Psalmen 138

1 Van David. Van ganser harte wil ik U danken, o Jahweh, U roemen hoog boven de goden: Want Gij hebt mijn smeken gehoord.

Psaume de David. Je te célébrerai de tout mon coeur; En présence des dieux, je chanterai tes louanges.

2 Ik werp mij neer, naar uw heilige tempel gericht, En verheerlijk uw Naam, Om uw genade en trouw.

Je me prosternerai devant ton saint temple, Et je célébrerai ton nom, à cause de ta bonté et de ta fidélité; Car tu as magnifiquement accompli ta promesse, Au-delà de ce que ton nom même faisait espérer.

3 Gij hebt onnoemelijk meer gedaan, dan Gij hebt beloofd; Gij hebt mij verhoord, toen ik tot U riep, En mijn zielskracht vermeerderd.

Le jour où je t'ai invoqué, tu m'as exaucé; Tu as rendu le courage et la force à mon âme.

4 Alle koningen der aarde zullen U loven, o Jahweh; En als zij uw belofte vernemen,

Tous les rois de la terre te célébreront, ô Éternel, Dès qu'ils auront entendu les paroles de ta bouche.

5 Zullen zij de wegen van Jahweh bezingen. Waarachtig, groot is de glorie van Jahweh;

Ils glorifieront les desseins de l'Éternel; Car la gloire de l'Éternel est grande.

6 Hoog verheven is Jahweh: toch ziet Hij op de nederigen neer, En kent de trotsen van verre!

Oui, l'Éternel, qui est le Très-Haut, sait voir les humbles. Et il reconnaît de loin les superbes.

7 Gij behoedt mijn leven, als ik in ellende verkeer, Steekt uw hand uit, als mijn vijanden woeden, En uw rechter komt mij te hulp.

Si je passe par l'adversité, tu me rendras la vie; Tu étendras ta main contre la fureur de mes ennemis, Et ta main droite me délivrera.

8 Jahweh, volbreng het voor mij ten einde toe: Jahweh laat uw genade duren voor eeuwig; Laat het werk uwer handen niet onvoltooid!

L'Éternel achèvera ce qu'il a commencé en ma faveur. Éternel, ta bonté dure à toujours! N'abandonne pas l'oeuvre de tes mains!