< Psalmen 119 >

1 Gelukkig, die onberispelijk zijn in hun wandel, En leven volgens Jahweh’s wet;
Inmensamente felices son los de proceder intachable, Quienes andan en la Ley de Yavé.
2 Gelukkig, die op zijn vermaningen letten, Hem zoeken met geheel hun hart;
Inmensamente felices son los que observan sus Testimonios, Los que lo buscan de todo corazón.
3 Zij ook, die geen ongerechtigheid plegen, Maar blijven leven naar zijn woord.
Ellos tampoco cometen injusticia. Andan en los caminos de Él.
4 Gij zelf hebt uw bevelen gegeven, Opdat men ze trouw zou volbrengen;
Tú nos ordenaste Que guardemos tus Preceptos con diligencia.
5 Ach, mocht mijn gedrag zo onwankelbaar zijn, Dat ik uw inzettingen trouw onderhield.
¡Cómo anhelo que sean establecidos mis caminos, Para guardar tus Estatutos!
6 Dan zal ik nooit beschaamd komen staan, Als ik het oog richt op al uw geboden;
Entonces no sería yo avergonzado Cuando observe todos tus Mandamientos.
7 Maar in oprechtheid des harten zal ik U danken, Als ik uw rechtvaardige voorschriften leer.
Te daré gracias con rectitud de corazón Cuando aprenda tus rectos juicios.
8 Ik houd mij vast aan uw bestel: Verlaat mij dan niet voor altoos!
Guardaré tus Estatutos. No me abandones completamente.
9 Hoe kan een jongeman zijn reinheid bewaren? Door zich te houden aan uw woord!
¿Cómo puede un joven guardar puro su camino? Al mantenerlo según tu Palabra.
10 Ik heb U met heel mijn hart gezocht, Laat mij nooit uw geboden verlaten;
Con todo mi corazón te he buscado. No permitas que me desvíe de tus Mandamientos.
11 Ik bewaar uw bestel in mijn hart, Om nooit te zondigen tegen U.
Tu Palabra atesoré en mi corazón Para no pecar contra Ti.
12 Geprezen zijt Gij, o Jahweh, Leer mij uw inzettingen kennen;
Bendito seas Tú, oh Yavé. Enséñame tus Estatutos.
13 Dan zal ik met mijn lippen verbreiden Al de voorschriften van uw mond.
Con mis labios conté Todas las Ordenanzas de tu boca.
14 Ik verheug mij over de weg, die uw vermaning mij wees, Meer dan over alle schatten;
Me he regocijado en el camino de tus Testimonios, Tanto como en todas [las] riquezas.
15 Uw bevelen wil ik overwegen, En op uw paden blijven letten;
Meditaré en tus Ordenanzas. Consideraré tus caminos.
16 Ik wil mij aan uw wet verkwikken, En nimmermeer uw woord vergeten!
Me deleitaré en tus Estatutos. No olvidaré tu Palabra.
17 Laat uw dienstknecht leven, En ik zal uw woord onderhouden;
Concede beneficio a tu esclavo, Que yo viva y guarde tu Palabra.
18 Neem de sluier van mijn ogen, Opdat ik de wonderen van uw wet aanschouwe.
Abre mis ojos, Para que yo vea las maravillas de tu Ley.
19 Al ben ik maar een zwerver op aarde, Verberg mij uw bevelen niet;
Soy un peregrino en la tierra. No encubras de mí tus Mandamientos.
20 Want mijn ziel wordt verteerd van verlangen Naar uw voorschriften, altijd door.
Mi alma se quebranta con el anhelo De seguir tus Ordenanzas en todo tiempo.
21 Gij bedreigt de hoogmoedigen, Vervloekt, die uw geboden verlaat;
Tú reprendes a los arrogantes. Son malditos los que se desvían de tus Mandamientos.
22 Wend dan smaad en hoon van mij af, Want uw vermaningen neem ik ter harte.
Aparta de mí el oprobio y el menosprecio, Porque he guardado tus Testimonios.
