< Johannes 4 >
1 Als dan de Heere verstond, dat de Farizeen gehoord hadden, dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes;
ཡཱིཤུཿ སྭཡཾ ནཱམཛྫཡཏ྄ ཀེཝལཾ ཏསྱ ཤིཥྱཱ ཨམཛྫཡཏ྄ ཀིནྟུ ཡོཧནོ྅དྷིཀཤིཥྱཱན྄ ས ཀརོཏི མཛྫཡཏི ཙ,
2 (Hoewel Jezus zelf niet doopte, maar Zijn discipelen),
ཕིརཱུཤིན ཨིམཱཾ ཝཱརྟྟཱམཤྲྀཎྭན྄ ཨིཏི པྲབྷུརཝགཏྱ
3 Zo verliet Hij Judea, en ging wederom heen naar Galilea.
ཡིཧཱུདཱིཡདེཤཾ ཝིཧཱཡ པུན རྒཱལཱིལམ྄ ཨཱགཏ྄།
4 En Hij moest door Samaria gaan.
ཏཏཿ ཤོམིརོཎཔྲདེཤསྱ མདྱེན ཏེན གནྟཝྱེ སཏི
5 Hij kwam dan in een stad van Samaria, genaamd Sichar, nabij het stuk land, hetwelk Jakob zijn zoon Jozef gaf.
ཡཱཀཱུབ྄ ནིཛཔུཏྲཱཡ ཡཱུཥཕེ ཡཱཾ བྷཱུམིམ྄ ཨདདཱཏ྄ ཏཏྶམཱིཔསྠཱཡི ཤོམིརོཎཔྲདེཤསྱ སུཁཱར྄ ནཱམྣཱ ཝིཁྱཱཏསྱ ནགརསྱ སནྣིདྷཱཝུཔཱསྠཱཏ྄།
6 En aldaar was de fontein Jakobs. Jezus dan, vermoeid zijnde van de reize, zat alzo neder nevens de fontein. Het was omtrent de zesde ure.
ཏཏྲ ཡཱཀཱུབཿ པྲཧིརཱསཱིཏ྄; ཏདཱ དྭིཏཱིཡཡཱམཝེལཱཡཱཾ ཛཱཏཱཡཱཾ ས མཱརྒེ ཤྲམཱཔནྣསྟསྱ པྲཧེཿ པཱརྴྭེ ཨུཔཱཝིཤཏ྄།
7 Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken.
ཨེཏརྷི ཀཱཙིཏ྄ ཤོམིརོཎཱིཡཱ ཡོཥིཏ྄ ཏོཡོཏྟོལནཱརྠམ྄ ཏཏྲཱགམཏ྄
8 (Want Zijn discipelen waren heengegaan in de stad, opdat zij zouden spijze kopen.)
ཏདཱ ཤིཥྱཱཿ ཁཱདྱདྲཝྱཱཎི ཀྲེཏུཾ ནགརམ྄ ཨགཙྪན྄།
9 Zo zeide dan de Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen.
ཡཱིཤུཿ ཤོམིརོཎཱིཡཱཾ ཏཱཾ ཡོཥིཏམ྄ ཝྱཱཧཱརྵཱིཏ྄ མཧྱཾ ཀིཉྩིཏ྄ པཱནཱིཡཾ པཱཏུཾ དེཧི། ཀིནྟུ ཤོམིརོཎཱིཡཻཿ སཱཀཾ ཡིཧཱུདཱིཡལོཀཱ ན ཝྱཝཱཧརན྄ ཏསྨཱདྡྷེཏོཿ སཱཀཐཡཏ྄ ཤོམིརོཎཱིཡཱ ཡོཥིཏདཧཾ ཏྭཾ ཡིཧཱུདཱིཡོསི ཀཐཾ མཏྟཿ པཱནཱིཡཾ པཱཏུམ྄ ཨིཙྪསི?
10 Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zoude u levend water gegeven hebben.
