< Hooglied 5 >
1 Ik kom in mijn hof, mijn zuster, bruid; Ik pluk er mijn mirre en balsem, Ik eet er mijn raat en mijn honing, Ik drink er mijn wijn en mijn melk! "Eet vrienden, en drinktl, En wordt dronken van liefde!"
◆新郎:我的妹妹,我的新娘! 我進入了我的花園,採了我的沒藥和香草,吃了我的蜂巢和蜂蜜,喝了我的酒和奶。我的朋友! 請你們吃,請你們喝;我親愛的,請你們痛飲![第四幕:愛情的試探和鞏固]◆新娘:
2 Ik sluimerde, maar mijn hart was wakker: Daar hoorde ik mijn beminde kloppen! "Doe open, mijn zuster, Mijn liefste, mijn duifje, mijn schoonste; Want mijn hoofd is nat van de dauw, Mijn lokken zijn klam van de nacht."
我身雖睡,我心卻醒;我的愛人在敲門。◆新郎: 我的妹妹,我的愛卿, 我的鴿子,我的完人,請給我開門! 我的頭上滿了露水,我的髮辮滿了露珠。◆新娘:
3 "Maar ik heb mijn kleed al uitgetrokken; Moet ik het nu dan weer aandoen? Ik heb mijn voeten al gewassen, Moet ik ze nu opnieuw gaan besmeuren?"
我已脫下長衣,怎能再穿﹖我己洗了腳,怎能再杇﹖
4 Maar mijn beminde stak reeds zijn hand Door de kier van de deur;
我的愛人從門孔中伸進手來,我的五內大為感動。
5 Ik stond op, om mijn beminde open te doen: Daar dropen mijn handen van mirre, Van vloeiende mirre mijn vingers Op de knop van de grendel.
我起來給我的愛人開門,一摸門閂,我的手就滴下沒藥,滴下純正的沒藥。
6 Ik deed open voor mijn beminde…. Maar mijn beminde was heen, was verdwenen…. Ik zocht naar hem, ik vond hem niet, Ik riep, hij gaf mij geen antwoord. Ik verloor mijn bezinning, toen hij zo sprak En het stormde in mijn hart.
我給我的愛人開了門,我的愛人卻轉身走了;一見他走了,我妳不傷心。我尋覓,卻沒有找著;我呼喚他,他卻不答應。
7 Weer troffen mij de wachters der stad bij hun rondgang, Ze sloegen mij en wondden mij; Mijn mantel namen ze mij af, De wachters der muren.
巡行城市的守衛遇見了我,打傷了我;看守城牆的人,奪去了我身上的外衣
8 Ik bezweer u, Jerusalems dochters, Als gij mijn beminde vindt, Wat zult gij hem melden: Ach, dat ik krank ben van liefde!
耶路撒冷女郎! 妳們若遇見了我的愛人,妳們要告訴他什麼﹖我懇求妳們告訴他:「我因愛成疾。」◆耶京女郎:
9 Wat is uw beminde dan meer dan een ander, Schoonste der vrouwen; Wat is uw beminde dan meer dan een ander, Dat ge zó ons bezweert?
妳這女中極美麗的啊! 我的愛人有什麼勝過其他的愛人﹖妳的愛人有什麼勝過其他的愛人,致使妳這懇求我們﹖◆新娘:
10 Mijn beminde is glanzend en blozend. Steekt boven tienduizenden uit;
我的愛人,皎潔紅潤,超越萬人。
11 Zijn hoofd het allerfijnste goud, Zijn lokken palmtakken, zwart als een raaf.
他的頭顱金碧輝煌,他的髮辮有如棕枝,漆黑有如烏鴉。
12 Zijn ogen als duiven Aan de waterbeken, Die zich baden in melk Aan de volle vijver gezeten.
他的眼睛,有如站在溪旁的鵓鴿的眼;他的牙齒在奶中洗過,按在牙床上。
13 Zijn wangen zijn als balsembedden, Waar geurige kruiden op groeien; Zijn lippen zijn lelies, En druipen van vloeiende mirre.
他的兩頰有如香花畦,又如芳草台;他的嘴脣有如百合花,滴流純正的沒藥。
14 Zijn armen zijn gouden cilinders, Met Tarsjisjstenen bezet; Zijn lijf een kolom van ivoor, Met saffieren bedekt.
他的手臂有如金管,鑲有塔爾史士寶石;他的軀幹是一塊象牙,鑲有碧玉
15 Zijn schenkels zijn zuilen van marmer, Op gouden voetstukken rustend; Zijn gestalte is als de Libanon, En machtig als ceders.
他的兩腿像一對大理石,置於純金座上;他的容貌彷彿黎巴嫩,壯麗如同香柏樹。
16 Zijn keel is vol zoetheid, Een en al kostelijk…. Zo is mijn beminde, zo is mijn vriend, Jerusalems dochters!
他滿面香甜,全然可愛。耶路撒冷女郎! 這就是我的愛人,這就是我的良友。