Holy Bible Aionian Edition® ~ Dutch---Schrift ~ Joshua Chapter 12

< Jozua 12 >

1 Dit nu zijn de koningen des lands, die de kinderen Israels geslagen hebben, en hun land erfelijk bezaten, aan gene zijde van de Jordaan, tegen den opgang der zon; van de beek Arnon af tot den berg Hermon, en het ganse vlakke veld tegen het oosten:

و اینانند ملوک آن زمین که بنی‌اسرائیل کشتند، و زمین ایشان را به آن طرف اردن به سوی مطلع آفتاب از وادی ارنون تا کوه حرمون، و تمامی عربه شرقی را متصرف شدند.

2 Sihon, de koning der Amorieten, die te Hesbon woonde; die van Aroer af heerste, welke aan den oever der beek Arnon is, en over het midden der beek en de helft van Gilead, en tot aan de beek Jabbok, de landpale der kinderen Ammons;

سیهون ملک اموریان که در حشبون ساکن بود، واز عروعیر که به کناره وادی ارنون است، و ازوسط وادی و نصف جلعاد تا وادی یبوق که سرحد بنی عمون است، حکمرانی می‌کرد.

3 En over het vlakke veld tot aan de zee van Cinneroth tegen het oosten, en tot aan de zee des vlakken velds, de Zoutzee, tegen het oosten, op den weg naar Beth-Jesimoth; en van het zuiden beneden Asdoth-Pisga.

و ازعربه تا دریای کنروت به طرف مشرق و تا دریای عربه، یعنی بحرالملح به طرف مشرق به راه بیت یشیموت و به طرف جنوب زیر دامن فسجه.

4 Daartoe de landpale van Og, den koning van Bazan, die van het overblijfsel der reuzen was, wonende te Astharoth en te Edrei.

و سر حد عوج، ملک باشان، که از بقیه رفائیان بود و در عشتاروت و ادرعی سکونت داشت.

5 En heerste over den berg Hermon, en over Salcha, en over geheel Bazan, tot aan de landpale der Gezurieten, en der Maachathieten; en de helft van Gilead, de landpale van Sihon, den koning van Hesbon.

ودر کوه حرمون و سلخه و تمامی باشان تا سر حدجشوریان و معکیان و بر نصف جلعاد تا سرحدسیهون، ملک حشبون حکمرانی می‌کرد.

6 Mozes, de knecht des HEEREN, en de kinderen Israels sloegen hen, en Mozes, de knecht des HEEREN, gaf aan de Rubenieten en aan de Gadieten, en aan den halven stam van Manasse, dat land tot een erfelijke bezitting.

اینهارا موسی بنده خداوند و بنی‌اسرائیل زدند، وموسی بنده خداوند آن را به روبینیان و جادیان ونصف سبط منسی به ملکیت داد.

7 Dit nu zijn de koningen des lands, die Jozua sloeg, en de kinderen Israels, aan deze zijde van de Jordaan tegen het westen, van Baal-Gad aan, in het dal van den Libanon, en tot aan den kalen berg, die naar Seir opgaat; en Jozua gaf het aan de stammen Israels tot een erfelijke bezitting, naar hun afdelingen.

و اینانند ملوک آن زمین که یوشع وبنی‌اسرائیل ایشان را در آن طرف اردن به سمت مغرب کشت، از بعل جاد در وادی لبنان، تا کوه حالق که به سعیر بالا می‌رود، و یوشع آن را به اسباط اسرائیل برحسب فرقه های ایشان به ملکیت داد.

8 Wat op het gebergte, en in de laagte, en in het vlakke veld, en in de aflopingen der wateren, en in de woestijn, en tegen het zuiden was: de Hethieten, de Amorieten, en Kanaanieten, de Ferezieten, de Hevieten, en de Jebusieten.

در کوهستان و هامون و عربه ودشتها و صحرا و در جنوب از حتیان و اموریان وکنعانیان و فرزیان و حویان و یبوسیان.

9 De koning van Jericho, een; de koning van Ai, die ter zijde van Beth-El is, een;

یکی ملک اریحا و یکی ملک عای که در پهلوی بیت ئیل است.

10 De koning van Jeruzalem, een; de koning van Hebron, een;

و یکی ملک اورشلیم و یکی ملک حبرون.

۱۰

11 De koning van Jarmuth, een; de koning van Lachis, een;

و یکی ملک یرموت و یکی ملک لاخیش.

۱۱

12 De koning van Eglon, een; de koning van Gezer, een;

و یکی ملک عجلون و یکی ملک جازر.

۱۲