ཏཏོ ཡཱིཤུརཝདད྄ ཨཱིཤྭརསྱ ཡདྡཱནཾ ཏཏྐཱིདྲྀཀ྄ པཱནཱིཡཾ པཱཏུཾ མཧྱཾ དེཧི ཡ ཨིཏྠཾ ཏྭཱཾ ཡཱཙཏེ ས ཝཱ ཀ ཨིཏི ཙེདཛྙཱསྱཐཱསྟརྷི ཏམཡཱཙིཥྱཐཱཿ ས ཙ ཏུབྷྱམམྲྀཏཾ ཏོཡམདཱསྱཏ྄།
11 De vrouw zeide tot Hem: Heere! Gij hebt niet om mede te putten, en de put is diep; van waar hebt Gij dan het levend water?
ཏདཱ སཱ སཱིམནྟིནཱི བྷཱཥིཏཝཏི, ཧེ མཧེཙྪ པྲཧིརྒམྦྷཱིརོ བྷཝཏོ ནཱིརོཏྟོལནཔཱཏྲཾ ནཱསྟཱི ཙ ཏསྨཱཏ྄ ཏདམྲྀཏཾ ཀཱིལཱལཾ ཀུཏཿ པྲཱཔྶྱསི?
12 Zijt Gij meerder dan onze vader Jakob, die ons den put gegeven heeft, en hijzelf heeft daaruit gedronken, en zijn kinderen en zijn vee?
ཡོསྨབྷྱམ྄ ཨིམམནྡྷཱུཾ དདཽ, ཡསྱ ཙ པརིཛནཱ གོམེཥཱདཡཤྩ སཪྻྭེ྅སྱ པྲཧེཿ པཱནཱིཡཾ པཔུརེཏཱདྲྀཤོ ཡོསྨཱཀཾ པཱུཪྻྭཔུརུཥོ ཡཱཀཱུབ྄ ཏསྨཱདཔི བྷཝཱན྄ མཧཱན྄ ཀིཾ?
13 Jezus antwoordde, en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal wederom dorsten;
ཏཏོ ཡཱིཤུརཀཐཡད྄ ཨིདཾ པཱནཱིཡཾ སཿ པིཝཏི ས པུནསྟྲྀཥཱརྟྟོ བྷཝིཥྱཏི,
14 Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven. (aiōn , aiōnios )
ཀིནྟུ མཡཱ དཏྟཾ པཱནཱིཡཾ ཡཿ པིཝཏི ས པུནཿ ཀདཱཔི ཏྲྀཥཱརྟྟོ ན བྷཝིཥྱཏི། མཡཱ དཏྟམ྄ ཨིདཾ ཏོཡཾ ཏསྱཱནྟཿ པྲསྲཝཎརཱུཔཾ བྷཱུཏྭཱ ཨནནྟཱཡུཪྻཱཝཏ྄ སྲོཥྱཏི། (aiōn , aiōnios )
15 De vrouw zeide tot Hem: Heere, geef mij dat water, opdat mij niet dorste, en ik hier niet moet komen, om te putten.
ཏདཱ སཱ ཝནིཏཱཀཐཡཏ྄ ཧེ མཧེཙྪ ཏརྷི མམ པུནཿ པཱིཔཱསཱ ཡཐཱ ན ཛཱཡཏེ ཏོཡོཏྟོལནཱཡ ཡཐཱཏྲཱགམནཾ ན བྷཝཏི ཙ ཏདརྠཾ མཧྱཾ ཏཏྟོཡཾ དེཧཱི།
