< Psalmen 119 >

1 Gelukkig, die onberispelijk zijn in hun wandel, En leven volgens Jahweh’s wet;
Happy they whose life is blameless, who walk by the law of the Lord.
2 Gelukkig, die op zijn vermaningen letten, Hem zoeken met geheel hun hart;
Happy they who keep his charges, and seek him with all their hearts;
3 Zij ook, die geen ongerechtigheid plegen, Maar blijven leven naar zijn woord.
who have done no wrong, but walk in his ways.
4 Gij zelf hebt uw bevelen gegeven, Opdat men ze trouw zou volbrengen;
You yourself have appointed your precepts to be kept with diligence.
5 Ach, mocht mijn gedrag zo onwankelbaar zijn, Dat ik uw inzettingen trouw onderhield.
O to be steadily guided in the keeping of your statutes!
6 Dan zal ik nooit beschaamd komen staan, Als ik het oog richt op al uw geboden;
Then unashamed shall I be, when I look towards all your commandments.
7 Maar in oprechtheid des harten zal ik U danken, Als ik uw rechtvaardige voorschriften leer.
I will thank you with heart unfeigned, when I learn your righteous judgments.
8 Ik houd mij vast aan uw bestel: Verlaat mij dan niet voor altoos!
I will observe your statutes: O forsake me not utterly.
9 Hoe kan een jongeman zijn reinheid bewaren? Door zich te houden aan uw woord!
How can a young person keep their life pure? By giving heed to your word.
10 Ik heb U met heel mijn hart gezocht, Laat mij nooit uw geboden verlaten;
With all my heart have I sought you, let me not stray from your commandments.
11 Ik bewaar uw bestel in mijn hart, Om nooit te zondigen tegen U.
In my heart have I treasured your word, to keep from sinning against you.
12 Geprezen zijt Gij, o Jahweh, Leer mij uw inzettingen kennen;
Blessed are you, O Lord; teach me your statutes.
13 Dan zal ik met mijn lippen verbreiden Al de voorschriften van uw mond.
With my lips have I rehearsed all the judgments of your mouth.
14 Ik verheug mij over de weg, die uw vermaning mij wees, Meer dan over alle schatten;
I delight in the way of your charges, more than in riches of all sorts.
15 Uw bevelen wil ik overwegen, En op uw paden blijven letten;
I will muse upon your precepts, and look to your paths.
16 Ik wil mij aan uw wet verkwikken, En nimmermeer uw woord vergeten!
In your statutes I delight, I will not forget your word.
17 Laat uw dienstknecht leven, En ik zal uw woord onderhouden;
Grant that your servant may live, and I will observe your word.
18 Neem de sluier van mijn ogen, Opdat ik de wonderen van uw wet aanschouwe.
Open my eyes, that I see wondrous things out of your law.
19 Al ben ik maar een zwerver op aarde, Verberg mij uw bevelen niet;
But a guest am I on the earth: hide not your commandments from me.
20 Want mijn ziel wordt verteerd van verlangen Naar uw voorschriften, altijd door.
My heart is crushed with longing for your ordinances, at all times.
21 Gij bedreigt de hoogmoedigen, Vervloekt, die uw geboden verlaat;
You rebuke the proud, the accursed, who wander from your commandments.
22 Wend dan smaad en hoon van mij af, Want uw vermaningen neem ik ter harte.
Roll away from me scorn and contempt, for I have observed your charges.
23 Al spannen ook vorsten tegen mij samen, Uw dienstknecht peinst over uw inzettingen na;
Though princes sit plotting against me, your servant will muse on your statutes.
24 Ja, uw bestel is mij een lust, En mijn berader.
Your charges are my delight, they are my counsellors.
25 Reeds ligt mijn ziel aan het stof gekluisterd: Wek mij ten leven naar uw woord.
I lie grovelling in the dust; revive me, as you have promised.
26 Mijn leven heb ik U open gelegd: Gij hebt mij gehoord, Leer mij thans uw inzettingen kennen;
I told of my ways, you made answer; teach me your statutes.
27 Onderricht mij, hoe ik naar uw bevelen moet leven, En ik zal uw wonderen vermelden.
Grant me insight into your precepts, and I will muse on your wonders.
28 Mijn ziel kwijnt weg van ellende: Richt mij naar uw bestel weer op.
I am overcome with sorrow; raise me up, as you have promised.
