Psalmen 119
1 Gelukkig, die onberispelijk zijn in hun wandel, En leven volgens Jahweh’s wet;
アレフ おのが道を全くして、主のおきてに歩む者はさいわいです。
2 Gelukkig, die op zijn vermaningen letten, Hem zoeken met geheel hun hart;
主のもろもろのあかしを守り心をつくして主を尋ね求め、
3 Zij ook, die geen ongerechtigheid plegen, Maar blijven leven naar zijn woord.
また悪を行わず、主の道に歩む者はさいわいです。
4 Gij zelf hebt uw bevelen gegeven, Opdat men ze trouw zou volbrengen;
あなたはさとしを命じて、ねんごろに守らせられます。
5 Ach, mocht mijn gedrag zo onwankelbaar zijn, Dat ik uw inzettingen trouw onderhield.
どうかわたしの道を堅くして、あなたの定めを守らせてください。
6 Dan zal ik nooit beschaamd komen staan, Als ik het oog richt op al uw geboden;
わたしは、あなたのもろもろの戒めに目をとめる時、恥じることはありません。
7 Maar in oprechtheid des harten zal ik U danken, Als ik uw rechtvaardige voorschriften leer.
わたしは、あなたの正しいおきてを学ぶとき、正しい心をもってあなたに感謝します。
8 Ik houd mij vast aan uw bestel: Verlaat mij dan niet voor altoos!
わたしはあなたの定めを守ります。わたしを全くお捨てにならないでください。
9 Hoe kan een jongeman zijn reinheid bewaren? Door zich te houden aan uw woord!
ベス 若い人はどうしておのが道を清く保つことができるでしょうか。み言葉にしたがって、それを守るよりほかにありません。
10 Ik heb U met heel mijn hart gezocht, Laat mij nooit uw geboden verlaten;
わたしは心をつくしてあなたを尋ね求めます。わたしをあなたの戒めから迷い出させないでください。
11 Ik bewaar uw bestel in mijn hart, Om nooit te zondigen tegen U.
わたしはあなたにむかって罪を犯すことのないように、心のうちにみ言葉をたくわえました。
12 Geprezen zijt Gij, o Jahweh, Leer mij uw inzettingen kennen;
あなたはほむべきかな、主よ、あなたの定めをわたしに教えてください。
13 Dan zal ik met mijn lippen verbreiden Al de voorschriften van uw mond.
わたしはくちびるをもって、あなたの口から出るもろもろのおきてを言いあらわします。
14 Ik verheug mij over de weg, die uw vermaning mij wees, Meer dan over alle schatten;
わたしは、もろもろのたからを喜ぶように、あなたのあかしの道を喜びます。
15 Uw bevelen wil ik overwegen, En op uw paden blijven letten;
わたしは、あなたのさとしを思い、あなたの道に目をとめます。
16 Ik wil mij aan uw wet verkwikken, En nimmermeer uw woord vergeten!
わたしはあなたの定めを喜び、あなたのみ言葉を忘れません。
17 Laat uw dienstknecht leven, En ik zal uw woord onderhouden;
ギメル あなたのしもべを豊かにあしらって、生きながらえさせ、み言葉を守らせてください。
18 Neem de sluier van mijn ogen, Opdat ik de wonderen van uw wet aanschouwe.
わたしの目を開いて、あなたのおきてのうちのくすしき事を見させてください。
19 Al ben ik maar een zwerver op aarde, Verberg mij uw bevelen niet;
わたしはこの地にあっては寄留者です。あなたの戒めをわたしに隠さないでください。
20 Want mijn ziel wordt verteerd van verlangen Naar uw voorschriften, altijd door.
わが魂はつねにあなたのおきてを慕って、絶えいるばかりです。
21 Gij bedreigt de hoogmoedigen, Vervloekt, die uw geboden verlaat;
あなたは、あなたの戒めから迷い出る高ぶる者、のろわれた者を責められます。
22 Wend dan smaad en hoon van mij af, Want uw vermaningen neem ik ter harte.
わたしはあなたのあかしを守りました。彼らのそしりと侮りとをわたしから取り去ってください。
23 Al spannen ook vorsten tegen mij samen, Uw dienstknecht peinst over uw inzettingen na;
たといもろもろの君が座して、わたしをそこなおうと図っても、あなたのしもべは、あなたの定めを深く思います。
24 Ja, uw bestel is mij een lust, En mijn berader.
あなたのあかしは、わたしを喜ばせ、わたしを教えさとすものです。
25 Reeds ligt mijn ziel aan het stof gekluisterd: Wek mij ten leven naar uw woord.
ダレス わが魂はちりについています。み言葉に従って、わたしを生き返らせてください。
26 Mijn leven heb ik U open gelegd: Gij hebt mij gehoord, Leer mij thans uw inzettingen kennen;