16 Jezus zeide tot haar: Ga heen, roep uw man, en kom hier.
ཏཏོ ཡཱིཤཱུརཝདདྱཱཧི ཏཝ པཏིམཱཧཱུཡ སྠཱནེ྅ཏྲཱགཙྪ།
17 De vrouw antwoordde en zeide: Ik heb geen man. Jezus zeide tot haar: Gij hebt wel gezegd: Ik heb geen man.
སཱ ཝཱམཱཝདཏ྄ མམ པཏིརྣཱསྟི། ཡཱིཤུརཝདཏ྄ མམ པཏིརྣཱསྟཱིཏི ཝཱཀྱཾ བྷདྲམཝོཙཿ།
18 Want gij hebt vijf mannen gehad, en dien gij nu hebt, is uw man niet; dat hebt gij met waarheid gezegd.
ཡཏསྟཝ པཉྩ པཏཡོབྷཝན྄ ཨདྷུནཱ ཏུ ཏྭཡཱ སཱརྡྡྷཾ ཡསྟིཥྛཏི ས ཏཝ བྷརྟྟཱ ན ཝཱཀྱམིདཾ སཏྱམཝཱདིཿ།
19 De vrouw zeide tot Hem: Heere, ik zie, dat Gij een profeet zijt.
ཏདཱ སཱ མཧིལཱ གདིཏཝཏི ཧེ མཧེཙྪ བྷཝཱན྄ ཨེཀོ བྷཝིཥྱདྭཱདཱིཏི བུདྡྷཾ མཡཱ།
20 Onze vaders hebben op dezen berg aangebeden; en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden.
ཨསྨཱཀཾ པིཏྲྀལོཀཱ ཨེཏསྨིན྄ ཤིལོཙྩཡེ྅བྷཛནྟ, ཀིནྟུ བྷཝདྦྷིརུཙྱཏེ ཡིརཱུཤཱལམ྄ ནགརེ བྷཛནཡོགྱཾ སྠཱནམཱསྟེ།
21 Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gijlieden, noch op dezen berg, noch te Jeruzalem, den Vader zult aanbidden.
ཡཱིཤུརཝོཙཏ྄ ཧེ ཡོཥིཏ྄ མམ ཝཱཀྱེ ཝིཤྭསིཧི ཡདཱ ཡཱུཡཾ ཀེཝལཤཻལེ྅སྨིན྄ ཝཱ ཡིརཱུཤཱལམ྄ ནགརེ པིཏུརྦྷཛནཾ ན ཀརིཥྱདྷྭེ ཀཱལ ཨེཏཱདྲྀཤ ཨཱཡཱཏི།
22 Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit de Joden.
ཡཱུཡཾ ཡཾ བྷཛདྷྭེ ཏཾ ན ཛཱནཱིཐ, ཀིནྟུ ཝཡཾ ཡཾ བྷཛཱམཧེ ཏཾ ཛཱནཱིམཧེ, ཡཏོ ཡིཧཱུདཱིཡལོཀཱནཱཾ མདྷྱཱཏ྄ པརིཏྲཱཎཾ ཛཱཡཏེ།
23 Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem alzo aanbidden.
ཀིནྟུ ཡདཱ སཏྱབྷཀྟཱ ཨཱཏྨནཱ སཏྱརཱུཔེཎ ཙ པིཏུརྦྷཛནཾ ཀརིཥྱནྟེ སམཡ ཨེཏཱདྲྀཤ ཨཱཡཱཏི, ཝརམ྄ ཨིདཱནཱིམཔི ཝིདྱཏེ; ཡཏ ཨེཏཱདྲྀཤོ བྷཏྐཱན྄ པིཏཱ ཙེཥྚཏེ།
24 God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.
ཨཱིཤྭར ཨཱཏྨཱ; ཏཏསྟསྱ ཡེ བྷཀྟཱསྟཻཿ ས ཨཱཏྨནཱ སཏྱརཱུཔེཎ ཙ བྷཛནཱིཡཿ།
25 De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt (Die genaamd wordt Christus); wanneer Die zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen.
ཏདཱ སཱ མཧིལཱཝཱདཱིཏ྄ ཁྲཱིཥྚནཱམྣཱ ཝིཁྱཱཏོ྅བྷིཥིཀྟཿ པུརུཥ ཨཱགམིཥྱཏཱིཏི ཛཱནཱམི ས ཙ སཪྻྭཱཿ ཀཐཱ ཨསྨཱན྄ ཛྙཱཔཡིཥྱཏི།
26 Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met u spreek.
ཏཏོ ཡཱིཤུརཝདཏ྄ ཏྭཡཱ སཱརྡྡྷཾ ཀཐནཾ ཀརོམི ཡོ྅ཧམ྄ ཨཧམེཝ ས པུརུཥཿ།
27 En daarop kwamen Zijn discipelen en verwonderden zich, dat Hij met een vrouw sprak. Nochtans zeide niemand: Wat vraagt Gij, of: Wat spreekt Gij met haar?
