Aionian Verses

En al zijn zonen, en al zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten; maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide: Want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. Alzo beweende hem zijn vader. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar hij zeide: Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; zo hem een verderf ontmoette op den weg, dien gij zult gaan, zo zoudt gij mijn grauwe haren met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Indien gij nu dezen ook van mijn aangezicht wegneemt, en hem een verderf ontmoette, zo zoudt gij mijn grauwe haren met jammer ten grave doen nederdalen! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zo zal het geschieden, als hij ziet, dat de jongeling er niet is, dat hij sterven zal; en uw knechten zullen de grauwe haren van uw knecht, onzen vader, met droefenis ten grave doen nederdalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar indien de HEERE wat nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden hen met alles wat hunner is, en zij levend ter helle zullen nedervaren; alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd hebben. (Sheol h7585)
(parallel missing)
En zij voeren neder, zij en alles wat hunner was, levend ter helle; en de aarde overdekte hen, en zij kwamen om uit het midden der gemeente. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Banden der hel omringden mij; strikken des doods bejegenden mij. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doe dan naar uw wijsheid, dat gij zijn grauwe haar niet met vrede in het graf laat dalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar nu, houd hem niet onschuldig, dewijl gij een wijs man zijt; en gij zult weten, wat gij hem doen zult, opdat gij zijn grauwe haar met bloed in het graf doet dalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Een wolk vergaat en vaart henen; alzo die in het graf daalt, zal niet weder opkomen. (Sheol h7585)
As the cloud dissolveth and wasteth away, So he that goeth down to the grave shall arise no more; (Sheol h7585)
Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? (Sheol h7585)
'Tis high as heaven, what canst thou do? Deeper than hell, what canst thou know? (Sheol h7585)
Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart! (Sheol h7585)
O that thou wouldst hide me in the under-world! That thou wouldst conceal me till thy wrath be past! That thou wouldst appoint me a time, and then remember me! (Sheol h7585)
Zo ik wacht, het graf zal mijn huis wezen; in de duisternis zal ik mijn bed spreiden. (Sheol h7585)
Yea, I look to the grave as my home; I have made my bed in darkness. (Sheol h7585)
Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal. (Sheol h7585)
It must go down to the bars of the under-world, As soon as there is rest for me in the dust. (Sheol h7585)
In het goede verslijten zij hun dagen; en in een ogenblik dalen zij in het graf. (Sheol h7585)
They spend their days in prosperity, And in a moment go down to the under-world. (Sheol h7585)
De droogte mitsgaders de hitte nemen de sneeuwwateren weg; alzo het graf dergenen, die gezondigd hebben. (Sheol h7585)
As drought and heat consume the snow waters, So doth the grave the wicked. (Sheol h7585)
De hel is naakt voor Hem, en geen deksel is er voor het verderf. (Sheol h7585)
The under-world is naked before him, And destruction is without covering. (Sheol h7585)
Want in den dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf? (Sheol h7585)
For in death no praise is given to thee; In the underworld who can give thee thanks? (Sheol h7585)
De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen. (Sheol h7585)
The wicked shall be driven into the underworld; Yea, all the nations that forger God. (Sheol h7585)
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie. (Sheol h7585)
For thou wilt not give me up to the underworld; Nor wilt thou suffer thy holy one to see the pit. (Sheol h7585)
Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij. (Sheol h7585)
The snares of the underworld surrounded me, And the nets of death seized upon me. (Sheol h7585)
HEERE! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald. (Sheol h7585)
O LORD! thou hast raised me up from the underworld; Thou hast kept me alive, that I should not go down to the pit. (Sheol h7585)
HEERE! laat mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan; laat de goddelozen beschaamd worden, laat hen zwijgen in het graf. (Sheol h7585)
Let me not be put to shame, O LORD! for I have called upon thee; Let the wicked be put to shame; Let them be silenced in the grave! (Sheol h7585)
Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning. (Sheol h7585)
Like sheep they are cast into the underworld; Death shall feed upon them; And the upright shall soon trample upon them. Their form shall be consumed in the underworld, And they shall no more have a dwelling-place. (Sheol h7585)
Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. (Sela) (Sheol h7585)
But God will redeem my life from the underworld; Yea, he will take me under his care. (Pause) (Sheol h7585)
Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen. (Sheol h7585)
May sudden death seize upon them! May they go down to the underworld alive! For wickedness is in their dwellings, in the midst of them. (Sheol h7585)
Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs uitgerukt. (Sheol h7585)
For thy kindness to me hath been great; Thou hast delivered me from the depths of the underworld! (Sheol h7585)
Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf. (Sheol h7585)
For my soul is full of misery, And my life draweth near to the underworld. (Sheol h7585)
Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? (Sela) (Sheol h7585)
What man liveth, and seeth not death? Who can deliver himself from the underworld? (Sheol h7585)
De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis. (Sheol h7585)
The snares of death encompassed me, And the pains of the underworld seized upon me; I found distress and sorrow. (Sheol h7585)
Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. (Sheol h7585)
If I ascend into heaven, thou art there! If I make my bed in the underworld, behold, thou art there! (Sheol h7585)
Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde iets gekloofd en verdeeld had. (Sheol h7585)
So are our bones scattered at the mouth of the underworld, As when one furroweth and ploweth up the land. (Sheol h7585)
Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; (Sheol h7585)
Let us swallow them up alive, like the underworld, Yea, in full health, as those that go down into the pit; (Sheol h7585)
Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. (Sheol h7585)
Her feet go down to death; Her steps lay hold of the under-world. (Sheol h7585)
Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods. (Sheol h7585)
Her house is the way to the under-world, Leading down to the chambers of death. (Sheol h7585)
Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel. (Sheol h7585)
But he considereth not that the dead are there, That in the vales of the under-world are her guests. (Sheol h7585)
De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensen kinderen? (Sheol h7585)
The underworld, yea, the region of death, is before the LORD; How much more the hearts of the sons of men! (Sheol h7585)
De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden. (Sheol h7585)
The path of life is upward for the wise, So that he turneth away from the underworld beneath. (Sheol h7585)
Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden. (Sheol h7585)
Beat him thyself with the rod, And thou shalt rescue him from the underworld. (Sheol h7585)
De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd. (Sheol h7585)
The realms of the dead are never full; So the eyes of man are never satisfied. (Sheol h7585)
Het graf, de gesloten baarmoeder, de aarde, die van water niet verzadigd wordt, en het vuur zegt niet: Het is genoeg! (Sheol h7585)
The underworld, and the barren womb; The earth, which is not satiated with water, And fire, which never saith, “It is enough!” (Sheol h7585)
Alles, wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar gij heengaat. (Sheol h7585)
Whatever thy hand findeth to do, do it with thy might! For there is no work nor device nor knowledge nor wisdom in the under-world, whither thou goest. (Sheol h7585)
