆ ସାସ୍ତ୍ରଲୋଙ୍ ରାଙ୍ଡାଏନ୍, ଆରି ତିଆତେ ନମି ପ୍ରବୁ ଇସ୍ୱରନ୍ ଅମ୍ମେଲେ ଅଡ଼୍କୋ ମନ୍ରାଞ୍ଜି ଆମଙ୍ ଅନପ୍ପୁଙ୍ବରନ୍ ଡେତେ, କେନ୍ଆତେ ବାତ୍ତେ ଅଡ଼୍କୋ ମନ୍ରାନ୍ ଡର୍ରନ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ଆଡଙ୍ ମାନ୍ନେଲେ ରପ୍ତିତଜି । (aiōnios g166)
Den zelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଆଜନାମର୍ ଇସ୍ୱରନ୍, ପ୍ରବୁ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଅମ୍ମେଲେ ଆଏଡ଼ର୍ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙନ୍ ଡେଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? (aiōn g165)
ତିଆସନ୍ ବୁଡ୍ଡିମରଞ୍ଜି ଅଡ଼େଙ୍ଗା? ସାସ୍ତ୍ରିଞ୍ଜି ଅଡ଼େଙ୍ଗା? କେନ୍ ଆ ଜୁଗ ଅଲ୍ବାଡ୍ଡମରଞ୍ଜି ଅଡ଼େଙ୍ଗା? ଇସ୍ୱରନ୍ ଇନି କେନ୍ ଜଗତନ୍ ଆ ବୁଡ୍ଡି ଆ ଉଲ୍ଲୁ ଗାମ୍ଲେ ଅଃବ୍ବର୍ରନ୍ ପଙ୍? (aiōn g165)
En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid, niet dezer wereld, noch der oversten dezer wereld, die te niet worden; (aiōn g165)
ଡେଲୋଜନଙ୍ଡେନ୍ ଇନ୍ଲେନ୍ ଆମୟଙ୍ମରଞ୍ଜି ଆମଙ୍ ବୁଡ୍ଡିନ୍ ବାତ୍ତେ ବର୍ନେନ୍ ଏବର୍ତନାୟ୍, ବନ୍ଡ ତିଆତେ କେନ୍ ଆ ଜୁଗଲୋଙ୍ ଆ ବୁଡ୍ଡି ତଡ୍, କି କେନ୍ ଆ ଜୁଗଲୋଙ୍ ଆସ୍ରେଏଃତେଞ୍ଜି ଆମ୍ମୁଙ୍ଗଡ୍ମରଞ୍ଜି ଆ ବୁଡ୍ଡି ତଡ୍ । (aiōn g165)
Maar wij spreken de wijsheid Gods, bestaande in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was; (aiōn g165)
ଆର୍ପାୟ୍, ଅବ୍ସସଲେ ଆଡକ୍କୋନ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ବୁଡ୍ଡି ଆ ବର୍ନେ ଇନ୍ଲେନ୍ ଏବର୍ତନାୟ୍, ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ଅନବ୍ଗୁଗୁ ପନେମେଙନ୍ ଆସନ୍ ପୁର୍ତିନ୍ ଅଣ୍ଡ୍ରଙ୍ ଗଡେଲେନ୍ ଆମ୍ମୁଙ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ତି ଆସସନ୍ ଆ ବୁଡ୍ଡି ସେଡାଲେ ଡକ୍କୋଏନ୍ । (aiōn g165)
Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben. (aiōn g165)
ପୁର୍ତିନ୍ ଆ ମନ୍ରାଜି ଆନ୍ନିଙ୍ ତି ଆ ବୁଡ୍ଡି ଜନାଲେ ଅଃର୍ରପ୍ତିଲଜି, ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଆନିଞ୍ଜି ତିଆତେ ଜନାଏଞ୍ଜି ନଙ୍, ଗନୁଗୁ ପନେମେଙ୍ ପ୍ରବୁନ୍ଆଡଙ୍ ଆଅକ୍କାଡଙ୍ଲୋଙନ୍ ଅଃର୍ରବ୍ବୁଏଜି ବନ୍ । (aiōn g165)
Niemand bedriege zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden. (aiōn g165)
ଆନ୍ନିଙ୍ ଆନିନ୍ଡମ୍ କଣ୍ତାୟ୍ଡଙ୍ନେ ତଡ୍, ଅନ୍ନିଙ୍ ଆ ମନ୍ରା ନମି ଆ ଜୁଗଇଂ ବୁଡ୍ଡିମର୍ ଗାମ୍ଡମ୍ଲନ୍ ଡେନ୍, ଏଙ୍ଗାଲ୍ଡେନ୍ ଆନିନ୍ ବୁଡ୍ଡିମର୍ ଡେଲେ ରପ୍ତିଏ, ତିଆସନ୍ ଆନିନ୍ ଆ ଉଲ୍ଲୁମର୍ଗୋ ଡେଏତୋ । (aiōn g165)
Daarom, indien de spijs mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet ergere. (aiōn g165)
ତିଆସନ୍, ଞେନ୍ ଜେଲୁନ୍ ଜରୋମ୍ତାଞନ୍ ଆସନ୍ ବୋଞାଙ୍ଞେନ୍ ଇର୍ସେଲୋଙନ୍ ଗଲୋଏନ୍ ଡେନ୍, ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ବୋଞାଙ୍ଞେନ୍ ଏଙ୍ଗାଲ୍ଡେନ୍ ଇର୍ସେଲୋଙନ୍ ଗଲୋଡଙେ ତଡ୍, ତିଆସନ୍ ଞେନ୍ ଜେଲୁନ୍ ନିୟ୍ ଅଃଜ୍ଜୋମାୟ୍ । (aiōn g165)
En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn. (aiōn g165)
ଆନିଞ୍ଜି ଏତ୍ତେଗୋ ଆଡ୍ରେଏଞ୍ଜିଆତେ ଆନ୍ନାମରଞ୍ଜି ଆସନ୍ କେନ୍ଆତେ ଅବୟ୍ ଅନବ୍ଜଙନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ଡେଏନ୍; ଆରି ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ଆୟ୍ତନଲନ୍ ଡକୋନେନ୍ ଆସନ୍ କେନ୍ଆତେଜି ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଅନିଡନ୍ ଡେଏନ୍, ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଜୁଗନ୍ ଆରଞିଡ୍ରୟ୍ତେନ୍ ଆଡିଡ୍ ଇନ୍ଲେନ୍ ଡକୋତନ୍ବୋ । (aiōn g165)
Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? (Hadēs g86)
“ଏ ରନବୁ, ଜନିନୟ୍ନମ୍ ଅଡ଼େଙ୍ଗା? ଏ ରନବୁ, ରନବ୍ବୁନ୍ ଆସନ୍ ବୋର୍ସାନମ୍ ଅଡ଼େଙ୍ଗା?” (Hadēs g86)
In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is. (aiōn g165)
ଆନିଞ୍ଜି ଅଃଡ୍ଡର୍ନେଜି, ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ କେନ୍ ପୁର୍ତିନ୍ ଆ ରାଜା ଆ ବୁଡ୍ଡିଞ୍ଜି ଅବ୍କାଡ଼ୁଏନ୍, ତିଆସନ୍ ଆନିଞ୍ଜି ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ମୁକ୍କା ଅନ୍ତମ୍ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙ୍ ଆ ମନଙ୍ବର୍ ଆ ସନାଆର୍ ଆନିଞ୍ଜି ଗିୟ୍ଲେ ଅଃର୍ରପ୍ତିଏଜି । (aiōn g165)
Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; (aiōnios g166)
କେନ୍ ଅସୋୟ୍ଡମ୍ ଆରି ଗୋଗୋୟ୍ ଡିନ୍ନା ଅଃଡ୍ଡକୋନେନ୍ ଆ ଡୁକ୍କ, ଡନଣ୍ଡାୟଞ୍ଜି, ଇନ୍ଲେନ୍ ଆସନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଆଡ୍ରକୋତନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙ୍ ଆନର୍ଜେ ପାଙ୍ତିୟ୍ଲଙ୍ତନ୍ । (aiōnios g166)
Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig. (aiōnios g166)
ତିଆସନ୍, ଇନ୍ଲେନ୍ ଆଗ୍ରିୟ୍ତାତେନ୍ଆତେ ଏର୍ସନେଙ୍ସେଙନ୍ ଅଃଗିୟ୍ତାଏନ୍ଆତେ ସେଙ୍ସେଙ୍ତବୋ, ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଆଗ୍ରିୟ୍ତାତେନ୍ଆତେ ଅସୋୟ୍ ଡିନ୍ନା ଡକୋତନ୍, ବନ୍ଡ ଅଃଗିୟ୍ତାଏନ୍ଆତେ ଅଡ଼୍କୋ ଡିନ୍ନାନ୍ ଡକୋତନ୍ । (aiōnios g166)
Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. (aiōnios g166)
ଇନ୍ଲେନ୍ ଜନା, ପୁର୍ତିନ୍ ଡଅଙ୍ଡାଗୋ ଆ ତମ୍ୱୁଲୋଙ୍ ଇନ୍ଲେନ୍ ଡକୋତନ୍ବୋ, ଆରି ତିଆତେ ପଲାଙେନ୍ ଡେନ୍, ଇସ୍ୱରନ୍ ରୁଆଙ୍ଲୋଙନ୍ ଆଙ୍ଗିୟ୍ ଅଃପ୍ପଲାଙେନ୍ ଆସିଂ ତିୟ୍ତିୟ୍ଲଙ୍ତନ୍, ତି ଆସିଂ ମନ୍ରାନ୍ ଅଃତ୍ତୁବ୍ଲୋ, ଇସ୍ୱରନ୍ ମା ତୁବେନ୍ । (aiōnios g166)
Gelijk er geschreven is: Hij heeft gestrooid, hij heeft den armen gegeven; Zijn gerechtigheid blijft in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ଡରମ୍ମ ସାସ୍ତ୍ରଲୋଙନ୍ ଆଇଡିଡ୍; “ଆନିନ୍ ଅପ୍ପଡ୍ସିଲନ୍ ବାନ୍ତେଏନ୍, ଆନିନ୍ ଆ ଡୋଲେୟ୍ମରଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ତିୟ୍ତିୟନ୍ ତିୟେନ୍; ଆ ଡରମ୍ମନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଡକୋତେ ।” (aiōn g165)
