Johannes 6
1 Na dezen vertrok Jezus over de zee van Galilea, welke is de zee van Tiberias.
ཏཏཿ པརཾ ཡཱིཤུ རྒཱལཱིལ྄ པྲདེཤཱིཡསྱ ཏིཝིརིཡཱནཱམྣཿ སིནྡྷོཿ པཱརཾ གཏཝཱན྄།
2 En Hem volgde een grote schare, omdat zij Zijn tekenen zagen, die Hij deed aan de kranken.
ཏཏོ ཝྱཱདྷིམལློཀསྭཱསྠྱཀརཎརཱུཔཱཎི ཏསྱཱཤྩཪྻྱཱཎི ཀརྨྨཱཎི དྲྀཥྚྭཱ བཧཝོ ཛནཱསྟཏྤཤྩཱད྄ ཨགཙྪན྄།
3 En Jezus ging op den berg, en zat aldaar neder met Zijn discipelen.
ཏཏོ ཡཱིཤུཿ པཪྻྭཏམཱརུཧྱ ཏཏྲ ཤིཥྱཻཿ སཱཀམ྄།
4 En het pascha, het feest der Joden, was nabij.
ཏསྨིན྄ སམཡ ནིསྟཱརོཏྶཝནཱམྣི ཡིཧཱུདཱིཡཱནཱམ ཨུཏྶཝ ཨུཔསྠིཏེ
5 Jezus dan, de ogen opheffende, en ziende, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide tot Filippus: Van waar zullen wij broden kopen, opdat deze eten mogen?
ཡཱིཤུ རྣེཏྲེ ཨུཏྟོལྱ བཧུལོཀཱན྄ སྭསམཱིཔཱགཏཱན྄ ཝིལོཀྱ ཕིལིཔཾ པྲྀཥྚཝཱན྄ ཨེཏེཥཱཾ བྷོཛནཱཡ བྷོཛདྲཝྱཱཎི ཝཡཾ ཀུཏྲ ཀྲེཏུཾ ཤཀྲུམཿ?
6 (Doch dit zeide Hij, hem beproevende; want Hij wist Zelf, wat Hij doen zou.)
ཝཱཀྱམིདཾ ཏསྱ པརཱིཀྵཱརྠམ྄ ཨཝཱདཱིཏ྄ ཀིནྟུ ཡཏ྄ ཀརིཥྱཏི ཏཏ྄ སྭཡམ྄ ཨཛཱནཱཏ྄།
7 Filippus antwoordde Hem: Voor tweehonderd penningen brood is voor dezen niet genoeg, opdat een iegelijk van hen een weinig neme.
ཕིལིཔཿ པྲཏྱཝོཙཏ྄ ཨེཏེཥཱམ྄ ཨེཀཻཀོ ཡདྱལྤམ྄ ཨལྤཾ པྲཱཔྣོཏི ཏརྷི མུདྲཱཔཱདདྭིཤཏེན ཀྲཱིཏཔཱུཔཱ ཨཔི ནྱཱུནཱ བྷཝིཥྱནྟི།
8 Een van Zijn discipelen, namelijk Andreas, de broeder van Simon Petrus, zeide tot Hem:
ཤིམོན྄ པིཏརསྱ བྷྲཱཏཱ ཨཱནྡྲིཡཱཁྱཿ ཤིཥྱཱཎཱམེཀོ ཝྱཱཧྲྀཏཝཱན྄
9 Hier is een jongsken, dat vijf gerstebroden heeft, en twee visjes; maar wat zijn deze onder zo velen?
ཨཏྲ ཀསྱཙིད྄ བཱལཀསྱ སམཱིཔེ པཉྩ ཡཱཝཔཱུཔཱཿ ཀྵུདྲམཏྶྱདྭཡཉྩ སནྟི ཀིནྟུ ལོཀཱནཱཾ ཨེཏཱཝཱཏཱཾ མདྷྱེ ཏཻཿ ཀིཾ བྷཝིཥྱཏི?
10 En Jezus zeide: Doet de mensen nederzitten. En er was veel gras in die plaats. Zo zaten dan de mannen neder, omtrent vijf duizend in getal.