ཨེཏསྨིན྄ སམཡེ ཤིཥྱཱ ཨཱགཏྱ ཏཐཱ སྟྲིཡཱ སཱརྡྡྷཾ ཏསྱ ཀཐོཔཀཐནེ མཧཱཤྩཪྻྱམ྄ ཨམནྱནྟ ཏཐཱཔི བྷཝཱན྄ ཀིམིཙྪཏི? ཡདྭཱ ཀིམརྠམ྄ ཨེཏཡཱ སཱརྡྡྷཾ ཀཐཱཾ ཀཐཡཏི? ཨིཏི ཀོཔི ནཱཔྲྀཙྪཏ྄།
28 Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot de lieden:
ཏཏཿ པརཾ སཱ ནཱརཱི ཀལཤཾ སྠཱཔཡིཏྭཱ ནགརམདྷྱཾ གཏྭཱ ལོཀེབྷྱོཀཐཱཡད྄
29 Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus?
ཨཧཾ ཡདྱཏ྄ ཀརྨྨཱཀརཝཾ ཏཏྶཪྻྭཾ མཧྱམཀཐཡད྄ ཨེཏཱདྲྀཤཾ མཱནཝམེཀམ྄ ཨཱགཏྱ པཤྱཏ རུ ཀིམ྄ ཨབྷིཥིཀྟོ ན བྷཝཏི?
30 Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem.
ཏཏསྟེ ནགརཱད྄ བཧིརཱགཏྱ ཏཱཏསྱ སམཱིཔམ྄ ཨཱཡན྄།
31 En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende: Rabbi, eet.
ཨེཏརྷི ཤིཥྱཱཿ སཱདྷཡིཏྭཱ ཏཾ ཝྱཱཧཱརྵུཿ ཧེ གུརོ བྷཝཱན྄ ཀིཉྩིད྄ བྷཱུཀྟཱཾ།
32 Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet.
ཏཏཿ སོཝདད྄ ཡུཥྨཱབྷིཪྻནྣ ཛྙཱཡཏེ ཏཱདྲྀཤཾ བྷཀྵྱཾ མམཱསྟེ།
33 Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht?
ཏདཱ ཤིཥྱཱཿ པརསྤརཾ པྲཥྚུམ྄ ཨཱརམྦྷནྟ, ཀིམསྨཻ ཀོཔི ཀིམཔི བྷཀྵྱམཱནཱིཡ དཏྟཝཱན྄?
34 Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge.
ཡཱིཤུརཝོཙཏ྄ མཏྤྲེརཀསྱཱབྷིམཏཱནུརཱུཔཀརཎཾ ཏསྱཻཝ ཀརྨྨསིདྡྷིཀཱརཎཉྩ མམ བྷཀྵྱཾ།
35 Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden, en dan komt de oogst? Ziet, Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten.
མཱསཙཏུཥྚཡེ ཛཱཏེ ཤསྱཀརྟྟནསམཡོ བྷཝིཥྱཏཱིཏི ཝཱཀྱཾ ཡུཥྨཱབྷིཿ ཀིཾ ནོདྱཏེ? ཀིནྟྭཧཾ ཝདཱམི, ཤིར ཨུཏྟོལྱ ཀྵེཏྲཱཎི པྲཏི ནིརཱིཀྵྱ པཤྱཏ, ཨིདཱནཱིཾ ཀརྟྟནཡོགྱཱནི ཤུཀླཝརྞཱནྱབྷཝན྄།
36 En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait. (aiōnios )
ཡཤྪིནཏྟི ས ཝེཏནཾ ལབྷཏེ ཨནནྟཱཡུཿསྭརཱུཔཾ ཤསྱཾ ས གྲྀཧླཱཏི ཙ, ཏེནཻཝ ཝཔྟཱ ཚེཏྟཱ ཙ ཡུགཔད྄ ཨཱནནྡཏཿ། (aiōnios )
37 Want hierin is die spreuk waarachtig: Een ander is het, die zaait, en een ander, die maait.
ཨིཏྠཾ སཏི ཝཔཏྱེཀཤྪིནཏྱནྱ ཨིཏི ཝཙནཾ སིདྡྷྱཏི།
38 Ik heb u uitgezonden, om te maaien, hetgeen gij niet bearbeid hebt; anderen hebben het bearbeid, en gij zijt tot hun arbeid ingegaan.
