< Psalmen 124 >
1 Een bedevaartslied; van David. Was Jahweh niet vóór ons geweest: Laat Israël getuigen,
Salimo la Davide. Nyimbo yoyimba pokwera ku Yerusalemu. Akanapanda kukhala mbali yathu Yehova, anene tsono Israeli,
2 Toen de mensen tégen ons waren,
akanapanda kukhala mbali yathu Yehova, potiwukira anthuwo,
3 Dan hadden zij ons levend verslonden, In hun ziedende woede;
iwo atatipsera mtima, akanatimeza amoyo;
4 Dan hadden de wateren ons verzwolgen, Had ons een stortvloed bedolven;
chigumula chikanatimiza, mtsinje ukanatikokolola,
5 Dan waren over ons heengeslagen De bruisende golven.
madzi a mkokomo akanatikokolola.
6 Maar geprezen zij Jahweh, Die ons geen prooi voor hun tanden heeft gemaakt!
Atamandike Yehova, amene sanalole kuti tikhale chakudya cha mano awo.
7 Levend zijn wij ontsnapt, Als een vogel uit het net van den vinker: Het net is gescheurd, En wij zijn ontkomen!
Moyo wathu wawonjoka ngati mbalame yokodwa mu msampha wa mlenje; msampha wathyoka, ndipo ife tapulumuka.
8 Onze hulp is in de Naam van Jahweh, Die hemel en aarde heeft gemaakt!
Thandizo lathu lili mʼdzina la Yehova wolenga kumwamba ndi dziko lapansi.