Psalmen 119
1 Gelukkig, die onberispelijk zijn in hun wandel, En leven volgens Jahweh’s wet;
Heureux ceux dont la voie est intègre, qui suivent la Loi de l’Eternel!
2 Gelukkig, die op zijn vermaningen letten, Hem zoeken met geheel hun hart;
Heureux ceux qui respectent ses statuts, le recherchent de tout leur cœur,
3 Zij ook, die geen ongerechtigheid plegen, Maar blijven leven naar zijn woord.
qui, se gardant bien de commettre aucune injustice, marchent dans ses voies!
4 Gij zelf hebt uw bevelen gegeven, Opdat men ze trouw zou volbrengen;
Tu as promulgué tes ordonnances, pour qu’on les observe strictement.
5 Ach, mocht mijn gedrag zo onwankelbaar zijn, Dat ik uw inzettingen trouw onderhield.
Ah! puissent mes pas être fermes, pour que j’observe tes préceptes!
6 Dan zal ik nooit beschaamd komen staan, Als ik het oog richt op al uw geboden;
Alors, je ne serai point déçu, en portant mes regards sur tous tes commandements.
7 Maar in oprechtheid des harten zal ik U danken, Als ik uw rechtvaardige voorschriften leer.
Je te rendrai grâce en toute droiture de cœur, en m’instruisant des règles de ta justice.
8 Ik houd mij vast aan uw bestel: Verlaat mij dan niet voor altoos!
Tes statuts, je les observerai: ne m’abandonne en aucun temps.
9 Hoe kan een jongeman zijn reinheid bewaren? Door zich te houden aan uw woord!
Comment le jeune homme rendra-t-il pure sa conduite? En se conformant à tes paroles.
10 Ik heb U met heel mijn hart gezocht, Laat mij nooit uw geboden verlaten;
De tout mon cœur je m’enquiers de toi, ne me laisse pas dévier de tes prescriptions.
11 Ik bewaar uw bestel in mijn hart, Om nooit te zondigen tegen U.
En mon sein j’ai déposé tes instructions, pour ne pas faillir à ton égard.
12 Geprezen zijt Gij, o Jahweh, Leer mij uw inzettingen kennen;
Béni sois-tu, ô Eternel! Enseigne-moi tes préceptes.
13 Dan zal ik met mijn lippen verbreiden Al de voorschriften van uw mond.
De mes lèvres je proclame toutes les règles sorties de ta bouche.
14 Ik verheug mij over de weg, die uw vermaning mij wees, Meer dan over alle schatten;
Dans le chemin tracé par tes témoignages je trouve ma joie, comme si c’était le comble de la richesse.
15 Uw bevelen wil ik overwegen, En op uw paden blijven letten;
Je m’entretiens de tes commandements, et je contemple tes voies.
16 Ik wil mij aan uw wet verkwikken, En nimmermeer uw woord vergeten!
Je me délecte de tes préceptes, et n’oublie point tes paroles.
17 Laat uw dienstknecht leven, En ik zal uw woord onderhouden;
Accorde tes bienfaits à ton serviteur, pour que je vive et observe tes paroles.
18 Neem de sluier van mijn ogen, Opdat ik de wonderen van uw wet aanschouwe.
Dessille-moi les yeux, pour que je puisse contempler les merveilles issues de ta Loi.
19 Al ben ik maar een zwerver op aarde, Verberg mij uw bevelen niet;
Je suis un simple étranger sur la terre, ne me tiens pas cachés tes commandements.
20 Want mijn ziel wordt verteerd van verlangen Naar uw voorschriften, altijd door.
Mon âme est travaillée du désir de tes règlements, à toute époque.
21 Gij bedreigt de hoogmoedigen, Vervloekt, die uw geboden verlaat;
Toi, tu réprouves les arrogants maudits, qui se fourvoient loin de tes commandements.
22 Wend dan smaad en hoon van mij af, Want uw vermaningen neem ik ter harte.
Affranchis-moi de la honte et du mépris, car je respecte tes témoignages.
23 Al spannen ook vorsten tegen mij samen, Uw dienstknecht peinst over uw inzettingen na;
Dussent même les grands prendre siège et déblatérer contre moi, ton serviteur méditera tes lois.