23 Al spannen ook vorsten tegen mij samen, Uw dienstknecht peinst over uw inzettingen na;
Aunque los magistrados se sienten Y hablen contra mí, Tu esclavo medita en tus Estatutos.
24 Ja, uw bestel is mij een lust, En mijn berader.
Tus Testimonios son también mi deleite y mis consejeros.
25 Reeds ligt mijn ziel aan het stof gekluisterd: Wek mij ten leven naar uw woord.
Postrada en el polvo está mi alma. Dame vida según tu Palabra.
26 Mijn leven heb ik U open gelegd: Gij hebt mij gehoord, Leer mij thans uw inzettingen kennen;
Te declaré mis caminos, Y me respondiste. Enséñame tus Estatutos.
27 Onderricht mij, hoe ik naar uw bevelen moet leven, En ik zal uw wonderen vermelden.
Hazme entender la vía de tus Estatutos Para que yo medite en sus maravillas.
28 Mijn ziel kwijnt weg van ellende: Richt mij naar uw bestel weer op.
Mi vida se disuelve a causa de la tristeza. Fortaléceme según tu Palabra.
29 Houd de weg der leugen ver van mij af, En schenk mij genadig uw wet;
Aparta de mí el camino falso, Y con bondad concédeme tu Ley.
30 Ik heb de weg der waarheid gekozen, Uw voorschriften mij voor ogen gesteld.
Escogí el camino fiel. Me enfrenté a tus Ordenanzas.
31 Ik klamp mij aan uw vermaningen vast, Maak mij niet te schande, o Jahweh;
Me apegué a tus Testimonios, oh Yavé. No me entregues a la vergüenza.
32 De weg uwer geboden zal ik bewandelen, Als Gij mijn hart maar verblijdt.
Correré por el camino de tus Mandamientos, Porque Tú ensancharás mi corazón.
33 Leer mij, Jahweh, naar uw inzettingen leven, Opdat ik ze ten einde toe onderhoud;
Enséñame, oh Yavé, la vía de tus Estatutos, Y lo guardaré hasta el fin.
34 Geef mij inzicht om uw wet te volbrengen, En met heel mijn hart te beleven;
Dame entendimiento para que yo observe tu Ley, Y la observaré de todo corazón.
35 Laat mij het pad uwer geboden betreden, Want dat is mijn vreugd.
Hazme andar por la senda de sus Mandamientos, Porque en ella me deleito.
36 Neig mijn hart naar uw vermaningen, En niet naar gewin;
Inclina mi corazón a tus Testimonios, Y no a ganancia deshonesta.
37 Wend mijn ogen van de ijdelheid af, En laat mij leven naar uw woord.
Aparta mis ojos para que no miren vanidad. Revíveme en tus caminos.
38 Doe uw bestel aan uw dienstknecht gestand, Dat Gij beschikt hebt voor hen, die U vrezen;
Establece tu Palabra para tu esclavo, Como la que produce reverencia a Ti.
39 Wentel de smaad, die ik ducht, van mij weg, Want uw voorschriften blijven voortreffelijk.
Aleja de mí la reprobación que temo, Porque tus Ordenanzas son buenas.
40 Zie, ik hunker naar uw bevelen, Laat mij door uw gerechtigheid leven!
Mira, yo anhelo tus Preceptos. Revíveme en tu justicia.
41 Moge uw genade mijn deel zijn, o Jahweh, En uw heil naar uw bestel;
Venga a mí, oh Yavé, tu misericordia, Tu salvación, conforme a tu Palabra,
42 Dan zal ik mijn lasteraars te woord kunnen staan, Want ik vertrouw op uw woord;
A fin de que tenga respuesta para el que me reprueba, Porque confío en tu Palabra.
43 Neem het woord der waarheid niet geheel uit mijn mond, Want ik wacht uw voorschriften af.
No quites de mi boca en algún momento la Palabra de verdad, Porque yo confío en tus Ordenanzas.
44 Uw wet wil ik steeds onderhouden, Voor eeuwig en immer;
Así observaré tu Ley continuamente, Eternamente y para siempre.
45 Dan zal ik ongestoord kunnen leven, Omdat ik naar uw bevelen vraag.
Andaré en libertad, Porque busco tus Preceptos.