པཤྩཱད྄ ཡཱིཤུརཝདཏ྄ ལོཀཱནུཔཝེཤཡཏ ཏཏྲ བཧུཡཝསསཏྟྭཱཏ྄ པཉྩསཧསྟྲེབྷྱོ ནྱཱུནཱ ཨདྷིཀཱ ཝཱ པུརུཥཱ བྷཱུམྱཱམ྄ ཨུཔཱཝིཤན྄།
11 En Jezus nam de broden, en gedankt hebbende, deelde Hij ze den discipelen, en de discipelen dengenen, die nedergezeten waren; desgelijks ook van de visjes, zoveel zij wilden.
ཏཏོ ཡཱིཤུསྟཱན྄ པཱུཔཱནཱདཱཡ ཨཱིཤྭརསྱ གུཎཱན྄ ཀཱིརྟྟཡིཏྭཱ ཤིཥྱེཥུ སམཱརྤཡཏ྄ ཏཏསྟེ ཏེབྷྱ ཨུཔཝིཥྚལོཀེབྷྱཿ པཱུཔཱན྄ ཡཐེཥྚམཏྶྱཉྩ པྲཱདུཿ།
12 En als zij verzadigd waren, zeide Hij tot Zijn discipelen: Vergadert de overgeschoten brokken, opdat er niets verloren ga.
ཏེཥུ ཏྲྀཔྟེཥུ ས ཏཱནཝོཙད྄ ཨེཏེཥཱཾ ཀིཉྩིདཔི ཡཐཱ ནཱཔཙཱིཡཏེ ཏཐཱ སཪྻྭཱཎྱཝཤིཥྚཱནི སཾགྲྀཧླཱིཏ།
13 Zij vergaderden ze dan, en vulden twaalf korven met brokken van de vijf gerstebroden, welke overgeschoten waren dengenen, die gegeten hadden.
ཏཏཿ སཪྻྭེཥཱཾ བྷོཛནཱཏ྄ པརཾ ཏེ ཏེཥཱཾ པཉྩཱནཱཾ ཡཱཝཔཱུཔཱནཱཾ ཨཝཤིཥྚཱནྱཁིལཱནི སཾགྲྀཧྱ དྭཱདཤཌལླཀཱན྄ ཨཔཱུརཡན྄།
14 De mensen dan, gezien hebbende het teken, dat Jezus gedaan had, zeiden: Deze is waarlijk de Profeet, Die in de wereld komen zou.
ཨཔརཾ ཡཱིཤོརེཏཱདྲྀཤཱིམ྄ ཨཱཤྩཪྻྱཀྲིཡཱཾ དྲྀཥྚྭཱ ལོཀཱ མིཐོ ཝཀྟུམཱརེབྷིརེ ཛགཏི ཡསྱཱགམནཾ བྷཝིཥྱཏི ས ཨེཝཱཡམ྄ ཨཝཤྱཾ བྷཝིཥྱདྭཀྟྟཱ།
15 Jezus dan, wetende, dat zij zouden komen, en Hem met geweld nemen, opdat zij Hem Koning maakten, ontweek wederom op den berg, Hij Zelf alleen.
ཨཏཨེཝ ལོཀཱ ཨཱགཏྱ ཏམཱཀྲམྱ རཱཛཱནཾ ཀརིཥྱནྟི ཡཱིཤུསྟེཥཱམ྄ ཨཱིདྲྀཤཾ མཱནསཾ ཝིཛྙཱཡ པུནཤྩ པཪྻྭཏམ྄ ཨེཀཱཀཱི གཏཝཱན྄།
16 En als het avond geworden was, gingen Zijn discipelen af naar de zee.
སཱཡཾཀཱལ ཨུཔསྠིཏེ ཤིཥྱཱ ཛལདྷིཏཊཾ ཝྲཛིཏྭཱ ནཱཝམཱརུཧྱ ནགརདིཤི སིནྡྷཽ ཝཱཧཡིཏྭཱགམན྄།
17 En in het schip gegaan zijnde, kwamen zij over de zee naar Kapernaum. En het was alrede duister geworden, en Jezus was tot hen niet gekomen.
