< Psalmen 126 >
1 Een bedevaartslied. Toen Jahweh Sion uit de ballingschap bracht, Was het ons als een droom;
A song for pilgrims going up to Jerusalem. When the Lord brought his people back from captivity to Zion, it was as if we were dreaming!
2 Toen werd onze mond met lachen gevuld, Onze tong met gejubel. Toen zei men onder de volken: "Jahweh heeft hun grote dingen gedaan!"
We laughed so much, we sang for joy. The other nations said, “The Lord has done wonderful things for these people.”
3 Ja, grote dingen heeft Jahweh ons gedaan; En daarom zijn wij verheugd!
The Lord certainly has done wonderful things for us. How happy we were!
4 Ach Jahweh, wend ons lot weer ten beste, Als voor de dorre greppels van Négeb:
Please return and help us again, Lord. Renew us like streams of water that renew the Negev desert.
5 Die nu zaaien met tranen, Laat ze maaien met jubel!
Those who sow in tears will reap with shouts of joy!
6 Met geween trekt men op, Om het zaad uit te strooien: Maar met gejuich keert men terug, Met schoven beladen!
Those who weep as they go out to sow their seed will be singing in celebration when they carry the harvest home.