Zet mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm; want de liefde is sterk als de dood; de ijver is hard als het graf; haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des HEEREN. (Sheol h7585)
O set me as a seal upon thy heart, As a seal upon thine arm! For love is strong as death; True love is firm as the grave: Its flames are flames of fire, The fire of Jehovah. (Sheol h7585)
Daarom zal het graf zichzelf wijd opensperren, en zijn mond opendoen, zonder maat; opdat nederdale haar heerlijkheid, en haar menigte, met haar gedruis, en die in haar van vreugde opspringt. (Sheol h7585)
Therefore doth the under-world enlarge its greedy throat, And stretch open its mouth without measure, And down go her nobility and her wealth, Her busy throng, and all that was joyful within her. (Sheol h7585)
Eis u een teken van den HEERE, uw God; eis beneden in de diepte, of eis boven uit de hoogte. (Sheol h7585)
“Ask thee a sign of Jehovah, thy God; Ask it from below, or in the height above!” (Sheol h7585)
De hel van onderen was beroerd om uwentwil, om u tegemoet te gaan, als gij kwaamt; zij wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde; zij doet al de koningen der heidenen van hun tronen opstaan. (Sheol h7585)
The under-world is in commotion on account of thee, To meet thee at thy coming; It stirreth up before thee the shades, all the mighty of the earth; It arouseth from their thrones all the kings of the nations; (Sheol h7585)
Uw hovaardij is in de hel nedergestort, met het geklank uwer luiten; de maden zullen onder u gestrooid worden, en de wormen zullen u bedekken. (Sheol h7585)
Thy pomp is brought down to the grave, And the sound of thy harps. Vermin have become thy couch, And worms thy covering. (Sheol h7585)
Ja, in de hel zult gij nedergestoten worden, aan de zijden van den kuil! (Sheol h7585)
But thou art brought down to the grave, To the depths of the pit. (Sheol h7585)
Omdat gijlieden zegt: Wij hebben een verbond met den dood gemaakt, en met de hel hebben wij een voorzichtig verdrag gemaakt; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, zal hij tot ons niet komen; want wij hebben de leugen ons tot een toevlucht gesteld, en onder de valsheid hebben wij ons verborgen. (Sheol h7585)
Since ye say, “We have entered into a covenant with death, And with the under-world have we made an agreement, The overflowing scourge, when it passeth through, shall not reach us; For we have made falsehood our refuge, And in deceit we have hidden ourselves.” (Sheol h7585)
En ulieder verbond met den dood zal te niet worden, en uw voorzichtig verdrag met de hel zal niet bestaan; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, dan zult gijlieden van denzelven vertreden worden. (Sheol h7585)
And your covenant with death shall be broken, And your agreement with the under-world shall not stand; When the overflowing scourge shall pass through, By it shall ye be beaten down. (Sheol h7585)
Ik zeide: Vanwege de afsnijding mijner dagen, zal ik tot de poorten des grafs heengaan, ik word beroofd van het overige mijner jaren. (Sheol h7585)
I said: “Now, in the quiet of my days, shall I go down to the gates of the under-world; I am deprived of the residue of my years.” (Sheol h7585)
Want het graf zal U niet loven, de dood zal U niet prijzen; die in den kuil nederdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen. (Sheol h7585)
For the under-world cannot praise thee; The realms of death cannot celebrate thee; They that go down to the pit cannot wait for thy faithfulness. (Sheol h7585)
En gij trekt met olie tot den koning, en gij vermenigvuldigt uw welriekende zalven; en gij zendt uw gezanten verre weg, en vernedert u tot de hel toe. (Sheol h7585)
Thou goest to the king with oil, And takest much precious perfume; Thou sendest thine ambassadors afar, Yea, down to the under-world. (Sheol h7585)
Zo zegt de Heere HEERE: Ten dage, als hij ter helle nederdaalde, maakte Ik een treuren; Ik bedekte om zijnentwil den afgrond, en weerde de stromen van dien, en de grote wateren werden geschut; en Ik maakte den Libanon om zijnentwil zwart, en al het geboomte des velds was om zijnentwil bewonden. (Sheol h7585)
Thus saith the Lord Jehovah: In the day when he went down to the grave, I caused the deep to mourn, I covered it for him; I restrained on account of him the streams, and the great waters were kept back; And I caused Lebanon to mourn for him, And all the trees of the field fainted for him. (Sheol h7585)
Van het geluid zijns vals deed Ik de heidenen beven, als Ik hem ter helle deed nederdalen, met degenen, die in den kuil nederdalen; en alle bomen van Eden, de keur en het beste van Libanon, alle bomen, die water drinken, troostten zich in het onderste der aarde. (Sheol h7585)
At the sound of his fall I made the nations to shake, When I cast him down to the grave, To them that have gone down to the pit; And all the trees of Eden, The choice and best of Lebanon, Even all that drink water, Were comforted in the lower parts of the earth. (Sheol h7585)
Diezelve daalden ook met hem neder ter helle, tot de verslagenen van het zwaard; en die zijn arm geweest waren, die onder zijn schaduw in het midden der heidenen gezeten hadden. (Sheol h7585)
They also went down into the grave with him, To them that have been slain with the sword; They also that were his arm, That dwelt under his shadow among the nations. (Sheol h7585)
De machtigste der helden zullen hem, met zijn helpers, toespreken, uit het midden der hel; zij zijn nedergedaald, de onbesnedenen liggen er, verslagen van het zwaard; (Sheol h7585)
The mightiest heroes from the midst of the pit shall speak to him and his helpers; For they are gone down, they lie uncircumcised, slain by the sword. (Sheol h7585)
Maar zij liggen niet met de helden, die onder de onbesnedenen gevallen zijn; die ter helle zijn nedergedaald met hun krijgswapenen, en welker zwaarden men gelegd heeft onder hun hoofden; welker ongerechtigheid nochtans op hun beenderen is, omdat der helden schrik in het land der levenden geweest is. (Sheol h7585)
Shall they not lie with the mighty of the uncircumcised that are fallen, Who have gone down to the pit with their weapons of war, Having their swords laid under their heads, And their iniquity resting upon their bones, Though they were the terror of the mighty in the land of the living? (Sheol h7585)
Doch Ik zal hen van het geweld der hel verlossen, Ik zal ze vrijmaken van den dood: o dood! waar zijn uw pestilentien? hel! waar is uw verderf? Berouw zal van Mijn ogen verborgen zijn, (Sheol h7585)
I will ransom them from the power of the grave; I will redeem them from death; O death, where is thy plague? O grave, where is thy destruction? Repentance is hidden from mine eyes. (Sheol h7585)
Al groeven zij tot in de hel, zo zal Mijn hand ze van daar halen, en al klommen zij in den hemel, zo zal Ik ze van daar doen nederdalen. (Sheol h7585)
Though they dig down to the under-world, Thence shall my hand take them; Though they climb up to heaven, Thence will I bring them down. (Sheol h7585)
En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE, en Hij antwoordde mij; uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. (Sheol h7585)
and said: — I cried by reason of my distress to Jehovah, And he heard me: Out of the depth of the under-world I cried, And thou didst hear my voice. (Sheol h7585)
En ook dewijl hij trouwelooslijk handelt bij den wijn, een trots man is, en in zijn woning niet blijft; die zijn ziel wijd opendoet als het graf, en gelijk de dood is, die niet zat wordt, en tot zich verzamelt al de heidenen, en vergadert tot zich alle volken. (Sheol h7585)
Behold, the man of wine is outrageous; The proud man remaineth not at rest; He enlargeth his desire as the grave; He is as death, and cannot be satisfied; He gathereth to himself all the nations, And collecteth to himself all the kingdoms. (Sheol h7585)
Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur. (Geenna g1067)
But I say to you, that whoever is angry with his brother shall be in danger of the Judges; and whoever shall say to his brother, Simpleton! shall be in danger of the Council; and whoever shall say, Fool! shall be in danger of hell-fire. (Geenna g1067)
Indien dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna g1067)
And if thy right eye cause thee to offend, pluck it out, and cast it from thee; for it is better for thee that one of thy members should perish, than that thy whole body should be cast into hell. (Geenna g1067)
