2 Corinthiërs 4
1 Daarom dewijl wij deze bediening hebben, naar de barmhartigheid, die ons geschied is, zo vertragen wij niet;
Hinu, Chapanga, kwa lipyana laki atigotolili lihengu lenili ndava iyo nakuvya mumbele.
2 Maar wij hebben verworpen de bedekselen der schande, niet wandelende in arglistigheid, noch het Woord Gods vervalsende, maar door openbaring der waarheid onszelven aangenaam makende bij alle gewetens der mensen, in de tegenwoordigheid Gods.
Tigabelili mambu goha ga soni na gamfiyu. Titama lepi kavili kwa kukonga amala kwa kuliyagisa lilovi la Chapanga, pahali paki ndi tijova uchakaka muni vandu vamanya mumitima yavi tete chetivili palongolo ya Chapanga.
3 Doch indien ook ons Evangelie bedekt is, zo is het bedekt in degenen, die verloren gaan;
Muni, ngati Lilovi la Bwina gatikokosa gafiyiki, gafiyiki ndu kwa vala vevayagili.
4 In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is. (aiōn g165)
Venavo vasadiki lepi muni yula Setani mweavi chapanga wa mulima uwu asopili chitita muluhala lwavi vakotoka kulola hotohoto lumuli lwa Lilovi la Bwina ga ukulu wa Kilisitu, mweavi ngati Chapanga cheavili. (aiōn g165)
5 Want wij prediken niet onszelven, maar Christus Jezus, den Heere; en onszelven, dat wij uw dienaars zijn om Jezus' wil.
Nakujikokosela tavete, ndi tikumkokosa Yesu Kilisitu mwavili BAMBU, tete tavete vanalihengu vinu ndava ya Yesu.
6 Want God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus.
Chapanga mwajovili kuvya “Lumuli ndi lulangasayi kuhuma kuchitita,” Chapanga ndi mwakuyilangasa mitima yitu, na kutihotosa kuumanya ukulu wa Chapanga weulangasa pamihu pa Kilisitu Yesu.
7 Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God, en niet uit ons;
Hinu, kwa tete tivii ngati vindu vya ludaka mugati yaki vivikiwi vindu vya chimpungu vandu valola hotohoto kuvya makakala genago gakulu gihuma kwa Chapanga nambu lepi kuhuma kwa tete tavete.
8 Als die in alles verdrukt worden, doch niet benauwd; twijfelmoedig, doch niet mismoedig;
Magono goha ting'ahiswa, nambu nakusanguliwa, tivya mukuyogopa, nambu nakuvya mumbele,
9 Vervolgd, doch niet daarin verlaten; nedergeworpen, doch niet verdorven;
Ting'ahiswa nambu nakutileka changali kutangatilwa. Pamonga na kugwiswa pahi nakukomewa.
10 Altijd de doding van den Heere Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam zou geopenbaard worden.
Lukumbi lwoha tigenda na lifwa la Kilisitu muhiga yitu, muni wumi waki Yesu ndi ulolekana muhiga yitu.
11 Want wij, die leven, worden altijd in den dood overgegeven om Jezus' wil; opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees zou geopenbaard worden.
Ena, lukumbi lwatitama titindilwa na lifwa magono goha, ndava ya Yesu, muni wumi waki Yesu ulolekana muhiga yitu yeyifwa.
12 Zo dan, de dood werkt wel in ons, maar het leven in ulieden.
Ndava yeniyo tete tivii tayali hata kufwa muni nyenye mpata wumi.
13 Dewijl wij nu denzelfden Geest des geloofs hebben, gelijk er geschreven is: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken; zo geloven wij ook, daarom spreken wij ook;
Mayandiku Gamsopi gijova, “Nasadiki, ndi mana najovili.” Na tete mewa petivya na mtima wuwowo wa sadika, tisadiki ndava yeniyo tijova.
14 Wetende, dat Hij, Die den Heere Jezus opgewekt heeft, ook ons door Jezus zal opwekken, en met ulieden daar zal stellen.
Timanyili kuvya Chapanga mweamyukisi BAMBU Yesu yati akutiyukisa tete mewa pamonga na Yesu kutivika palongolo yaki pamonga na nyenye.
15 Want al deze dingen zijn om uwentwil, opdat de vermenigvuldigde genade, door de dankzegging van velen, overvloedig worde ter heerlijkheid Gods.
Goha genago ndava yinu, hati ubwina wa Chapanga pauvahikila vandu vamahele neju, usengusa wene wayonjokisiki neju, na kumpela Chapanga ukulu.
16 Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag.
Ndava yeniyo nakuvya mumbele, hati ngati higa yitu yilalile, nambu mugati mwitu mipungu yitu tikitiwa vamupya ligono kwa ligono.
17 Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; (aiōnios g166)
Mang'ahiso gegakutikolela ndi gadebe, kavili galukumbi ndu, nambu yati gakutipela ukulu mvaha neju wa magono goha kuliku mang'ahiso aga. (aiōnios g166)
18 Dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig. (aiōnios g166)
Hinu tilola lepi vindu vyevilolekana, nambu tilola vindu vyangalolekana vya lukumbi ndu, nambu vila vyangalolekana ndi vya magono goha. (aiōnios g166)