46 Zelfs koningen zal ik van uw vermaningen spreken, En mij er nooit over schamen;
Delante de reyes hablaré también de tus Testimonios, Y no me avergonzaré.
47 Ik zal mij aan uw geboden verkwikken, Die ik van harte bemin;
Me deleitaré en tus Mandamientos, Los cuales amo.
48 Tot U zal ik mijn handen verheffen, En uw inzettingen overwegen.
Alzaré mis manos hacia tus Mandamientos, Los cuales amo, Y meditaré en tus Estatutos.
49 Gedenk het woord, tot uw dienstknecht gesproken, En waarop Gij mijn hoop hebt gesteld;
Recuerda la promesa [dada] a tu esclavo, En la cual me ordenaste esperar.
50 Dit is mijn troost in mijn ellende, Dat uw bestel mij het leven behoudt.
Ella es mi consuelo en mi aflicción, Porque tu Palabra me da vida.
51 Al bespotten de bozen mij nog zo vijandig, Toch wijk ik niet af van uw wet;
Muchos se burlan de mí, Pero no me apartan de tu Ley.
52 Ik blijf uw aloude voorschriften indachtig, En voel mij er door getroost, o Jahweh;
Recuerdo tus antiguas Ordenanzas, oh Yavé, Y me consuelo.
53 Maar gramschap maakt zich van mij meester, Om de zondaars, die uw geboden verlaten.
Indignación ardiente se apoderó de mí A causa de los perversos que abandonan tu Ley.
54 Uw inzettingen ruisen als zangen mij tegen In het huis van mijn ballingschap;
Tus Estatutos fueron cantos para mí En la casa de mi peregrinaje.
55 Des nachts, o Jahweh, gedenk ik uw Naam, En volg uw vermaningen op;
Recuerdo tu Nombre en la noche, oh Yavé, Y observo tu Ley.
56 Want dit is mijn plicht: Dat ik uw bevelen volbreng.
Esto me sucedió Para que yo observe tus Preceptos.
57 Gij zijt mijn erfdeel, o Jahweh: Ik heb beloofd, uw woord te volbrengen;
Mi posesión es Yavé. Prometí que observaré tus Palabras.
58 Van ganser harte zoek ik uw aanschijn, Wees mij genadig naar uw bestel.
Busqué tu favor con todo mi corazón. Sé bondadoso conmigo, según tu Palabra.
59 Ik overleg bij mijzelf, welke weg ik moet gaan, En naar uw vermaningen richt ik mijn schreden;
Consideré mis caminos Y volví mis pies a tus Testimonios.
60 Ik haast mij, zonder ooit te talmen, Om uw geboden te onderhouden;
Me apresuré, no me demoré En guardar tus Mandamientos.
61 En al houden mij de strikken der bozen gevangen, Nooit vergeet ik uw wet;
Las cuerdas de los perversos me rodearon, Pero no olvidé tu Ley.
62 Midden in de nacht sta ik op, Om U voor uw rechtvaardige voorschriften te danken.
A medianoche me levanto Para darte gracias por tus justas Ordenanzas.
63 Ik ben de vriend van al, die U vreest, En die uw bevelen volbrengt;
Soy compañero de todos los que te temen, Y de los que observan sus Preceptos.
64 De aarde is vol van uw goedheid, o Jahweh, Leer mij maar uw inzettingen kennen.
Oh Yavé, la tierra está llena de tu misericordia. Enséñame tus Estatutos.
65 Gij hebt uw dienstknecht wèl gedaan, O Jahweh, naar uw woord;
Oh Yavé, bien hiciste a tu esclavo según tu Palabra.
66 Schenk mij een helder oordeel en inzicht, Want ik heb vertrouwen in uw geboden.
Enséñame buen discernimiento y conocimiento, Porque creo tus Mandamientos.
67 Eer ik vernederd werd, dwaalde ik af, Maar nu houd ik mij aan uw bestel;
Antes de ser afligido me extravié, Pero ahora observo tu Palabra.