わたしが自分の歩んだ道を語ったとき、あなたはわたしに答えられました。あなたの定めをわたしに教えてください。
27 Onderricht mij, hoe ik naar uw bevelen moet leven, En ik zal uw wonderen vermelden.
あなたのさとしの道をわたしにわきまえさせてください。わたしはあなたのくすしきみわざを深く思います。
28 Mijn ziel kwijnt weg van ellende: Richt mij naar uw bestel weer op.
わが魂は悲しみによって溶け去ります。み言葉に従って、わたしを強くしてください。
29 Houd de weg der leugen ver van mij af, En schenk mij genadig uw wet;
偽りの道をわたしから遠ざけ、あなたのおきてをねんごろに教えてください。
30 Ik heb de weg der waarheid gekozen, Uw voorschriften mij voor ogen gesteld.
わたしは真実の道を選び、あなたのおきてをわたしの前に置きました。
31 Ik klamp mij aan uw vermaningen vast, Maak mij niet te schande, o Jahweh;
主よ、わたしはあなたのあかしに堅く従っています。願わくは、わたしをはずかしめないでください。
32 De weg uwer geboden zal ik bewandelen, Als Gij mijn hart maar verblijdt.
あなたがわたしの心を広くされるとき、わたしはあなたの戒めの道を走ります。
33 Leer mij, Jahweh, naar uw inzettingen leven, Opdat ik ze ten einde toe onderhoud;
ヘ 主よ、あなたの定めの道をわたしに教えてください。わたしは終りまでこれを守ります。
34 Geef mij inzicht om uw wet te volbrengen, En met heel mijn hart te beleven;
わたしに知恵を与えてください。わたしはあなたのおきてを守り、心をつくしてこれに従います。
35 Laat mij het pad uwer geboden betreden, Want dat is mijn vreugd.
わたしをあなたの戒めの道に導いてください。わたしはそれを喜ぶからです。
36 Neig mijn hart naar uw vermaningen, En niet naar gewin;
わたしの心をあなたのあかしに傾けさせ、不正な利得に傾けさせないでください。
37 Wend mijn ogen van de ijdelheid af, En laat mij leven naar uw woord.
わたしの目をほかにむけて、むなしいものを見させず、あなたの道をもって、わたしを生かしてください。
38 Doe uw bestel aan uw dienstknecht gestand, Dat Gij beschikt hebt voor hen, die U vrezen;
あなたを恐れる者にかかわる約束をあなたのしもべに堅くしてください。
39 Wentel de smaad, die ik ducht, van mij weg, Want uw voorschriften blijven voortreffelijk.
わたしの恐れるそしりを除いてください。あなたのおきては正しいからです。
40 Zie, ik hunker naar uw bevelen, Laat mij door uw gerechtigheid leven!
見よ、わたしはあなたのさとしを慕います。あなたの義をもって、わたしを生かしてください。
41 Moge uw genade mijn deel zijn, o Jahweh, En uw heil naar uw bestel;
ワウ 主よ、あなたの約束にしたがって、あなたのいつくしみと、あなたの救をわたしに臨ませてください。
42 Dan zal ik mijn lasteraars te woord kunnen staan, Want ik vertrouw op uw woord;
そうすれば、わたしをそしる者に、答えることができます。わたしはあなたのみ言葉に信頼するからです。
43 Neem het woord der waarheid niet geheel uit mijn mond, Want ik wacht uw voorschriften af.
またわたしの口から真理の言葉をことごとく除かないでください。わたしの望みはあなたのおきてにあるからです。
44 Uw wet wil ik steeds onderhouden, Voor eeuwig en immer;
わたしは絶えず、とこしえに、あなたのおきてを守ります。
45 Dan zal ik ongestoord kunnen leven, Omdat ik naar uw bevelen vraag.
わたしはあなたのさとしを求めたので、自由に歩むことができます。
46 Zelfs koningen zal ik van uw vermaningen spreken, En mij er nooit over schamen;
わたしはまた王たちの前にあなたのあかしを語って恥じることはありません。
47 Ik zal mij aan uw geboden verkwikken, Die ik van harte bemin;
わたしは、わたしの愛するあなたの戒めに自分の喜びを見いだすからです。
48 Tot U zal ik mijn handen verheffen, En uw inzettingen overwegen.
わたしは、わたしの愛するあなたの戒めを尊び、あなたの定めを深く思います。
49 Gedenk het woord, tot uw dienstknecht gesproken, En waarop Gij mijn hoop hebt gesteld;
ザイン どうか、あなたのしもべに言われたみ言葉を思い出してください。あなたはわたしにそれを望ませられました。
50 Dit is mijn troost in mijn ellende, Dat uw bestel mij het leven behoudt.
あなたの約束はわたしを生かすので、わが悩みの時の慰めです。
51 Al bespotten de bozen mij nog zo vijandig, Toch wijk ik niet af van uw wet;