24 Ja, uw bestel is mij een lust, En mijn berader.
Oui, tes témoignages sont mes délices, mes meilleurs conseillers.
25 Reeds ligt mijn ziel aan het stof gekluisterd: Wek mij ten leven naar uw woord.
Mon âme est collée à la poussière, conserve-moi en vie, suivant ta parole.
26 Mijn leven heb ik U open gelegd: Gij hebt mij gehoord, Leer mij thans uw inzettingen kennen;
J’Ai exposé ma conduite, et tu m’as répondu; enseigne-moi tes lois.
27 Onderricht mij, hoe ik naar uw bevelen moet leven, En ik zal uw wonderen vermelden.
Laisse-moi comprendre le chemin de tes préceptes, et je réfléchirai à tes merveilles.
28 Mijn ziel kwijnt weg van ellende: Richt mij naar uw bestel weer op.
Mon âme, de chagrin, se fond en larmes, redresse-moi, selon ta parole.
29 Houd de weg der leugen ver van mij af, En schenk mij genadig uw wet;
Eloigne de moi le chemin du mensonge, gratifie-moi de ta Loi.
30 Ik heb de weg der waarheid gekozen, Uw voorschriften mij voor ogen gesteld.
J’Ai choisi la voie de la fidélité, placé tes règles sous mes regards.
31 Ik klamp mij aan uw vermaningen vast, Maak mij niet te schande, o Jahweh;
Je suis attaché à tes statuts, Seigneur, ne m’inflige aucune déception.
32 De weg uwer geboden zal ik bewandelen, Als Gij mijn hart maar verblijdt.
Je suivrai avec empressement le chemin de tes préceptes, car tu élargis mon cœur.
33 Leer mij, Jahweh, naar uw inzettingen leven, Opdat ik ze ten einde toe onderhoud;
Enseigne-moi le chemin de tes préceptes, je veux en suivre les traces.
34 Geef mij inzicht om uw wet te volbrengen, En met heel mijn hart te beleven;
Donne-moi l’intelligence pour que je garde ta loi et l’observe de tout mon cœur.
35 Laat mij het pad uwer geboden betreden, Want dat is mijn vreugd.
Dirige-moi dans le sentier de tes commandements, car j’y trouve ma satisfaction.
36 Neig mijn hart naar uw vermaningen, En niet naar gewin;
Incline mon cœur vers tes vérités, et non vers un vain lucre.
37 Wend mijn ogen van de ijdelheid af, En laat mij leven naar uw woord.
Détourne mes yeux de la vue des choses frivoles, fais-moi vivre dans tes voies.
38 Doe uw bestel aan uw dienstknecht gestand, Dat Gij beschikt hebt voor hen, die U vrezen;
Accomplis ton dire en faveur de ton serviteur, car il amène à te révérer.
39 Wentel de smaad, die ik ducht, van mij weg, Want uw voorschriften blijven voortreffelijk.
Ecarte de moi la honte que je redoute, car tes jugements sont précieux.
40 Zie, ik hunker naar uw bevelen, Laat mij door uw gerechtigheid leven!
Voici, j’ai la passion de tes préceptes, fais-moi vivre par ta justice.
41 Moge uw genade mijn deel zijn, o Jahweh, En uw heil naar uw bestel;
Que tes bontés descendent sur moi, Eternel, ton salut, tel que tu l’as promis.
42 Dan zal ik mijn lasteraars te woord kunnen staan, Want ik vertrouw op uw woord;
Je pourrai ainsi répliquer à qui m’outrage, car j’ai confiance en ta parole.
43 Neem het woord der waarheid niet geheel uit mijn mond, Want ik wacht uw voorschriften af.
Ne supprime jamais une parole de vérité de ma bouche, car je mets mon attente en tes jugements.
44 Uw wet wil ik steeds onderhouden, Voor eeuwig en immer;
Je veux observer ta Loi constamment, à tout jamais.
45 Dan zal ik ongestoord kunnen leven, Omdat ik naar uw bevelen vraag.
Ainsi je circulerai bien au large, car j’aurai eu le souci de tes préceptes.
