< Joël 2 >
1 Blaast de bazuin te Sion, en roept luide op den berg Mijner heiligheid; laat alle inwoners des lands beroerd zijn, want de dag des HEEREN komt, want hij is nabij.
Blow trumpets on Zion [Hill], God’s sacred hill [in Jerusalem]! Tell the people of Judah that they should tremble, because it will soon be the time for Yahweh [to punish us further].
2 Een dag van duisternis en donkerheid, een dag van wolken en dikke duisterheid, als de dageraad uitgespreid over de bergen; een groot en machtig volk, desgelijks van ouds niet geweest is, en na hetzelve niet meer zal zijn tot in jaren van vele geslachten.
[That will be a very] dark and gloomy day; there will be [black] clouds and it will be very dark. A huge [swarm of locusts] has covered the mountains like [SIM] a black [cloud]. Nothing like this has ever happened before, and nothing like this will ever [happen] again.
3 Voor hetzelve verteert een vuur, en achter hetzelve brandt een vlam; het land is voor hetzelve als een lusthof, maar achter hetzelve een woeste wildernis, en ook is er geen ontkomen van hetzelve.
[It is as though the locusts bring] flames of fire from which no one can escape. In front of them, the land was [beautiful] like [SIM] the garden of Eden, but behind them [the land is like] a desert and nothing survives.
4 De gedaante deszelven is als de gedaante van paarden, en als ruiters zo zullen zij lopen.
[The locusts] resemble horses, and they run like [SIM] war horses.
5 Zij zullen daarhenen springen als een gedruis van wagenen, op de hoogten der bergen; als het gedruis ener vuurvlam, die stoppelen verteert; als een machtig volk, dat in slagorde gesteld is.
Leaping over the mountaintops, they make a noise like rumbling chariots, like [SIM] a mighty army that is preparing for a battle, or like [SIM] the roar of a fire that burns up stubble [in a field].
6 Van deszelfs aangezicht zullen de volken in pijn zijn; alle aangezichten zullen betrekken als een pot.
When people see them coming, they become very pale and frightened.
7 Als helden zullen zij lopen, als krijgslieden zullen zij de muren beklimmen; en zij zullen daarhenen trekken, een iegelijk in zijn wegen, en zullen hun paden niet verdraaien.
[The locusts] climb over walls like soldiers do; they march along in columns and never turn aside [from their columns].
8 Ook zullen zij de een den ander niet dringen; zij zullen daarhenen trekken elk in zijn baan; en al vielen zij op een geweer, zij zouden niet verwond worden.
They rush straight ahead without pushing each other. [Even though people throw] spears and javelins at them, that will not cause them to stop.
9 Zij zullen in de stad omlopen, zij zullen lopen op de muren, zij zullen klimmen in de huizen; zij zullen door de vensteren inkomen als een dief.
They swarm over the city walls and enter our houses; they enter through our windows like [SIM] thieves do.
10 De aarde is beroerd voor deszelfs aangezicht, de hemel beeft; de zon en maan worden zwart, en de sterren trekken haar glans in.
[It is as though] they cause the earth to shake and the sky to tremble. The sun and the moon become dark and the stars do not shine [because there are so many locusts in the sky].
11 En de HEERE verheft Zijn stem voor Zijn heir henen; want Zijn leger is zeer groot, want Hij is machtig, doende Zijn woord; want de dag des HEEREN is groot en zeer vreselijk, en wie zal hem verdragen?
Yahweh leads this army [of countless locusts], and they obey his commands. This time when he is judging and punishing us is very terrible, [with the result that it seems that] no one [RHQ] can survive it.
12 Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklage.
But Yahweh says, “In spite of [these disasters that you have experienced], you can return to me with all your inner beings. Weep, and mourn, and (fast/abstain from eating food) [to show that you are sorry for having abandoned me].
13 En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot den HEERE, uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade.
Do not tear your clothes [to show that you are sorry]; instead, show [MET] that you are sorry.” Yahweh is merciful and kind; he does not quickly become angry; he faithfully loves [people]. He does not quickly become angry; instead, he greatly and faithfully loves [you], and he does not like to punish you.
14 Wie weet, Hij mocht Zich wenden en berouw hebben; en Hij mocht een zegen achter Zich overlaten tot spijsoffer en drankoffer voor den HEERE, uw God.
No one knows [RHQ] if he will change his mind [about punishing you] and if instead he will act mercifully [toward you]. If he does that, he will bless you [by giving you plenty of grain and wine] in order that you can offer [some of] those things as sacrifices to him.
15 Blaast de bazuin te Sion, heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit.
Blow the trumpets on Zion [Hill]! Gather the people together! Show by fasting that you are sorry [for the sins that you have committed].
16 Verzamelt het volk, heiligt de gemeente, vergadert de oudsten, verzamelt de kinderkens, en die de borsten zuigen; de bruidegom ga uit zijn binnenkamer, en de bruid uit haar slaapkamer.
Perform the rituals to cause yourselves to be acceptable to Yahweh. Gather everyone together— the old people and the children, even the babies, and summon brides and bridegrooms from their rooms.
