Psalmen 141

1 Een psalm van David. Ik roep tot U, Jahweh; ach, snel mij te hulp, Hoor naar mijn klagen, wanneer ik U smeek;

Ee Yahwe, ninakulilia wewe; uje upesi kwangu. Unisikilize nikuitapo.

2 Laat mijn gebed voor U als een reukoffer gelden, Mijn opgeheven handen als een avondoffer zijn.

Maombi yangu na yawe kama uvumba mbele zako; mikono yangu iliyoinuliwa na iwe kama dhabihu ya jioni.

3 Jahweh, zet een wacht voor mijn mond, Een post voor de deur van mijn lippen;

Ee Yahwe, uweke mlinzi kinywani mwangu; mngojezi malangoni pa midomo yangu.

4 Laat mijn hart zich naar het kwade niet neigen, Om slechte dingen te doen. Met zondaars zoek ik geen omgang, En van hun lekkernijen wil ik niet eten;

Usiruhusu tamaa ya moyo wangu kutamani uovu wowote wala kushiriki katika matendo ya dhambi na watu waishio maovuni. Nisile vyakula vyao vya anasa.

5 Maar de rechtvaardige, zelfs als hij slaat, is een zegen, En als hij mij tuchtigt, nog balsem op het hoofd. Mijn hoofd zal niet schudden, wanneer ze vermanen, En als ze kastijden, stijgt mijn gebed nog omhoog;

Mwenye haki na anipige; nao utakuwa ni wema kwangu. Anirudi; itakuwa kama mafuta kichwani pangu; kichwa changu na kisikatae kupokea. Lakini maombi yangu siku zote yatakuwa dhidi ya matendo yao mauvu.

6 En al word ik door mijn rechters gestenigd, Zij horen van mij enkel vriendelijke woorden.

Viongozi wao watatupwa chini toka juu mlimani; watayasikia maneno yangu kuwa ni matamu.

7 Als barsten en scheuren in de akker Liggen mijn beenderen verstrooid aan de rand van het graf: (Sheol h7585)

Watalazimika kusema, “Kama vile jembe moja livunjapo ardhi, hivyo mifupa yetu imesambaratishwa kinywani pa kuzimu.” (Sheol h7585)

8 Maar op U, Jahweh mijn Heer, blijven mijn ogen gericht, Tot U neem ik mijn toevlucht: giet mijn leven niet weg!

Hakika macho yangu yanakutazama wewe, Yahwe, Bwana; katika wewe napata kimbilio; usiiache nafsi yangu.

9 Behoed mij voor het net, dat men mij heeft gespannen, En voor de strikken der zondaars;

Unilinde dhidi ya mitego waliyoiweka kwa ajili yangu, na matanzi yao watendao maovu.

10 Laat de bozen in hun eigen kuilen verzinken, Maar ìk er alleen aan ontsnappen!

Waovu na waangukie kwenye nyavu zao wenywe pindi mimi nitorokapo.