< Micha 5 >
1 Nu, rot u met benden, gij dochter der bende, hij zal een belegering tegen ons stellen; zij zullen den rechter Israels met de roede op het kinnebakken slaan.
“But now, [you people of Jerusalem, gather your troops together, ] [because even though] you have a wall [around your city to protect it], [enemy soldiers] are surrounding the city. And [soon] they will strike your leader on his face, with a rod.”
2 En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israel, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.
But you [people of] [APO] Bethlehem in Ephrathah [district need to know that] even though your [town] is a very small one among all the towns in Judah, someone who will rule Israel will be born in your town. [He will be] someone whose family has existed a very long time ago [DOU].
3 Daarom zal Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, gebaard hebbe; dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israels.
[But now] you people of Israel will be conquered by your enemies; [but it will be for only a short time], like [MET] [the short time that] women have great pain while their babies are being born. After that, your fellow-countrymen who were (exiled/forced to go to other countries) will return to their own country.
4 En Hij zal staan, en zal weiden in de kracht des HEEREN, in de hoogheid van den Naam des HEEREN, Zijns Gods, en zij zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde.
And that man who will be ruling [there in Jerusalem] will stand and lead his people well, because Yahweh, his God, will cause him to be strong and greatly honored. Then the people whom he rules will live [in Jerusalem] safely; he will be greatly honored by people all over the earth, [so no one will dare to attack Jerusalem].
5 En Deze zal Vrede zijn; wanneer Assur in ons land zal komen, en wanneer hij in onze paleizen zal treden, zo zullen wij tegen hem stellen zeven herders, en acht vorsten uit de mensen.
And he will cause things to go well [for his people]. When [the army of] Assyria attacks our country and breaks though our fortresses, we will appoint (seven or eight/several) leaders [to lead our army] to fight against them.
6 Die zullen het land van Assur afweiden met het zwaard, en het land van Nimrod in deszelfs ingangen. Alzo zal Hij ons redden van Assur, wanneer dezelve in ons land zal komen, en wanneer hij in onze landpale zal treden.
With their swords [our army] will defeat the [army of] Assyria, [whose capital was founded by] Nimrod [long ago]. So our army will rescue us from the Assyrian [army] when they invade our country [DOU].
7 En Jakobs overblijfsel zal zijn in het midden van vele volken, als een dauw van den HEERE, als droppelen op het kruid, dat naar geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt.
The (descendants of Jacob/Israelis) who survive will be [a blessing] to the people of other nations, like [SIM] dew and rain sent by Yahweh do good to the grass. The Israelis will not trust in humans [to help them]; instead, they will rely on Yahweh.
8 Ja, het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de heidenen, in het midden van vele volken, als een leeuw onder de beesten des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden; dewelke, wanneer hij doorgaat, zo vertreedt en verscheurt hij, dat niemand redde.
In the midst of [their enemies in] many people-groups [DOU], the descendants of Jacob who remain alive will be like [SIM] a lion among the [other] wild beasts of the forest, like [SIM] a young lion who goes among a flock of sheep and pounces [on one] and (mauls it/tears it to pieces), and no one will be able to rescue [that sheep].
9 Uw hand zal verhoogd zijn boven uw wederpartijders, en al uw vijanden zullen uitgeroeid worden.
You Israelis will defeat [MTY] all your enemies and completely destroy them.
10 En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE, dat Ik uw paarden uit het midden van u zal uitroeien, en Ik zal uw wagenen verdoen.
Yahweh says, “At that time, I will destroy [you Israeli people’s] horses [that your soldiers use in war] and your chariots.
11 En Ik zal de steden uws lands uitroeien, en Ik zal al uw vestingen afbreken.
I will tear down your city [walls] and destroy all your fortified cities.
12 En Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien, en gij zult geen guichelaars hebben.
I will get rid of all those among you who practice magic and the (fortune-tellers/those who say that they can predict what will happen in the future).
13 En Ik zal uw gesneden beelden en uw opgerichte beelden uit het midden van u uitroeien, dat gij u niet meer zult nederbuigen voor het werk uwer handen.
I will destroy [all] your idols and [sacred stone] pillars, and then you will no longer bow down [and worship] things that you yourselves [SYN] have made.
14 Voorts zal Ik uw bossen uit het midden van u uitroeien, en Ik zal uw steden verdelgen.
I will get rid of your poles [that represent the goddess] Asherah, and [I will also] destroy all your idols.
15 En Ik zal in toorn en in grimmigheid wrake doen aan de heidenen, die niet horen.
And because I will be very angry, I will [also] punish [the people of] all the nations who have not obeyed [me].”