高ぶる者は大いにわたしをあざ笑います。しかしわたしはあなたのおきてを離れません。
52 Ik blijf uw aloude voorschriften indachtig, En voel mij er door getroost, o Jahweh;
主よ、わたしはあなたの昔からのおきてを思い出して、みずから慰めます。
53 Maar gramschap maakt zich van mij meester, Om de zondaars, die uw geboden verlaten.
あなたのおきてを捨てる悪しき者のゆえに、わたしは激しい憤りを起します。
54 Uw inzettingen ruisen als zangen mij tegen In het huis van mijn ballingschap;
あなたの定めはわが旅の家で、わたしの歌となりました。
55 Des nachts, o Jahweh, gedenk ik uw Naam, En volg uw vermaningen op;
主よ、わたしは夜の間にあなたのみ名を思い出して、あなたのおきてを守ります。
56 Want dit is mijn plicht: Dat ik uw bevelen volbreng.
わたしはあなたのさとしを守ったことによって、この祝福がわたしに臨みました。
57 Gij zijt mijn erfdeel, o Jahweh: Ik heb beloofd, uw woord te volbrengen;
ヘス 主はわたしの受くべき分です。わたしはあなたのみ言葉を守ることを約束します。
58 Van ganser harte zoek ik uw aanschijn, Wees mij genadig naar uw bestel.
わたしは心をつくして、あなたの恵みを請い求めます。あなたの約束にしたがって、わたしをお恵みください。
59 Ik overleg bij mijzelf, welke weg ik moet gaan, En naar uw vermaningen richt ik mijn schreden;
わたしは、あなたの道を思うとき、足をかえして、あなたのあかしに向かいます。
60 Ik haast mij, zonder ooit te talmen, Om uw geboden te onderhouden;
わたしはあなたの戒めを守るのに、すみやかで、ためらいません。
61 En al houden mij de strikken der bozen gevangen, Nooit vergeet ik uw wet;
たとい、悪しき者のなわがわたしを捕えても、わたしはあなたのおきてを忘れません。
62 Midden in de nacht sta ik op, Om U voor uw rechtvaardige voorschriften te danken.
わたしはあなたの正しいおきてのゆえに夜半に起きて、あなたに感謝します。
63 Ik ben de vriend van al, die U vreest, En die uw bevelen volbrengt;
わたしは、すべてあなたを恐れる者、またあなたのさとしを守る者の仲間です。
64 De aarde is vol van uw goedheid, o Jahweh, Leer mij maar uw inzettingen kennen.
主よ、地はあなたのいつくしみで満ちています。あなたの定めをわたしに教えてください。
65 Gij hebt uw dienstknecht wèl gedaan, O Jahweh, naar uw woord;
テス 主よ、あなたはみ言葉にしたがってしもべをよくあしらわれました。
66 Schenk mij een helder oordeel en inzicht, Want ik heb vertrouwen in uw geboden.
わたしに良い判断と知識とを教えてください。わたしはあなたの戒めを信じるからです。
67 Eer ik vernederd werd, dwaalde ik af, Maar nu houd ik mij aan uw bestel;
わたしは苦しまない前には迷いました。しかし今はみ言葉を守ります。
68 Gij zijt goed en doet wèl: Leer mij dan uw inzettingen kennen.
あなたは善にして善を行われます。あなたの定めをわたしに教えてください。
69 Onbeschaamden belasteren mij, Want van ganser harte neem ik uw bevelen in acht;
高ぶる者は偽りをもってわたしをことごとくおおいます。しかしわたしは心をつくしてあなたのさとしを守ります。
70 Lomp als vet is hun hart, Maar ìk vind mijn vreugd in uw wet;
彼らの心は肥え太って脂肪のようです。しかしわたしはあなたのおきてを喜びます。
71 En het was mij goed, te worden vernederd, Om uw vermaningen te leren verstaan;
苦しみにあったことは、わたしに良い事です。これによってわたしはあなたのおきてを学ぶことができました。
72 Want de voorschriften van uw mond schat ik hoger, Dan duizenden in goud en zilver!
あなたの口のおきては、わたしのためには幾千の金銀貨幣にもまさるのです。
73 Uw handen hebben mij gemaakt en gevormd, Geef mij ook inzicht, om uw geboden te kennen;
ヨード あなたのみ手はわたしを造り、わたしを形造りました。わたしに知恵を与えて、あなたの戒めを学ばせてください。
74 Dan zien, die U vrezen, met vreugd op mij neer, Omdat ik vertrouw op uw woord.
あなたを恐れる者はわたしを見て喜ぶでしょう。わたしはみ言葉によって望みをいだいたからです。
75 Ik weet, dat uw oordeel rechtvaardig is, Jahweh, En dat Gij mij naar verdienste kastijdt;
主よ、わたしはあなたのさばきの正しく、また、あなたが真実をもってわたしを苦しめられたことを知っています。