68 Gij zijt goed en doet wèl: Leer mij dan uw inzettingen kennen.
Bueno eres Tú Y haces lo bueno. Enséñame tus Estatutos.
69 Onbeschaamden belasteren mij, Want van ganser harte neem ik uw bevelen in acht;
Los arrogantes forjaron mentira contra mí. Yo observo tus Preceptos de todo corazón.
70 Lomp als vet is hun hart, Maar ìk vind mijn vreugd in uw wet;
Los corazones de ellos están cubiertos de grasa. Yo me deleito en tu Ley.
71 En het was mij goed, te worden vernederd, Om uw vermaningen te leren verstaan;
Fue bueno para mí que fui afligido, Para que aprenda tus Estatutos.
72 Want de voorschriften van uw mond schat ik hoger, Dan duizenden in goud en zilver!
Mejor me es la Ley de tu boca Que millares de oro y plata.
73 Uw handen hebben mij gemaakt en gevormd, Geef mij ook inzicht, om uw geboden te kennen;
Tus manos me hicieron y me afirmaron. Dame entendimiento para que aprenda tus Mandamientos.
74 Dan zien, die U vrezen, met vreugd op mij neer, Omdat ik vertrouw op uw woord.
Que los que te reverencian Me vean y se alegren, Porque confié en tu Palabra.
75 Ik weet, dat uw oordeel rechtvaardig is, Jahweh, En dat Gij mij naar verdienste kastijdt;
Sé, oh Yavé, que tus juicios con justos, Y que me afligiste según tu fidelidad.
76 Maar uw genade zij mij tot troost, Naar uw bestel voor uw knecht;
Oh, que tu misericordia me consuele, Conforme prometiste a tu esclavo.
77 Uw ontferming dale op mij neer, en doe mij herleven, Want uw wet is mij een verkwikking.
Que tu compasión venga a mí, Para que yo viva, Porque tu Ley es mi deleite.
78 Schande voor de trotsen, die onverdiend mij verdrukken, Daar ik uw bevelen bedenk;
Sean avergonzados los arrogantes, Porque sin causa me calumnian, Pero yo meditaré en tus Preceptos.
79 Maar mijn vrienden mogen zijn, die U vrezen, En die uw vermaningen kennen;
Que se vuelvan a mí los que te temen, Los que conocen tus Testimonios.
80 Door uw inzettingen worde mijn hart zonder smet, Zodat ik niet beschaamd hoef te staan.
Sea mi corazón íntegro en tus Estatutos, Para que no sea avergonzado.
81 Mijn ziel smacht naar uw heil, Ik vertrouw op uw woord;
Mi alma desfallece por tu salvación. Pero confío en tu Palabra.
82 Mijn ogen hunkeren naar uw bestel, En vragen: Wanneer brengt Gij mij troost?
Se consumen mis ojos [esperando] tu Palabra, Mientras digo: ¿Cuándo me consolará?
83 Al ben ik als een leren zak in de rook, Toch vergeet ik uw inzettingen niet.
Aunque soy como odre en el humo, No olvido tus Estatutos.
84 Ach, hoelang zal uw dienstknecht nog leven, En wanneer voltrekt Gij aan mijn vervolgers uw oordeel?
¿Cuántos son los días de tu esclavo? ¿Cuándo juzgarás a los que me persiguen?
85 Onbeschaamden hebben mij kuilen gegraven, Want ze leven niet naar uw wet.
Los arrogantes me cavaron fosa, Los que no concuerdan con tu Ley.
86 Al uw geboden zijn waarachtig, Maar men vervolgt mij met leugens: Ach kom mij te hulp;
Todos tus Mandamientos son fieles. Me persiguen con engaño. Ayúdame.
87 Men had mij haast van de aarde verdelgd, Toch had ik mij niet aan uw bevelen onttrokken;
Casi me destruyen en la tierra, Pero yo no abandono tus Preceptos.
88 Behoud mij in het leven naar uw genade, En de vermaningen van uw mond volg ik op!
Vivifícame según tu misericordia, Y observaré los Testimonios de tu boca.