De God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg. (aiōn g165)
କେନ୍ଆତେ ଞେନ୍ କଣ୍ଡାୟ୍ ଅଃବ୍ବର୍ନାୟ୍, ପ୍ରବୁ ଜିସୁନ୍ ଆ ଇସ୍ୱର ଡ ଆପେୟନ୍ କେନ୍ଆତେ ଜନାତେ, ଆନିନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ସନେଙ୍କେନ୍ ଡେଏତୋ । (aiōn g165)
Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader; (aiōn g165)
ଆପେୟ୍ ଇସ୍ୱରଲେନ୍ ଆ ଇସ୍ସୁମ୍ ବାତ୍ତେ କେନ୍ ଇର୍ସେ ପୁର୍ତିଲୋଙନ୍ ସିଲଡ୍ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ତନାଣ୍ଡେନ୍ ଆସନ୍ ଇର୍ସେଲେଞ୍ଜି ଆସନ୍ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ତିୟ୍ଡମ୍ଲନେ । (aiōn g165)
Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ଆଏଡ଼ର୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ସନେଙ୍କେନ୍ ଡେଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven maaien. (aiōnios g166)
ଅଙ୍ଗା ମନ୍ରା ଆ ଡଅଙନ୍ ଆସନ୍ ବିଡ୍ତେ, ଆନିନ୍ ଡଅଙ୍ଲୋଙନ୍ ଆପ୍ରଡାବ୍ତାଞନ୍ ଆର୍ରସମ୍ତେନ୍ ଆ ଜନ୍ରୋମ୍ ଗଡ୍ତେ; ଆରି ଅଙ୍ଗା ମନ୍ରା ପୁରାଡ଼ାନ୍ ଆସନ୍ ବିଡ୍ତେ, ଆନିନ୍ ପୁରାଡ଼ାନ୍ ସିଲଡ୍ ଆଡ୍ରୁଙ୍ତନାଞନ୍ ଅନମେଙ୍ ଜନ୍ରୋମନ୍ ଗଡ୍ତେ । (aiōnios g166)
Verre boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en allen naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende; (aiōn g165)
କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଅଡ଼୍କୋ ରୁଆଙନ୍ ଆନବ୍ଞାନେମର୍, ରାଜାଗଡନ୍ ଆଞ୍ରାଙେନ୍ ଆ ସୋଡ଼ାମର୍, ବୋର୍ସାମରଞ୍ଜି ଡ ସୋଡ଼ାମରଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଅବ୍ଞାନେତେ ଆରି ନମି ଆ ଜୁଗ ଡ ତିକ୍କି ଜୁଗ ଆ ସନୋଡ଼ାଗଡ୍ ସିଲଡ୍ ନିୟ୍ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆ ସନୋଡ଼ାଗଡ୍ ଅଡ଼୍କୋନ୍ ସିଲଡ୍ ସୋଡ଼ା । (aiōn g165)
In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid; (aiōn g165)
ଅଙ୍ଗା ପୁରାଡ଼ା ନମିନ୍ତାନ୍ ଆଲ୍ଲେମରଞ୍ଜି ଆମଙ୍ରେଙ୍ ଲନୁମ୍ଲନ୍ ଡକୋତନ୍, ଆ ଇସ୍ସୁମନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ନିୟ୍ ପୁର୍ବାନ୍ ଆଡିଡ୍ ଞଣ୍ଡ୍ରମ୍ଡାଲନ୍ ଡୋସାନ୍ ଡ ଇର୍ସେଲୋଙନ୍ ଆରବୁ ଡକୋଲବେନ୍ । (aiōn g165)
Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus. (aiōn g165)
ଇସ୍ୱରନ୍ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ କାନକାରମ୍ ଗାମ୍ଲେ କ୍ରିସ୍ଟ ଜିସୁନ୍ ଅମ୍ମେଲେ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଗୋଗୋୟ୍ ଗବ୍ମାଙ୍ଲଙ୍ଲନ୍ । (aiōn g165)
En allen te verlichten, dat zij mogen verstaan, welke de gemeenschap der verborgenheid zij, die van alle eeuwen verborgen is geweest in God, Welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus; (aiōn g165)
ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ଜରୁବରଞ୍ଜି ଏଙ୍ଗାଲେ ଞନଣ୍ଡ୍ରମନ୍ ଡେତେ, ତିଆତେ ଅଡ଼୍କୋ ମନ୍ରାଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଅନବ୍ଜନାନ୍ ଆସନ୍ ଞେନ୍ ରୟଙନ୍ ଞାଙ୍ଲାୟ୍; ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଆ ଗନଡ଼େମର୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ପୁର୍ବାନ୍ ଆଡିଡ୍ ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଜରୁ ବର୍ନେଞ୍ଜି ସଲେ ଡକ୍କୋଏନ୍ । (aiōn g165)
Naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onzen Heere; (aiōn g165)
ଇସ୍ୱରନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆ ଗନବ୍ଡେଲ୍ବର୍ ଅନ୍ତମ୍ ପ୍ରବୁ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟଲେନ୍ ଅମ୍ମେଲେ କେନ୍ଆତେ ଗବ୍ଡେଲେନ୍ । (aiōn g165)
Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de Gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ମଣ୍ତଡ଼ିନ୍ ଡ କ୍ରିସ୍ଟ ଜିସୁନ୍ ଅମ୍ମେଲେ ତି ଆ ଇସ୍ୱର ଆଏଡ଼ର୍ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙନ୍ ଡେଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. (aiōn g165)
ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଇନ୍ଲେନ୍ ଜେଲୁ ମିଞାମନ୍ ବାତ୍ତେ ଆଗ୍ରଡେଲେନ୍ ଆ ମନ୍ରା ବିରୁଦଲୋଙ୍ ଅଃନ୍ନଲ୍ଜୁଜ୍ଜେବୋ, ବନ୍ଡ ଅନବ୍ଞାନେମରନ୍ ଆ ବିରୁଦଲୋଙ୍, ଡନେଗଡନ୍ ଆ ବିରୁଦଲୋଙ୍, ଲୋଙଡ୍ ପୁର୍ତିଲୋଙନ୍ ଆରବ୍ଞାନେମରଞ୍ଜି ଆ ବିରୁଦଲୋଙ୍ ଡ ରୁଆଙ୍ଲୋଙନ୍ ଆଡ୍ରକୋତଞ୍ଜି ଏର୍ମଡ଼ିର୍ ପୁରାଡ଼ାଞ୍ଜି ଆ ବିରୁଦଲୋଙ୍ ଅଲ୍ଜୁଜ୍ଜେତବୋ । (aiōn g165)
Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ଆପେୟ୍ ଇସ୍ୱରଲେନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙନ୍ ଡେଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
Namelijk de verborgenheid, die verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen; (aiōn g165)
ତି ଜରୁଡମନ୍ ଆ ବର୍ନେ ପୁର୍ବାନ୍ ସିଲଡ୍ ଅଡ଼୍କୋ ମନ୍ରାନ୍ ଆମଙ୍ ସଲନ୍ ଡକୋଲନ୍, ବନ୍ଡ ନମି ତିଆତେ ବୟ୍ଲେମରଞ୍ଜି ଆମଙ୍ ଅବ୍ତୁୟ୍ଲନେ । (aiōn g165)
Dewelken zullen tot straf lijden het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid Zijner sterkte, (aiōnios g166)
ତି ଆ ଡିନ୍ନା ଆନିନ୍ ଆ ବୟ୍ଲେମରଞ୍ଜି ଆମଙ୍ ସିଲଡ୍ ଅନବ୍ଗୁଗୁପେମେଙ୍ନେନ୍ ଆସନ୍ ଆରି ଅଙ୍ଗା ମନ୍ରାଜି ଆମଙନ୍ ଡର୍ରଞ୍ଜି ଆନିଞ୍ଜି ଅମ୍ମେଲେ ସରାନ୍ନିଡାଗୋ ଏମ୍ମେନେନ୍ ଆସନ୍ ଇୟ୍ତାୟ୍; କେନ୍ ଆନିଞ୍ଜି ସରିନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ନିୟ୍ ଏମାୟ୍ତନ୍, ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ସାକିବର୍ଲେନ୍ ଅମ୍ଡଙ୍ଡାଲେ ଏଡର୍ତନେ । (aiōnios g166)
En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade, (aiōnios g166)
ପ୍ରବୁ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟଲେନ୍ ଆନିନ୍ଡମ୍, ଆରି ଇନ୍ଲେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଡୁଙ୍ୟମ୍ଡାଲେ ସନାୟୁମନ୍ ବାତ୍ତେ ବନବ୍ୟୋନ୍ ଡ ମନଙ୍ ଅରାସାନେନ୍ ଆତ୍ରିୟ୍ତିୟ୍ଲଙ୍ଲନ୍ ଆପେୟ୍ ଇସ୍ୱରନ୍, (aiōnios g166)
Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
ଆନାଜି ପୁର୍ବାଃତେ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଆଞନାଙ୍ ଆସନ୍ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆମଙ୍ ଡର୍ତଞ୍ଜି ଆମଙଞ୍ଜି ଅନବ୍ଜଙନ୍ ଆସନ୍ ଞେନ୍ ଅବୟ୍ ଇର୍ସେମର୍ ଡେଲିଁୟ୍ ଜନଙ୍ଡେନ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଞେନ୍ଆଡଙ୍ କାନକାରମ୍ ଗାମ୍ଲେ ଡୁଙ୍ୟମ୍ଲିଁୟ୍ । (aiōnios g166)
Den Koning nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍, ଅଃଗିୟ୍ତାଏନ୍, ଆବୟଡମନ୍ ଆ ଇସ୍ୱର, ଆଏଡ଼ର୍ ରାଜା, ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ମନାନ୍ନେନ୍ ଡ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙନ୍ ଡେଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen. (aiōnios g166)
ଡର୍ନେ ଅଲ୍ଜୁଜ୍ଜେଲୋଙନ୍ ରବୁକିଞଡ୍ ଜୁଜ୍ଜେଲନ୍ ଡକୋନା, ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଞମ୍ଲେ ଡକ୍କୋଆ, ତିଆସନ୍ ମା ଆମନ୍ଆଡଙ୍ ଓଡ୍ଡେଲମ୍ଜି ଆରି ଗୋଗୋୟ୍ଡମ୍ ସାକିମରଞ୍ଜି ଆତେମଡ୍ଲୋଙ୍ କେନ୍ଆତେ ସାକିନ୍ ତିୟେନ୍ । (aiōnios g166)
Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. (aiōnios g166)
ଆନିନ୍ ଅଃର୍ରବୁଏ, ଆନିନ୍ ଆ ସାଆର୍ଲୋଙନ୍ ଡକୋତନେ, ମନ୍ରାଞ୍ଜି ଆଙ୍ଗିୟ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଅଣ୍ଡ୍ରଙ୍ ଗିଜେଜି, ଆରି ଗିୟ୍ଲେ ନିୟ୍ ଅଃର୍ରପ୍ତିଏଜି, ଆଏଡ଼ର୍ ଆ ମନାନ୍ନେନ୍ ଡ ଆ ରନପ୍ତିନ୍ ଗିୟ୍ତାଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōnios g166)
Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten; (aiōn g165)
ଆନାଜି ପୁର୍ତିନ୍ ଆଗନିୟ୍ଗିୟ୍ଲୋଙ୍ ଗମାଙ୍, ଆନିଞ୍ଜି କଙ୍କ୍ରିଡଙ୍ନେଜି ତଡ୍, ଆଏଡ଼ର୍ ଅଃଡ୍ଡକୋନେନ୍ ଆନର୍ଜେଲୋଙ୍ ଆନିଞ୍ଜି ଆସାଡଙ୍ନେଜି ତଡ୍, ଆର୍ପାୟ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଆତ୍ରିୟ୍ତିୟ୍ଲଙ୍ତନ୍ ଆ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆମଙ୍ ଆସାନେତଜି, ତିଆସନ୍ ଆନିଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ବରାଜି । (aiōn g165)
Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen; (aiōnios g166)
ଇସ୍ୱରନ୍ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଉଜୁୟ୍ଲଙ୍ଲନ୍ ଆରି ମନଡ଼ିରନ୍ ବାତ୍ତେ ଓଡ୍ଡେଲଙ୍ଲନ୍, କାବ୍ବାଡ଼ାଲେଞ୍ଜି ଆସନ୍ ତଡ୍, ବନ୍ଡ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ଇସ୍ସୁମ୍ ଡ ଆ ସନାୟୁମନ୍ ଆସନ୍ ଆନିନ୍ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଉଜୁୟ୍ଲଙ୍ଲନ୍, ପୁର୍ତିନ୍ ଅଣ୍ଡ୍ରଙ୍ ଗଡେଲେନ୍ ଆମ୍ମୁଙ୍ ତି ଆ ସନାୟୁମ୍ କ୍ରିସ୍ଟ ଜିସୁନ୍ ଆମଙ୍ ସିଲଡ୍ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ଞାଙ୍ଲବୋ । (aiōnios g166)
Daarom verdraag ik alles om de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid zouden verkrijgen, die in Christus Jezus is, met eeuwige heerlijkheid. (aiōnios g166)
ଇସ୍ୱରନ୍ ଆସ୍ରେଡାଏଞ୍ଜି ଆ ମନ୍ରାଜି ନିୟ୍ କ୍ରିସ୍ଟ ଜିସୁନ୍ ଆମଙ୍ ସିଲଡ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙ୍ ଡ ଅନୁରନ୍ ଞାଙେତଜି ଗାମ୍ଲେ ଞେନ୍ ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଡଣ୍ଡନ୍ ସଏଲେ ଡକୋତନାୟ୍ । (aiōnios g166)
Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd; Krescens naar Galatie, Titus naar Dalmatie. (aiōn g165)
ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଦିମାନ୍ ପୁର୍ତିଲୋଙନ୍ ମଗାଡେନ୍ କି ଞେନ୍ଆଡଙ୍ ଅମ୍ରେଙ୍ଲିଁୟ୍, ଆନିନ୍ ନମି ତେସଲନିକିନ୍ ଜିରେନ୍, କ୍ରେସ୍କେନସନ୍ ଗାଲାତିନ୍ ଜିରେନ୍, ଆରି ତିତସନ୍ ଦଲମତିଆନ୍ ଜିରେନ୍ । (aiōn g165)
En de Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ଆରି, ଅଡ଼୍କୋ ପରାନ୍ସାତ୍ତିନ୍ ଆ କାବ୍ବାଡ଼ାଜି ସିଲଡ୍ ପ୍ରବୁନ୍ ଞେନ୍ଆତେ ଡୋବ୍ତିଁୟ୍ ଆରି ଆନିନ୍ ଞେନ୍ଆଡଙ୍ ଜୁବାୟ୍ଲେ ଡକ୍କୋଡାଲେ ରୁଆଙ୍ ରାଜ୍ୟନ୍ ଓରୋଙ୍ତିଁୟ୍; ଆନିନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙନ୍ ଞାଙେତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
In de hoop des eeuwigen levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft, voor de tijden der eeuwen, (aiōnios g166)
ଇସ୍ୱରନ୍ କେନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ତନିୟନ୍ ଆସନ୍ ପୁର୍ବାନ୍ ମା ବାସାଲଙ୍ଲନ୍, ଆନିନ୍ ପାତ୍ୟାମର୍ ତଡ୍ । (aiōnios g166)
En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld; (aiōn g165)
ଆରି, ତି ଆ ସନାୟୁମ୍ ଅମ୍ମେଲେ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ପରାନ୍ସାତ୍ତିନ୍ ଆ କାବ୍ବାଡ଼ାଜି ଡ ପୁର୍ତିନ୍ ଆ ଗନିୟ୍ମଡ୍ଜି ଅମ୍ରେଙ୍ଡାଲେ, କେନ୍ ନମି ଆ ଜୋଗାଲୋଙ୍ ମନଙ୍ ବୁଡ୍ଡିନ୍ ଡ ଆବ୍ବୟ୍ଡମ୍ଲନ୍ ଏଡକୋନେବା । (aiōn g165)
Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens. (aiōnios g166)
ଆ ସନାୟୁମନ୍ ଅମ୍ମେଲେ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ଡରମ୍ମମର୍ ଡେଡେଲଙ୍ଲନ୍, ଆରି ଅରାସାନେଲେନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ଅନମେଙ୍ଲୋଙନ୍ ଗଙ୍ଗନନ୍ ଆସନ୍ ରୟଙନ୍ ଞାଙ୍ଲବୋ । (aiōnios g166)
Want veellicht is hij daarom voor een kleinen tijd van u gescheiden geweest, opdat gij hem eeuwig zoudt weder hebben. (aiōnios g166)
ଅସମୟ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ସରିନ୍ ଡକୋତନାୟ୍ ଗାମ୍ଲେ ଅନିସିମନ୍ ଅସୋୟ୍ ଡିନ୍ନା ଆସନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଅମ୍ରେଙ୍ଲେ ଜିର୍ରବେନ୍ । (aiōnios g166)
heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon; Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft; (aiōn g165)
