< Ruth 3 >
1 Maar eens zei haar schoonmoeder Noömi tot haar: Ik moet toch een tehuis voor u zoeken, mijn dochter, waarin ge het goed zult hebben.
Og No'omi, hennes svigermor, sa til henne: Min datter! Jeg vil prøve å la dig få et hjem, så du kan ha det godt.
2 Welnu, die Bóoz, die bloedverwant van ons, bij wiens knechten ge zijt geweest, gaat vanavond gerst wannen op het dorsveld.
Hør nu: Boas, hvis piker du har vært sammen med, er jo vår frende. Han kaster inatt sitt bygg på treskeplassen.
3 Ga u wassen en zalven; doe dan uw mantel om, en ga naar het dorsveld. Maar ge moet er voor zorgen, door den man niet opgemerkt te worden, vóór hij klaar is met eten en drinken.
Nu skal du tvette dig og salve dig og ta dine klær på og gå ned til treskeplassen; men gi dig ikke til kjenne for mannen før han er ferdig med å ete og drikke!
4 Als hij echter gaat slapen, let dan goed op, waar hij zich neerlegt; ge gaat er heen, neemt het dek van zijn voeten weg, en legt u daar neer; hij zal u wel zeggen, wat ge moet doen.
Når han så legger sig, skal du merke dig stedet hvor han legger sig; gå så der bort og slå op dekket ved hans føtter og legg dig; så vil han selv si dig hvad du skal gjøre.
5 Zij antwoordde haar: Ik zal doen, wat ge gezegd hebt.
Hun svarte: Jeg skal gjøre alt det du sier.
6 Daarop ging ze naar het dorsveld, en deed, wat haar schoonmoeder haar bevolen had.
Så gikk hun ned til treskeplassen og gjorde aldeles som hennes svigermor hadde pålagt henne.
7 Toen Bóoz gegeten en gedronken had, en in goede stemming bij de rand van de gersthoop was gaan slapen, sloop Rut er heen, nam het dek van zijn voeten weg en legde zich neer.
Da Boas hadde ett og drukket og var blitt vel til mote, gikk han og la sig ved kanten av kornhaugen; da kom hun stille og slo op dekket ved hans føtter og la sig der.
8 Midden in de nacht nu schrok de man op; hij voelde om zich heen, en zie: daar lag een vrouw aan zijn voeten!
Midt på natten blev mannen opskremt; han bøide sig frem og fikk se at der lå en kvinne ved hans føtter.
9 Hij vroeg: Wie zijt ge? Zij antwoordde: Ik ben Rut, uw dienstmaagd; sla uw mantelslip over uw dienstmaagd heen, want gij zijt losser.
Og han sa: Hvem er du? Hun svarte: Jeg er Rut, din tjenerinne. Bre ditt dekke ut over din tjenerinne; for du er løser.
10 Toen zei hij: Wees door Jahweh gezegend, mijn kind; dit tweede bewijs van uw goedheid is nog mooier dan het eerste; want ge zijt geen jonge mannen achterna geloopen, geen arme of rijke.
Da sa han: Velsignet være du av Herren, min datter! Du har nu lagt en større kjærlighet for dagen enn før, ved ikke å gå efter de unge menn, hverken de fattige eller de rike.
11 Hebt dus geen zorgen, mijn kind! Al wat ge me vraagt, zal ik voor u doen; want al mijn stadgenoten weten, dat ge een deugdzame vrouw zijt.
Så vær nu ikke redd, min datter! Alt det du sier, vil jeg gjøre for dig; for alt folket i min by vet at du er en bra kvinne.
12 En nu, ik ben inderdaad losser; maar er is nog een ander losser, die u nader staat dan ik.
Det er sant som du sier: Jeg er virkelig løser; men det er en annen løser som er nærmere enn jeg.
13 Blijf voor vannacht nu maar hier. Wanneer morgen die man als losser u nemen wil, goed, dan doe hij dat; maar wil hij het niet, dan zal ik als losser u nemen, zowaar Jahweh leeft. Ga nu maar slapen tot morgenvroeg.
Bli nu her natten over! Vil han da imorgen løse dig, godt, så la ham det! Men har han ikke lyst til å løse dig, så løser jeg dig, så sant Herren lever! Bli liggende til imorgen tidlig!
14 Ze sliep dus aan zijn voeten tot de volgende morgen. Maar nog vóór men elkaar kon herkennen, stond ze reeds op; want hij dacht: Men behoeft niet te weten, dat de vrouw op het dorsveld geweest is.
Så blev hun liggende ved hans føtter til om morgenen; da stod hun op, før folk ennu kunde kjenne hverandre. For han sa: Det må ikke bli kjent at kvinnen er kommet hit til treskeplassen.
15 Daarop zei hij: Geef die doek eens hier, die ge om hebt, en houd hem op. En terwijl ze hem ophield, schudde hij er zes maten gerst in uit, en belaadde haar er mee. Zo ging ze naar de stad,
Så sa han: Kom hit med den kåpe du har på, og hold i den! Og hun holdt i den, og han målte op seks mål bygg og la det på hennes rygg; og hun gikk inn til byen.
16 en kwam bij haar schoonmoeder. Deze vroeg: Hoe is het u gegaan, mijn dochter? Ze vertelde haar al wat de man met haar had gedaan.
Da hun kom til sin svigermor, spurte hun: Hvorledes er det gått dig, min datter? Og hun fortalte henne alt det mannen hadde gjort mot henne,
17 En ze vervolgde: Hij heeft mij ook nog deze zes maten gerst gegeven. Hij zeide: Ge moogt niet met lege handen bij uw schoonmoeder komen.
og sa: Disse seks mål bygg gav han mig; for han sa: Du må ikke komme tomhendt hjem til din svigermor.
18 Toen zei Noömi: Wacht nu maar geduldig af, mijn dochter, tot ge weet, hoe de zaak uitvalt; want die man zal wel niet rusten, eer hij, vandaag nog, deze aangelegenheid heeft afgewikkeld.
Men hun sa: Hold dig nu i ro, min datter, til du får vite hvorledes saken faller ut! For den mann hviler ikke før han får saken avgjort, og det ennu idag.