29 Houd de weg der leugen ver van mij af, En schenk mij genadig uw wet;
Put the way of falsehood from me, and graciously grant me your law.
30 Ik heb de weg der waarheid gekozen, Uw voorschriften mij voor ogen gesteld.
I have chosen the way of fidelity, your ordinances I long for.
31 Ik klamp mij aan uw vermaningen vast, Maak mij niet te schande, o Jahweh;
I hold fast to your charges: O put me not, Lord, to shame.
32 De weg uwer geboden zal ik bewandelen, Als Gij mijn hart maar verblijdt.
I will run in the way of your commandments, for you give me room of heart.
33 Leer mij, Jahweh, naar uw inzettingen leven, Opdat ik ze ten einde toe onderhoud;
Teach me, O Lord, the way of your statutes, and I will keep it to the end,
34 Geef mij inzicht om uw wet te volbrengen, En met heel mijn hart te beleven;
instruct me to keep your law, and I will observe it with all my heart.
35 Laat mij het pad uwer geboden betreden, Want dat is mijn vreugd.
Guide me in the path of your commandments, for therein do I delight.
36 Neig mijn hart naar uw vermaningen, En niet naar gewin;
Incline my heart to your charges, and not to greed of gain.
37 Wend mijn ogen van de ijdelheid af, En laat mij leven naar uw woord.
Turn away my eyes from vain sights, revive me by your word.
38 Doe uw bestel aan uw dienstknecht gestand, Dat Gij beschikt hebt voor hen, die U vrezen;
Confirm to your servant the promise which is given to those who fear you.
39 Wentel de smaad, die ik ducht, van mij weg, Want uw voorschriften blijven voortreffelijk.
Remove the reproach which I dread, because your judgments are good.
40 Zie, ik hunker naar uw bevelen, Laat mij door uw gerechtigheid leven!
Behold, I long for your precepts. Quicken me in your righteousness.
41 Moge uw genade mijn deel zijn, o Jahweh, En uw heil naar uw bestel;
Visit me, Lord, with your love and salvation, as you have promised.
42 Dan zal ik mijn lasteraars te woord kunnen staan, Want ik vertrouw op uw woord;
So shall I answer my slanderers, for my trust is in your word.
43 Neem het woord der waarheid niet geheel uit mijn mond, Want ik wacht uw voorschriften af.
Snatch not from my mouth the word of truth, for in your judgments I hope.
44 Uw wet wil ik steeds onderhouden, Voor eeuwig en immer;
I will keep your law continually, for ever and evermore.
45 Dan zal ik ongestoord kunnen leven, Omdat ik naar uw bevelen vraag.
So shall I walk in wide spaces, for I give my mind to your precepts.
46 Zelfs koningen zal ik van uw vermaningen spreken, En mij er nooit over schamen;
I will speak of your charge before kings, and will not be ashamed thereof.
47 Ik zal mij aan uw geboden verkwikken, Die ik van harte bemin;
Your commandments are my delight, I love them exceedingly.
48 Tot U zal ik mijn handen verheffen, En uw inzettingen overwegen.
I will lift up my hands to your commandments, and muse upon your statutes.
49 Gedenk het woord, tot uw dienstknecht gesproken, En waarop Gij mijn hoop hebt gesteld;
Remember your word to your servant, on which you have made me to hope.
50 Dit is mijn troost in mijn ellende, Dat uw bestel mij het leven behoudt.
This is my comfort in trouble, that your word gives life to me.
51 Al bespotten de bozen mij nog zo vijandig, Toch wijk ik niet af van uw wet;
The arrogant utterly scorn me, but I have not declined from your law.
52 Ik blijf uw aloude voorschriften indachtig, En voel mij er door getroost, o Jahweh;
When I think of your judgments of old, O Lord, I take to me comfort.
53 Maar gramschap maakt zich van mij meester, Om de zondaars, die uw geboden verlaten.
I am seized with glowing anger at the wicked who forsake your law.
54 Uw inzettingen ruisen als zangen mij tegen In het huis van mijn ballingschap;
Your statutes have been to me songs in the house of my pilgrimage.
55 Des nachts, o Jahweh, gedenk ik uw Naam, En volg uw vermaningen op;
I remember your name in the night, O Lord and observe your law.
56 Want dit is mijn plicht: Dat ik uw bevelen volbreng.
My lot has been this, that I have kept your precepts.