ବନ୍ଡ କେନ୍ ଆନଞିଡ୍ ଡିନ୍ନା ଇଙନ୍ ଆନିନ୍ ଆ ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନନ୍ ଅମ୍ମେଲେ ଇନ୍ଲେନ୍ ବୟନ୍ କଡାଡ଼ିଲନ୍; ଇସ୍ୱରନ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ସନୋଡ଼ାଗଡନ୍ ତିୟେନ୍ ଆରି ଆନିନ୍ ବାତ୍ତେ ଅଡ଼୍କୋ ପୁର୍ତିନ୍ ଗବ୍ଡେଲେନ୍ । (aiōn g165)
Maar tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter. (aiōn g165)
ଆ ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନନ୍ ଆ ବର୍ନେ ଆନିନ୍ ବର୍ରନେ, “ଏ ଇସ୍ୱର, ରାଜ୍ୟନମ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଡକୋତନ୍, ଆମନ୍ ଆଜାଡ଼ି ପନ୍ସୁଆତିନ୍ ବାତ୍ତେ ମନ୍ରାଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ସାସନତଜି । (aiōn g165)
Gelijk Hij ook in een andere plaats zegt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek. (aiōn g165)
ତିଅନ୍ତମ୍ ଆନିନ୍ ଆରି ଆନ୍ନାଲୋଙ୍ ନିୟ୍ ବର୍ରନେ, “ଆମନ୍ ମଲ୍କିସେଦକନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ରାଓଡ଼ାନ୍ ଡକୋତନେ ।” (aiōn g165)
En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden; (aiōnios g166)
କେନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ମଡ଼ିର୍ ଡେଲେ, ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଆମ୍ରାନ୍ନେତେଞ୍ଜି ଆ ମନ୍ରାଜି ଆସନ୍ ଅଡ଼୍କୋ ଡିନ୍ନାନ୍ ଆସନ୍ ଅନୁର୍ମରନ୍ ଡେଏନ୍ । (aiōnios g166)
Van de leer der dopen, en van de oplegging der handen, en van de opstanding der doden, en van het eeuwig oordeel. (aiōnios g166)
ତବ୍ବୁବ୍ଡାନ୍ ଆସନ୍ ଞନଙନ୍, ତେକ୍କେସିଲନ୍ ସନୁଙେନ୍, ଆରବୁମରଞ୍ଜି ଆ ୟନର୍ମେଙ୍ ଆରି ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆ ପନବ୍ରଡ୍ ଅନ୍ତମ୍ ଆ ପୁନାଦି ଅଃତ୍ତମିୟ୍ବୋ । (aiōnios g166)
En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, (aiōn g165)
ଆନିଞ୍ଜି ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ବର୍ନେ ଡ ଆଜିର୍ତାଞନ୍ ଆ ଜୁଗ ଆ ବୋର୍ସା ମାୟ୍ମାଜେଞ୍ଜି । (aiōn g165)
Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizedek, een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ଆରି ଜିସୁନ୍ ମଲ୍କିସେଦକନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ମୁଡ଼ ରାଓଡ଼ାନ୍ ଡେଏନ୍, ଆନିନ୍ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ଆସନ୍ ଆମ୍ମୁଙ୍ଗଡ୍ମରନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ତେତ୍ତେ ଆମ୍ମୁଙ୍ ଗନେନ୍ । (aiōn g165)
Want Hij getuigt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek. (aiōn g165)
ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଡରମ୍ମ ସାସ୍ତ୍ରଲୋଙନ୍ ଆଇଡିଡ୍ ଡକୋ, “ଆମନ୍ ମଲ୍କିସେଦକନ୍ ଆ ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଆ ରାଓଡ଼ାଲନ୍ ଡକୋତନ୍ ।” (aiōn g165)
(want genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden; Maar Deze met eedzwering, door Dien, Die tot Hem gezegd heeft: De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek). (aiōn g165)
ବନ୍ଡ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ରାଓଡ଼ାନ୍ ଆସନ୍ ଆତ୍ରନଙେନ୍ ଆଡିଡ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ପର୍ମାଡ଼ାଲନ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ବରେନ୍; “ପ୍ରବୁନ୍ ପର୍ମାଡ଼ାଲନେ ଆନିନ୍ ଅଙ୍ଗାତେ ଗବ୍ରିଏନ୍ ତିଆତେ ଆନିନ୍ ଅଃତ୍ତାନେ; ‘ଆମନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଆସନ୍ ରାଓଡ଼ାତନ୍ ।’” (aiōn g165)
Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap. (aiōn g165)
ବନ୍ଡ ଜିସୁନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଆଡ୍ରକୋତନ୍ ଆସନ୍ ଆଙ୍ଗିୟ୍ ଅଃତ୍ତାନ୍ନେନ୍ ଆ ରାଓଡ଼ା କାବ୍ବାଡ଼ା ଞାଙେନ୍ । (aiōn g165)
Want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben; maar het woord der eedzwering, die na de wet is gevolgd, stelt den Zoon, Die in der eeuwigheid geheiligd is. (aiōn g165)
ମୋସାନ୍ ଆ ବନାଁୟ୍ବରନ୍ ବଲାୟ୍ମରଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ମୁଡ଼ ରାଓଡ଼ା କାବ୍ବାଡ଼ାନ୍ ଲନୁମନ୍ ଆସନ୍ ତବ୍ନଙ୍ତଜି, ବନ୍ଡ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ସନିବ୍ଡେୟ୍ବର୍ ଡ ଆ ପର୍ମାଡ଼ାବରନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ଆଅନନ୍ଆଡଙ୍ ମୁଡ଼ ରାଓଡ଼ାନ୍ ତବ୍ନଙେନ୍, ଆନିନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଆସନ୍ ମଡ଼ିର୍ ଡେଏନ୍ । (aiōn g165)
Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. (aiōnios g166)
କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ତି ଆ ତମ୍ବୁଗଡ୍ ଅଡ଼୍କୋନ୍ ସିଲଡ୍ ମଡ଼ିର୍ସିଙନ୍ ମିଞାମନ୍ ପାଙ୍ଲେ ଅନମଙନ୍ ସନୋରୋପ୍ପାୟନ୍ ଆସନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଅନୁରନ୍ ଆ କାବ୍ବାଡ଼ା ଲୁମେନ୍ । (aiōnios g166)
Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen? (aiōnios g166)
ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆ ମିଞାମ୍ ଡିଅଙ୍ଗା ଆ ଗୋଗୋୟ୍ ଅରଃ ମବ୍ଡ଼ିର୍ଲଙ୍ନେ! ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆ ପୁରାଡ଼ା ବାତ୍ତେ ଆନିନ୍ଡମ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆମଙ୍ ଅବୟ୍ ଏର୍ଡୋସା ଅନମଙନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ସୋରୋପ୍ପାୟ୍ଡମ୍ଲନ୍; ଆ ମିଞାମନ୍ ବାତ୍ତେ ଇର୍ସେ କାବ୍ବାଡ଼ାନ୍ ସିଲଡ୍ ସଙାୟ୍ଲଙ୍ଲନ୍ ଆରି ଇନ୍ଲେନ୍ ମଡ଼ିର୍ ଡେଡେଲଙ୍ଲନ୍, ଆରି ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ଇସ୍ୱରନ୍ଆଡଙ୍ ସନେବାନ୍ ଆସନ୍ ରୟଙନ୍ ଞାଙ୍ତବୋ । (aiōnios g166)
En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. (aiōnios g166)