76 Maar uw genade zij mij tot troost, Naar uw bestel voor uw knecht;
あなたがしもべに告げられた約束にしたがって、あなたのいつくしみをわが慰めとしてください。
77 Uw ontferming dale op mij neer, en doe mij herleven, Want uw wet is mij een verkwikking.
あなたのあわれみをわたしに臨ませ、わたしを生かしてください。あなたのおきてはわが喜びだからです。
78 Schande voor de trotsen, die onverdiend mij verdrukken, Daar ik uw bevelen bedenk;
高ぶる者に恥をこうむらせてください。彼らは偽りをもって、わたしをくつがえしたからです。しかしわたしはあなたのさとしを深く思います。
79 Maar mijn vrienden mogen zijn, die U vrezen, En die uw vermaningen kennen;
あなたをおそれる者と、あなたのあかしを知る者とをわたしに帰らせてください。
80 Door uw inzettingen worde mijn hart zonder smet, Zodat ik niet beschaamd hoef te staan.
わたしの心を全くして、あなたの定めを守らせてください。そうすればわたしは恥をこうむることがありません。
81 Mijn ziel smacht naar uw heil, Ik vertrouw op uw woord;
カフ わが魂はあなたの救を慕って絶えいるばかりです。わたしはみ言葉によって望みをいだきます。
82 Mijn ogen hunkeren naar uw bestel, En vragen: Wanneer brengt Gij mij troost?
わたしの目はあなたの約束を待つによって衰え、「いつ、あなたはわたしを慰められるのですか」と尋ねます。
83 Al ben ik als een leren zak in de rook, Toch vergeet ik uw inzettingen niet.
わたしは煙の中の皮袋のようになりましたが、なお、あなたの定めを忘れませんでした。
84 Ach, hoelang zal uw dienstknecht nog leven, En wanneer voltrekt Gij aan mijn vervolgers uw oordeel?
あなたのしもべの日はどれほど続くでしょうか。いつあなたは、わたしを迫害する者をさばかれるでしょうか。
85 Onbeschaamden hebben mij kuilen gegraven, Want ze leven niet naar uw wet.
高ぶる者はわたしをおとしいれようと穴を掘りました。彼らはあなたのおきてに従わない人々です。
86 Al uw geboden zijn waarachtig, Maar men vervolgt mij met leugens: Ach kom mij te hulp;
あなたの戒めはみな真実です。彼らは偽りをもってわたしを迫害します。わたしをお助けください。
87 Men had mij haast van de aarde verdelgd, Toch had ik mij niet aan uw bevelen onttrokken;
彼らはこの地において、ほとんどわたしを滅ぼしました。しかし、わたしはあなたのさとしを捨てませんでした。
88 Behoud mij in het leven naar uw genade, En de vermaningen van uw mond volg ik op!
あなたのいつくしみにしたがってわたしを生かしてください。そうすればわたしはあなたの口から出るあかしを守ります。
89 Uw woord blijft eeuwig, o Jahweh, Het staat vast als de hemel;
ラメド 主よ、あなたのみ言葉は天においてとこしえに堅く定まり、
90 Uw bestel houdt stand van geslacht tot geslacht, Staat vast als de aarde, die Gij hebt gegrond;
あなたのまことはよろずよに及びます。あなたが地を定められたので、地は堅く立っています。
91 En naar uw voorschriften blijven ze ook nu nog bestaan, Want het heelal is uw dienstknecht!
これらのものはあなたの仰せにより、堅く立って今日に至っています。よろずのものは皆あなたのしもべだからです。
92 Wanneer uw wet mij niet had verkwikt, Dan was ik in mijn ellende te gronde gegaan;
あなたのおきてがわが喜びとならなかったならば、わたしはついに悩みのうちに滅びたでしょう。
93 Nimmer zal ik dan uw bevelen vergeten, Want juist daardoor doet Gij mij leven.
わたしは常にあなたのさとしを忘れません。あなたはこれをもって、わたしを生かされたからです。
94 Ik ben de uwe: Ach, kom mij te hulp, Want ijverig spoor ik uw voorschriften na;
わたしはあなたのものです。わたしをお救いください。わたしはあなたのさとしを求めました。
95 De bozen loeren, om mij te verdelgen, Maar ik blijf uw vermaningen achten.
悪しき者はわたしを滅ぼそうと待ち伏せています。しかし、わたしはあなたのあかしを思います。
96 Aan alles zie ik een eind, al is het nog zo volmaakt, Maar uw gebod is onbegrensd!
わたしはすべての全きことに限りあることを見ました。しかしあなたの戒めは限りなく広いのです。
97 Hoe lief toch heb ik uw wet, Ik overweeg ze de hele dag door!
メム いかにわたしはあなたのおきてを愛することでしょう。わたしはひねもすこれを深く思います。
98 Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden zijn, Want het vergezelt mij voor eeuwig;
