Holy Bible Aionian Edition® ~ Dutch---Schrift ~ Mark Chapter 3

< Markus 3 >

1 En Hij ging wederom in de synagoge; en aldaar was een mens, hebbende een verdorde hand.

و باز به کنیسه درآمده، در آنجا مرد دست خشکی بود.

2 En zij namen Hem waar, of Hij op den sabbat hem genezen zou, opdat zij Hem beschuldigen mochten.

و مراقب وی بودند که شاید او را در سبت شفا دهد تا مدعی او گردند.

3 En Hij zeide tot den mens, die de verdorde hand had: Sta op in het midden.

پس بدان مرد دست خشک گفت: «در میان بایست!»

4 En Hij zeide tot hen: Is het geoorloofd op sabbatdagen goed te doen, of kwaad te doen, een mens te behouden, of te doden? En zij zwegen stil.

و بدیشان گفت: «آیا در روز سبت کدام جایز است؟ نیکویی‌کردن یا بدی؟ جان رانجات دادن یا هلاک کردن؟» ایشان خاموش ماندند.

5 En als Hij hen met toorn rondom aangezien had, meteen bedroefd zijnde over de verharding van hun hart, zeide Hij tot den mens: Strek uw hand uit. En hij strekte ze uit; en zijn hand werd hersteld, gezond gelijk de andere.

پس چشمان خود را بر ایشان باغضب گردانیده، زیرا که از سنگدلی ایشان محزون بود، به آن مرد گفت: «دست خود رادراز کن!» پس دراز کرده، دستش صحیح گشت.

6 En de Farizeen, uitgegaan zijnde, hebben terstond met de Herodianen te zamen raad gehouden tegen Hem, hoe zij Hem doden zouden.

در ساعت فریسیان بیرون رفته، با هیرودیان درباره او شورا نمودند که چطور او را هلاک کنند.

7 En Jezus vertrok met Zijn discipelen naar de zee; en Hem volgde een grote menigte van Galilea, en van Judea,

و عیسی با شاگردانش به سوی دریا آمد وگروهی بسیار از جلیل به عقب او روانه شدند،

8 En van Jeruzalem, en van Idumea, en van over de Jordaan; en die van omtrent Tyrus en Sidon, een grote menigte, gehoord hebbende, hoe grote dingen Hij deed, kwamen tot Hem.

واز یهودیه و از اورشلیم و ادومیه و آن طرف اردن و از حوالی صور و صیدون نیز جمعی کثیر، چون اعمال او را شنیدند، نزد وی آمدند.

9 En Hij zeide tot Zijn discipelen, dat een scheepje steeds omtrent Hem blijven zou, om der schare wil, opdat zij Hem niet zouden verdringen.

و به شاگردان خود فرمود تا زورقی به‌سبب جمعیت، بجهت او نگاه دارند تا بر وی ازدحام ننمایند،

10 Want Hij had er velen genezen, alzo dat Hem al degenen, die enige kwalen hadden, overvielen, opdat zij Hem mochten aanraken.

زیرا که بسیاری را صحت می‌داد، بقسمی که هر‌که صاحب دردی بود بر او هجوم می‌آورد تااو را لمس نماید.

۱۰

11 En de onreine geesten, als zij Hem zagen, vielen voor Hem neder en riepen, zeggende: Gij zijt de Zone Gods!

و ارواح پلید چون او رادیدند، پیش او به روی در‌افتادند و فریادکنان می‌گفتند که «تو پسر خدا هستی.»

۱۱

12 En Hij gebood hun scherpelijk dat zij Hem niet zouden openbaar maken.

و ایشان را به تاکید بسیار فرمود که او را شهرت ندهند.

۱۲

13 En Hij klom op den berg, en riep tot Zich, die Hij wilde; en zij kwamen tot Hem.

پس بر فراز کوهی برآمده، هر‌که راخواست به نزد خود طلبید و ایشان نزد او آمدند.

۱۳

14 En Hij stelde er twaalf, opdat zij met Hem zouden zijn, en opdat Hij dezelve zou uitzenden om te prediken;

و دوازده نفر را مقرر فرمود تا همراه او باشند وتا ایشان را بجهت وعظ نمودن بفرستد،

۱۴

15 En om macht te hebben, de ziekten te genezen, en de duivelen uit te werpen.

وایشان را قدرت باشد که مریضان را شفا دهند ودیوها را بیرون کنند.

۱۵

16 En Simon gaf Hij den toe naam Petrus;

و شمعون را پطرس نام نهاد.

