< Jesaja 50 >
1 Alzo zegt de HEERE: Waar is de scheidbrief van ulieder moeder, waarmede Ik haar weggezonden heb? Of wie is er van Mijn schuldeisers, aan wien Ik u verkocht heb? Ziet, om uw ongerechtigheden zijt gij verkocht, en om uw overtredingen is uw moeder weggezonden.
This is [also] what Yahweh says: “You [Israeli children], do not think [RHQ] that I [forced your parents to be exiled/taken to Babylonia] [MET] like some men send away their wives after giving them a paper on which they state that they were divorcing them! I certainly did not [RHQ] get rid of you like a man who sells his children to get money to pay what he owes. No, the reason that I forced you to be exiled [was to punish you] because of the sins that you have committed [DOU].
2 Waarom kwam Ik, en er was niemand, waarom riep Ik, en niemand antwoordde? Is Mijn hand dus gans kort geworden, dat zij niet verlossen kan, of is er in Mij geen kracht om uit te redden? Ziet, door Mijn schelding maak Ik de zee droog, Ik stel de rivieren tot een woestijn, dat haar vis stinkt, omdat er geen water is, en sterft van dorst.
When I came to you [to rescue you], why did no one answer when I called out to you [RHQ]? Was there no one there [RHQ]? Or, did you think that I do not have the power [MTY] to rescue you [DOU]? Think about this: I can speak to a sea and cause it to become dry! I can cause rivers to become deserts, with the result that the fish in the rivers die from thirst and they rot.
3 Ik bekleed den hemel met zwartheid, en stel een zak tot zijn deksel.
I cause the sky to become dark, [as though] [MET] it was wearing black clothes [because it was mourning because someone had died].”
4 De Heere HEERE heeft Mij een tong der geleerden gegeven, opdat Ik wete met den moede een woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt allen morgen, Hij wekt Mij het oor, dat Ik hore, gelijk die geleerd worden.
Yahweh our God has given me his wise message [MTY] in order that I may encourage those who are weary. Each morning he awakens me, in order that I [SYN] may listen to what he teaches [SIM] me.
5 De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend, en Ik ben niet wederspannig, Ik wijk niet achterwaarts.
Yahweh our God has spoken to me [IDM], and I have not rejected what he told me; I have accepted [LIT] it.
6 Ik geef Mijn rug dengenen, die Mij slaan, en Mijn wangen dengenen, die Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel.
I allowed people to beat me on my back and to pull out the whiskers in my beard [because they hated me]. I did not turn away [MTY] from them when they made fun of me and spat on me.
7 Want de Heere HEERE helpt Mij, daarom word Ik niet te schande; daarom heb Ik Mijn aangezicht gesteld als een keisteen, want Ik weet, dat Ik niet zal beschaamd worden.
But, because the Lord our God helps me, I will never be humiliated. Therefore, I am strongly determined [IDM] to face/endure difficulties, and I know that nothing will cause me to be ashamed.
8 Hij is nabij, Die Mij rechtvaardigt, wie zal met Mij twisten? Laat ons te zamen staan; wie heeft een rechtzaak tegen Mij? hij kome herwaarts tot Mij.
God, the one who vindicates me, is near to me; so if anyone [RHQ] stands in front of me and accuses me in a court, he will not be able [to show that I have done anything that is wrong].
9 Ziet, de Heere HEERE helpt Mij, wie is het, die Mij zal verdoemen? Ziet, zij zullen altemaal als een kleed verouden, de mot zal hen eten.
The Lord our God defends me [in court], so no one [RHQ] will be able to (condemn me/declare that I am guilty). All those who accuse me will disappear like [SIM] old clothes that have been eaten by ([larvae of] moths/cockroaches).
10 Wie is er onder ulieden, die den HEERE vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in de duisternissen wandelt, en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den Naam des HEEREN, en steune op zijn God.
If you revere Yahweh and do what his servant tells you to do, even if you are (walking in darkness/enduring suffering), and it seems that [MET] there is no light, trust in Yahweh your God [DOU] [to help you].
11 Ziet, gij allen, die een vuur aansteekt, die u met spranken omgordt! wandelt in de vlam van uw vuur, en in de spranken, die gij ontstoken hebt. Dat geschiedt u van Mijn hand, in smart zult gijlieden liggen.
But you people who [oppose me], [who would like to throw] me into a blazing fire, walk in your own fires and burn yourselves with your own torches! This is what Yahweh will cause to happen to you: You will be enduring great torment when you die [EUP]!