46 Zelfs koningen zal ik van uw vermaningen spreken, En mij er nooit over schamen;
Je ferai de tes vérités l’objet de mes discours, en face des rois, sans aucune fausse honte.
47 Ik zal mij aan uw geboden verkwikken, Die ik van harte bemin;
Et je ferai mes délices de tes commandements, qui me sont bien chers.
48 Tot U zal ik mijn handen verheffen, En uw inzettingen overwegen.
Je tendrai mes mains vers tes commandements, que j’aime, et consacrerai mes méditations à tes préceptes.
49 Gedenk het woord, tot uw dienstknecht gesproken, En waarop Gij mijn hoop hebt gesteld;
Rappelle-toi, en faveur de ton serviteur, la promesse où tu as voulu que je mette mon attente.
50 Dit is mijn troost in mijn ellende, Dat uw bestel mij het leven behoudt.
C’Est là ma consolation dans la misère, que ta parole me rende la vie.
51 Al bespotten de bozen mij nog zo vijandig, Toch wijk ik niet af van uw wet;
Des arrogants m’ont raillé au possible: je n’ai point dévié de ta Loi.
52 Ik blijf uw aloude voorschriften indachtig, En voel mij er door getroost, o Jahweh;
Je me remémore tes jugements de jadis, ô Eternel, et j’y trouve du réconfort.
53 Maar gramschap maakt zich van mij meester, Om de zondaars, die uw geboden verlaten.
Un violent frisson m’avait saisi à cause des méchants, qui abandonnent ta Loi.
54 Uw inzettingen ruisen als zangen mij tegen In het huis van mijn ballingschap;
Mais tes préceptes sont devenus pour moi un sujet de cantiques dans ma demeure passagère.
55 Des nachts, o Jahweh, gedenk ik uw Naam, En volg uw vermaningen op;
Je me souviens de ton nom pendant la nuit, Seigneur, et j’observe ta Loi.
56 Want dit is mijn plicht: Dat ik uw bevelen volbreng.
C’Est là mon bonheur à moi, de m’attacher à tes préceptes.
57 Gij zijt mijn erfdeel, o Jahweh: Ik heb beloofd, uw woord te volbrengen;
"C’Est mon lot à moi, ô Eternel, me suis-je dit, d’observer tes paroles."
58 Van ganser harte zoek ik uw aanschijn, Wees mij genadig naar uw bestel.
Je t’implore de tout mon cœur, sois-moi propice, selon ta promesse.
59 Ik overleg bij mijzelf, welke weg ik moet gaan, En naar uw vermaningen richt ik mijn schreden;
J’Ai médité sur mes voies, et ramené mes pas vers tes statuts.
60 Ik haast mij, zonder ooit te talmen, Om uw geboden te onderhouden;
Je me suis empressé, sans perdre un moment, d’observer tes commandements.
61 En al houden mij de strikken der bozen gevangen, Nooit vergeet ik uw wet;
Les liens des méchants m’avaient enserré: je n’ai point oublié ta Loi.
62 Midden in de nacht sta ik op, Om U voor uw rechtvaardige voorschriften te danken.
Au milieu de la nuit je me lève pour te rendre grâce, à cause de tes équitables jugements.
63 Ik ben de vriend van al, die U vreest, En die uw bevelen volbrengt;
Je suis l’allié de tous ceux qui te révèrent et qui pratiquent tes lois.
64 De aarde is vol van uw goedheid, o Jahweh, Leer mij maar uw inzettingen kennen.
De ta grâce, Eternel, la terre est remplie: enseigne-moi tes préceptes.
65 Gij hebt uw dienstknecht wèl gedaan, O Jahweh, naar uw woord;
Tu as traité avec bienveillance ton serviteur, ô Eternel, conformément à ta parole.
66 Schenk mij een helder oordeel en inzicht, Want ik heb vertrouwen in uw geboden.
Enseigne-moi ces choses précieuses: le jugement et la science, car j’ai foi en tes commandements.
67 Eer ik vernederd werd, dwaalde ik af, Maar nu houd ik mij aan uw bestel;
Avant que je fusse humilié, je m’égarais; maintenant, je suis attentif à tes discours.
68 Gij zijt goed en doet wèl: Leer mij dan uw inzettingen kennen.
Tu es bon et tu exerces le bien, instruis-moi dans tes préceptes.