あなたの戒めは常にわたしと共にあるので、わたしをわが敵にまさって賢くします。
99 Ik heb meer verstand dan al mijn meesters, Want ik denk over uw vermaningen na;
わたしはあなたのあかしを深く思うので、わがすべての師にまさって知恵があります。
100 En ik heb helderder inzicht dan de oudsten, Want ik neem uw bevelen in acht.
わたしはあなたのさとしを守るので、老いた者にまさって事をわきまえます。
101 Van alle slechte paden houd ik mijn voeten, Om uw woord te volbrengen;
わたしはみ言葉を守るために、わが足をとどめて、すべての悪い道に行かせません。
102 En van uw voorschriften wijk ik niet af, Want Gij hebt ze mij zelf onderwezen.
あなたがわたしを教えられたので、わたしはあなたのおきてを離れません。
103 Hoe zoet voor mijn gehemelte is uw bestel, Meer dan honing voor mijn mond;
あなたのみ言葉はいかにわがあごに甘いことでしょう。蜜にまさってわが口に甘いのです。
104 Door uw inzettingen ben ik verstandig geworden, En haat dus ieder leugenpad.
わたしはあなたのさとしによって知恵を得ました。それゆえ、わたしは偽りのすべての道を憎みます。
105 Uw woord is een lamp voor mijn voeten, En een licht op mijn pad;
ヌン あなたのみ言葉はわが足のともしび、わが道の光です。
106 Ik heb gezworen, en zal het gestand doen, Uw rechtvaardige voorschriften te onderhouden.
わたしはあなたの正しいおきてを守ることを誓い、かつこれを実行しました。
107 Ach, Jahweh, ik ga zo diep gebukt, Wek mij ten leven naar uw bestel;
わたしはいたく苦しみました。主よ、み言葉に従って、わたしを生かしてください。
108 Wil de offeranden van mijn mond aanvaarden, o Jahweh, En onderricht mij in uw geboden.
主よ、わがさんびの供え物をうけて、あなたのおきてを教えてください。
109 Al zweeft mijn leven in voortdurend gevaar, Toch vergeet ik nimmer uw wet;
わたしのいのちは常に危険にさらされています。しかし、わたしはあなたのおきてを忘れません。
110 En al leggen de bozen mij strikken, Van al uw bevelen wijk ik niet af.
悪しき者はわたしのためにわなを設けました。しかし、わたしはあなたのさとしから迷い出ません。
111 Uw vermaningen blijven mijn erfdeel voor eeuwig, Want ze zijn de vreugd van mijn hart;
あなたのあかしはとこしえにわが嗣業です。まことに、そのあかしはわが心の喜びです。
112 En ik heb er mijn hart op gezet, Naar uw inzettingen te leven voor eeuwig en immer!
わたしはあなたの定めを終りまで、とこしえに守ろうと心を傾けます。
113 Ik haat halfslachtige wezens, Maar uw wet heb ik lief;
サメク わたしは二心の者を憎みます。しかしあなたのおきてを愛します。
114 Gij zijt mijn schuts en mijn schild, Ik vertrouw op uw woord;
あなたはわが隠れ場、わが盾です。わたしはみ言葉によって望みをいだきます。
115 Weg van mij, zondaars, Laat mij de geboden van mijn God onderhouden!
悪をなす者よ、わたしを離れ去れ、わたしはわが神の戒めを守るのです。
116 Sterk mij naar uw bestel, opdat ik blijf leven, En laat mijn hoop niet worden beschaamd;
あなたの約束にしたがって、わたしをささえて、ながらえさせ、わが望みについて恥じることのないようにしてください。
117 Stut mij, opdat ik worde gered, En mij altijd aan uw bevelen verkwikke.
わたしをささえてください。そうすれば、わたしは安らかで、常にあなたの定めに心をそそぎます。
118 Wie uw inzettingen verlaten, zijn U een gruwel, Want ze bedenken enkel leugens;