89 Uw woord blijft eeuwig, o Jahweh, Het staat vast als de hemel;
Para siempre, oh Yavé, Tu Palabra permanece en el cielo.
90 Uw bestel houdt stand van geslacht tot geslacht, Staat vast als de aarde, die Gij hebt gegrond;
Por todas las generaciones es tu fidelidad. Tú estableciste la tierra, y permanece.
91 En naar uw voorschriften blijven ze ook nu nog bestaan, Want het heelal is uw dienstknecht!
Por tu mandato subsisten hasta hoy [todas las cosas], Porque todas ellas te sirven como esclavas.
92 Wanneer uw wet mij niet had verkwikt, Dan was ik in mijn ellende te gronde gegaan;
Si tu Ley no fuera mi deleite, Entonces habría perecido en mi aflicción.
93 Nimmer zal ik dan uw bevelen vergeten, Want juist daardoor doet Gij mij leven.
Jamás olvido tus Preceptos, Porque con ellos me vivificaste.
94 Ik ben de uwe: Ach, kom mij te hulp, Want ijverig spoor ik uw voorschriften na;
Tuyo soy. ¡Sálvame! Porque busqué tus Preceptos.
95 De bozen loeren, om mij te verdelgen, Maar ik blijf uw vermaningen achten.
Me esperan los perversos para destruirme. Pero yo considero tus Testimonios.
96 Aan alles zie ik een eind, al is het nog zo volmaakt, Maar uw gebod is onbegrensd!
En toda perfección he visto límite. Tu Mandamiento es inmensamente amplio.
97 Hoe lief toch heb ik uw wet, Ik overweeg ze de hele dag door!
¡Oh, cuánto amo yo tu Ley! Todo el día es mi meditación.
98 Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden zijn, Want het vergezelt mij voor eeuwig;
Tus Mandamientos me hacen más sabio que mis enemigos, Porque siempre están conmigo.
99 Ik heb meer verstand dan al mijn meesters, Want ik denk over uw vermaningen na;
Tengo mejor entendimiento que todos mis maestros, Porque tus Testimonios son mi meditación.
100 En ik heb helderder inzicht dan de oudsten, Want ik neem uw bevelen in acht.
Entiendo más que los ancianos, Porque observo tus Preceptos.
101 Van alle slechte paden houd ik mijn voeten, Om uw woord te volbrengen;
De todo mal camino contuve mis pies, Para observar tu Palabra.
102 En van uw voorschriften wijk ik niet af, Want Gij hebt ze mij zelf onderwezen.
No me aparté de tus Ordenanzas, Porque Tú mismo me enseñaste.
103 Hoe zoet voor mijn gehemelte is uw bestel, Meer dan honing voor mijn mond;
¡Cuán dulces son tus Palabras a mi paladar, Más que miel a mi boca!
104 Door uw inzettingen ben ik verstandig geworden, En haat dus ieder leugenpad.
De sus Preceptos recibo entendimiento, Por tanto aborrezco todo camino falso.
105 Uw woord is een lamp voor mijn voeten, En een licht op mijn pad;
Lámpara a mis pies es tu Palabra, Y lumbrera a mi camino.
106 Ik heb gezworen, en zal het gestand doen, Uw rechtvaardige voorschriften te onderhouden.
Juré observar tus justas Ordenanzas. Lo cumpliré Y lo confirmo: Guardaré tus justas Ordenanzas.
107 Ach, Jahweh, ik ga zo diep gebukt, Wek mij ten leven naar uw bestel;
Estoy afligido en gran manera. Oh Yavé, vivifícame según tu Palabra.
108 Wil de offeranden van mijn mond aanvaarden, o Jahweh, En onderricht mij in uw geboden.
Acepta las ofrendas voluntarias de mi boca, oh Yavé, Y enséñame tus Ordenanzas.
109 Al zweeft mijn leven in voortdurend gevaar, Toch vergeet ik nimmer uw wet;
Mi vida está de continuo en peligro, Pero yo no olvido tu Ley.
110 En al leggen de bozen mij strikken, Van al uw bevelen wijk ik niet af.
Los perversos me tienden una trampa, Pero yo no me desvío de tus Preceptos.