69 Onbeschaamden belasteren mij, Want van ganser harte neem ik uw bevelen in acht;
Des orgueilleux inventent des mensonges contre moi, et moi, de tout cœur, j’observe tes ordonnances.
70 Lomp als vet is hun hart, Maar ìk vind mijn vreugd in uw wet;
Leur cœur est bouché comme par la graisse: moi, je fais mes délices de ta Loi.
71 En het was mij goed, te worden vernederd, Om uw vermaningen te leren verstaan;
C’Est un avantage pour moi d’avoir connu la misère, pour mieux apprendre tes préceptes.
72 Want de voorschriften van uw mond schat ik hoger, Dan duizenden in goud en zilver!
Plus précieux est pour moi l’enseignement de ta bouche que des monceaux de pièces d’or et d’argent.
73 Uw handen hebben mij gemaakt en gevormd, Geef mij ook inzicht, om uw geboden te kennen;
Ce sont tes mains qui m’ont formé et organisé, donne-moi l’intelligence pour que j’apprenne à connaître tes commandements.
74 Dan zien, die U vrezen, met vreugd op mij neer, Omdat ik vertrouw op uw woord.
Ceux qui te craignent, en me voyant, seront dans la joie, car j’espère en ta parole.
75 Ik weet, dat uw oordeel rechtvaardig is, Jahweh, En dat Gij mij naar verdienste kastijdt;
Je sais, ô Seigneur, que tes arrêts sont toute justice, et que c’est en équité que tu m’as humilié.
76 Maar uw genade zij mij tot troost, Naar uw bestel voor uw knecht;
Que ta grâce s’applique donc à me consoler, comme tu l’avais promis à ton serviteur.
77 Uw ontferming dale op mij neer, en doe mij herleven, Want uw wet is mij een verkwikking.
Que ta miséricorde s’étende sur moi et que je vive, puisque ta Loi fait mes délices.
78 Schande voor de trotsen, die onverdiend mij verdrukken, Daar ik uw bevelen bedenk;
Que les orgueilleux soient déçus, pour m’avoir maltraité gratuitement; moi, je méditerai tes préceptes.
79 Maar mijn vrienden mogen zijn, die U vrezen, En die uw vermaningen kennen;
Que tes adorateurs reviennent à moi, et ceux qui connaissent tes vérités.
80 Door uw inzettingen worde mijn hart zonder smet, Zodat ik niet beschaamd hoef te staan.
Que mon cœur soit sincèrement attaché à tes lois, afin que je n’aie point à rougir.
81 Mijn ziel smacht naar uw heil, Ik vertrouw op uw woord;
Mon âme languit après ton secours, c’est en ta parole que je mets mon espoir.
82 Mijn ogen hunkeren naar uw bestel, En vragen: Wanneer brengt Gij mij troost?
Mes yeux se consument dans l’attente de ta parole, tandis que je dis: "Quand me consoleras-tu?"
83 Al ben ik als een leren zak in de rook, Toch vergeet ik uw inzettingen niet.
Car je suis comme une outre dans des flots de fumée: tes préceptes, je ne les ai point oubliés.
84 Ach, hoelang zal uw dienstknecht nog leven, En wanneer voltrekt Gij aan mijn vervolgers uw oordeel?
Que dureront les jours de ton serviteur? Quand feras-tu justice de mes persécuteurs?
85 Onbeschaamden hebben mij kuilen gegraven, Want ze leven niet naar uw wet.
Des pervers m’ont creusé des fosses, au mépris de ta Loi.
86 Al uw geboden zijn waarachtig, Maar men vervolgt mij met leugens: Ach kom mij te hulp;
Tous tes commandements sont loyauté parfaite, eux me pourchassent sans motif: viens à mon aide.
87 Men had mij haast van de aarde verdelgd, Toch had ik mij niet aan uw bevelen onttrokken;
Peu s’en faut qu’ils ne m’aient anéanti sur terre, alors que moi, je n’ai point délaissé tes préceptes.
88 Behoud mij in het leven naar uw genade, En de vermaningen van uw mond volg ik op!
Fidèle à ta bonté, conserve-moi en vie, et je respecterai le témoignage de ta bouche.