ཏསྨིན྄ སམཡེ ཏིམིར ཨུཔཱཏིཥྛཏ྄ ཀིནྟུ ཡཱིཥུསྟེཥཱཾ སམཱིཔཾ ནཱགཙྪཏ྄།
18 En de zee verhief zich, overmits er een grote wind waaide.
ཏདཱ པྲབལཔཝནཝཧནཱཏ྄ སཱགརེ མཧཱཏརངྒོ བྷཝིཏུམ྄ ཨཱརེབྷེ།
19 En als zij omtrent vijf en twintig of dertig stadien gevaren waren, zagen zij Jezus, wandelende op de zee, en komende bij het schip; en zij werden bevreesd.
ཏཏསྟེ ཝཱཧཡིཏྭཱ དྭིཏྲཱན྄ ཀྲོཤཱན྄ གཏཱཿ པཤྩཱད྄ ཡཱིཤུཾ ཛལདྷེརུཔརི པདྦྷྱཱཾ ཝྲཛནྟཾ ནཽཀཱནྟིཀམ྄ ཨཱགཙྪནྟཾ ཝིལོཀྱ ཏྲཱསཡུཀྟཱ ཨབྷཝན྄
20 Maar Hij zeide tot hen: Ik ben het; zijt niet bevreesd.
ཀིནྟུ ས ཏཱནུཀྟྟཝཱན྄ ཨཡམཧཾ མཱ བྷཻཥྚ།
21 Zij hebben dan Hem gewilliglijk in het schip genomen; en terstond kwam het schip aan het land, daar zij naar toe voeren.
ཏདཱ ཏེ ཏཾ སྭཻརཾ ནཱཝི གྲྀཧཱིཏཝནྟཿ ཏདཱ ཏཏྐྵཎཱད྄ ཨུདྡིཥྚསྠཱནེ ནཽརུཔཱསྠཱཏ྄།
22 Des anderen daags de schare, die aan de andere zijde der zee stond, ziende, dat aldaar geen ander scheepje was dan dat ene, daar Zijn discipelen ingegaan waren, en dat Jezus met Zijn discipelen in dat scheepje niet was gegaan, maar dat Zijn discipelen alleen weggevaren waren;
ཡཡཱ ནཱཝཱ ཤིཥྱཱ ཨགཙྪན྄ ཏདནྱཱ ཀཱཔི ནཽཀཱ ཏསྨིན྄ སྠཱནེ ནཱསཱིཏ྄ ཏཏོ ཡཱིཤུཿ ཤིཥྱཻཿ སཱཀཾ ནཱགམཏ྄ ཀེཝལཱཿ ཤིཥྱཱ ཨགམན྄ ཨེཏཏ྄ པཱརསྠཱ ལོཀཱ ཛྙཱཏཝནྟཿ།
23 (Doch er kwamen andere scheepjes van Tiberias, nabij de plaats, waar zij het brood gegeten hadden, als de Heere gedankt had.)
ཀིནྟུ ཏཏཿ པརཾ པྲབྷུ ཪྻཏྲ ཨཱིཤྭརསྱ གུཎཱན྄ ཨནུཀཱིརྟྟྱ ལོཀཱན྄ པཱུཔཱན྄ ཨབྷོཛཡཏ྄ ཏཏྶྠཱནསྱ སམཱིཔསྠཏིཝིརིཡཱཡཱ ཨཔརཱསྟརཎཡ ཨཱགམན྄།
24 Toen dan de schare zag, dat Jezus aldaar niet was, noch Zijn discipelen, zo gingen zij ook in de schepen, en kwamen te Kapernaum, zoekende Jezus.
ཡཱིཤུསྟཏྲ ནཱསྟི ཤིཥྱཱ ཨཔི ཏཏྲ ནཱ སནྟི ལོཀཱ ཨིཏི ཝིཛྙཱཡ ཡཱིཤུཾ གཝེཥཡིཏུཾ ཏརཎིབྷིཿ ཀཕརྣཱཧཱུམ྄ པུརཾ གཏཱཿ།
25 En als zij Hem gevonden hadden over de zee, zeiden zij tot Hem: Rabbi, wanneer zijt Gij hier gekomen?
ཏཏསྟེ སརིཏྤཏེཿ པཱརེ ཏཾ སཱཀྵཱཏ྄ པྲཱཔྱ པྲཱཝོཙན྄ ཧེ གུརོ བྷཝཱན྄ ཨཏྲ སྠཱནེ ཀདཱགམཏ྄?