111 Uw vermaningen blijven mijn erfdeel voor eeuwig, Want ze zijn de vreugd van mijn hart;
Tus Testimonios son mi herencia eterna, Porque ellos son el gozo de mi corazón.
112 En ik heb er mijn hart op gezet, Naar uw inzettingen te leven voor eeuwig en immer!
Incliné mi corazón a cumplir tus Estatutos, De continuo hasta el fin.
113 Ik haat halfslachtige wezens, Maar uw wet heb ik lief;
Aborrezco a los de doble ánimo, Pero amo tu Ley.
114 Gij zijt mijn schuts en mijn schild, Ik vertrouw op uw woord;
Tú eres mi Refugio y mi Escudo. Confío en tu Palabra.
115 Weg van mij, zondaars, Laat mij de geboden van mijn God onderhouden!
Apártense de mí, perversos, Para que yo observe los Mandamientos de mi ʼElohim.
116 Sterk mij naar uw bestel, opdat ik blijf leven, En laat mijn hoop niet worden beschaamd;
Susténtame según tu Palabra para que viva Y no dejes que sea avergonzado de mi esperanza.
117 Stut mij, opdat ik worde gered, En mij altijd aan uw bevelen verkwikke.
Susténtame para que sea salvo, Para que yo observe de continuo tus Estatutos.
118 Wie uw inzettingen verlaten, zijn U een gruwel, Want ze bedenken enkel leugens;
Rechazas a todos los que se desvían de tus Estatutos, Porque su astucia es falsedad.
119 En als afval veracht Gij alle bozen op aarde, Daarom heb ik uw vermaningen lief.
Removiste de la tierra [como] escoria a todos los perversos. Por tanto, amo tus Testimonios.
120 Mijn lichaam beeft voor U van schrik, En ik ben bevreesd voor uw oordeel!
Mi carne se estremece de temor a Ti, Y ante tus juicios me lleno de pavor.
121 Een rechtvaardig oordeel hebt Gij geveld, Lever mij niet over aan mijn verdrukkers;
Actué con justicia y rectitud. No me abandones a mis opresores.
122 Uw woord blijve borg voor uw dienaar, Laat geen onbeschaamde mij kwellen.
Sé garante de tu esclavo para bien, Que no me opriman los arrogantes.
123 Mijn ogen smachten naar uw heil, En naar uw rechtvaardig bestel;
Mis ojos desfallecen por tu salvación, Y por la Palabra de tu justicia.
124 Handel met uw dienstknecht naar uw genade, En leer mij uw inzettingen kennen;
Haz con tu esclavo según tu misericordia, Y enséñame tus Estatutos.
125 Ik ben uw dienstknecht: ach, geef mij verstand, Opdat ik uw vermaningen moge begrijpen.
Yo soy tu esclavo. Dame entendimiento para comprender tus Testimonios.
126 Het is tijd om te handelen, Jahweh: Men verkracht uw wet;
Es tiempo de actuar, oh Yavé. Porque invalidaron tu Ley.
127 Daarom heb ik uw geboden lief, Boven goud en edel metaal;
Por tanto amo tus Mandamientos Más que el oro, sí, más que el oro fino.
128 Daarom richt ik mij naar al uw bevelen, En haat ik ieder leugenpad.
Por tanto estimo rectos todos tus Preceptos Con respecto a todas las cosas. Aborrezco todo camino falso.
129 Uw vermaningen zijn wondervol, Mijn ziel neemt ze daarom in acht;
¡Maravillosos son tus Testimonios! Por tanto los observa mi alma.
130 De openbaring van uw woord straalt licht van zich uit, En geeft wijsheid aan de eenvoudigen;
La exposición de tus Palabras alumbra. Da entendimiento a los simples.
131 En smachtend open ik mijn mond, Want ik hunker naar uw geboden.
Abrí bien mi boca y suspiré, Porque anhelaba tus Mandamientos.
132 Keer U tot mij, en wees mij genadig, Naar uw beschikking voor hen, die uw Naam beminnen;
Mírame y ten misericordia de mí, Como acostumbras con los que aman tu Nombre.