En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af, en werpt ze van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. (Geenna g1067)
And if thy right hand cause thee to offend, cut it off, and cast it from thee; for it is better for thee that one of thy members should perish, than that thy whole body should go away into hell. (Geenna g1067)
En vreest u niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel. (Geenna g1067)
And fear not those who kill the body, but are not able to kill the soul; but rather fear him who is able to destroy both soul and body in hell. (Geenna g1067)
En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn. (Hadēs g86)
And thou, Capernaum! shalt thou be exalted to heaven? Thou shalt be brought down to the underworld; for if the miracles which were done in thee had been done in Sodom, it would have remained until this day. (Hadēs g86)
En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. (aiōn g165)
And whoever speaketh a word against the Son of man, it will be forgiven him; but whoever speaketh against the Holy Spirit, it will not be forgiven him, either in this world, or in the world to come. (aiōn g165)
En die in de doornen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms verstikt het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn g165)
And what was sown among the thorns, this is he that heareth the word, but the cares of the world and the deceitfulness of riches choke the word, and he becometh unfruitful. (aiōn g165)
En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen. (aiōn g165)
the enemy that sowed them is the Devil; the harvest is the end of the world; and the reapers are angels. (aiōn g165)
Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd, en met vuur verbrand wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld. (aiōn g165)
As therefore the tares are gathered up and burned with fire, so will it be at the end of the world. (aiōn g165)
Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden; (aiōn g165)
So will it be at the end of the world. The angels will come forth, and separate the wicked from among the righteous, (aiōn g165)
En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. (Hadēs g86)
And I on my part say to thee, that thou art Peter, a rock, and on this rock will I build my church, and the gates of the underworld shall not prevail against it. (Hadēs g86)
Indien dan uw hand of uw voet u ergert, houwt ze af en werpt ze van u. Het is u beter, tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden. (aiōnios g166)
And if thy hand or thy foot is causing thee to fall, cut it off, and cast it from thee; it is better for thee to enter into life maimed or lame, than having two hands, or two feet, to be cast into the everlasting fire. (aiōnios g166)
En indien uw oog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u. Het is u beter, maar een oog hebbende, tot het leven in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden. (Geenna g1067)
And if thine eye is causing thee to fall, pluck it out, and cast it from thee; it is better for thee to enter into life with one eye, than having two eyes to be cast into hell-fire. (Geenna g1067)
En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? (aiōnios g166)
And lo! one came to him and said, Teacher, what good thing shall I do, that I may have everlasting life? (aiōnios g166)
En zo wie zal verlaten hebben, huizen, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven beerven. (aiōnios g166)
And every one who hath left brothers, or sisters, or father, or mother, or children, or lands, or houses, for the sake of my name, will receive many fold more, and will inherit everlasting life. (aiōnios g166)
En ziende, een vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem toe, en vond niets aan denzelven, dan alleenlijk bladeren; en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht meer in der eeuwigheid! En de vijgeboom verdorde terstond. (aiōn g165)
And seeing one fig-tree by the road-side, he went up to it, and found nothing on it, but leaves only; and he saith to it, Let there be no fruit from thee hencefoward for ever. And immediately the fig-tree withered. (aiōn g165)
Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij omreist zee en land, om een Jodengenoot te maken, en als hij het geworden is, zo maakt gij hem een kind der helle, tweemaal meer dan gij zijt. (Geenna g1067)
Woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! for ye compass sea and land to make one proselyte; and when he is made, ye make him two-fold mole a son of hell than yourselves. (Geenna g1067)
Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden? (Geenna g1067)
Serpents, brood of vipers! how can ye escape the punishment of hell? (Geenna g1067)
En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de voleinding der wereld? (aiōn g165)
And as he was sitting upon the Mount of Olives, the disciples came to him privately, saying, Tell us, when will these things be? and what will be the signs of thy coming, and of the end of the world? (aiōn g165)
Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. (aiōnios g166)
Then will he say also to those on the left hand, Depart from me, ye cursed, into the everlasting fire, which is prepared for the Devil and his angels. (aiōnios g166)
En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. (aiōnios g166)
And these will go away into everlasting punishment; but the righteous into everlasting life. (aiōnios g166)
lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. (aiōn g165)
teaching them to observe all things, whatever I have commanded you. And, lo! I am with you always, unto the end of the world. (aiōn g165)
Maar zo wie zal gelasterd hebben tegen den Heiligen Geest, die heeft geen vergeving in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels. (aiōn g165, aiōnios g166)
but he that shall blaspheme against the Holy Spirit hath no forgiveness forever, but is exposed to everlasting sin.— (aiōn g165, aiōnios g166)
En de zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms en de begeerlijkheden omtrent de andere dingen, inkomende, verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar. (aiōn g165)
but the cares of the world, and the deceitfulness of riches, and the lusts of other things entering in, choke the word, and it becometh unfruitful. (aiōn g165)
En indien uw hand u ergert, houwt ze af; het is u beter verminkt tot het leven in te gaan, dan de twee handen hebbende, heen te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna g1067)
And if thy hand cause thee to fall away, cut it off. It is better for thee to enter into life maimed, than having the two hands to go away into hell, into the fire that is unquenchable. (Geenna g1067)
En indien uw voet u ergert, houwt hem af; het is u beter kreupel tot het leven in te gaan, dan de twee voeten hebbende, geworpen te worden in de hel, in het onuitblusselijk vuur; (Geenna g1067)
And if thy foot is causing thee to fall away, cut it off; it is better for thee to enter into life lame, than having the two feet to be cast into hell. (Geenna g1067)
En indien uw oog u ergert, werpt het uit; het is u beter maar een oog hebbende in het Koninkrijk Gods in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden; (Geenna g1067)
And if thine eye is causing thee to fall away, pluck it out; it is better for thee to enter into the kingdom of God with one eye, than having two eyes to be cast into hell, (Geenna g1067)
En als Hij uitging op den weg, liep een tot Hem, en voor Hem op de knieen vallende, vraagde Hem: Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beerve? (aiōnios g166)
And as he was going out into the way, a certain one running up and kneeling to him, asked him, Good teacher, what shall I do that I may inherit everlasting life? (aiōnios g166)
Of hij ontvangt honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en zusters, en moeders, en kinderen, en akkers, met de vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
who will not receive a hundredfold in the time that now is, houses, and brothers, and sisters, and mothers, and children, and lands, with persecutions, and in the world to come everlasting life. (aiōn g165, aiōnios g166)
En Jezus, antwoordende, zeide tot denzelven: Niemand ete enige vrucht meer van u in der eeuwigheid! En Zijn discipelen hoorden het. (aiōn g165)
And he answering said to it, Let no one eat fruit from thee henceforth for ever. And his disciples heard him. (aiōn g165)
En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. (aiōn g165)
