Richteren 13

1 En de kinderen Israels voeren voort te doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; zo gaf de HEERE hen in de hand der Filistijnen veertig jaren.

А Ізраїлеві сини й далі робили зло в Господніх оча́х. І Господь віддав їх у руку филисти́млян на сорок літ.

2 En er was een man van Zora, uit het geslacht van een Daniet, wiens naam was Manoach; en zijn huisvrouw was onvruchtbaar en baarde niet.

І був один чоловік з Цар'ї, да́нівець з роду, а ім'я́ йому — Мано́ах. А жінка його була неплідна, і не родила.

3 En een Engel des HEEREN verscheen aan deze vrouw, en Hij zeide tot haar: Zie nu, gij zijt onvruchtbaar, en hebt niet gebaard; maar gij zult zwanger worden, en een zoon baren.

І явився Ангол Господній до тієї жінки, та й промовив до неї: „Ось ти неплі́дна, і не роджала, але ти зачнеш і породиш сина.

4 Zo wacht u toch nu, en drink geen wijn noch sterken drank, en eet niets onreins.

А тепер стережись, і не пий вина та п'янко́го напо́ю, і не їж нічого нечистого,

5 Want zie, gij zult zwanger worden, en een zoon baren, op wiens hoofd geen scheermes zal komen; want dat knechtje zal een Nazireer Gods zijn, van moeders buik af; en hij zal beginnen Israel te verlossen uit der Filistijnen hand.

бо ось ти зачнеш, і сина породиш, і бри́тва не торкнеться його голови, бо дитя те буде Божим назоре́єм від утро́би, — і він зачне спаса́ти Ізраїля з руки филисти́млян“.

6 Toen kwam deze vrouw in, en sprak tot haar man, zeggende: Er kwam een Man Gods tot mij, Wiens aangezicht was als het aangezicht van een Engel Gods, zeer vreselijk; en ik vraagde Hem niet, van waar Hij was, en Zijn naam gaf Hij mij niet te kennen.

І прийшла та жінка, та й сказала до чоловіка свого, говорячи: „Божий чоловік прихо́див до мене, а вигляд його — як вигляд Божого Ангола, дуже грізни́й. І я не питала його, звідки він, а йме́ння свого він мені не сказав.

7 Maar Hij zeide tot mij: Zie, gij zult zwanger worden, en een zoon baren; zo drink nu geen wijn noch sterken drank, en eet niets onreins; want dat knechtje zal een Nazireer Gods zijn, van moeders buik af tot op den dag zijns doods.

І сказав він мені: Ось ти зачне́ш, і поро́диш сина, а тепер не пий вина та п'янко́го напо́ю, і не їж жодної нечистости, бо дитя те буде Божим назоре́єм від утро́би аж до дня смерти своєї“.

8 Toen aanbad Manoach den HEERE vuriglijk, en zeide: Och, HEERE! dat toch de Man Gods, Dien Gij gezonden hebt, weder tot ons kome, en ons lere, wat we dat knechtje doen zullen, dat geboren zal worden.

І благав Мано́ах Господа, та й сказав: „О Господи, — Божий чоловік, що його́ посилав Ти, нехай при́йде ще до нас, і нехай нас навчи́ть, що́ ми зробимо для дитини, що народиться“.

9 En God verhoorde de stem van Manoach; en de Engel Gods kwam wederom tot de vrouw. Zij nu zat in het veld, doch haar man Manoach was niet bij haar.

І вислухав Бог цей Маноахів голос, і прийшов Божий Ангол ще до тієї жінки. А вона сиділа на полі, і Мано́аха, чоловіка її, не було́ з нею.

10 Zo haastte de vrouw, en liep, en gaf het haar man te kennen; en zij zeide tot hem: Zie, die Man is mij verschenen, Welke op dien dag tot mij kwam.

І поспішила та жінка, і побігла та й оповіла́ чоловікові своєму, і сказала до нього: „Ось з'явився мені той чоловік, що прихо́див був того дня до ме́не“.

11 Toen stond Manoach op, en ging zijn huisvrouw na; en hij kwam tot dien Man, en zeide tot Hem: Zijt gij die Man, Dewelke tot deze vrouw gesproken hebt? En Hij zeide: Ik ben het.

І встав, і пішов Маноах за своєю жінкою, і прийшов до того чоловіка, та й сказав йому: „Чи ти той чоловік, що говорив до цієї жінки?“А той сказав: „Я“.

12 Toen zeide Manoach: Nu, dat Uw woorden komen; maar wat zal des knechtjes wijze en zijn werk zijn?

І сказав Маноах: „Тепер нехай спо́вниться слово твоє. Та як нам вихо́вувати ту дитину, і що чинити з нею?