ཡཏྲ ཡཱུཡཾ ན པཪྻྱཤྲཱམྱཏ ཏཱདྲྀཤཾ ཤསྱཾ ཚེཏྟུཾ ཡུཥྨཱན྄ པྲཻརཡམ྄ ཨནྱེ ཛནཱཿཔཪྻྱཤྲཱམྱན྄ ཡཱུཡཾ ཏེཥཱཾ ཤྲགསྱ ཕལམ྄ ཨལབྷདྷྭམ྄།
39 En velen der Samaritanen uit die stad geloofden in Hem, om het woord der vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles, wat ik gedaan heb.
ཡསྨིན྄ ཀཱལེ ཡདྱཏ྄ ཀརྨྨཱཀཱརྵཾ ཏཏྶཪྻྭཾ ས མཧྱམ྄ ཨཀཐཡཏ྄ ཏསྱཱ ཝནིཏཱཡཱ ཨིདཾ སཱཀྵྱཝཱཀྱཾ ཤྲུཏྭཱ ཏནྣགརནིཝཱསིནོ བཧཝཿ ཤོམིརོཎཱིཡལོཀཱ ཝྱཤྭསན྄།
40 Als dan de Samaritanen tot Hem gekomen waren, baden zij Hem, dat Hij bij hen bleef; en Hij bleef aldaar twee dagen.
ཏཐཱ ཙ ཏསྱཱནྟིཀེ སམུཔསྠཱཡ སྭེཥཱཾ སནྣིདྷཽ ཀཏིཙིད྄ དིནཱནི སྠཱཏུཾ ཏསྨིན྄ ཝིནཡམ྄ ཨཀུཪྻྭཱན ཏསྨཱཏ྄ ས དིནདྭཡཾ ཏཏྶྠཱནེ ནྱཝཥྚཏ྄
41 En er geloofden er veel meer om Zijns woords wil;
ཏཏསྟསྱོཔདེཤེན བཧཝོ྅པརེ ཝིཤྭསྱ
42 En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld.
ཏཱཾ ཡོཥཱམཝདན྄ ཀེཝལཾ ཏཝ ཝཱཀྱེན པྲཏཱིམ ཨིཏི ན, ཀིནྟུ ས ཛགཏོ྅བྷིཥིཀྟསྟྲཱཏེཏི ཏསྱ ཀཐཱཾ ཤྲུཏྭཱ ཝཡཾ སྭཡམེཝཱཛྙཱསམཧི།
43 En na de twee dagen ging Hij van daar en ging heen naar Galilea;
སྭདེཤེ བྷཝིཥྱདྭཀྟུཿ སཏྐཱརོ ནཱསྟཱིཏི ཡདྱཔི ཡཱིཤུཿ པྲམཱཎཾ དཏྭཱཀཐཡཏ྄
44 Want Jezus heeft Zelf getuigd, dat een profeet in zijn eigen vaderland geen eer heeft.
ཏཐཱཔི དིཝསདྭཡཱཏ྄ པརཾ ས ཏསྨཱཏ྄ སྠཱནཱད྄ གཱལཱིལཾ གཏཝཱན྄།
45 Als Hij dan in Galilea kwam, ontvingen Hem de Galileers, gezien hebbende al de dingen, die Hij te Jeruzalem op het feest gedaan had; want ook zij waren tot het feest gegaan.
ཨནནྟརཾ ཡེ གཱལཱིལཱི ལིཡལོཀཱ ཨུཏྶཝེ གཏཱ ཨུཏྶཝསམཡེ ཡིརཱུཤལམ྄ ནགརེ ཏསྱ སཪྻྭཱཿ ཀྲིཡཱ ཨཔཤྱན྄ ཏེ གཱལཱིལམ྄ ཨཱགཏཾ ཏམ྄ ཨཱགྲྀཧླན྄།
46 Zo kwam dan Jezus wederom te Kana in Galilea, waar Hij het water wijn gemaakt had. En er was een zeker koninklijk hoveling, wiens zoon krank was, te Kapernaum.