すべてあなたの定めから迷い出る者をあなたは、かろしめられます。まことに、彼らの欺きはむなしいのです。
119 En als afval veracht Gij alle bozen op aarde, Daarom heb ik uw vermaningen lief.
あなたは地のすべての悪しき者を、金かすのようにみなされます。それゆえ、わたしはあなたのあかしを愛します。
120 Mijn lichaam beeft voor U van schrik, En ik ben bevreesd voor uw oordeel!
わが肉はあなたを恐れるので震えます。わたしはあなたのさばきを恐れます。
121 Een rechtvaardig oordeel hebt Gij geveld, Lever mij niet over aan mijn verdrukkers;
アイン わたしは正しく義にかなったことを行いました。わたしを捨てて、しえたげる者にゆだねないでください。
122 Uw woord blijve borg voor uw dienaar, Laat geen onbeschaamde mij kwellen.
しもべのために保証人となって、高ぶる者にわたしを、しえたげさせないでください。
123 Mijn ogen smachten naar uw heil, En naar uw rechtvaardig bestel;
わが目はあなたの救と、あなたの正しい約束とを待ち望んで衰えます。
124 Handel met uw dienstknecht naar uw genade, En leer mij uw inzettingen kennen;
あなたのいつくしみにしたがって、しもべをあしらい、あなたの定めを教えてください。
125 Ik ben uw dienstknecht: ach, geef mij verstand, Opdat ik uw vermaningen moge begrijpen.
わたしはあなたのしもべです。わたしに知恵を与えて、あなたのあかしを知らせてください。
126 Het is tijd om te handelen, Jahweh: Men verkracht uw wet;
彼らはあなたのおきてを破りました。今は主のはたらかれる時です。
127 Daarom heb ik uw geboden lief, Boven goud en edel metaal;
それゆえ、わたしは金よりも、純金よりもまさってあなたの戒めを愛します。
128 Daarom richt ik mij naar al uw bevelen, En haat ik ieder leugenpad.
それゆえ、わたしは、あなたのもろもろのさとしにしたがって、正しき道に歩み、すべての偽りの道を憎みます。
129 Uw vermaningen zijn wondervol, Mijn ziel neemt ze daarom in acht;
ペ あなたのあかしは驚くべきものです。それゆえ、わが魂はこれを守ります。
130 De openbaring van uw woord straalt licht van zich uit, En geeft wijsheid aan de eenvoudigen;
み言葉が開けると光を放って、無学な者に知恵を与えます。
131 En smachtend open ik mijn mond, Want ik hunker naar uw geboden.
わたしはあなたの戒めを慕うゆえに、口を広くあけてあえぎ求めました。
132 Keer U tot mij, en wees mij genadig, Naar uw beschikking voor hen, die uw Naam beminnen;
み名を愛する者に常にされるように、わたしをかえりみ、わたしをあわれんでください。
133 Richt mijn schreden naar uw bestel, En laat geen onheil mij treffen.
あなたの約束にしたがって、わが歩みを確かにし、すべての不義に支配されないようにしてください。
134 Bevrijd mij van de verdrukking der mensen, Opdat ik trouw uw bevelen volbrenge;
わたしを人のしえたげからあがなってください。そうすればわたしは、あなたのさとしを守ります。
135 Laat uw aangezicht stralen over uw dienstknecht, En leer mij uw inzettingen kennen.
み顔をしもべの上に照し、あなたの定めを教えてください。
136 Stromen van tranen ontwellen mijn ogen, Omdat men uw wet niet beleeft.
人々があなたのおきてを守らないので、わが目の涙は川のように流れます。
137 Rechtvaardig zijt Gij, o Jahweh, En ook uw voorschriften zijn volgens recht;
ツァデー 主よ、あなたは正しく、あなたのさばきは正しいのです。
