< Psalmen 121 >
1 Een bedevaartslied. Ik hef mijn ogen omhoog naar de bergen: "Vanwaar komt mijn hulp?"
[When we travel toward Jerusalem], I look up toward the hills [and I ask myself], “Who will help me?”
2 Mijn hulp komt van Jahweh, Die hemel en aarde heeft gemaakt!
[And my answer is] that Yahweh is the one who helps me; he is the one who made heaven and the earth.
3 Neen, Hij laat uw voeten niet struikelen, Hij slaapt niet, uw Wachter;
He will not allow us to fall/stumble; God, who protects us, will not fall asleep.
4 Neen, Hij sluimert noch dommelt, Israëls Beschermer!
The one who protects us Israeli people never gets sleepy, nor does he sleep [LIT].
5 Jahweh is uw Behoeder, Uw schaduw aan uw rechterhand:
Yahweh watches over us; he is like the shade [MET] [that protects us from the sun].
6 Overdag zal de zon u niet hinderen, En de maan niet des nachts.
[He will not allow] the sun to harm us during the day, and [he will not allow] the moon to harm us during the night.
7 Jahweh behoedt u voor iedere ramp, Hij is bezorgd voor uw leven;
Yahweh will protect us from being harmed in any manner; he will keep us safe.
8 Jahweh waakt over uw komen en gaan Van nu af tot in eeuwigheid.
He will protect us from the time that we leave [our houses in the morning] until we return [in the evening]; he will protect us now, and he will protect us forever.