କେନ୍ ଆସନ୍ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ରଙ୍ ଅନଗଡନ୍ ଗବ୍ଡେଲେନ୍, ଆନାଜିଆଡଙ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଓଡ୍ଡେଏଞ୍ଜି, ଆନିଞ୍ଜି ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ସନିବ୍ଡେୟ୍ବରନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆସିର୍ବାଦନ୍ ଞାଙ୍ତଜି; ପର୍ତମ୍ମୁ ଅନଗଡନ୍ ଆଡ୍ରକୋଲନ୍ ଆଡିଡ୍, ମନ୍ରାଞ୍ଜି ଅଙ୍ଗା ଇର୍ସେ ଡୋସା ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଲୁମେଞ୍ଜି କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆ ରନବୁ ବାତ୍ତେ ଆନିଞ୍ଜି ତେତ୍ତେ ସିଲଡ୍ ଅନୁରନ୍ ଞାଙ୍ତଜି । (aiōnios g166)
(Anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnszelfs offerande. (aiōn g165)
ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍, ପୁର୍ତିନ୍ ଆଗ୍ରଡେଲେନ୍ ଆ ଡିନ୍ନା ସିଲଡ୍ ଆନିନ୍ ବତରନ୍ କି ବତରନ୍ ବନ୍ ପରାନ୍ଡଣ୍ଡନ୍ ଡେତେ, ବନ୍ଡ ନମି ଆନିନ୍ ଅନଞିଡ୍ ଡିନ୍ନା ଇଙନ୍ ଆନିନ୍ଡମ୍ ଅନମଙନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ସୋରୋପ୍ପାୟ୍ଡମ୍ଲନ୍ ଇର୍ସେନ୍ ସନବ୍ଙାଜନ୍ ଆସନ୍ ଅବ୍ତୁୟ୍ଲନେ । (aiōn g165)
Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. (aiōn g165)
ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ବନାଁୟ୍ ବାତ୍ତେ ପୁର୍ତିନ୍ ଗଡେଲେନ୍, ଆରି ଅଃଗିୟ୍ତାଏନ୍ ଆ ବର୍ନେ ସିଲଡ୍ ଆଗ୍ରିୟ୍ତାତେନ୍ଆତେ ଗଡେଲେନ୍, କେନ୍ ଆ ବର୍ନେ ଡର୍ନେନ୍ ବାତ୍ତେ ଇନ୍ଲେନ୍ ଜନାଲଙ୍ତନ୍ । (aiōn g165)
Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ରୁବନ୍, ଲଙେ ଆରି ପୁର୍ବାଃତେ ନିୟ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଆବସରିନ୍ ଡକୋତନ୍ । (aiōn g165)
De God nu des vredes, Die den grote Herder der schapen, door het bloed des eeuwigen testaments, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezus Christus, (aiōnios g166)
ସନବ୍ୟୁତିଁୟ୍ମର୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନଗଡ୍ ମିଞାମନ୍ ବାତ୍ତେ ସୋଡ଼ା ତୁର୍ମେଡ୍ମର୍ ପ୍ରବୁ ଜିସୁଲେନ୍ଆଡଙ୍ ଆରବୁମରଞ୍ଜି ଆମଙ୍ ସିଲଡ୍ ଅବ୍ୟର୍ମେଙେନ୍ । (aiōnios g166)
Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ଆଗନିୟ୍ଗିୟ୍ଲୋଙନ୍ ଅଙ୍ଗାଆତେ ଆନିନ୍ ଲଡଜେନ୍, ତିଆତେ ଆନିନ୍ ଉଗର୍ଲୋଙ୍ଲେନ୍ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଅମ୍ମେଲେ ଅଡ଼୍କୋ ମନଙ୍ କାବ୍ବାଡ଼ାଞ୍ଜି ଲୁମ୍ଲେ ଅଡ଼୍କୋନ୍ଲେନ୍ଆଡଙ୍ ସବ୍ତଙ୍ଲଙ୍ନେତୋ । ଆଏଡ଼ର୍ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙ୍ ଡେଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzer geboorte, en wordt ontstoken van de hel. (Geenna g1067)
ଅଲାଙନ୍ ତଗୋନ୍ ଅନ୍ତମ୍, ତିଆତେ ଅଡ଼୍କୋ କେଣ୍ଡାର୍ ଡଅଙ୍ଲୋଙ୍ଲେନ୍ ଇର୍ସେନ୍ ବବ୍ରିୟ୍ତେ, ଆରି ତିଆତେ ଡଅଙ୍ଲେନ୍ ଏର୍ମଡ଼ିର୍ ଅମ୍ମେତେ; ଆରି ଅଲାଙନ୍ ନରକନ୍ ଆ ତଗୋ ବାତ୍ତେ ଜୋମ୍ତୋଃଡାଲେ ସମ୍ପରା ଅନମେଙ୍ଲେନ୍ ଅବ୍ଜୋମ୍ତୋଡ୍ତେ । (Geenna g1067)
Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. (aiōn g165)
ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ଆଗ୍ରୁରୁଡ୍ଡେତେନ୍ ଆ ଜମ୍ମଲ୍ ସିଲଡ୍ ଏଃଡ୍ଡୁଙ୍ଲନାୟ୍, ଅଃଗୁରୁଡ୍ଡେଏନ୍ ଆ ଜମ୍ମଲ୍ ସିଲଡ୍ ଏଡୁଙ୍ଲନାୟ୍ । କେନ୍ ଆଗ୍ରାମ୍ଗାମନ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆନମେଙ୍ବର୍ ଡ ଆଏଡ଼ର୍ ଆଡ୍ରକୋତେନ୍ ଆ ବର୍ନେ ବାତ୍ତେ ରଙ୍ ଡେଲବେନ୍ । (aiōn g165)
Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is. (aiōn g165)
ବନ୍ଡ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ବର୍ନେ ଆଏଡ଼ର୍ ଡକୋତେ ।” କେନ୍ ଆ ମନଙ୍ବର୍ ଅମଙ୍ବେନ୍ ଅନପ୍ପୁଙନ୍ ଡେଏନ୍ । (aiōn g165)
Indien iemand spreekt, die spreke als de woorden Gods; indien iemand dient, die diene als uit kracht, die God verleent; opdat God in allen geprezen worde door Jezus Christus, Welken toekomt de heerlijkheid en de kracht, in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ଆନା ଅପ୍ପୁଙ୍ବର୍ତେ, ଆନିନ୍ ଇସ୍ୱର ଆ ବର୍ନେ ଆରପ୍ପୁଙ୍ବର୍ତେନ୍ ଆ ମନ୍ରା ଅନ୍ତମ୍ ଅପ୍ପୁଙ୍ବରେତୋ; ଆନା ସେବା କାବ୍ବାଡ଼ାନ୍ ଲୁମ୍ତେ, ଆନିନ୍ ଇସ୍ୱର ଆମଙ୍ ସିଲଡ୍ ବୋର୍ସାନ୍ ଆଞ୍ରାଙେନ୍ ଆ ମନ୍ରା ଅନ୍ତମ୍ ସେବାଏତୋ; ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଅମ୍ମେଲେ ଇସ୍ୱରନ୍ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙନ୍ ଡେତେ; ଆଏଡ଼ର୍ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙନ୍ ଡ ରନପ୍ତିନ୍ ଆନିନ୍ଆତେ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
De God nu aller genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij een weinig tijds zullen geleden hebben, Dezelve volmake, bevestige, versterke, en fondere ulieden. (aiōnios g166)
କ୍ରିସ୍ଟ ଜିସୁନ୍ ବୟନ୍ ମାୟ୍ଲନ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙ୍ଲୋଙନ୍ ମାୟ୍ନେନ୍ ଆସନ୍ ସନାୟୁମ୍ମର୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଓଡ୍ଡେଲବେନ୍, ବସନ୍ନେଃ ଆ ଡନଣ୍ଡାୟ୍ ସିଲଡ୍ଲ୍ଲନ୍ ଆନିନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜିଆଡଙ୍, ମବ୍ଡ଼ିର୍ତବେନ୍, ସବ୍ତଙ୍ତବେନ୍, ରବ୍ଡୋତବେନ୍, ଗବ୍ରିତବେନ୍ । (aiōnios g166)
Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ଆଏଡ଼ର୍ ଆ ବୋର୍ସାନ୍ ଡେଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. (aiōnios g166)
ଏତ୍ତେଲ୍ଡେନ୍ ଅନୁର୍ମର୍ ପ୍ରବୁ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟଲେନ୍ ଆ ରାଜ୍ୟଲୋଙନ୍ ଗଙ୍ଗନନ୍ ଆସନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ରୟଙନ୍ ଏଞାଙ୍ତେ । (aiōnios g166)
Want indien God de engelen, die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar, die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden; (Tartaroō g5020)
ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଇର୍ସେନ୍ ଆର୍ଲୁମେଞ୍ଜି ଆ ପାଙ୍ଲଙ୍ବର୍ମର୍ଜିଆଡଙ୍ କେମାନ୍ ଏର୍ତନିୟନ୍ ବିସାର ଅନେମ୍ମେନ୍ ଆସନ୍ ଲୋଙଡ୍ ନରକଲୋଙନ୍ ପିଡେଞ୍ଜି । (Tartaroō g5020)
Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in den dag der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ବନ୍ଡ ଅନୁର୍ମର୍ ପ୍ରବୁ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆ ସନାୟୁମ୍ ଡ ଗିଆନଲୋଙନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ଗୋଗୋୟ୍ବେନ୍ତୋ, ଆରି ନମି ଡ ଆତନିକ୍କି ଜାୟ୍ ଆ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙନ୍ ଡେଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
(Want het Leven is geopenbaard, en wij hebben het gezien, en wij getuigen, en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven, Hetwelk bij den Vader was, en ons is geopenbaard.) (aiōnios g166)
ତି ଅନମେଙନ୍ ଗିୟ୍ତାଏନ୍, ଆରି ଇନ୍ଲେନ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଏଗିୟ୍ଲାୟ୍, ସିଲଡ୍ଲ୍ଲନ୍ ସାକିନ୍ ଏତିୟ୍ତାୟ୍; ଅଙ୍ଗାଆତେ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଆପେୟନ୍ ବୟନ୍ ଡକୋଲନ୍ ଆରି ଅମଙ୍ଲେନ୍ ଅବ୍ତୁୟ୍ଲନ୍, ତି ଆ ବର୍ନେନ୍ ଇନ୍ଲେନ୍ ଆମ୍ବେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଏବର୍ତବେନ୍ । (aiōnios g166)
En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. (aiōn g165)
ଆରି, ପୁର୍ତିନ୍ ଡ ତେତ୍ତେ ଡକୋନ୍ ପରାନ୍ସାତ୍ତିନ୍ ଆ କାବ୍ବାଡ଼ାଜି ଅଡ଼୍କୋନ୍ ମାୟାତେ, ବନ୍ଡ ଆନା ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ଇସ୍ସୁମ୍ ମାନ୍ନେତେ, ଆନିନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଡକୋତନ୍ । (aiōn g165)
En dit is de belofte, die Hij ons beloofd heeft, namelijk het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ଆରି ଆନିନ୍ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଇନି ବାସାଲଙ୍ଲନ୍, ତିଆତେ ମା ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ । (aiōnios g166)
Een iegelijk, die zijn broeder haat, is een doodslager; en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende. (aiōnios g166)
ଆନା ବୋଞାଙନ୍ଆଡଙ୍ ଏଡ଼ୁର୍ମଡ୍ତେ, ଆନିନ୍ ରବ୍ବୁମର୍ତନ୍; ଆରି ରବ୍ବୁମରନ୍ ଆମଙ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଅଃଡ୍ଡକୋଏ, କେନ୍ଆତେ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ଜନାଜି । (aiōnios g166)
En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon. (aiōnios g166)
ତି ଆ ସାକି କେନ୍ଆତେ, ଇସ୍ୱରନ୍ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ତିୟ୍ତିୟ୍ଲଙ୍ଲନ୍, ଆରି ତି ଆନମେଙ୍ ଆ ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନନ୍ ଆମଙ୍ ଡକୋ । (aiōnios g166)
Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God. (aiōnios g166)
ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନ୍ ଆମଙ୍ ଏଡର୍ତନ୍, ତିଆସନ୍ ଆମ୍ୱେଞ୍ଜି ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଏଞାଙେନ୍, କେନ୍ ଆ ବର୍ନେ ଆମ୍ବେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଅନବ୍ଜନାନ୍ ଆସନ୍ କେନ୍ ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଇଡ୍ଲେ ଆପ୍ପାୟ୍ଲାୟ୍ । (aiōnios g166)
Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven. (aiōnios g166)
ଆରି ନିୟ୍ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ଜନା, ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନ୍ ଇୟ୍ଲାୟ୍ ଆରି ଇସ୍ୱରନ୍ଆଡଙ୍ ଜନନାନ୍ ଆସନ୍ ଇନ୍ଲେଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଗିଆନନ୍ ତିୟ୍ତିୟ୍ଲଙ୍ଲନ୍; ଆରି ଇନ୍ଲେଞ୍ଜି ଇସ୍ୱରନ୍ ଆମଙ୍ ଡ ଆ ଡାଙ୍ଗଡ଼ାଅନନ୍ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆମଙ୍ ଡକୋତନ୍ବୋ । ଆନିନ୍ ଆଜାଡ଼ି ଇସ୍ୱରନ୍ ଆରି ଆନିନ୍ ମା ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ । (aiōnios g166)
Om der waarheid wil, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid: (aiōn g165)
ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ଉଗର୍ଲୋଙ୍ଲେନ୍ ଆଜାଡ଼ିନ୍ ଡକୋ ଆରି ଆଏଡ଼ର୍ ଡକୋତେ, ତିଆସନ୍ ଇନ୍ଲେନ୍ ଆନିଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଏଡୁଙ୍ୟମ୍ତାଜି । (aiōn g165)
En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard. (aïdios g126)
ଅଙ୍ଗା ପାଙ୍ଲଙ୍ବର୍ମର୍ଜି ରମ୍ମଙ୍ ରମ୍ମଙ୍ ଆ ତରଙ୍କୁମ୍ଲୋଙ୍ ଏର୍ଡକୋନେନ୍ ଆଡ୍ରକୋସିଙଞ୍ଜି ଅମ୍ରେଙେଞ୍ଜି, ତି ଆ ବର୍ନେ ମନ୍ନେବା; ସୋଡ଼ା ପନ୍ସୁଆତିନ୍ ଆଡ୍ରେତେନ୍ ଆ ଡିନ୍ନା ଇସ୍ୱରନ୍ ଆନିଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ପନବ୍ରଡନ୍ ତନିୟନ୍ ଆସନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ତେତ୍ତେ ଲୋଙଡ୍ ଆଡ୍ରକୋଲୋଙ୍ତନେନ୍ ଜିଲେ ଆଡକ୍କୋଜି । (aïdios g126)
Gelijk Sodoma en Gomorra, en de steden rondom dezelve, die op gelijke wijze als deze gehoereerd hebben, en ander vlees zijn nagegaan, tot een voorbeeld voorgesteld zijn, dragende de straf des eeuwigen vuurs. (aiōnios g166)
ତିଅନ୍ତମ୍ ସଦୋମନ୍ ଡ ଗମୋରାନ୍, ଆରି ତି ଆତୟ୍ତୟ୍ ଗଡ଼ାନ୍ ଆ ମନ୍ରାଜି ଜୋଣ୍ଡଡ଼ାଲୁମନ୍ ଡ ଡଅଙ୍ଡାଗୋ ପରାନ୍ସାତ୍ତିନ୍ ଆ କାବ୍ବାଡ଼ାଜି ଲୁମେଞ୍ଜି । ଆନ୍ନାମରଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଅନବ୍ଜଙନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ଅନବ୍ତୁଜନ୍ ଆସନ୍ ଆନିଞ୍ଜି ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆ ତଗୋଲୋଙ୍ ପନବ୍ରଡନ୍ ଞାଙ୍ତଜି । (aiōnios g166)
Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. (aiōn g165)