138 In gerechtigheid hebt Gij uw vermaningen gegeven, En in volledige trouw.
あなたの正義と、この上ない真実とをもってあなたのあかしを命じられました。
139 Ik word door ergernis verteerd, Omdat mijn vijanden uw woord vergeten;
わたしのあだが、あなたのみ言葉を忘れるので、わが熱心はわたしを滅ぼすのです。
140 Maar uw bestel is beproefd als in vuur, En uw dienstknecht heeft het lief;
あなたの約束はまことに確かです。あなたのしもべはこれを愛します。
141 En al ben ik maar klein en gering, Nooit wil ik uw bevelen vergeten.
わたしは取るにたらない者で、人に侮られるけれども、なお、あなたのさとしを忘れません。
142 Ongerept blijft uw gerechtigheid voor eeuwig en immer, En waarachtig uw wet;
あなたの義はとこしえに正しく、あなたのおきてはまことです。
143 Al treffen mij nood en ellende, Uw geboden zijn mijn verkwikking.
悩みと苦しみがわたしに臨みました。しかしあなたの戒めはわたしの喜びです。
144 Uw inzettingen zijn rechtvaardig voor eeuwig; Onderricht mij er in, opdat ik blijf leven!
あなたのあかしはとこしえに正しいのです。わたしに知恵を与えて、生きながらえさせてください。
145 Ik roep met heel mijn hart: Jahweh verhoor mij! Uw inzettingen wil ik trouw onderhouden;
コフ わたしは心をつくして呼ばわります。主よ、お答えください。わたしはあなたの定めを守ります。
146 Ik roep U aan: ach, kom mij te hulp, Om uw vermaningen te beleven.
わたしはあなたに呼ばわります。わたしをお救いください。わたしはあなたのあかしを守ります。
147 Ik ben met mijn smeken de dageraad vóór, Want ik smacht naar uw woord;
わたしは朝早く起き出て呼ばわります。わたしはみ言葉によって望みをいだくのです。
148 En mijn ogen voorkomen de nachtwake, Om op te zien naar uw bestel.
わが目は夜警の交代する時に先だってさめ、あなたの約束を深く思います。
149 Hoor in uw goedheid mijn smeken, o Jahweh, En wek mij naar uw beschikking ten leven;
あなたのいつくしみにしたがって、わが声を聞いてください。主よ、あなたの公義にしたがって、わたしを生かしてください。
150 Mijn listige vervolgers zijn al nabij, Maar ze houden zich ver van uw wet;
わたしをしえたげる者が悪いたくらみをもって近づいています。彼らはあなたのおきてを遠くはなれているのです。
151 Maar Gij ook, Jahweh, zijt nabij, En waarachtig zijn al uw geboden;
しかし主よ、あなたは近くいらせられます。あなたのもろもろの戒めはまことです。
152 Van oudsher ken ik uw bevelen, Want Gij hebt ze gegeven voor eeuwig!
わたしは早くからあなたのあかしによって、あなたがこれをとこしえに立てられたことを知りました。
153 Aanschouw mijn ellende, en kom mij te hulp, Want nooit vergeet ik uw wet;
レシ わが悩みを見て、わたしをお救いください。わたしはあなたのおきてを忘れないからです。
154 Wees mijn verdediger en mijn beschermer, En doe mij leven naar uw bestel.
わが訴えを弁護して、わたしをあがない、あなたの約束にしたがって、わたしを生かしてください。
155 Het heil blijft ver van de bozen verwijderd, Want ze zoeken uw inzettingen niet;
救は悪しき者を遠く離れている。彼らはあなたの定めを求めないからです。
156 Maar uw barmhartigheid, Jahweh, is groot, Wek mij ten leven naar uw woord.
主よ、あなたのあわれみは大きい。あなたの公義に従って、わたしを生かしてください。
157 Al zijn mijn vervolgers en vijanden talrijk, Van uw vermaningen wijk ik niet af;