26 Jezus antwoordde hun en zeide: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt, en verzadigd zijt.
ཏདཱ ཡཱིཤུསྟཱན྄ པྲཏྱཝཱདཱིད྄ ཡུཥྨཱནཧཾ ཡཐཱརྠཏརཾ ཝདཱམི ཨཱཤྩཪྻྱཀརྨྨདརྴནཱདྡྷེཏོ རྣ ཀིནྟུ པཱུཔབྷོཛནཱཏ྄ ཏེན ཏྲྀཔྟཏྭཱཉྩ མཱཾ གཝེཥཡཐ།
27 Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld. (aiōnios g166)
ཀྵཡཎཱིཡབྷཀྵྱཱརྠཾ མཱ ཤྲཱམིཥྚ ཀིནྟྭནྟཱཡུརྦྷཀྵྱཱརྠཾ ཤྲཱམྱཏ, ཏསྨཱཏ྄ ཏཱདྲྀཤཾ བྷཀྵྱཾ མནུཛཔུཏྲོ ཡུཥྨཱབྷྱཾ དཱསྱཏི; ཏསྨིན྄ ཏཱཏ ཨཱིཤྭརཿ པྲམཱཎཾ པྲཱདཱཏ྄། (aiōnios g166)
28 Zij zeiden dan tot Hem: Wat zullen wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken?
ཏདཱ ཏེ྅པྲྀཙྪན྄ ཨཱིཤྭརཱབྷིམཏཾ ཀརྨྨ ཀརྟྟུམ྄ ཨསྨཱབྷིཿ ཀིཾ ཀརྟྟཝྱཾ?
29 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, Dien Hij gezonden heeft.
ཏཏོ ཡཱིཤུརཝདད྄ ཨཱིཤྭརོ ཡཾ པྲཻརཡཏ྄ ཏསྨིན྄ ཝིཤྭསནམ྄ ཨཱིཤྭརཱབྷིམཏཾ ཀརྨྨ།
30 Zij zeiden dan tot Hem: Wat teken doet Gij dan, opdat wij het mogen zien, en U geloven? Wat werkt Gij?
ཏདཱ ཏེ ཝྱཱཧརན྄ བྷཝཏཱ ཀིཾ ལཀྵཎཾ དརྴིཏཾ ཡདྡྲྀཥྚྭཱ བྷཝཏི ཝིཤྭསིཥྱཱམཿ? ཏྭཡཱ ཀིཾ ཀརྨྨ ཀྲྀཏཾ?
31 Onze vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn; gelijk geschreven is: Hij gaf hun het brood uit den hemel te eten.
ཨསྨཱཀཾ པཱུཪྻྭཔུརུཥཱ མཧཱཔྲཱནྟརེ མཱནྣཱཾ བྷོཀྟྟུཾ པྲཱཔུཿ ཡཐཱ ལིཔིརཱསྟེ། སྭརྒཱིཡཱཎི ཏུ བྷཀྵྱཱཎི པྲདདཽ པརམེཤྭརཿ།
32 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Mozes heeft u niet gegeven het brood uit den hemel; maar Mijn Vader geeft u dat ware Brood uit den hemel.
ཏདཱ ཡཱིཤུརཝདད྄ ཨཧཾ ཡུཥྨཱནཏིཡཐཱརྠཾ ཝདཱམི མཱུསཱ ཡུཥྨཱབྷྱཾ སྭརྒཱིཡཾ བྷཀྵྱཾ ནཱདཱཏ྄ ཀིནྟུ མམ པིཏཱ ཡུཥྨཱབྷྱཾ སྭརྒཱིཡཾ པརམཾ བྷཀྵྱཾ དདཱཏི།