and he shall reign over the house of Jacob for ever; and of his kingdom there shall be no end. (aiōn g165)
(Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham, en zijn zaad) in eeuwigheid. (aiōn g165)
toward Abraham and his offspring for ever, as he spoke to our fathers. (aiōn g165)
Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn; (aiōn g165)
as he spoke by the mouth of his holy prophets of old, (aiōn g165)
En zij baden Hem, dat Hij hun niet gebieden zou in den afgrond heen te varen. (Abyssos g12)
And they besought him not to command them to go away into the abyss. (Abyssos g12)
En gij, Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. (Hadēs g86)
And thou, Capernaum! shalt thou be exalted to heaven? thou shalt be brought down to the underworld. (Hadēs g86)
En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios g166)
And lo! a certain lawyer stood up to try him, saying, Teacher, what shall I do to inherit everlasting life? (aiōnios g166)
Maar Ik zal u tonen, Wien gij vrezen zult: vreest Dien, Die, nadat Hij gedood heeft, ook macht heeft in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, vreest Dien! (Geenna g1067)
But I will warn you whom to fear; fear him who after he hath killed hath power to cast into hell; yea, I say to you, fear him. (Geenna g1067)
En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtiglijk gedaan had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger, dan de kinderen des lichts, in hun geslacht. (aiōn g165)
And the lord commended the unjust steward for having done wisely; for the sons of this world are wiser toward their generation than the sons of light. (aiōn g165)
En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen. (aiōnios g166)
And I say to you, Make to yourselves friends with the unrighteous mammon; that, when it faileth, ye may be received into everlasting habitations. (aiōnios g166)
En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot. (Hadēs g86)
And in the underworld he lifted up his eyes, being in torments, and seeth Abraham afar off, and Lazarus in his bosom. (Hadēs g86)
En een zeker overste vraagde Hem, zeggende: Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? (aiōnios g166)
And a certain ruler asked him, saying, Good teacher, what shall I do to inherit everlasting life? (aiōnios g166)
Die niet zal veelvoudig weder ontvangen in dezen tijd, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
who will not receive many fold more in the present time, and in the world to come everlasting life. (aiōn g165, aiōnios g166)
En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen, en worden ten huwelijk uitgegeven; (aiōn g165)
And Jesus said to them, The sons of this world marry, and are given in marriage; (aiōn g165)
Maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch ten huwelijk uitgegeven worden; (aiōn g165)
but they who have been accounted worthy to obtain that world, and the resurrection from the dead, neither marry, nor are given in marriage; (aiōn g165)
Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios g166)
that every one who believeth in him may have everlasting life. (aiōnios g166)
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (aiōnios g166)
For God so loved the world, that he gave the only begotten Son, that every one who believeth in him may not perish, but may have everlasting life. (aiōnios g166)
Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. (aiōnios g166)
He that believeth in the Son hath everlasting life; and he that disobeyeth the Son shall not see life, but the wrath of God abideth on him. (aiōnios g166)
Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
but whoever drinketh of the water that I will give him, will never thirst; but the water that I will give him will become within him a well of water springing up to everlasting life. (aiōn g165, aiōnios g166)
En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait. (aiōnios g166)
Already is the reaper receiving wages, and gathering fruit unto everlasting life; that both the sower and the reaper may rejoice together. (aiōnios g166)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. (aiōnios g166)
Truly, truly do I say to you, He that heareth my word, and believeth him that sent me, hath everlasting life, and cometh not into condemnation, but hath passed out of death into life. (aiōnios g166)
Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen. (aiōnios g166)
Ye search the Scriptures, because ye yourselves think that in them ye have everlasting life; and it is they which testify of me; (aiōnios g166)
Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld. (aiōnios g166)
Labor not for the food that perisheth, but for the food that endureth to everlasting life, which the Son of man giveth to you; for on him hath the Father set his seal, even God. (aiōnios g166)
En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios g166)
For this is the will of my Father, that every one who looketh on the Son and believeth in him, shall have everlasting life; and I will raise him up in the last day. (aiōnios g166)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. (aiōnios g166)
Truly, truly do I say to you, He that believeth hath everlasting life. (aiōnios g166)
Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. (aiōn g165)
I am the living bread which came down from heaven; if any one eat of my bread, he will live for ever. Yea, and the bread which I will give for the life of the world is my flesh. (aiōn g165)
Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios g166)
He that eateth my flesh and drinketh my blood hath everlasting life; and I will raise him up in the last day. (aiōnios g166)
Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven. (aiōn g165)
This is the bread which came down from heaven; not as the fathers ate, and died; he that eateth this bread will live for ever. (aiōn g165)
Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. (aiōnios g166)
Simon Peter answered him, Lord, to whom shall we go? Thou hast words of everlasting life; (aiōnios g166)
En de dienstknecht blijft niet eeuwiglijk in het huis, de zoon blijft er eeuwiglijk. (aiōn g165)
And the bond-servant abideth not in the house for ever; the son abideth for ever. (aiōn g165)
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid. (aiōn g165)
Truly, truly do I say to you, If any one keep my word, he will never see death. (aiōn g165)
De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. Abraham is gestorven, en de profeten; en zegt Gij: Zo iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid? (aiōn g165)
The Jews said to him, Now we know that thou hast a demon. Abraham died, and the prophets; and thou sayest, If any one keep my word, he will never taste of death. (aiōn g165)
Van alle eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. (aiōn g165)
Since the world began, it was never heard that any one opened the eyes of a man born blind. (aiōn g165)
En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. (aiōn g165, aiōnios g166)
and I give them everlasting life; and they shall never perish, nor shall any one tear them out of my hand. (aiōn g165, aiōnios g166)
En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? (aiōn g165)
and whoever liveth and believeth in me will never die. Believest thou this? (aiōn g165)
Die zijn leven liefheeft, zal hetzelve verliezen; en die zijn leven haat in deze wereld, zal hetzelve bewaren tot het eeuwige leven. (aiōnios g166)
He that loveth his life loseth it; and he that hateth his life in this world will keep it unto everlasting life. (aiōnios g166)
De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen? (aiōn g165)
The multitude therefore answered him, We have heard out of the Law that the Christ abideth for ever; how then dost thou say that the Son of man must be lifted up? Who is this Son of man? (aiōn g165)
En Ik weet, dat Zijn gebod het eeuwige leven is. Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader gezegd heeft. (aiōnios g166)
and I know that what he hath committed to me is everlasting life. What I speak therefore, I speak as the Father hath directed me. (aiōnios g166)
Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet wasse, gij hebt geen deel met Mij. (aiōn g165)
Peter saith to him, Thou shalt never wash my feet. Jesus answered him, If I wash thee not, thou hast no part with me. (aiōn g165)
En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; (aiōn g165)
