Psalmen 99

1 Jahweh is Koning: de volkeren rillen; Hij troont op de Cherubs: de aarde beeft.

Psaume à David (de David) lui-même.

2 Jahweh is groot op de Sion, Hoog boven alle volkeren verheven;

Le Seigneur est grand dans Sion; il est élevé au-dessus de tous les peuples.

3 Ze prijzen uw grote, ontzaglijke Naam: Hij is heilig en machtig!

Qu’ils rendent gloire à votre grand nom, parce qu’il est terrible et saint,

4 Gij zijt een Koning, die de gerechtigheid liefhebt, Gij handhaaft het recht; Recht en gerechtigheid hebt Gij in Jakob gegrond.

Et que l’honneur d’un roi aime le jugement. Vous avez préparé des voies droites: jugement et justice dans Jacob, c’est vous qui les avez exercés.

5 Prijst dan Jahweh, onzen God, En werpt u neer voor zijn voetbank: Want heilig is Jahweh, onze God!

Exaltez le Seigneur notre Dieu, et adorez l’escabeau de ses pieds, parce qu’il est saint.

6 Een Moses en Aäron waren onder zijn priesters, Een Samuël onder de belijders van zijn Naam: Ze riepen tot Jahweh, en Hij heeft ze verhoord,

Moïse et Aaron parmi ses prêtres, et Samuel entre ceux qui invoquent son nom, Invoquaient le Seigneur, et le Seigneur les exauçait;

7 En in een wolkkolom tot hen gesproken. Ze hadden zijn geboden volbracht, De wet, die Hij hun had gegeven:

C’est du milieu d’une colonne de nuée qu’il leur parlait.

8 Daarom hebt Gij, Jahweh, onze God, hen verhoord; Gij waart hun een God, die vergiffenis schonk, En hun daden niet strafte.

Seigneur notre Dieu, vous les exauciez: ô Dieu, vous leur avez été propice, mais en vous vengeant de toutes leurs inventions.

9 Prijst dan Jahweh, onzen God, En werpt u neer voor zijn heilige berg: Want heilig is Jahweh, onze God!

Exaltez le Seigneur notre Dieu, adorez-le sur sa montagne sainte; parce qu’il est saint, le Seigneur notre Dieu.