33 Want het Brood Gods is Hij, Die uit den hemel nederdaalt, en Die der wereld het leven geeft.
ཡཿ སྭརྒཱདཝརུཧྱ ཛགཏེ ཛཱིཝནཾ དདཱཏི ས ཨཱིཤྭརདཏྟབྷཀྵྱརཱུཔཿ།
34 Zij zeiden dan tot Hem: Heere, geef ons altijd dit Brood.
ཏདཱ ཏེ པྲཱཝོཙན྄ ཧེ པྲབྷོ བྷཀྵྱམིདཾ ནིཏྱམསྨབྷྱཾ དདཱཏུ།
35 En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.
ཡཱིཤུརཝདད྄ ཨཧམེཝ ཛཱིཝནརཱུཔཾ བྷཀྵྱཾ ཡོ ཛནོ མམ སནྣིདྷིམ྄ ཨཱགཙྪཏི ས ཛཱཏུ ཀྵུདྷཱརྟྟོ ན བྷཝིཥྱཏི, ཏཐཱ ཡོ ཛནོ མཱཾ པྲཏྱེཏི ས ཛཱཏུ ཏྲྀཥཱརྟྟོ ན བྷཝིཥྱཏི།
36 Maar Ik heb u gezegd, dat gij Mij ook gezien hebt, en gij gelooft niet.
མཱཾ དྲྀཥྚྭཱཔི ཡཱུཡཾ ན ཝིཤྭསིཐ ཡུཥྨཱནཧམ྄ ཨིཏྱཝོཙཾ།
37 Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.
པིཏཱ མཧྱཾ ཡཱཝཏོ ལོཀཱནདདཱཏ྄ ཏེ སཪྻྭ ཨེཝ མམཱནྟིཀམ྄ ཨཱགམིཥྱནྟི ཡཿ ཀཤྩིཙྩ མམ སནྣིདྷིམ྄ ཨཱཡཱསྱཏི ཏཾ ཀེནཱཔི པྲཀཱརེཎ ན དཱུརཱིཀརིཥྱཱམི།
38 Want Ik ben uit den hemel nedergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft.
ནིཛཱབྷིམཏཾ སཱདྷཡིཏུཾ ན ཧི ཀིནྟུ པྲེརཡིཏུརབྷིམཏཾ སཱདྷཡིཏུཾ སྭརྒཱད྄ ཨཱགཏོསྨི།
39 En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage.
ས ཡཱན྄ ཡཱན྄ ལོཀཱན྄ མཧྱམདདཱཏ྄ ཏེཥཱམེཀམཔི ན ཧཱརཡིཏྭཱ ཤེཥདིནེ སཪྻྭཱནཧམ྄ ཨུཏྠཱཔཡཱམི ཨིདཾ མཏྤྲེརཡིཏུཿ པིཏུརབྷིམཏཾ།
40 En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios g166)
ཡཿ ཀཤྩིན྄ མཱནཝསུཏཾ ཝིལོཀྱ ཝིཤྭསིཏི ས ཤེཥདིནེ མཡོཏྠཱཔིཏཿ སན྄ ཨནནྟཱཡུཿ པྲཱཔྶྱཏི ཨིཏི མཏྤྲེརཀསྱཱབྷིམཏཾ། (aiōnios g166)
41 De Joden dan murmureerden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het Brood, Dat uit den hemel nedergedaald is.
ཏདཱ སྭརྒཱད྄ ཡད྄ བྷཀྵྱམ྄ ཨཝཱརོཧཏ྄ ཏད྄ བྷཀྵྱམ྄ ཨཧམེཝ ཡིཧཱུདཱིཡལོཀཱསྟསྱཻཏད྄ ཝཱཀྱེ ཝིཝདམཱནཱ ཝཀྟྟུམཱརེབྷིརེ
42 En zij zeiden: Is deze niet Jezus, de Zoon van Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Deze dan: Ik ben uit den hemel nedergedaald?
ཡཱུཥཕཿ པུཏྲོ ཡཱིཤུ ཪྻསྱ མཱཏཱཔིཏརཽ ཝཡཾ ཛཱནཱིམ ཨེཥ ཀིཾ སཨེཝ ན? ཏརྷི སྭརྒཱད྄ ཨཝཱརོཧམ྄ ཨིཏི ཝཱཀྱཾ ཀཐཾ ཝཀྟྟི?