۱۶

17 En Jakobus, den zoon van Zebedeus, en Johannes, den broeder van Jakobus; en gaf hun toe namen, Boanerges, hetwelk is, zonen des donders;

و یعقوب پسر زبدی و یوحنا برادریعقوب؛ این هر دو را بوانرجس یعنی پسران رعد نام گذارد.

۱۷

18 En Andreas, en Filippus, en Bartholomeus, en Mattheus, en Thomas, en Jakobus, den zoon van Alfeus, en Thaddeus, en Simon Kananites,

و اندریاس و فیلپس و برتولما و متی و توما و یعقوب بن حلفی و تدی وشمعون قانوی،

۱۸

19 En Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft.

و یهودای اسخریوطی که او راتسلیم کرد.

۱۹

20 En zij kwamen in huis; en daar vergaderde wederom een schare, alzo dat zij ook zelfs niet konden brood eten.

و چون به خانه درآمدند، باز جمعی فراهم آمدند بطوری که ایشان فرصت نان خوردن هم نکردند.

۲۰

21 En als degenen, die Hem bestonden, dit hoorden, gingen zij uit, om Hem vast te houden; want zij zeiden: Hij is buiten Zijn zinnen.

و خویشان او چون شنیدند، بیرون آمدند تا او را بردارند زیرا گفتند بی‌خود شده است.

۲۱

22 En de Schriftgeleerden, die van Jeruzalem afgekomen waren, zeiden: Hij heeft Beelzebul, en door den overste der duivelen werpt Hij de duivelen uit.

و کاتبانی که از اورشلیم آمده بودند، گفتند که بعلزبول دارد و به یاری رئیس دیوها، دیوها را اخراج می‌کند.

۲۲

23 En hen tot Zich geroepen hebbende, zeide Hij tot hen in gelijkenissen: Hoe kan de satan den satan uitwerpen?

پس ایشان را پیش طلبیده، مثلها زده، بدیشان گفت: «چطور می‌تواندشیطان، شیطان را بیرون کند؟

۲۳

24 En indien een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld is, zo kan dat koninkrijk niet bestaan.

و اگر مملکتی برخلاف خود منقسم شود، آن مملکت نتواندپایدار بماند.

۲۴

25 En indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zo kan dat huis niet bestaan.

و هرگاه خانه‌ای به ضد خویش منقسم شد، آن خانه نمی تواند استقامت داشته باشد.

۲۵

26 En indien de satan tegen zichzelven opstaat, en verdeeld is, zo kan hij niet bestaan, maar heeft een einde.

و اگر شیطان با نفس خود مقاومت نمایدو منقسم شود، او نمی تواند قائم ماند بلکه هلاک می‌گردد.

۲۶

27 Er kan niemand in het huis eens sterken ingaan en zijn vaten ontroven, indien hij niet eerst den sterke bindt; en alsdan zal hij zijn huis beroven.

و هیچ‌کس نمی تواند به خانه مردزورآور درآمده، اسباب او را غارت نماید، جزآنکه اول آن زورآور را ببندد و بعد از آن خانه اورا تاراج می‌کند.

۲۷

28 Voorwaar, Ik zeg u, dat al de zonden den kinderen der mensen zullen vergeven worden, en allerlei lasteringen, waarmede zij zullen gelasterd hebben;

هرآینه به شما می‌گویم که همه گناهان از بنی آدم آمرزیده می‌شود و هر قسم کفر که گفته باشند،

۲۸

29 Maar zo wie zal gelasterd hebben tegen den Heiligen Geest, die heeft geen vergeving in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels. (aiōn g165, aiōnios g166)

لیکن هر‌که به روح‌القدس کفر گوید، تا به ابد آمرزیده نشود بلکه مستحق عذاب جاودانی بود.» (aiōn g165, aiōnios g166)

۲۹

30 Want zij zeiden: Hij heeft een onreinen geest.

زیرا که می‌گفتند روحی پلید دارد.

۳۰

31 Zo kwamen dan Zijn broeders en Zijn moeder; en buiten staande, zonden zij tot Hem, en riepen Hem.

پس برادران و مادر او آمدند و بیرون ایستاده، فرستادند تا او را طلب کنند.

۳۱

32 En de schare zat rondom Hem; en zij zeiden tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders daar buiten zoeken U.

آنگاه جماعت گرد او نشسته بودند و به وی گفتند: «اینک مادرت و برادرانت بیرون تو را می‌طلبند.»

۳۲

33 En Hij antwoordde hun, zeggende: Wie is Mijn moeder, of Mijn broeders?