17 Laat de priesters, des HEEREN dienaars, wenen tussen het voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar Uw volk, o HEERE! en geef Uw erfenis niet over tot een smaadheid, dat de heidenen over hen zouden heersen; waarom zouden zij onder de volken zeggen: Waar is hunlieder God?
Tell the priests who serve Yahweh to cry between the altar and the entrance to the temple and to pray [this]: “Yahweh, rescue/save [us] your people; do not allow people from other nations to despise us; do not allow them to ridicule us and say, ‘Why has [RHQ] their God [abandoned them]?’”
18 Zo zal de HEERE ijveren over Zijn land, en Hij zal Zijn volk verschonen.
But Yahweh [showed that he] was concerned about his people and that he would act mercifully toward them.
19 En de HEERE zal antwoorden en tot Zijn volk zeggen: Ziet, Ik zend ulieden het koren, en den most, en de olie, dat gij daarvan verzadigd zult worden; en Ik zal u niet meer overgeven tot een smaadheid onder de heidenen.
When the people prayed, Yahweh answered and said, “I will give you [plenty of] grain and wine and [olive] oil, and you will be satisfied. And I will no longer allow other nations to insult you.
20 En Ik zal dien van het noorden verre van ulieden doen vertrekken, en hem wegdrijven in een dor en woest land, zijn aangezicht naar de Oostzee, en zijn einde naar de achterste zee; en zijn stank zal opgaan, en zijn vuiligheid zal opgaan; want hij heeft grote dingen gedaan.
Another army [of locusts will come] from the north [to attack you], but I will force them to continue [past Jerusalem] into the desert. Some will go into the Dead Sea in the east and some will go into the [Mediterranean] Sea in the west. [There] they will [all die, and their bodies] will stink.” Yahweh does great things!
21 Vrees niet, o land! verheug u, en wees blijde; want de HEERE heeft grote dingen gedaan.
He does wonderful things! So even the ground should rejoice!
22 Vreest niet, gij beesten des velds! want de weiden der woestijn zullen weder jong gras voortbrengen; want het geboomte zal zijn vrucht dragen, de wijnstok en vijgeboom zullen hun vermogen geven.
And the wild animals should not be afraid, because the meadows will soon become green again; the fig trees and [other] trees will be full of fruit, and the grapevines will be covered with grapes.
23 En gij, kinderen van Sion! verheugt u en zijt blijde in den HEERE, uw God; want Hij zal u geven dien Leraar ter gerechtigheid; en Hij zal u den regen doen nederdalen, den vroegen regen en den spaden regen in de eerste maand.
You people of Jerusalem, rejoice about what Yahweh, your God, [will be doing for you]. He will send abundant rain at the (right time/time when it is needed)— (in the spring/early in the year) and (in the autumn/late in the year) like he did previously.
24 En de dorsvloeren zullen vol koren zijn, en de perskuipen van most en olie overlopen.
The ground where you thresh the grain will be covered with grain, and your vats where you store grape juice and [olive] oil will be full.
25 Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden heb.
[Yahweh said, ] “I will repay you for everything that was destroyed by those great swarms of locusts that I sent to attack you.
26 En gij zult overvloediglijk en tot verzadiging eten, en prijzen den Naam des HEEREN, uw Gods, Die wonderlijk bij u gehandeld heeft; en Mijn volk zal niet beschaamd worden tot in eeuwigheid.
You, my people, will eat until your stomachs are full. Then you will praise me [MTY], Yahweh, your God, for the wonderful things that I have done for you. And never again will you be disgraced.
27 En gij zult weten, dat Ik in het midden van Israel ben, en dat Ik de HEERE, uw God, ben, en niemand meer; en Mijn volk zal niet beschaamd worden in eeuwigheid.
When that happens, you will know that I am [always] among you, and that I am Yahweh, your God, and that there is no other [God]. Never again will you be disgraced.”
28 En daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien;
“Some time later, I will give my Spirit to many [HYP] people. Your sons and daughters will proclaim messages that come directly from me. Your old men will have dreams [that come from me], and your young men will have visions [that come from me].
29 Ja, ook over de dienstknechten, en over de dienstmaagden, zal Ik in die dagen Mijn Geest uitgieten.
At that time, I will give my Spirit even to servants, both men and women.
30 En Ik zal wondertekenen geven in den hemel en op de aarde: bloed, en vuur, en rookpilaren.
I will do unusual/amazing things on the earth and in the sky. [On the earth] [CHI], there will be much blood [shed] and [there will be very large] fires and smoke that resembles huge clouds.
31 De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat die grote en vreselijke dag des HEEREN komt.
[In the sky, ] the sun will become dark and the moon will become [as red as] [MET] blood. [Those things will happen] before that great and terrible day when [I], Yahweh, appear.
32 En het zal geschieden, al wie den Naam des HEEREN zal aanroepen, zal behouden worden; want op den berg Sions en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, gelijk als de HEERE gezegd heeft; en dat, bij de overgeblevenen, die de HEERE zal roepen.
But at that time [I] will save everyone who worships me. I promise that some people in Jerusalem [DOU] will escape [those disasters]; those whom I have chosen will survive.”