43 Jezus antwoordde dan, en zeide tot hen: Murmureert niet onder elkander.
ཏདཱ ཡཱིཤུསྟཱན྄ པྲཏྱཝདཏ྄ པརསྤརཾ མཱ ཝིཝདདྷྭཾ
44 Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.
མཏྤྲེརཀེཎ པིཏྲཱ ནཱཀྲྀཥྚཿ ཀོཔི ཛནོ མམཱནྟིཀམ྄ ཨཱཡཱཏུཾ ན ཤཀྣོཏི ཀིནྟྭཱགཏཾ ཛནཾ ཙརམེ྅ཧྣི པྲོཏྠཱཔཡིཥྱཱམི།
45 Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen van God geleerd zijn. Een iegelijk dan, die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij.
ཏེ སཪྻྭ ཨཱིཤྭརེཎ ཤིཀྵིཏཱ བྷཝིཥྱནྟི བྷཝིཥྱདྭཱདིནཱཾ གྲནྠེཥུ ལིཔིརིཏྠམཱསྟེ ཨཏོ ཡཿ ཀཤྩིཏ྄ པིཏུཿ སཀཱཤཱཏ྄ ཤྲུཏྭཱ ཤིཀྵཏེ ས ཨེཝ མམ སམཱིཔམ྄ ཨཱགམིཥྱཏི།
46 Niet dat iemand den Vader gezien heeft, dan Die van God is; Deze heeft den Vader gezien.
ཡ ཨཱིཤྭརཱད྄ ཨཛཱཡཏ ཏཾ ཝིནཱ ཀོཔི མནུཥྱོ ཛནཀཾ ནཱདརྴཏ྄ ཀེཝལཿ སཨེཝ ཏཱཏམ྄ ཨདྲཱཀྵཱིཏ྄།
ཨཧཾ ཡུཥྨཱན྄ ཡཐཱརྠཏརཾ ཝདཱམི ཡོ ཛནོ མཡི ཝིཤྭཱསཾ ཀརོཏི སོནནྟཱཡུཿ པྲཱཔྣོཏི། (aiōnios g166)
48 Ik ben het Brood des levens.
ཨཧམེཝ ཏཛྫཱིཝནབྷཀྵྱཾ།
49 Uw vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn, en zij zijn gestorven.
ཡུཥྨཱཀཾ པཱུཪྻྭཔུརུཥཱ མཧཱཔྲཱནྟརེ མནྣཱབྷཀྵྱཾ བྷཱུཀྟྟཱཔི མྲྀཏཱཿ
50 Dit is het Brood, dat uit den hemel nederdaalt, opdat de mens daarvan ete, en niet sterve.
ཀིནྟུ ཡདྦྷཀྵྱཾ སྭརྒཱདཱགཙྪཏ྄ ཏད྄ ཡདི ཀཤྩིད྄ བྷུངྐྟྟེ ཏརྷི ས ན མྲིཡཏེ།
51 Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. (aiōn g165)
ཡཛྫཱིཝནབྷཀྵྱཾ སྭརྒཱདཱགཙྪཏ྄ སོཧམེཝ ཨིདཾ བྷཀྵྱཾ ཡོ ཛནོ བྷུངྐྟྟེ ས ནིཏྱཛཱིཝཱི བྷཝིཥྱཏི། པུནཤྩ ཛགཏོ ཛཱིཝནཱརྠམཧཾ ཡཏ྄ སྭཀཱིཡཔིཤིཏཾ དཱསྱཱམི ཏདེཝ མཡཱ ཝིཏརིཏཾ བྷཀྵྱམ྄། (aiōn g165)
52 De Joden dan streden onder elkander, zeggende: Hoe kan ons deze Zijn vlees te eten geven?
ཏསྨཱད྄ ཡིཧཱུདཱིཡཱཿ པརསྤརཾ ཝིཝདམཱནཱ ཝཀྟྟུམཱརེབྷིརེ ཨེཥ བྷོཛནཱརྠཾ སྭཱིཡཾ པལལཾ ཀཐམ྄ ཨསྨབྷྱཾ དཱསྱཏི?
53 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven.