89 Uw woord blijft eeuwig, o Jahweh, Het staat vast als de hemel;
Pour l’éternité, Seigneur, ta parole demeure immuable dans les cieux.
90 Uw bestel houdt stand van geslacht tot geslacht, Staat vast als de aarde, die Gij hebt gegrond;
D’Âge en âge dure ta fidélité: tu as affermi la terre, et elle est inébranlable.
91 En naar uw voorschriften blijven ze ook nu nog bestaan, Want het heelal is uw dienstknecht!
Selon tes lois, les êtres subsistent aujourd’hui, car ils sont tous tes serviteurs.
92 Wanneer uw wet mij niet had verkwikt, Dan was ik in mijn ellende te gronde gegaan;
Si ta Loi n’avait fait mes délices, j’aurais succombé dans ma misère.
93 Nimmer zal ik dan uw bevelen vergeten, Want juist daardoor doet Gij mij leven.
Jamais je n’oublierai tes préceptes, car par eux tu m’assures la vie.
94 Ik ben de uwe: Ach, kom mij te hulp, Want ijverig spoor ik uw voorschriften na;
Je suis à toi, prête-moi secours, car je m’enquiers de tes ordres.
95 De bozen loeren, om mij te verdelgen, Maar ik blijf uw vermaningen achten.
Des méchants me guettent pour me perdre: je cherche à pénétrer le sens de tes prescriptions.
96 Aan alles zie ik een eind, al is het nog zo volmaakt, Maar uw gebod is onbegrensd!
A tout bien j’ai vu des limites: ta Loi est infiniment vaste.
97 Hoe lief toch heb ik uw wet, Ik overweeg ze de hele dag door!
Combien j’aime ta Loi! Tout le temps elle est l’objet de mes méditations.
98 Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden zijn, Want het vergezelt mij voor eeuwig;
Tes commandements me rendent plus sage que mes ennemis, car ils sont pour moi un bien inépuisable.
99 Ik heb meer verstand dan al mijn meesters, Want ik denk over uw vermaningen na;
Je suis plus avisé que tous mes précepteurs, car tes vérités sont le thème de mes réflexions.
100 En ik heb helderder inzicht dan de oudsten, Want ik neem uw bevelen in acht.
J’Ai plus d’expérience que les vieillards, car je respecte tes préceptes.
101 Van alle slechte paden houd ik mijn voeten, Om uw woord te volbrengen;
J’Ai tenu mes pas éloignés de tout mauvais chemin, en vue d’observer tes paroles.
102 En van uw voorschriften wijk ik niet af, Want Gij hebt ze mij zelf onderwezen.
Je n’ai point dévié de tes règles, car c’est toi qui m’as instruit.
103 Hoe zoet voor mijn gehemelte is uw bestel, Meer dan honing voor mijn mond;
Que tes paroles sont douces à mon palais! Le miel l’est moins à ma bouche.
104 Door uw inzettingen ben ik verstandig geworden, En haat dus ieder leugenpad.
J’Ai puisé mon savoir dans tes préceptes, c’est pourquoi je hais toute voie mensongère.
105 Uw woord is een lamp voor mijn voeten, En een licht op mijn pad;
Ta parole est un flambeau qui éclaire mes pas, une lumière qui rayonne sur ma route.
106 Ik heb gezworen, en zal het gestand doen, Uw rechtvaardige voorschriften te onderhouden.
J’Ai fait le serment, et je le tiendrai, d’observer les règles de ta justice.
107 Ach, Jahweh, ik ga zo diep gebukt, Wek mij ten leven naar uw bestel;
Je suis extrêmement accablé, Eternel, conserve-moi en vie selon ta parole.
108 Wil de offeranden van mijn mond aanvaarden, o Jahweh, En onderricht mij in uw geboden.
Agrée de grâce, Seigneur, les vœux de ma bouche, et enseigne-moi tes lois.
109 Al zweeft mijn leven in voortdurend gevaar, Toch vergeet ik nimmer uw wet;
Mon âme court sans cesse des dangers, et je n’ai point oublié ta loi.
110 En al leggen de bozen mij strikken, Van al uw bevelen wijk ik niet af.
Des méchants me dressent des pièges, pourtant je ne dévie point de tes préceptes.