ཏཏཿ པརམ྄ ཡཱིཤུ ཪྻསྨིན྄ ཀཱནྣཱནགརེ ཛལཾ དྲཱཀྵཱརསམ྄ ཨཱཀརོཏ྄ ཏཏ྄ སྠཱནཾ པུནརགཱཏ྄། ཏསྨིནྣེཝ སམཡེ ཀསྱཙིད྄ རཱཛསབྷཱསྟཱརསྱ པུཏྲཿ ཀཕརྣཱཧཱུམཔུརཱི རོགགྲསྟ ཨཱསཱིཏ྄།
47 Deze, gehoord hebbende, dat Jezus uit Judea in Galilea kwam, ging tot Hem, en bad Hem, dat Hij afkwame, en zijn zoon gezond maakte; want hij lag op zijn sterven.
ས ཡེཧཱུདཱིཡདེཤཱད྄ ཡཱིཤོ རྒཱལཱིལཱགམནཝཱརྟྟཱཾ ནིཤམྱ ཏསྱ སམཱིཔཾ གཏྭཱ པྲཱརྠྱ ཝྱཱཧྲྀཏཝཱན྄ མམ པུཏྲསྱ པྲཱཡེཎ ཀཱལ ཨཱསནྣཿ བྷཝཱན྄ ཨཱགཏྱ ཏཾ སྭསྠཾ ཀརོཏུ།
48 Jezus dan zeide tot hem: Tenzij dat gijlieden tekenen en wonderen ziet, zo zult gij niet geloven.
ཏདཱ ཡཱིཤུརཀཐཡད྄ ཨཱཤྩཪྻྱཾ ཀརྨྨ ཙིཏྲཾ ཙིཧྣཾ ཙ ན དྲྀཥྚཱ ཡཱུཡཾ ན པྲཏྱེཥྱཐ།
49 De koninklijke hoveling zeide tot Hem: Heere, kom af, eer mijn kind sterft.
ཏཏཿ ས སབྷཱསདཝདཏ྄ ཧེ མཧེཙྪ མམ པུཏྲེ ན མྲྀཏེ བྷཝཱནཱགཙྪཏུ།
50 Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw zoon leeft. En de mens geloofde het woord, dat Jezus tot hem zeide, en ging heen.
ཡཱིཤུསྟམཝདད྄ གཙྪ ཏཝ པུཏྲོ྅ཛཱིཝཱིཏ྄ ཏདཱ ཡཱིཤུནོཀྟཝཱཀྱེ ས ཝིཤྭསྱ གཏཝཱན྄།
51 En als hij nu afging, kwamen hem zijn dienstknechten tegemoet, en boodschapten, zeggende: Uw kind leeft!
གམནཀཱལེ མཱརྒམདྷྱེ དཱསཱསྟཾ སཱཀྵཱཏྤྲཱཔྱཱཝདན྄ བྷཝཏཿ པུཏྲོ྅ཛཱིཝཱིཏ྄།
52 Zo vraagde hij dan van hen de ure, in welke het beter met hem geworden was. En zij zeiden tot hem: Gisteren te zeven ure verliet hem de koorts.
ཏཏཿ ཀཾ ཀཱལམཱརབྷྱ རོགཔྲཏཱིཀཱརཱརམྦྷོ ཛཱཏཱ ཨིཏི པྲྀཥྚེ ཏཻརུཀྟཾ ཧྱཿ སཱརྡྡྷདཎྜདྭཡཱདྷིཀདྭིཏཱིཡཡཱམེ ཏསྱ ཛྭརཏྱཱགོ྅བྷཝཏ྄།
53 De vader bekende dan, dat het in dezelve ure was, in dewelke Jezus tot hem gezegd had: Uw zoon leeft. En hij geloofde zelf, en zijn gehele huis.
ཏདཱ ཡཱིཤུསྟསྨིན྄ ཀྵཎེ པྲོཀྟཝཱན྄ ཏཝ པུཏྲོ྅ཛཱིཝཱིཏ྄ པིཏཱ ཏདྦུདྡྷྭཱ སཔརིཝཱརོ ཝྱཤྭསཱིཏ྄།
54 Dit tweede teken heeft Jezus wederom gedaan, als Hij uit Judea in Galilea gekomen was.
ཡིཧཱུདཱིཡདེཤཱད྄ ཨཱགཏྱ གཱལཱིལི ཡཱིཤུརེཏད྄ དྭིཏཱིཡམ྄ ཨཱཤྩཪྻྱཀརྨྨཱཀརོཏ྄།