ཏདཱ ཡཱིཤུསྟཱན྄ ཨཱཝོཙད྄ ཡུཥྨཱནཧཾ ཡཐཱརྠཏརཾ ཝདཱམི མནུཥྱཔུཏྲསྱཱམིཥེ ཡུཥྨཱབྷི རྣ བྷུཀྟྟེ ཏསྱ རུདྷིརེ ཙ ན པཱིཏེ ཛཱིཝནེན སཱརྡྡྷཾ ཡུཥྨཱཀཾ སམྦནྡྷོ ནཱསྟི།
54 Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (aiōnios g166)
ཡོ མམཱམིཥཾ སྭཱདཏི མམ སུདྷིརཉྩ པིཝཏི སོནནྟཱཡུཿ པྲཱཔྣོཏི ཏཏཿ ཤེཥེ྅ཧྣི ཏམཧམ྄ ཨུཏྠཱཔཡིཥྱཱམི། (aiōnios g166)
55 Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank.
ཡཏོ མདཱིཡམཱམིཥཾ པརམཾ བྷཀྵྱཾ ཏཐཱ མདཱིཡཾ ཤོཎིཏཾ པརམཾ པེཡཾ།
56 Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem.
ཡོ ཛནོ མདཱིཡཾ པལལཾ སྭཱདཏི མདཱིཡཾ རུདྷིརཉྩ པིཝཏི ས མཡི ཝསཏི ཏསྨིནྣཧཉྩ ཝསཱམི།
57 Gelijkerwijs Mij de levende Vader gezonden heeft, en Ik leve door den Vader; alzo die Mij eet, dezelve zal leven door Mij.
མཏྤྲེརཡིཏྲཱ ཛཱིཝཏཱ ཏཱཏེན ཡཐཱཧཾ ཛཱིཝཱམི ཏདྭད྄ ཡཿ ཀཤྩིན྄ མཱམཏྟི སོཔི མཡཱ ཛཱིཝིཥྱཏི།
58 Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven. (aiōn g165)
ཡདྦྷཀྵྱཾ སྭརྒཱདཱགཙྪཏ྄ ཏདིདཾ ཡནྨཱནྣཱཾ སྭཱདིཏྭཱ ཡུཥྨཱཀཾ པིཏརོ྅མྲིཡནྟ ཏཱདྲྀཤམ྄ ཨིདཾ བྷཀྵྱཾ ན བྷཝཏི ཨིདཾ བྷཀྵྱཾ ཡོ བྷཀྵཏི ས ནིཏྱཾ ཛཱིཝིཥྱཏི། (aiōn g165)
59 Deze dingen zeide Hij in de synagoge, lerende te Kapernaum.
ཡདཱ ཀཕརྣཱཧཱུམ྄ པུཪྻྱཱཾ བྷཛནགེཧེ ཨུཔཱདིཤཏ྄ ཏདཱ ཀཐཱ ཨེཏཱ ཨཀཐཡཏ྄།
60 Velen dan van Zijn discipelen, dit horende, zeiden: Deze rede is hard; wie kan dezelve horen?
ཏདེཏྠཾ ཤྲུཏྭཱ ཏསྱ ཤིཥྱཱཎཱམ྄ ཨནེཀེ པརསྤརམ྄ ཨཀཐཡན྄ ཨིདཾ གཱཌྷཾ ཝཱཀྱཾ ཝཱཀྱམཱིདྲྀཤཾ ཀཿ ཤྲོཏུཾ ཤཀྲུཡཱཏ྄?
61 Jezus nu, wetende bij Zichzelven, dat Zijn discipelen daarover murmureerden, zeide tot hen: Ergert ulieden dit?
ཀིནྟུ ཡཱིཤུཿ ཤིཥྱཱཎཱམ྄ ཨིཏྠཾ ཝིཝཱདཾ སྭཙིཏྟེ ཝིཛྙཱཡ ཀཐིཏཝཱན྄ ཨིདཾ ཝཱཀྱཾ ཀིཾ ཡུཥྨཱཀཾ ཝིགྷྣཾ ཛནཡཏི?