and I will pray the Father, and he will give you another Comforter, that he may be with you for ever; (aiōn g165)
Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve. (aiōnios g166)
according as thou gavest him authority over all flesh, that he should give everlasting life to all whom thou hast given him. (aiōnios g166)
En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt. (aiōnios g166)
And this is the everlasting life, to know thee, the only true God, and Jesus Christ whom thou didst send. (aiōnios g166)
Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten, noch zult Uw Heilige over geven, om verderving te zien. (Hadēs g86)
because thou wilt not abandon my soul to the underworld, nor wilt thou suffer thy holy one to see corruption. (Hadēs g86)
Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien. (Hadēs g86)
he foresaw and spoke of the resurrection of Christ, that neither was he abandoned to the underworld, nor did his flesh see corruption. (Hadēs g86)
Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. (aiōn g165)
whom heaven indeed must receive until the times of a restoration of all things; of which times God spoke by the mouth of his holy prophets from the days of old. (aiōn g165)
Maar Paulus en Barnabas, vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen. (aiōnios g166)
Then Paul and Barnabas said boldly and plainly, It was necessary that the word of God should first be spoken to you; but seeing ye thrust it from you, and judge yourselves unworthy of the everlasting life, lo! we turn to the gentiles. (aiōnios g166)
Als nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich, en prezen het Woord des Heeren; en er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. (aiōnios g166)
And when the gentiles heard this, they rejoiced, and glorified the word of the Lord; and as many as were ordained to everlasting life, believed. (aiōnios g166)
Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. (aiōn g165)
which were known from the beginning.” (aiōn g165)
Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. (aïdios g126)
For, ever since the creation of the world, his invisible attributes, even his eternal power and divinity, being perceived from his works, are clearly seen, so that they might be without excuse. (aïdios g126)
Als die de waarheid Gods veranderd hebben in de leugen, en het schepsel geeerd en gediend hebben boven den Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid, amen. (aiōn g165)
because they changed the true God for false gods, and adored and worshipped created things rather than the Creator, who is blessed for ever. Amen. (aiōn g165)
Dengenen wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid, en eer, en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven; (aiōnios g166)
everlasting life to those who by patient continuance in well-doing seek for glory, and honor, and incorruption; (aiōnios g166)
Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere. (aiōnios g166)
that as sin reigned in death, so grace might reign through righteousness to everlasting life, through Jesus Christ our Lord. (aiōnios g166)
Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven. (aiōnios g166)
But now having been delivered from the slavery of sin, and having become the bondservants of God, ye have holiness as the fruit, and everlasting life as the end. (aiōnios g166)
Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. (aiōnios g166)
For the wages of sin is death; but the free gift of God is everlasting life, through Christ Jesus our Lord. (aiōnios g166)
Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
whose are the fathers, and from whom, as to the flesh, was the Christ. He who is over all, God, be blessed for ever! Amen. (aiōn g165)
Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. (Abyssos g12)
Or, “Who shall descend into the abyss?” that is, to bring up Christ from the dead. (Abyssos g12)
Want God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn. (eleēsē g1653)
For God delivered up all to disobedience, that he might have mercy upon all. (eleēsē g1653)
Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
For from him, and through him, and to him are all things. To him be the glory for ever! Amen. (aiōn g165)
En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij. (aiōn g165)
and be not conformed to the fashion of this world, but be transformed by the renewal of your mind, that ye may learn by experience what is the will of God, what is good, and well-pleasing, and perfect. (aiōn g165)
Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; (aiōnios g166)
Now to him who is able to establish you according to my gospel and the preaching of Jesus Christ, according to the revelation of the mystery which for eternal ages was unrevealed, (aiōnios g166)
Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt; (aiōnios g166)
but is now made manifest, and through the writings of the prophets, by the command of the everlasting God, is made known to all the nations to bring them to obedience to the faith, — (aiōnios g166)
Den zelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
to God, the only wise, through Jesus Christ, to whom be the glory for ever! Amen. (aiōn g165)
Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? (aiōn g165)
Where is the wise man? Where the scribe? Where the disputer of this world? Hath not God made foolish the wisdom of the world? (aiōn g165)
En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid, niet dezer wereld, noch der oversten dezer wereld, die te niet worden; (aiōn g165)
But we do speak wisdom among the perfect; not, however, the wisdom of this world, nor of the rulers of this world, who are coming to nought; (aiōn g165)
Maar wij spreken de wijsheid Gods, bestaande in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was; (aiōn g165)
but we speak God's wisdom in a mystery, the hidden wisdom, which God determined on before the world was, for our glory; (aiōn g165)
Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij den Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben. (aiōn g165)
which none of the rulers of this world comprehended; for had they comprehended it, they would not have crucified the Lord of glory; (aiōn g165)
Niemand bedriege zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden. (aiōn g165)
Let no one deceive himself; if any one thinketh himself wise among you in this world, let him become a fool, that he may become wise. (aiōn g165)
Daarom, indien de spijs mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet ergere. (aiōn g165)
Wherefore, if food cause my brother to fall, I will eat no flesh for ever, lest I cause my brother to fall. Am I not free? (aiōn g165)
En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn. (aiōn g165)
Now these things happened to them as warnings, and were recorded for our admonition, to whom the ends of the ages have come. (aiōn g165)
Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? (Hadēs g86)
“Where, O death, is thy sting? Where, O death, is thy victory?” (Hadēs g86)
In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is. (aiōn g165)
in whom the God of this world blinded the understandings of the unbelieving, so that they cannot behold the light of the gospel of the glory of Christ, who is the image of God. (aiōn g165)
Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; (aiōnios g166)
For our light affliction, which is but for a moment, worketh out for us, in a higher and still higher degree, an everlasting weight of glory; (aiōnios g166)
Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig. (aiōnios g166)
while we look not at the things which are seen, but at the things which are not seen; for the things which are seen are but for a time; but the things which are not seen are ever lasting. (aiōnios g166)
Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. (aiōnios g166)
For we know that, if our earthly tent-habitation be destroyed, we have a building provided by God, a house not made with hands, everlasting, in the heavens. (aiōnios g166)
Gelijk er geschreven is: Hij heeft gestrooid, hij heeft den armen gegeven; Zijn gerechtigheid blijft in der eeuwigheid. (aiōn g165)
as it is written: “He dispersed abroad, he gave to the poor; his righteousness remaineth for ever.” (aiōn g165)
De God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg. (aiōn g165)
The God and Father of the Lord Jesus, who is blessed for evermore, knoweth that I am not lying. (aiōn g165)
Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader; (aiōn g165)
who gave himself for our sins, that he might deliver us from the present evil world, according to the will of God our Father; (aiōn g165)
Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
to whom be the glory for ever and ever! Amen. (aiōn g165)
Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven maaien. (aiōnios g166)
for he that soweth to his flesh, shall of the flesh reap corruption; but he that soweth to the Spirit, shall of the Spirit reap life everlasting. (aiōnios g166)
Verre boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en allen naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende; (aiōn g165)
far above all rule, and authority, and power, and dominion, and every name that is named, not only in this world, but also in that which is to come; (aiōn g165)
In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid; (aiōn g165)
in which ye once walked according to the course of this world, according to the prince of the powers of the air, the spirit that is now working in the sons of disobedience; (aiōn g165)
Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus. (aiōn g165)
that he might show in the ages to come the exceeding riches of his grace in kindness toward us in Christ Jesus. (aiōn g165)
En allen te verlichten, dat zij mogen verstaan, welke de gemeenschap der verborgenheid zij, die van alle eeuwen verborgen is geweest in God, Welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus; (aiōn g165)
to make all men see what is the dispensation of the mystery, which hath been hidden for ages in God, who created all things; (aiōn g165)
Naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onzen Heere; (aiōn g165)
according to his purpose for ages, which he accomplished in Christ Jesus our Lord; (aiōn g165)
Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de Gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
to him be the glory in the church in Christ Jesus throughout all generations, for ever and ever. Amen. (aiōn g165)
Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. (aiōn g165)
for our wrestling is not against flesh and blood, but against principalities, against powers, against the world-rulers of this darkness, against the spiritual hosts of evil in the heavenly regions. (aiōn g165)
Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
Now to God, our Father, be glory for ever. Amen. (aiōn g165)
Namelijk de verborgenheid, die verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen; (aiōn g165)
the mystery which hath been hidden for ages and generations, but hath been now revealed to his saints; (aiōn g165)
Dewelken zullen tot straf lijden het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid Zijner sterkte, (aiōnios g166)
who will be punished with everlasting destruction proceeding from the presence of the Lord and from the glory of his power, (aiōnios g166)
En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade, (aiōnios g166)
Now our Lord Jesus Christ himself, and God, our Father, who loved us, and gave us everlasting consolation and good hope through grace, (aiōnios g166)
Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
But for this cause I obtained mercy, that in me especially Christ Jesus might show forth all his long-suffering, as an example to those who should hereafter believe in him to life everlasting. (aiōnios g166)
Den Koning nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
Now to the King eternal, the imperishable, invisible, only God, be honor and glory for ever and ever. Amen. (aiōn g165)
Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen. (aiōnios g166)
Fight the good fight of faith, lay hold on everlasting life, to which thou wast called, and didst profess the good profession before many witnesses. (aiōnios g166)
Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. (aiōnios g166)
who only hath immortality, dwelling in light unapproachable, whom no man hath seen, or can see; to whom be honor and power everlasting. Amen. (aiōnios g166)
Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten; (aiōn g165)
Charge those who are rich in this world that they be not high-minded, nor place their hope in uncertain riches, but in God, who giveth us richly all things to enjoy; that they do good, (aiōn g165)
Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen; (aiōnios g166)
who saved us, and called us with a holy calling, not according to our works, but according to his own purpose and the grace which was given us in Christ Jesus before the world began, (aiōnios g166)
Daarom verdraag ik alles om de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid zouden verkrijgen, die in Christus Jezus is, met eeuwige heerlijkheid. (aiōnios g166)
For this cause I endure all things for the sake of the elect, that they may also obtain the salvation which is in Christ Jesus, with everlasting glory. (aiōnios g166)
Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd; Krescens naar Galatie, Titus naar Dalmatie. (aiōn g165)
For Demas forsook me, because he loved the present world, and went to Thessalonica; Crescens to Galatia, Titus to Dalmatia. (aiōn g165)
En de Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
The Lord will deliver me from every evil deed, and preserve me unto his heavenly kingdom; to whom be the glory for ever and ever. Amen. (aiōn g165)
In de hoop des eeuwigen levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft, voor de tijden der eeuwen, (aiōnios g166)
in hope of everlasting life, which God, who cannot lie, promised from the most ancient times, (aiōnios g166)
En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld; (aiōn g165)
teaching us that, denying ungodliness and worldly lusts, we should live soberly, righteously, and godly, in the present world; (aiōn g165)
Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens. (aiōnios g166)
that having been accepted as righteous by his grace, we might become heirs according to the hope of everlasting life. (aiōnios g166)
Want veellicht is hij daarom voor een kleinen tijd van u gescheiden geweest, opdat gij hem eeuwig zoudt weder hebben. (aiōnios g166)
For perhaps he was separated from thee for a season to this end, that thou shouldst receive him back as thine for ever; (aiōnios g166)
heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon; Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft; (aiōn g165)
hath at the end of these days spoken to us by his Son, whom he appointed heir of all things, by whom he also made the worlds, (aiōn g165)
Maar tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter. (aiōn g165)
but of the Son: “Thy throne, O God, is for ever and ever; and the sceptre of thy kingdom is a sceptre of righteousness. (aiōn g165)
Gelijk Hij ook in een andere plaats zegt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek. (aiōn g165)
as also he saith in another place, “Thou art a priest for ever, after the order of Melchizedek.” (aiōn g165)
En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden; (aiōnios g166)
and being perfected became the author of everlasting salvation to all who obey him, (aiōnios g166)
Van de leer der dopen, en van de oplegging der handen, en van de opstanding der doden, en van het eeuwig oordeel. (aiōnios g166)
of the doctrine of baptisms, and of the laying on of hands, and of resurrection of the dead, and of everlasting judgment. (aiōnios g166)
En gesmaakt hebben het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuw, (aiōn g165)
and have tasted the good word of God, and the powers of the world to come, (aiōn g165)
Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizedek, een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid. (aiōn g165)
where as forerunner for us Jesus entered, having become a high-priest for ever, after the order of Melchizedek. (aiōn g165)
Want Hij getuigt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek. (aiōn g165)
For it is testified of him, “Thou art a priest for ever, after the order of Melchizedek.” (aiōn g165)
(want genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden; Maar Deze met eedzwering, door Dien, Die tot Hem gezegd heeft: De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek). (aiōn g165)
—for they indeed have been made priests without an oath; but he with an oath by him who said to him, “The Lord swore, and will not repent, Thou art a priest for ever,”— (aiōn g165)
Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap. (aiōn g165)