133 Richt mijn schreden naar uw bestel, En laat geen onheil mij treffen.
Afirma mis pasos con tu Palabra, Y no permitas que alguna iniquidad me domine.
134 Bevrijd mij van de verdrukking der mensen, Opdat ik trouw uw bevelen volbrenge;
Líbrame de la violencia de los hombres, Y observaré tus Mandamientos.
135 Laat uw aangezicht stralen over uw dienstknecht, En leer mij uw inzettingen kennen.
Haz resplandecer tu rostro sobre tu esclavo, Y enséñame tus Estatutos.
136 Stromen van tranen ontwellen mijn ogen, Omdat men uw wet niet beleeft.
Manantiales de agua bajarán de mis ojos, Porque ellos no observan tu Ley.
137 Rechtvaardig zijt Gij, o Jahweh, En ook uw voorschriften zijn volgens recht;
Justo eres Tú, oh Yavé, Y rectos son tus juicios.
138 In gerechtigheid hebt Gij uw vermaningen gegeven, En in volledige trouw.
Tus Testimonios nos mandaste con justicia, Y extraordinaria fidelidad.
139 Ik word door ergernis verteerd, Omdat mijn vijanden uw woord vergeten;
Mi celo me consume, Porque mis adversarios olvidaron tus Palabras.
140 Maar uw bestel is beproefd als in vuur, En uw dienstknecht heeft het lief;
Tu Palabra es muy pura, Por tanto, tu esclavo la ama.
141 En al ben ik maar klein en gering, Nooit wil ik uw bevelen vergeten.
Soy pequeño y despreciado, [Pero] no olvido tus Preceptos.
142 Ongerept blijft uw gerechtigheid voor eeuwig en immer, En waarachtig uw wet;
Tu justicia es eterna, Y tu Ley es verdad.
143 Al treffen mij nood en ellende, Uw geboden zijn mijn verkwikking.
La aflicción y la angustia me alcanzaron, [Pero] tus Mandamientos son mi delicia.
144 Uw inzettingen zijn rechtvaardig voor eeuwig; Onderricht mij er in, opdat ik blijf leven!
Tus Testimonios son justicia eterna. Dame entendimiento para que viva.
145 Ik roep met heel mijn hart: Jahweh verhoor mij! Uw inzettingen wil ik trouw onderhouden;
Clamo con todo mi corazón. Respóndeme, oh Yavé. Observaré tus Estatutos.
146 Ik roep U aan: ach, kom mij te hulp, Om uw vermaningen te beleven.
A Ti clamo: ¡Sálvame! Y observaré tus Testimonios.
147 Ik ben met mijn smeken de dageraad vóór, Want ik smacht naar uw woord;
Me levanté antes del alba y clamé. Espero tu Palabra.
148 En mijn ogen voorkomen de nachtwake, Om op te zien naar uw bestel.
Mis ojos se anticipan a las vigilias de la noche Para meditar en tu Palabra.
149 Hoor in uw goedheid mijn smeken, o Jahweh, En wek mij naar uw beschikking ten leven;
Oye mi voz según tu misericordia. Vivifícame, oh Yavé, según tus Ordenanzas.
150 Mijn listige vervolgers zijn al nabij, Maar ze houden zich ver van uw wet;
Los que siguen la perversidad se acercan. Están lejos de tu Ley.
151 Maar Gij ook, Jahweh, zijt nabij, En waarachtig zijn al uw geboden;
Tú, oh Yavé, estás cerca, Y todos tus Mandamientos son verdad.
152 Van oudsher ken ik uw bevelen, Want Gij hebt ze gegeven voor eeuwig!
Desde antaño conocí tus Testimonios, Que Tú estableciste para siempre.
153 Aanschouw mijn ellende, en kom mij te hulp, Want nooit vergeet ik uw wet;
Mira mi aflicción y rescátame, Porque yo no olvido tu Ley.
154 Wees mijn verdediger en mijn beschermer, En doe mij leven naar uw bestel.
Defiende mi causa y redímeme, Vivifícame según tu Palabra.