ଆନିଞ୍ଜି ସମେଁୟ୍ଣ୍ଡ୍ରାନ୍ ଆଡ୍ଡୋୟ୍ଡା ଅନ୍ତମ୍, ଏର୍ଗନ୍ରଜନ୍ ଆ ଲନୁମଞ୍ଜି ପୋନ୍ସେରାନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ତୋଣ୍ଡୋନ୍ ଗିୟ୍ତାତେ, ଆନିଞ୍ଜି ଏର୍ସନେଙ୍ସେଙନ୍ ଆଜରିର୍ତେନ୍ ଆ ତୁତୁୟ୍ ଅନ୍ତମ୍, ଆନିଞ୍ଜି ଆସନ୍ ଲୋଙଡ୍ ଜୋଲ୍ଲାନ୍ ଆଡକ୍କୋ । (aiōn g165)
Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
ପ୍ରବୁ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆ ସନାୟୁମ୍ ବାତ୍ତେ ଅଃନ୍ନଞିଡେନ୍ ଆନମେଙ୍ ଆଞନାଙ୍ ଆସନ୍ ଜଗେଲେ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ଡନୁଙ୍ୟମ୍ଲୋଙ୍ ଗବ୍ରିଲନ୍ ଡକୋନାବା । (aiōnios g166)
Den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ତି ଆବୟନ୍ ଅନୁର୍ମର୍ଲେନ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙ୍, ସନାଆରନ୍, ବୋର୍ସାନ୍ ଡ ରନପ୍ତିନ୍, ପ୍ରବୁ ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟଲେନ୍ ଅମ୍ମେଲେ ଆମ୍ମୁଙ୍ ସିଲଡ୍ ନମିନ୍ତାନ୍ ଆରି ଆଏଡ଼ର୍ ଆନିନ୍ଆତେ ଡେଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
ଆରି ଆପେୟ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ଆଡଙ୍ ସେନେବାନ୍ ଆସନ୍ ଇନ୍ଲେନ୍ଆଡଙ୍ ଅବୟ୍ ରାଓଡ଼ାନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ତବ୍ନଙ୍ଲଙ୍ଲନ୍ । ଜିସୁ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ଆ ଗନୁଗୁ ପନେମେଙନ୍ ଡ ଆ ବୋର୍ସାନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଡେଏତୋ । ଆମେନ୍ । (aiōn g165)
En wanneer de dieren heerlijkheid, en eer, en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid leeft; (aiōn g165)
ପରାନ୍ନାଞ୍ଜି କୁର୍ସିଲୋଙନ୍ ଆତଙ୍କୁମନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଆମେଙ୍ ଆଡ୍ରକୋତନ୍ ଆ ମନ୍ରାଆଡଙ୍ ଗନୁଗୁନ୍ ପନେମେଙନ୍ ଡ ସନେଙ୍କେନ୍ ଆତ୍ରିୟେଞ୍ଜି ଆଡିଡ୍, (aiōn g165)
Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende: (aiōn g165)
ବକୁଡ଼ି ଉଞ୍ଜି ପାପୁର୍ମରଞ୍ଜି କୁର୍ସିଲୋଙନ୍ ଆତଙ୍କୁମନ୍ ଆ ମନ୍ରା ଆମୁକ୍କାବା ତୁଡ଼ୁମ୍ଲେ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଲୋମ୍ତଜି । ଆରି କୁର୍ସିନ୍ ଆ ଜାୟ୍ତା ରମ୍ମଙ୍ ରମ୍ମଙ୍ ଆ ରନୁବ୍ବବ୍ ଡକ୍କୋଲେ ବର୍ତଞ୍ଜି, (aiōn g165)
En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ତିଆଡିଡ୍ ରୁଆଙନ୍, ପୁର୍ତିନ୍, ପାତାଡ଼ନ୍ ଡ ସମେଁୟ୍ଣ୍ଡ୍ରାଲୋଙନ୍ ଆଡ୍ରକୋତଞ୍ଜି ଅଡ଼୍କୋ ପରାନ୍ନାଞ୍ଜି ଡ ପୁର୍ତିଲୋଙନ୍ ଆଡ୍ରକୋତଞ୍ଜି ଅଡ଼୍କୋ ପରାନ୍ନାଞ୍ଜି କନନନ୍ ଆକ୍ରନେଞ୍ଜି ଞେନ୍ ଅମ୍ଡଙ୍ଲାୟ୍, ଆନିଞ୍ଜି କନେଞ୍ଜି; “କୁର୍ସିଲୋଙନ୍ ଆତଙ୍କୁମ୍ ଆ ମନ୍ରା ଡ ମେଣ୍ଡାଅନନ୍ ସନେଙ୍କେନ୍ ଡେଏତୋ, ଆନିନ୍ ମନାନ୍ନେନ୍, ଗନୁଗୁନ୍, ରନପ୍ତିନ୍ ଡ ବୋର୍ସାନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଡକୋନେତୋ ।” (aiōn g165)
En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten der aarde. (Hadēs g86)
କୋମାବନ୍ ଅନ୍ତମ୍ ଅବୟ୍ କୁର୍ତାନ୍ ଞେନ୍ ଗିୟ୍ଲାୟ୍, କୁର୍ତାଲୋଙନ୍ ଆତଙ୍କୁମନ୍ ଆ ମନ୍ରା ଆଞୁମ୍ ରନବୁ; ଆରି ପାତାଡ଼ନ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ସଣ୍ଡୋଙ୍ଲେ ପାଙେନ୍ । ରନବ୍ବୁନ୍, କାନ୍ତାରାନ୍, ରୋଗାନ୍ ଡ ପୁର୍ତିନ୍ ଆ କିନ୍ରେଙ୍ ଜନ୍ତୁଜି ବାତ୍ତେ ପୁର୍ତିଲୋଙନ୍ ଉଞ୍ଜି ବନ୍ତା ସିଲଡ୍ ବବନ୍ତା ଆ ମନ୍ରାଜିଆଡଙ୍ ରନବ୍ବୁନ୍ ଆସନ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଅଦିକାରନ୍ ତନିୟନ୍ ଡେଏନ୍ । (Hadēs g86)
Zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid, en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
“ଆମେନ୍, ସନେନ୍ସେନନ୍, ଗନୁଗୁନ୍, ବୁଡ୍ଡିନ୍, ସନେଙ୍କେନ୍, ମନାନ୍ନେନ୍ ଡ ବୋର୍ସାନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଇସ୍ୱରଲେନ୍ଆତେ । ଆମେନ୍ ।” (aiōn g165)
En de vijfde engel heeft gebazuind, en ik zag een ster, gevallen uit den hemel op de aarde, en haar werd gegeven de sleutel van den put des afgronds. (Abyssos g12)
ସିଲଡ୍ଲ୍ଲନ୍ ଅନବ୍ମନ୍ଲୟ୍ ପାଙ୍ଲଙ୍ବର୍ମରନ୍ ପନେଡନ୍ ଆପ୍ରେଡେନ୍, ରୁଆଙନ୍ ସିଲଡ୍ ଅବୟ୍ ତୁତୁଜନ୍ ପୁର୍ତିଲୋଙନ୍ ଆରସେଡ୍ଲାଞନ୍ ଞେନ୍ ଗିୟ୍ଲାୟ୍, ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ପାତାଡ଼ନ୍ ଆ କଡ୍ଡା ତନିୟନ୍ ଡେଏନ୍ । (Abyssos g12)
En zij heeft den put des afgronds geopend; en er is rook opgegaan uit den put, als rook eens groten ovens; en de zon en de lucht is verduisterd geworden van den rook des puts. (Abyssos g12)
ଆନିନ୍ ଜିର୍ରେ ପାତାଡ଼ନ୍ ଇୟ୍ଲେ ରୋଏ, ଆରି ତେତ୍ତେ ସିଲଡ୍ ସୋଡ଼ା ବରାଲ୍ଡାଙ୍କୋଲନ୍ ସିଲଡ୍ ଆଡ୍ରୁଙ୍ତନାଞନ୍ ଆ ଓମୋଡ୍ ଅନ୍ତମ୍ ଓମୋଡନ୍ ଡୁଙ୍ଲନାୟ୍, ଆରି ତି ପାତାଡ଼ନ୍ ଆ ଓମୋଡ୍ ଆସନ୍ ଓୟୋଙନ୍ ଡ ରୁଆଙନ୍ ଲୋଙଡାଜେନ୍ । (Abyssos g12)
En zij hadden over zich tot een koning den engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abaddon, en in de Griekse taal had hij den naam Apollyon. (Abyssos g12)
ପାତାଡ଼ନ୍ ଆ ପାଙ୍ଲଙ୍ବର୍ମର୍, ଆ ରାଜାଞ୍ଜି; ଆଞୁମନ୍ ଏବ୍ରି ଲଙ୍ଲଙନ୍ ବାତ୍ତେ ଆବଦୋନ୍, ଆରି ଗ୍ରିକ୍ ଲଙ୍ଲଙନ୍ ବାତ୍ତେ ଆପଲିଓନ୍ । (Abyssos g12)
En hij zwoer bij Dien, Die leeft in alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn; (aiōn g165)
ଆରି ପୁର୍ତିନ୍, ରୁଆଙନ୍ ଡ ସମେଁୟ୍ଣ୍ଡ୍ରାନ୍ କେନ୍ ଅଡ଼୍କୋନ୍ ଆ ଗନବ୍ଡେଲ୍ମର୍ ଆମେଙ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆଞୁମ୍ଲୋଙ୍ ଆନିନ୍ ପର୍ମାଡ଼ାଲନ୍ ବର୍ରନେ, “ଆରି ଅଃଡ୍ଡିଙେ, (aiōn g165)
En als zij hun getuigenis zullen geeindigd hebben, zal het beest, dat uit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen, en zal hen doden. (Abyssos g12)
ଆ ସାକିବରଞ୍ଜି ଆସ୍ରୁଜ୍ଜେଏନ୍ ସିଲଡ୍ଲ୍ଲନ୍ ପାତାଡ଼ନ୍ ସିଲଡ୍ ଅବୟ୍ ଜନ୍ତୁନ୍ ଡୁଙ୍ତନାୟ୍, ଆନିନ୍ ସାକିମରଞ୍ଜି ବୟନ୍ ଅଲ୍ଜୁଜ୍ଜେତଜି, ଆରି ଆନିଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଅବ୍ନାରେଡାଲେ ରବ୍ବୁତଜି । (Abyssos g12)