but he, because he abideth ever, hath an unchangeable priesthood; (aiōn g165)
Want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben; maar het woord der eedzwering, die na de wet is gevolgd, stelt den Zoon, Die in der eeuwigheid geheiligd is. (aiōn g165)
For the Law maketh men high-priests, who have infirmity; but the word of the oath, which was after the Law, maketh the Son, who is perfected for ever. (aiōn g165)
Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. (aiōnios g166)
not with the blood of goats and calves, but by his own blood, and obtained for us everlasting redemption. (aiōnios g166)
Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen? (aiōnios g166)
how much more shall the blood of Christ, who by his everlasting spirit offered himself without spot to God, purify your conscience from dead works, for the worship of the living God! (aiōnios g166)
En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. (aiōnios g166)
And for this cause he is the mediator of a new covenant, that, death having taken place for redemption from the transgressions under the first covenant, they who have been called may receive the everlasting inheritance which was promised. (aiōnios g166)
(Anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnszelfs offerande. (aiōn g165)
for then must he have suffered many times since the foundation of the world; but now once in the end of the world he hath appeared, to put away sin by means of his sacrifice. (aiōn g165)
Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. (aiōn g165)
Through faith we perceive that the worlds were framed by the word of God, so that that which is seen hath not been made out of things which appear. (aiōn g165)
Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. (aiōn g165)
Jesus Christ is yesterday and to-day the same, and for ever. (aiōn g165)
De God nu des vredes, Die den grote Herder der schapen, door het bloed des eeuwigen testaments, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezus Christus, (aiōnios g166)
Now may the God of peace, who brought up from the dead the great Shepherd of the sheep through the blood of an everlasting covenant, even our Lord Jesus, (aiōnios g166)
Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
make you perfect in every good work, to do his will, doing in you that which is well-pleasing in his sight, through Jesus Christ; to whom be the glory for ever. Amen. (aiōn g165)
De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzer geboorte, en wordt ontstoken van de hel. (Geenna g1067)
And the tongue is a fire, a world of iniquity! The tongue among our members is that which defileth the whole body, and setteth on fire the wheel of life, and is itself set on fire by hell. (Geenna g1067)
Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. (aiōn g165)
being born again, not of perishable seed, but of imperishable, through the word of God, which liveth and abideth. (aiōn g165)
Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is. (aiōn g165)
but the word of the Lord abideth for ever;” and this is the word which was preached to you. (aiōn g165)
Indien iemand spreekt, die spreke als de woorden Gods; indien iemand dient, die diene als uit kracht, die God verleent; opdat God in allen geprezen worde door Jezus Christus, Welken toekomt de heerlijkheid en de kracht, in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
If any one speak, let him speak as uttering the oracles of God; if any minister, let him do it as from the ability which God giveth; that in all things God may be glorified through Jesus Christ, to whom be the glory and the dominion for ever and ever. Amen. (aiōn g165)
De God nu aller genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij een weinig tijds zullen geleden hebben, Dezelve volmake, bevestige, versterke, en fondere ulieden. (aiōnios g166)
But the God of all grace, who called you to his everlasting glory in Christ Jesus, will, after ye have suffered a while, himself make you perfect, establish, strengthen, settle you. (aiōnios g166)
Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
To him be the dominion for ever. Amen. (aiōn g165)
Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. (aiōnios g166)
For in this way the entrance will be richly furnished you into the everlasting kingdom of our Lord and Saviour Jesus Christ. (aiōnios g166)
Want indien God de engelen, die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar, die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden; (Tartaroō g5020)
For if God spared not angels that sinned, but cast them down to hell, and delivered them over to chains of darkness, to be reserved unto judgment; (Tartaroō g5020)
Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in den dag der eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
But grow in the grace and knowledge of our Lord and Saviour Jesus Christ. To him be the glory, both now and for ever. (aiōn g165)
(Want het Leven is geopenbaard, en wij hebben het gezien, en wij getuigen, en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven, Hetwelk bij den Vader was, en ons is geopenbaard.) (aiōnios g166)
—and the life was manifested, and we have seen it, and bear witness, and announce to you the everlasting life, which was with the Father, and was manifested to us, — (aiōnios g166)
En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. (aiōn g165)
And the world is passing away, and the lust thereof; but he that doeth the will of God abideth for ever. (aiōn g165)
En dit is de belofte, die Hij ons beloofd heeft, namelijk het eeuwige leven. (aiōnios g166)
And this is the promise which he himself promised us, even the life everlasting. (aiōnios g166)
Een iegelijk, die zijn broeder haat, is een doodslager; en gij weet, dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende. (aiōnios g166)
Whoever hateth his brother is a murderer; and ye know that no murderer hath everlasting life abiding in him. (aiōnios g166)
En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon. (aiōnios g166)
And this is the witness, that God gave to us everlasting life, and this life is in his Son. (aiōnios g166)
Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God. (aiōnios g166)
These things have I written to you, that ye may know that ye who believe in the name of the Son of God have everlasting life. (aiōnios g166)
Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven. (aiōnios g166)
And we know that the Son of God hath come, and hath given us understanding, that we may know the True One; and we are in the True One, in his Son Jesus Christ. This is the true God, and everlasting life. (aiōnios g166)
Om der waarheid wil, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid: (aiōn g165)
for the sake of the truth which abideth in us, and will be with us for ever. (aiōn g165)
En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard. (aïdios g126)
and the angels which kept not their principality, but left their own dwelling-place, he hath kept in everlasting chains under darkness unto the judgment of the great day; (aïdios g126)
Gelijk Sodoma en Gomorra, en de steden rondom dezelve, die op gelijke wijze als deze gehoereerd hebben, en ander vlees zijn nagegaan, tot een voorbeeld voorgesteld zijn, dragende de straf des eeuwigen vuurs. (aiōnios g166)
even as Sodom and Gomorrah, and the cities about them, in like manner with them giving themselves over to fornication, and going away after strange flesh, are set forth for an example, suffering the vengeance of everlasting fire. (aiōnios g166)
Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. (aiōn g165)
raging waves of the sea, foaming out their own shame; wandering stars, for whom is reserved the blackness of darkness for ever. (aiōn g165)
Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
keep yourselves in the love of God, looking for the mercy of our Lord Jesus Christ unto eternal life. (aiōnios g166)
Den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
to the only God our Saviour, through Jesus Christ our Lord, is glory, majesty, dominion and power, before all time, and now, and for ever. Amen. (aiōn g165)
En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
and made us a kingdom, priests to God his Father, to him be the glory and the dominion for ever. Amen. (aiōn g165)
En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. (aiōn g165, Hadēs g86)
and he that liveth; and I was dead, and behold, I am alive for evermore; and I have the keys of death and the underworld. (aiōn g165, Hadēs g86)
