15 Nu dan, zo gijlieden gereed zijt, dat gij ten tijde, als gij horen zult het geluid des hoorns, der pijp, der citer, der vedel, der psalteren, en des akkoordgezangs, en allerlei soort der muziek, nedervalt, en aanbidt het beeld, dat ik gemaakt heb, zo is het wel; maar zo gijlieden het niet aanbidt; ter zelfder ure zult gijlieden geworpen worden in het midden van den oven des brandenden vuurs; en wie is de God, Die ulieden uit mijn handen verlossen zou?
Now therfor be ye redi, in what euer our ye heren the sown of trumpe, of pipe, of harpe, of sambuke, of sawtree, and of symphonye, and of al kynde of musikis, bowe ye doun you, and worschipe the ymage which Y made; that if ye worschipen not, in the same our ye schulen be sent in to the furneis of fier brennynge; and who is God, that schal delyuere you fro myn hond?