13 En de Engel des HEEREN zeide tot Manoach: Van alles, wat Ik tot de vrouw gezegd heb, zal zij zich wachten.

І сказав Ангол Господній до Маноаха: „Усього, що́ сказав я жінці, нехай вона стереже́ться.

14 Zij zal niet eten van iets, dat van den wijnstok des wijns voortkomt; en wijn en sterken drank zal zij niet drinken, noch iets onreins eten; al wat Ik haar geboden heb, zal zij onderhouden.

Усього, що́ виходить із виноградного куща́, не буде вона їсти, а вина та напо́ю п'янко́го нехай не п'є, і нічого нечистого нехай не їсть. Нехай додержує всього, що я наказав“.

15 Toen zeide Manoach tot den Engel des HEEREN: Laat ons U toch ophouden, en een geitenbokje voor Uw aangezicht bereiden.

І сказав Маноах до Ангола Господнього: „Нехай ми заде́ржимо тебе, і пригото́вимо для тебе козля́“.

16 Maar de Engel des HEEREN zeide tot Manoach: Indien gij Mij zult ophouden, Ik zal van uw brood niet eten; en indien gij een brandoffer zult doen, dat zult gij den HEERE offeren. Want Manoach wist niet, dat het een Engel des HEEREN was.

І сказав Ангол Господній до Маноаха: „Якщо ти заде́ржиш мене, я не бу́ду їсти твого хліба. А якщо приготу́єш цілопа́лення — для Господа принесеш його“. Бо Маноах не знав, що це Ангол Господній.

17 En Manoach zeide tot den Engel des HEEREN: Wat is Uw naam, opdat wij U vereren, wanneer Uw woord zal komen.

І сказав Маноах до Господнього Ангола: „Яке ім'я́ твоє? Коли спо́вниться твоє слово, то ми вшануємо тебе“.

18 En de Engel des HEEREN zeide tot hem: Waarom vraagt gij dus naar Mijn naam? Die is toch Wonderlijk.

І сказав йому Ангол Господній: „Чому ти питаєшся про моє ім'я́? Воно дивне“.

19 Toen nam Manoach een geitenbokje, en het spijsoffer, en offerde het op den rotssteen, den HEERE. En Hij handelde wonderlijk in Zijn doen; en Manoach en zijn huisvrouw zagen toe.

І взяв Маноах козля́ та жертву хлі́бну, і на скелі приніс Господе́ві. І Він учинив чудо, а Маноах та його жінка бачили те.

20 En het geschiedde, als de vlam van het altaar opvoer naar den hemel, zo voer de Engel des HEEREN op in de vlam des altaars. Als Manoach en zijn huisvrouw dat zagen, zo vielen zij op hun aangezichten ter aarde.

І сталося, коли по́лум'я підіймалося з-над жертівника до неба, то Ангол Господній вознісся в по́лум'ї жертівника. А Маноах та жінка його бачили це, та й попа́дали обличчям своїм на землю.

21 En de Engel des HEEREN verscheen niet meer aan Manoach, en aan zijn huisvrouw. Toen bekende Manoach, dat het een Engel des HEEREN was.

І Ангол Господній більш уже не появлявся до Маноаха та до жінки його. Тоді Маноах пізнав, що це Ангол Господній.

22 En Manoach zeide tot zijn huisvrouw: Wij zullen zekerlijk sterven, omdat wij God gezien hebben.

І сказав Маноах до своєї жінки: „Ми справді помремо́, бо ми бачили Бога“.

23 Maar zijn huisvrouw zeide tot hem: Zo de HEERE lust had ons te doden, Hij had het brandoffer en spijsoffer van onze hand niet aangenomen, noch ons dit alles getoond, noch ons om dezen tijd laten horen, zulks als dit is.

І сказала йому жінка його: „Коли б Господь хотів був повбивати нас, не взяв би з нашої руки цілопа́лення та хлібної жертви, і не дав би нам побачити всього цьо́го, і не об'явив би нам цього ча́су речі, як це“.

24 Daarna baarde deze vrouw een zoon, en zij noemde zijn naam Simson; en dat knechtje werd groot, en de HEERE zegende het.

І породила та жінка сина, і назвала ім'я́ йому: Самсо́н. І виро́став той хло́пець, і Господь благословля́в його́.

25 En de Geest des HEEREN begon hem bij wijlen te drijven in het leger van Dan, tussen Zora en tussen Esthaol.

А Дух Господній почав дія́ти в ньо́му в Дановім табо́рі між Цор'а та між Ештаолом.