111 Uw vermaningen blijven mijn erfdeel voor eeuwig, Want ze zijn de vreugd van mijn hart;
Je reste pour toujours en possession de tes vérités, car elles sont la joie de mon cœur.
112 En ik heb er mijn hart op gezet, Naar uw inzettingen te leven voor eeuwig en immer!
J’Ai incliné mon cœur à accomplir tes lois à tout jamais, jusqu’à la fin dernière.
113 Ik haat halfslachtige wezens, Maar uw wet heb ik lief;
Je hais les gens à double face, mais ta Loi, je l’aime.
114 Gij zijt mijn schuts en mijn schild, Ik vertrouw op uw woord;
Tu es mon abri et mon bouclier, j’espère en ta parole.
115 Weg van mij, zondaars, Laat mij de geboden van mijn God onderhouden!
Loin de moi, ô malfaiteurs! Je veux observer les commandements de mon Dieu.
116 Sterk mij naar uw bestel, opdat ik blijf leven, En laat mijn hoop niet worden beschaamd;
Soutiens-moi selon ta promesse pour que je vive, et ne laisse pas mon espoir se changer en déception.
117 Stut mij, opdat ik worde gered, En mij altijd aan uw bevelen verkwikke.
Accorde-moi ton appui pour que je sois sauvé, je me tournerai sans cesse vers tes lois.
118 Wie uw inzettingen verlaten, zijn U een gruwel, Want ze bedenken enkel leugens;
Tu foules aux pieds ceux qui errent loin de tes préceptes, car leurs ruses habiles ne sont que mensonge.
119 En als afval veracht Gij alle bozen op aarde, Daarom heb ik uw vermaningen lief.
Comme des scories, tu élimines tous les méchants sur terre, c’est pourquoi j’aime tes vérités.
120 Mijn lichaam beeft voor U van schrik, En ik ben bevreesd voor uw oordeel!
Ma chair frissonne de la terreur que tu inspires, et je redoute tes jugements.
121 Een rechtvaardig oordeel hebt Gij geveld, Lever mij niet over aan mijn verdrukkers;
J’Ai pratiqué la justice et l’équité, ne m’abandonne pas à mes oppresseurs.
122 Uw woord blijve borg voor uw dienaar, Laat geen onbeschaamde mij kwellen.
Interviens pour le bonheur de ton serviteur, que des arrogants ne m’accablent point.
123 Mijn ogen smachten naar uw heil, En naar uw rechtvaardig bestel;
Mes yeux languissent après ton secours, et après ta parole de salut.
124 Handel met uw dienstknecht naar uw genade, En leer mij uw inzettingen kennen;
Traite ton serviteur selon ta grâce, et enseigne-moi tes préceptes.
125 Ik ben uw dienstknecht: ach, geef mij verstand, Opdat ik uw vermaningen moge begrijpen.
Je suis ton serviteur, donne-moi la sagacité, pour que je comprenne tes vérités.
126 Het is tijd om te handelen, Jahweh: Men verkracht uw wet;
Le temps est venu d’agir pour l’Eternel: on a violé ta Loi.
127 Daarom heb ik uw geboden lief, Boven goud en edel metaal;
C’Est pourquoi j’aime tes commandements, plus que l’or et le métal fin.
128 Daarom richt ik mij naar al uw bevelen, En haat ik ieder leugenpad.
C’Est pourquoi je reconnais la parfaite droiture de tous tes préceptes, et déteste toute voie mensongère.
129 Uw vermaningen zijn wondervol, Mijn ziel neemt ze daarom in acht;
Merveilleux sont tes statuts, aussi mon âme les garde-t-elle avec soin.
130 De openbaring van uw woord straalt licht van zich uit, En geeft wijsheid aan de eenvoudigen;
La révélation de tes paroles projette de la lumière, donne de l’intelligence aux simples.
131 En smachtend open ik mijn mond, Want ik hunker naar uw geboden.
J’Ouvre largement la bouche pour aspirer, car j’ai la passion de tes commandements.
132 Keer U tot mij, en wees mij genadig, Naar uw beschikking voor hen, die uw Naam beminnen;
Tourne-toi vers moi et sois-moi propice, comme tu le fais pour ceux qui aiment ton nom.