わたしをしえたげる者、わたしをあだする者は多い。しかしわたしは、あなたのあかしを離れません。
158 Het walgt mij, als ik trouwelozen aanschouw, Die uw geboden niet willen volbrengen.
不信仰な者があなたのみ言葉を守らないので、わたしは彼らを見て、いとわしく思います。
159 Zie, hoe ik uw bevelen liefheb, o Jahweh, Laat mij dan leven naar uw genade;
わたしがいかにあなたのさとしを愛するかをお察しください。主よ、あなたのいつくしみにしたがって、わたしを生かしてください。
160 Uw woord is een en al waarheid, En eeuwig houden al uw rechtvaardige voorschriften stand.
あなたのみ言葉の全体は真理です。あなたの正しいおきてのすべてはとこしえに絶えることはありません。
161 Vorsten vervolgen mij zonder enige grond, Maar mijn hart is enkel beducht voor uw woord.
シン もろもろの君はゆえなくわたしをしえたげます。しかしわが心はみ言葉をおそれます。
162 Ik verheug mij over uw bestel, Als iemand, die rijke buit heeft gemaakt;
わたしは大いなる獲物を得た者のようにあなたのみ言葉を喜びます。
163 Leugen en haat verfoei ik, Maar uw inzettingen heb ik lief.
わたしは偽りを憎み、忌みきらいます。しかしあなたのおきてを愛します。
164 Zeven maal daags zing ik uw lof, Om uw rechtvaardige voorschriften;
わたしはあなたの正しいおきてのゆえに、一日に七たびあなたをほめたたえます。
165 Die uw wet beminnen, genieten een heerlijke vrede, En struikelen nooit.
あなたのおきてを愛する者には大いなる平安があり、何ものも彼らをつまずかすことはできません。
166 Jahweh, ik smacht naar uw heil, En onderhoud uw geboden;
主よ、わたしはあなたの救を望み、あなたの戒めをおこないます。
167 Ik volg uw vermaningen op, En bemin ze van harte;
わが魂は、あなたのあかしを守ります。わたしはいたくこれを愛します。
168 Ik volbreng uw bevelen, Ja, heel mijn leven ligt voor U bloot!
わがすべての道があなたのみ前にあるので、わたしはあなたのさとしと、あかしとを守ります。
169 Jahweh, mijn smeken dringe tot U door, Geef mij inzicht naar uw woord;
タウ 主よ、どうか、わが叫びをみ前にいたらせ、み言葉に従って、わたしに知恵をお与えください。
170 Moge mijn gebed voor uw aangezicht komen, Breng mij redding naar uw bestel.
わが願いをみ前にいたらせ、み言葉にしたがって、わたしをお助けください。
171 Dan zal een lofzang mijn lippen ontstromen, Omdat Gij uw inzettingen mij hebt geleerd;
あなたの定めをわたしに教えられるので、わがくちびるはさんびを唱えます。
172 En mijn tong zal uw waarachtigheid loven, Want al uw vermaningen zijn gerecht.
あなたのすべての戒めは正しいので、わが舌はみ言葉を歌います。
173 Uw hand zij bereid, mij te helpen, Want uw bevelen heb ik verkoren;
わたしはあなたのさとしを選びました。あなたのみ手を、常にわが助けとしてください。
174 Jahweh, ik smacht naar uw heil, En uw wet is mij een verkwikking.
主よ、わたしはあなたの救を慕います。あなたのおきてはわたしの喜びです。
175 Mijn ziel moge leven, om U te loven, En uw voorschriften mogen mij helpen;
わたしを生かして、あなたをほめたたえさせ、あなたのおきてを、わが助けとしてください。
176 Als een verloren schaap dool ik rond: zoek uw dienaar weer op, Want nimmer heb ik uw geboden vergeten!
わたしは失われた羊のように迷い出ました。あなたのしもべを捜し出してください。わたしはあなたの戒めを忘れないからです。