155 Het heil blijft ver van de bozen verwijderd, Want ze zoeken uw inzettingen niet;
Lejos de los perversos está la salvación, Porque no buscan tus Estatutos.
156 Maar uw barmhartigheid, Jahweh, is groot, Wek mij ten leven naar uw woord.
Oh Yavé, grandes son tus misericordias. Vivifícame según tus Ordenanzas.
157 Al zijn mijn vervolgers en vijanden talrijk, Van uw vermaningen wijk ik niet af;
Muchos son mis perseguidores y mis adversarios, [Pero] yo no me aparto de tus Testimonios.
158 Het walgt mij, als ik trouwelozen aanschouw, Die uw geboden niet willen volbrengen.
Veo a los traidores y me disgusto, Porque ellos no observan tu Palabra.
159 Zie, hoe ik uw bevelen liefheb, o Jahweh, Laat mij dan leven naar uw genade;
Considera cuánto amo tus Preceptos. Vivifícame, oh Yavé, según tu misericordia.
160 Uw woord is een en al waarheid, En eeuwig houden al uw rechtvaardige voorschriften stand.
La suma de tu Palabra es verdad, Y eterna cada una de tus justas Ordenanzas.
161 Vorsten vervolgen mij zonder enige grond, Maar mijn hart is enkel beducht voor uw woord.
Príncipes me persiguen sin causa, Pero mi corazón tiene temor a tus Palabras.
162 Ik verheug mij over uw bestel, Als iemand, die rijke buit heeft gemaakt;
Me regocijo en tu Palabra Como el que halla gran despojo.
163 Leugen en haat verfoei ik, Maar uw inzettingen heb ik lief.
Aborrezco y repugno la mentira. Amo tu Ley.
164 Zeven maal daags zing ik uw lof, Om uw rechtvaardige voorschriften;
Siete veces al día te alabo A causa de tus justas Ordenanzas.
165 Die uw wet beminnen, genieten een heerlijke vrede, En struikelen nooit.
Mucha paz tienen los que aman su Ley, Y no hay tropiezo para ellos.
166 Jahweh, ik smacht naar uw heil, En onderhoud uw geboden;
Oh Yavé, espero tu salvación Y practico tus Mandamientos.
167 Ik volg uw vermaningen op, En bemin ze van harte;
Mi alma observa tus Testimonios, Y los ama intensamente.
168 Ik volbreng uw bevelen, Ja, heel mijn leven ligt voor U bloot!
Observo tus Preceptos y tus Testimonios, Porque todos mis caminos están delante de Ti.
169 Jahweh, mijn smeken dringe tot U door, Geef mij inzicht naar uw woord;
Llegue mi clamor ante Ti, oh Yavé. Dame entendimiento según tu Palabra.
170 Moge mijn gebed voor uw aangezicht komen, Breng mij redding naar uw bestel.
Llegue mi súplica ante Ti. Líbrame según tu Palabra.
171 Dan zal een lofzang mijn lippen ontstromen, Omdat Gij uw inzettingen mij hebt geleerd;
Mis labios rebozan alabanza Cuando Tú me enseñas tus Estatutos.
172 En mijn tong zal uw waarachtigheid loven, Want al uw vermaningen zijn gerecht.
Hablará mi lengua tu Palabra, Porque todos tus Mandamientos son justicia.
173 Uw hand zij bereid, mij te helpen, Want uw bevelen heb ik verkoren;
Esté tu mano lista para socorrerme, Porque escogí tus Ordenanzas.
174 Jahweh, ik smacht naar uw heil, En uw wet is mij een verkwikking.
Anhelo tu salvación, oh Yavé, Y tu Ley es mi deleite.
175 Mijn ziel moge leven, om U te loven, En uw voorschriften mogen mij helpen;
Viva mi alma y te alabe, Y que me ayuden tus Ordenanzas.
176 Als een verloren schaap dool ik rond: zoek uw dienaar weer op, Want nimmer heb ik uw geboden vergeten!
Anduve errante como oveja perdida. Busca a tu esclavo, Porque no olvido tus Mandamientos.

< Psalmen 119 >