62 Wat zou het dan zijn, zo gij den Zoon des mensen zaagt opvaren, daar Hij te voren was?
ཡདི མནུཛསུཏཾ པཱུཪྻྭཝཱསསྠཱནམ྄ ཨཱུརྡྭྭཾ གཙྪནྟཾ པཤྱཐ ཏརྷི ཀིཾ བྷཝིཥྱཏི?
63 De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven.
ཨཱཏྨཻཝ ཛཱིཝནདཱཡཀཿ ཝཔུ རྣིཥྥལཾ ཡུཥྨབྷྱམཧཾ ཡཱནི ཝཙཱཾསི ཀཐཡཱམི ཏཱནྱཱཏྨཱ ཛཱིཝནཉྩ།
64 Maar er zijn sommigen van ulieden, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne, wie zij waren, die niet geloofden, en wie hij was, die Hem verraden zou.
ཀིནྟུ ཡུཥྨཱཀཾ མདྷྱེ ཀེཙན ཨཝིཤྭཱསིནཿ སནྟི ཀེ ཀེ ན ཝིཤྭསནྟི ཀོ ཝཱ ཏཾ པརཀརེཥུ སམརྤཡིཥྱཏི ཏཱན྄ ཡཱིཤུརཱཔྲཐམཱད྄ ཝེཏྟི།
65 En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij dat het hem gegeven zij van Mijn Vader.
ཨཔརམཔི ཀཐིཏཝཱན྄ ཨསྨཱཏ྄ ཀཱརཎཱད྄ ཨཀཐཡཾ པིཏུཿ སཀཱཤཱཏ྄ ཤཀྟྟིམཔྲཱཔྱ ཀོཔི མམཱནྟིཀམ྄ ཨཱགནྟུཾ ན ཤཀྣོཏི།
66 Van toen af gingen velen Zijner discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem.
ཏཏྐཱལེ྅ནེཀེ ཤིཥྱཱ ཝྱཱགྷུཊྱ ཏེན སཱརྡྡྷཾ པུན རྣཱགཙྪན྄།
67 Jezus dan zeide tot de twaalven: Wilt gijlieden ook niet weggaan?
ཏདཱ ཡཱིཤུ རྡྭཱདཤཤིཥྱཱན྄ ཨུཀྟྟཝཱན྄ ཡཱུཡམཔི ཀིཾ ཡཱསྱཐ?
68 Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. (aiōnios g166)
ཏཏཿ ཤིམོན྄ པིཏརཿ པྲཏྱཝོཙཏ྄ ཧེ པྲབྷོ ཀསྱཱབྷྱརྞཾ གམིཥྱཱམཿ? (aiōnios g166)
69 En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.
ཨནནྟཛཱིཝནདཱཡིནྱོ ཡཱཿ ཀཐཱསྟཱསྟཝཻཝ། བྷཝཱན྄ ཨམརེཤྭརསྱཱབྷིཥིཀྟྟཔུཏྲ ཨིཏི ཝིཤྭསྱ ནིཤྩིཏཾ ཛཱནཱིམཿ།
70 Jezus antwoordde hun: Heb Ik niet u twaalf uitverkoren? En een uit u is een duivel.
ཏདཱ ཡཱིཤུརཝདཏ྄ ཀིམཧཾ ཡུཥྨཱཀཾ དྭཱདཤཛནཱན྄ མནོནཱིཏཱན྄ ན ཀྲྀཏཝཱན྄? ཀིནྟུ ཡུཥྨཱཀཾ མདྷྱེཔི ཀཤྩིདེཀོ ཝིགྷྣཀཱརཱི ཝིདྱཏེ།
71 En Hij zeide dit van Judas, Simons zoon, Iskariot; want deze zou Hem verraden, zijnde een van de twaalven.
ཨིམཱཾ ཀཐཾ ས ཤིམོནཿ པུཏྲམ྄ ཨཱིཥྐརཱིཡོཏཱིཡཾ ཡིཧཱུདཱམ྄ ཨུདྡིཤྱ ཀཐིཏཝཱན྄ ཡཏོ དྭཱདཤཱནཱཾ མདྷྱེ གཎིཏཿ ས ཏཾ པརཀརེཥུ སམརྤཡིཥྱཏི།