133 Richt mijn schreden naar uw bestel, En laat geen onheil mij treffen.
Affermis mes pas par tes discours, qu’aucune mauvaise passion ne prenne le dessus sur moi.
134 Bevrijd mij van de verdrukking der mensen, Opdat ik trouw uw bevelen volbrenge;
Délivre-moi de l’oppression des hommes, pour que je puisse observer tes préceptes.
135 Laat uw aangezicht stralen over uw dienstknecht, En leer mij uw inzettingen kennen.
Fais luire ta face sur ton serviteur, et enseigne-moi tes préceptes.
136 Stromen van tranen ontwellen mijn ogen, Omdat men uw wet niet beleeft.
Mes yeux ont versé des torrents de larmes, parce qu’on n’observe pas ta Loi.
137 Rechtvaardig zijt Gij, o Jahweh, En ook uw voorschriften zijn volgens recht;
Tu es juste, ô Seigneur, et équitables sont tes jugements.
138 In gerechtigheid hebt Gij uw vermaningen gegeven, En in volledige trouw.
Tu as imposé tes justes ordonnances: elles sont tout à fait infaillibles.
139 Ik word door ergernis verteerd, Omdat mijn vijanden uw woord vergeten;
Je suis consumé par mon zèle jaloux, car mes adversaires oublient tes paroles.
140 Maar uw bestel is beproefd als in vuur, En uw dienstknecht heeft het lief;
Ta parole est infiniment épurée, elle est chère à ton serviteur.
141 En al ben ik maar klein en gering, Nooit wil ik uw bevelen vergeten.
Je suis chétif et méprisé: tes préceptes, je ne les ai point oubliés.
142 Ongerept blijft uw gerechtigheid voor eeuwig en immer, En waarachtig uw wet;
Ta justice est éternellement équitable, et ta Loi est vérité.
143 Al treffen mij nood en ellende, Uw geboden zijn mijn verkwikking.
La détresse et l’angoisse m’ont atteint: tes commandements sont mes délices.
144 Uw inzettingen zijn rechtvaardig voor eeuwig; Onderricht mij er in, opdat ik blijf leven!
Tes statuts sont à jamais équitables, permets-moi de les comprendre, pour que je vive.
145 Ik roep met heel mijn hart: Jahweh verhoor mij! Uw inzettingen wil ik trouw onderhouden;
Je t’invoque de tout cœur, exauce-moi, Seigneur! Je veux observer tes préceptes.
146 Ik roep U aan: ach, kom mij te hulp, Om uw vermaningen te beleven.
Je t’appelle, viens à mon secours, et je garderai tes statuts.
147 Ik ben met mijn smeken de dageraad vóór, Want ik smacht naar uw woord;
Dès l’aurore je m’empresse d’implorer, j’espère en ta parole.
148 En mijn ogen voorkomen de nachtwake, Om op te zien naar uw bestel.
Mes yeux devancent les veilles de la nuit, pour méditer ta parole.
149 Hoor in uw goedheid mijn smeken, o Jahweh, En wek mij naar uw beschikking ten leven;
Daigne écouter ma voix, selon ta bonté, Eternel; fais-moi vivre selon l’arrêt de ta justice.
150 Mijn listige vervolgers zijn al nabij, Maar ze houden zich ver van uw wet;
Ils m’approchent, ceux qui courent après l’infamie, il s’éloignent de ta Loi.
151 Maar Gij ook, Jahweh, zijt nabij, En waarachtig zijn al uw geboden;
Toi, Seigneur, tu es près de moi, tous tes commandements sont vérité.
152 Van oudsher ken ik uw bevelen, Want Gij hebt ze gegeven voor eeuwig!
Dès longtemps j’avais connaissance de tes statuts, car tu les as établis pour l’éternité.
153 Aanschouw mijn ellende, en kom mij te hulp, Want nooit vergeet ik uw wet;
Vois ma misère et tire-moi du danger, car je n’ai pas oublié ta Loi.
154 Wees mijn verdediger en mijn beschermer, En doe mij leven naar uw bestel.
Prends en main ma cause et délivre-moi, fais-moi vivre pour me consacrer à ta parole.