En wanneer de dieren heerlijkheid, en eer, en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid leeft; (aiōn g165)
And when the living creatures give glory, and honor, and thanksgiving to him that sitteth on the throne, who liveth for ever and ever, (aiōn g165)
Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende: (aiōn g165)
the twenty-four elders fall down before him that sitteth on the throne, and worship him that liveth for ever and ever, and cast their crowns before the throne, saying, (aiōn g165)
En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
And every creature which is in heaven, and those which are on the earth and under the earth, and on the sea, and the things in them, I heard them all saying, To him that sitteth upon the throne, and to the Lamb, be the blessing, and the honor, and the glory, and the dominion, for ever and ever. (aiōn g165)
En ik zag, en ziet, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood; en de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te doden tot het vierde deel der aarde, met zwaard, en met honger, en met den dood, en door de wilde beesten der aarde. (Hadēs g86)
And I saw, and lo! a pale horse, and the name of him that sat on him was Death; and the underworld was following with him; and there was given to them power over the fourth part of the earth, to kill with sword, and with famine, and with death, and by the wild beasts of the earth. (Hadēs g86)
Zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid, en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God in alle eeuwigheid. Amen. (aiōn g165)
saying, Amen; the blessing, and the glory, and the wisdom, and the thanksgiving, and the honor, and the power, and the might, be to our God, for ever and ever. (aiōn g165)
En de vijfde engel heeft gebazuind, en ik zag een ster, gevallen uit den hemel op de aarde, en haar werd gegeven de sleutel van den put des afgronds. (Abyssos g12)
And the fifth angel sounded, and I saw a star fallen out of heaven to the earth, and to him was given the key of the pit of the abyss; (Abyssos g12)
En zij heeft den put des afgronds geopend; en er is rook opgegaan uit den put, als rook eens groten ovens; en de zon en de lucht is verduisterd geworden van den rook des puts. (Abyssos g12)
and he opened the pit of the abyss. And there went up a smoke out of the pit, as the smoke of a great furnace, and the sun and the air were darkened by reason of the smoke of the pit. (Abyssos g12)
En zij hadden over zich tot een koning den engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abaddon, en in de Griekse taal had hij den naam Apollyon. (Abyssos g12)
They have over them a king, the angel of the abyss, whose name in the Hebrew tongue is Abaddon, but in the Greek he hath for his name Apollyon. (Abyssos g12)
En hij zwoer bij Dien, Die leeft in alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn; (aiōn g165)
and swore by him who liveth for ever and ever, who created the heaven, and the things therein, and the earth and the things therein, and the sea, and the things therein, that there should be no longer delay; (aiōn g165)
En als zij hun getuigenis zullen geeindigd hebben, zal het beest, dat uit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen, en zal hen doden. (Abyssos g12)
And when they shall have finished their testimony, the beast that cometh up out of the abyss will make war against them, and will overcome them, and kill them. (Abyssos g12)
En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
And the seventh angel sounded, and there followed loud voices in heaven, saying, The kingdom of the world is become the kingdom of our Lord and of his Christ, and he will reign for ever and ever. (aiōn g165)
En ik zag een anderen engel, vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwige Evangelie, om te verkondigen dengenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie, en geslacht, en taal, en volk; (aiōnios g166)
And I saw another angel flying in mid-heaven, having an everlasting message of good tidings to proclaim to those who dwell on the earth, and to every nation, and tribe, and tongue, and people; (aiōnios g166)
En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt. (aiōn g165)
And the smoke of their torment goeth up for ever and ever; and they have no rest day or night, who worshiped the beast and his image, and whoever receiveth the mark of his name. (aiōn g165)
En een van de vier dieren gaf den zeven engelen zeven gouden fiolen, vol van den toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft. (aiōn g165)
And one of the four living creatures gave to the seven angels seven golden vials, full of the wrath of God, who liveth for ever and ever. (aiōn g165)
Het beest, dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit den afgrond, en ten verderve gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet is, hoewel het is. (Abyssos g12)
The beast which thou sawest, was, and is not, and is to come up out of the abyss, and goeth into perdition; and they that dwell on the earth, whose names have not been written in the book of life from the foundation of the world, will wonder, when they see the beast, that he was, and is not, and yet will come. (Abyssos g12)
En zij zeiden ten tweeden maal: Halleluja! En haar rook gaat op in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
And a second time they said, Hallelujah! and her smoke goeth up for ever and ever. (aiōn g165)
En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had, die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt. (Limnē Pyr g3041 g4442)
And the beast was seized and he who was with him, the false prophet who wrought the signs in his presence, with which he deceived those who received the mark of the beast, and who worshipped his image; the two were cast alive into the lake of fire burning with brimstone. (Limnē Pyr g3041 g4442)
En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn hand; (Abyssos g12)
And I saw an angel coming down from heaven, having the key of the abyss, and a great chain in his hand. (Abyssos g12)
En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geeindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. (Abyssos g12)
and cast him into the abyss, and shut him up and set a seal over him, that he may deceive the nations no more, till the thousand years are ended: after that he must be loosed for a short time. (Abyssos g12)
En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. (aiōn g165, Limnē Pyr g3041 g4442)
And the Devil who deceived them was cast into the lake of fire and brimstone, where are also the beast and the false prophet; and they will be tormented day and night for ever and ever. (aiōn g165, Limnē Pyr g3041 g4442)
En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken. (Hadēs g86)
And the sea gave up the dead which were in it, and death and the underworld gave up the dead which were in them; and they were judged each one according to his works. (Hadēs g86)
En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood. (Hadēs g86, Limnē Pyr g3041 g4442)
And death and the underworld were cast into the lake of fire; this is the second death, the lake of fire. (Hadēs g86, Limnē Pyr g3041 g4442)
En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs. (Limnē Pyr g3041 g4442)
And if any one was not found written in the book of life, he was cast into the lake of fire. (Limnē Pyr g3041 g4442)
Maar den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood. (Limnē Pyr g3041 g4442)
But the cowardly, and unbelieving, and the polluted with abominations, and murderers, and fornicators, and sorcerers, and idolaters, and all the liars, shall have their part in the lake which burneth with fire and brimstone; which is the second death. (Limnē Pyr g3041 g4442)
En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheid. (aiōn g165)
And there will be no night, and no need of lamp or light, for the Lord God will shine upon them; and they will reign for ever and ever. (aiōn g165)
Questioned verse translations do not contain Aionian Glossary words, but may wrongly imply eternal or Hell
Looft Hem met hel klinkende cimbalen; looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid! (questioned)
Deze zijn waterloze fonteinen, wolken van een draaiwind gedreven, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. (questioned)

DSB > Aionian Verses: 264, Questioned: 2
ENN > Aionian Verses: 253