< Psalmen 123 >
1 Een bedevaartslied. Tot U hef ik mijn ogen omhoog, Tot U, die troont in de hemel!
A song for pilgrims going up to Jerusalem. I look up to you, the one who rules from heaven.
2 Zie, als de ogen van slaven op de hand hunner meesters, En het oog der slavin op de hand van haar gebiedster: Zo zijn ònze ogen op Jahweh gericht, Onzen God, totdat Hij Zich onzer erbarmt.
Just as servants look to their master, or a maid looks to her mistress, so we keep our eyes on you, Lord our God, waiting for you to be merciful to us.
3 Ontferm U onzer, o Jahweh. Ach, erbarm U over ons! Want we zijn met hoon overkropt,
Please have mercy on us, Lord, have mercy. We've had enough of people's contempt.
4 En onze ziel is er zat van: Door de spot van de snoevers, Door de smaad van de trotsen.
We've had more than enough of the scorn of the proud, and the contempt of the arrogant.