En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ସିଲଡ୍ଲ୍ଲନ୍ ଅନବ୍ସାତ ପାଙ୍ଲଙ୍ବର୍ମରନ୍ ପନେଡନ୍ ପେଡେନ୍, ଆରି ସୋଡ଼ା ସର୍ରଙନ୍ ବାତ୍ତେ ରୁଆଙନ୍ ସିଲଡ୍ ବର୍ନେନ୍ ସଡ୍ଡାଏନ୍, “ପ୍ରବୁଲେନ୍ ଡ ଆ କ୍ରିସ୍ଟନ୍ ପୁର୍ତିଲୋଙନ୍ ରାଜାନେନ୍ ଆସନ୍ ନମିଞେନ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଅଦିକାରନ୍ ତନିୟନ୍ ଡେଏନ୍, ଆରି ଆନିନ୍ କେନ୍ ସିଲଡ୍ଲ୍ଲନ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ସାସନତେ ।” (aiōn g165)
En ik zag een anderen engel, vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie, om te verkondigen dengenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht, en taal, en volk; (aiōnios g166)
ଆରି ଅବୟ୍ ପାଙ୍ଲଙ୍ବର୍ମରନ୍ ମଡ୍ଡି ରୁଆଙ୍ଲୋଙନ୍ ଆରେଙେଙ୍ଡାଲନ୍ ଞେନ୍ ଗିୟ୍ଲାୟ୍, ପୁର୍ତିଲୋଙନ୍ ଆଡ୍ରକୋତନେଞ୍ଜି ଅଡ଼୍କୋ ଜାତିନ୍, ଅଡ଼୍କୋ କେଜ୍ଜାନ୍, ଅଡ଼୍କୋ ଲଙ୍ଲଙ୍ମରଞ୍ଜି ଡ ଅଡ଼୍କୋ କୁତ୍ତମ୍ମାନ୍ ଆ ମନ୍ରାଜି ଆମଙ୍ ଅନପ୍ପୁଙ୍ବରନ୍ ଆସନ୍ ଅବୟ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଆଡ୍ରକୋତନ୍ ଆ ମନଙ୍ବର୍ ଞାଙେନ୍ । ଆରି ଆନିନ୍ ସୋଡ଼ା ସର୍ରଙନ୍ ବାତ୍ତେ ବର୍ରନେ, (aiōnios g166)
En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt. (aiōn g165)
ତି ପରାନ୍ଡଣ୍ଡନ୍ ଆ ଓମୋଡ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ଡୁଙ୍ତନାୟ୍; ଆନାଜି ଜନ୍ତୁନ୍ ଡ ଆ କୋଙ୍ଡାଜନ୍ ପୁର୍ତଜି, ଆରି ଆ ସିନ୍ନନ୍ ଜାତଜି, ଆନିଞ୍ଜି ଅଡ଼୍କୋ ଡିନ୍ନାନ୍ ତଗଲ୍ ତମ୍ବା ଲୋଲୋନେନ୍ ଅଃଞାଙେଜି ।” (aiōn g165)
En een van de vier dieren gaf den zeven engelen zeven gouden fiolen, vol van den toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft. (aiōn g165)
ସିଲତ୍ତେ ଉଞ୍ଜି ପରାନ୍ନାଞ୍ଜି ଆମଙ୍ଲୋଙ୍ ସିଲଡ୍ ଅବୟ୍ ପରାନ୍ନାନ୍, ଆଏଡ଼ର୍ ଆମେଙ୍ ଆଡ୍ରକୋତନ୍ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆ ବନ୍ଡ୍ରାବ୍ ସାତଟା ସୁନା ସିମ୍ମାଲୋଙନ୍ ଆବରିଜନ୍ଆତେ, ତି ସାତଟା ପାଙ୍ଲଙ୍ବର୍ମରଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ତିୟେଞ୍ଜି । (aiōn g165)
Het beest, dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit den afgrond, en ten verderve gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet is, hoewel het is. (Abyssos g12)
ତି ଆମନ୍ ଆଗ୍ରିଜେନ୍ ଆ ଜନ୍ତୁ ଆମ୍ମୁଙ୍ ଡକୋଏନ୍, ବନ୍ଡ ନମି ତିଆତେ ଅବୟ୍ ତଡ୍, ଆରି ତିଆତେ ପାତାଡ଼ନ୍ ସିଲଡ୍ ଡୁଙ୍ତନାୟ୍ କି ଗୁରୁଡ୍ଡେତେ । ସିଲତ୍ତେ ପୁର୍ତିନ୍ ଆଗ୍ରଡେଲେନ୍ ଆ ଡିନ୍ନା ସିଲଡ୍ ପୁର୍ତିଲୋଙନ୍ ଆଡ୍ରକୋତଞ୍ଜି ଅଙ୍ଗା ମନ୍ରାଜି ଆଞୁମ୍ ଅନମେଙ୍ ବଇଲୋଙନ୍ ଆଇଡିଡ୍ ତଡ୍, ତି ଆ ମନ୍ରାଜି ଅଙ୍ଗା ଡିନ୍ନା ତି ଜନ୍ତୁନ୍ ଗିୟ୍ତଜି, ତିଆତେ ଆମ୍ମୁଙ୍ ଡକୋଏନ୍, ନମି ତିଆତେ ଅବୟ୍ ତଡ୍, ବନ୍ଡ ଆରି ବତର ଆନିନ୍ ଜିର୍ତାୟ୍ ଗାମ୍ଲେ ଆନିଞ୍ଜି ସାନ୍ନି ଡେତଜି ।” (Abyssos g12)
En zij zeiden ten tweeden maal: Halleluja! En haar rook gaat op in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ଆରି ବତର ଆନିଞ୍ଜି ବର୍ରଞ୍ଜି, “ଆଲିଲୁୟା, ଗଡ଼ାନ୍ ଆ ତଗୋ ଆ ଓମୋଡ୍ ଆଏଡ଼ର୍ ତୋଣ୍ଡୋନ୍ ଡୁଙ୍ଡୁଙ୍ଲନାୟ୍ତୋ ।” (aiōn g165)
En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had, die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt. (Limnē Pyr g3041 g4442)
ସିଲତ୍ତେ ଅଲ୍ଜୁଜ୍ଜେଲୋଙନ୍ ଜନ୍ତୁନ୍ ଞନମ୍ଡାଏନ୍, ଆରି ଅଙ୍ଗା କଣ୍ଡାୟ୍ ପୁର୍ବାଃତେ ବର୍ନେମର୍ ଜନ୍ତୁନ୍ ଆତେମଡ୍ ସାନ୍ନି କାବ୍ବାଡ଼ାନ୍ ଲୁମ୍ଲେ, ତିଆତେ ବୟନ୍ ଜନ୍ତୁନ୍ ଆ ସିନ୍ନ ଆଜ୍ରାଏଞ୍ଜି ଆ ମନ୍ରାଜି ଡ ଆ କୋଙ୍ଡାଜନ୍ ଆପୁର୍ରେଞ୍ଜି ଆ ମନ୍ରାଜିଆଡଙ୍ କଣ୍ଡାୟେଞ୍ଜି, ଆନିନ୍ ନିୟ୍ ଜନ୍ତୁନ୍ ବୟନ୍ ଞନମ୍ଡାଏନ୍; ତି ବାଗୁଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଆମେଙ୍ ଆମେଙନ୍ ଗନ୍ଦକନ୍ ଆଡ୍ରୁଡୁତେନ୍ ଆ କୁଣ୍ଡଲୋଙ୍ ପିଡେଞ୍ଜି । (Limnē Pyr g3041 g4442)
En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn hand; (Abyssos g12)
ସିଲଡ୍ଲ୍ଲନ୍ ଞେନ୍ ଆରି ଅବୟ୍ ପାଙ୍ଲଙ୍ବର୍ମରନ୍ ରୁଆଙନ୍ ସିଲଡ୍ ପଡ୍ଲନ୍ ଆଜିର୍ରାଞନ୍ ଗିୟ୍ଲାୟ୍, ଆସିଲୋଙନ୍ ପାତାଡ଼ନ୍ ଆ କଡ୍ଡା ଆରି ଅବୟ୍ ସୋଡ଼ାଡମ୍ ଆ ସିଙ୍କୁଡ଼ି ଡକୋଏନ୍ । (Abyssos g12)
En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geeindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. (Abyssos g12)
ଆରି, ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ପାତାଡ଼ଲୋଙନ୍ ପିଡ୍ଲେ ପାତାଡ଼ନ୍ ଆ ସନଙ୍ ଅଙଡେଞ୍ଜି କି ତେତ୍ତେ ଅବ୍ଜିଡେଞ୍ଜି, ବଆଜାର ବର୍ସେଙ୍ ଅଣ୍ଡ୍ରଙ୍ ବରିଜେନ୍ ଜାୟ୍ ଆନିନ୍ ଅନ୍ନିଙ୍ ଆ ମନ୍ରାଜିଆଡଙ୍ ଆରି କଣ୍ଡାୟ୍ଲେ ଅଃର୍ରପ୍ତିଏ; ତି ସିଲଡ୍ଲ୍ଲନ୍ ଅସୋୟ୍ ଡିନ୍ନା ଆସନ୍ ଆନିନ୍ଆଡଙ୍ ଅମ୍ଡୁଙ୍ତାଜି । (Abyssos g12)
En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken. (Hadēs g86)
ଆରି, ସମେଁୟ୍ଣ୍ଡ୍ରାଲୋଙନ୍ ଆର୍ରବୁଏଞ୍ଜି ଆ ମନ୍ରାଜି ଡୋଲନ୍ ଜିର୍ରାଜି, ପାତାଡ଼ଲୋଙନ୍ ଆଡ୍ରକୋଲଞ୍ଜି ଆରବୁମରଞ୍ଜି ନିୟ୍ ଡୁଙ୍ଲନ୍ ଜିର୍ରାଜି, ଆରି ଆନିଞ୍ଜି ଅଡ଼୍କୋଞ୍ଜି ରମ୍ମଙ୍ ରମ୍ମଙ୍ ଆ ଲନୁମ୍ ଅନ୍ତମ୍ ପନ୍ସୁଆତିନ୍ ଡେଏଞ୍ଜି । (Hadēs g86)
En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
ତେତ୍ତେ ଆରି ଅଃତ୍ତଗଲେ, ଆରି ଆନିଞ୍ଜି ଆସନ୍ ପିଙ୍କନ୍ କି ଓୟୋଙନ୍ ଆ ସନାଆର୍ ସନାୟ୍ସାୟ୍ ତଡ୍, ଇନିଆସନ୍ଗାମେଣ୍ଡେନ୍ ପ୍ରବୁ ଇସ୍ୱରନ୍ ଆନିଞ୍ଜିଆଡଙ୍ ଅବ୍ସାଆର୍ତଜି ଆରି ଆନିଞ୍ଜି ଆଏଡ଼ର୍ ଆସନ୍ ରାଜାତଞ୍ଜି । (aiōn g165)
Questioned verse translations do not contain Aionian Glossary words, but may wrongly imply eternal or Hell
Looft Hem met hel klinkende cimbalen; looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid! (questioned)
Deze zijn waterloze fonteinen, wolken van een draaiwind gedreven, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. (questioned)