155 Het heil blijft ver van de bozen verwijderd, Want ze zoeken uw inzettingen niet;
Le salut est loin des méchants, car ils ne se soucient pas de tes préceptes.
156 Maar uw barmhartigheid, Jahweh, is groot, Wek mij ten leven naar uw woord.
Grande est ta miséricorde, Eternel, fais-moi vivre selon l’arrêt de ta justice.
157 Al zijn mijn vervolgers en vijanden talrijk, Van uw vermaningen wijk ik niet af;
Nombreux sont mes persécuteurs et mes ennemis; je n’ai point dévié de tes statuts.
158 Het walgt mij, als ik trouwelozen aanschouw, Die uw geboden niet willen volbrengen.
J’Ai observé les traîtres et j’en ai été écœuré, car ils ne respectent pas ta parole.
159 Zie, hoe ik uw bevelen liefheb, o Jahweh, Laat mij dan leven naar uw genade;
Vois comme j’aime tes prescriptions, Seigneur, selon ta bonté, fais-moi vivre.
160 Uw woord is een en al waarheid, En eeuwig houden al uw rechtvaardige voorschriften stand.
L’Ensemble de tes paroles est vérité, éternels sont tous les arrêts de ta justice.
161 Vorsten vervolgen mij zonder enige grond, Maar mijn hart is enkel beducht voor uw woord.
Des grands me persécutent gratuitement, et mon cœur tremble devant ta parole.
162 Ik verheug mij over uw bestel, Als iemand, die rijke buit heeft gemaakt;
Je me réjouis de tes promesses, comme quelqu’un qui a trouvé un riche butin.
163 Leugen en haat verfoei ik, Maar uw inzettingen heb ik lief.
Je hais le mensonge, je l’ai en horreur, c’est ta Loi que j’aime.
164 Zeven maal daags zing ik uw lof, Om uw rechtvaardige voorschriften;
Sept fois par jour je célèbre tes louanges, en raison de tes justes arrêts.
165 Die uw wet beminnen, genieten een heerlijke vrede, En struikelen nooit.
Un grand bonheur attend ceux qui aiment ta Loi: pour eux point de cause de chute.
166 Jahweh, ik smacht naar uw heil, En onderhoud uw geboden;
J’Ai pleine confiance en ton secours, Seigneur, et j’accomplis tes commandements.
167 Ik volg uw vermaningen op, En bemin ze van harte;
Mon âme observe tes témoignages, je les aime infiniment.
168 Ik volbreng uw bevelen, Ja, heel mijn leven ligt voor U bloot!
J’Observe tes prescriptions et tes statuts, car toutes mes voies sont sous tes regards.
169 Jahweh, mijn smeken dringe tot U door, Geef mij inzicht naar uw woord;
Que mon hymne arrive jusqu’à toi, Eternel, fais-moi comprendre le sens de ta parole.
170 Moge mijn gebed voor uw aangezicht komen, Breng mij redding naar uw bestel.
Que ma supplication vienne devant toi, sauve-moi selon ta promesse.
171 Dan zal een lofzang mijn lippen ontstromen, Omdat Gij uw inzettingen mij hebt geleerd;
Mes lèvres laisseront s’échapper tes louanges, car tu m’enseignes tes préceptes.
172 En mijn tong zal uw waarachtigheid loven, Want al uw vermaningen zijn gerecht.
Ma langue chantera ta parole, car tous tes commandements sont équité.
173 Uw hand zij bereid, mij te helpen, Want uw bevelen heb ik verkoren;
Puisse ta main s’appliquer à me secourir, puisque j’ai fait choix de tes prescriptions!
174 Jahweh, ik smacht naar uw heil, En uw wet is mij een verkwikking.
J’Aspire à ton secours, Eternel, et ta Loi fait mes délices.
175 Mijn ziel moge leven, om U te loven, En uw voorschriften mogen mij helpen;
Que mon âme vive pour te louer, que tes jugements soient mon soutien.
176 Als een verloren schaap dool ik rond: zoek uw dienaar weer op, Want nimmer heb ik uw geboden vergeten!
J’Erre comme une brebis égarée; mets-toi à la recherche de ton serviteur! Car je n’ai pas oublié tes commandements.