57 Gij zijt mijn erfdeel, o Jahweh: Ik heb beloofd, uw woord te volbrengen;
My portion are you, O Lord: I have promised to keep your words.
58 Van ganser harte zoek ik uw aanschijn, Wees mij genadig naar uw bestel.
I entreat you with all my heart; grant me your promised favor.
59 Ik overleg bij mijzelf, welke weg ik moet gaan, En naar uw vermaningen richt ik mijn schreden;
I have thought upon my ways, and turned my feet to your charges.
60 Ik haast mij, zonder ooit te talmen, Om uw geboden te onderhouden;
I hasted and tarried not to give heed to your commandments.
61 En al houden mij de strikken der bozen gevangen, Nooit vergeet ik uw wet;
Though the godless have wound their cords round me, I have not forgotten your law.
62 Midden in de nacht sta ik op, Om U voor uw rechtvaardige voorschriften te danken.
At midnight I rise to praise you because of your righteous judgments.
63 Ik ben de vriend van al, die U vreest, En die uw bevelen volbrengt;
With all those who fear you I company, aid with those who observe your precepts.
64 De aarde is vol van uw goedheid, o Jahweh, Leer mij maar uw inzettingen kennen.
The earth, Lord, is full of your kindness; teach me your Statutes.
65 Gij hebt uw dienstknecht wèl gedaan, O Jahweh, naar uw woord;
Well have you dealt with your servant, as you have promised, O Lord.
66 Schenk mij een helder oordeel en inzicht, Want ik heb vertrouwen in uw geboden.
Teach me discretion and knowledge, for I have believed your commandments.
67 Eer ik vernederd werd, dwaalde ik af, Maar nu houd ik mij aan uw bestel;
Till trouble came I was a wanderer, but now I observe your word.
68 Gij zijt goed en doet wèl: Leer mij dan uw inzettingen kennen.
You are good and do good; teach me your statutes.
69 Onbeschaamden belasteren mij, Want van ganser harte neem ik uw bevelen in acht;
The proud have forged lies against me, but I keep your precepts with all my heart.
70 Lomp als vet is hun hart, Maar ìk vind mijn vreugd in uw wet;
Their heart is gross like fat, but I delight in your law.
71 En het was mij goed, te worden vernederd, Om uw vermaningen te leren verstaan;
It was good for me to be humbled, that I should learn your statutes.
72 Want de voorschriften van uw mond schat ik hoger, Dan duizenden in goud en zilver!
The law of your mouth is better to me than thousands of pieces of silver and gold.
73 Uw handen hebben mij gemaakt en gevormd, Geef mij ook inzicht, om uw geboden te kennen;
Your hands have made me and fashioned me; make me wise to learn your commandments.
74 Dan zien, die U vrezen, met vreugd op mij neer, Omdat ik vertrouw op uw woord.
Those who fear you shall see me with joy, for in your word have I hoped.
75 Ik weet, dat uw oordeel rechtvaardig is, Jahweh, En dat Gij mij naar verdienste kastijdt;
I know, O Lord, that your judgments are right, and in faithfulness you have afflicted me.
76 Maar uw genade zij mij tot troost, Naar uw bestel voor uw knecht;
Let your love be a comfort to me, for so have you promised your servant.
77 Uw ontferming dale op mij neer, en doe mij herleven, Want uw wet is mij een verkwikking.
Visit me with your quickening pity, for your law is my delight.
78 Schande voor de trotsen, die onverdiend mij verdrukken, Daar ik uw bevelen bedenk;
Put the proud to shame, who have wronged me falsely: I will muse on your precepts.
79 Maar mijn vrienden mogen zijn, die U vrezen, En die uw vermaningen kennen;
Let those turn to me who fear you, that they may learn your charges.
80 Door uw inzettingen worde mijn hart zonder smet, Zodat ik niet beschaamd hoef te staan.
Let my heart be sound in your statutes, that I may not be put to shame.
81 Mijn ziel smacht naar uw heil, Ik vertrouw op uw woord;
My long for you to rescue me, I put my hope in your word.
82 Mijn ogen hunkeren naar uw bestel, En vragen: Wanneer brengt Gij mij troost?
My eyes pine away for your promise: saying, “When will you comfort me?”
83 Al ben ik als een leren zak in de rook, Toch vergeet ik uw inzettingen niet.
Though shrivelled like wine-skin in smoke, your statutes I have not forgotten.
84 Ach, hoelang zal uw dienstknecht nog leven, En wanneer voltrekt Gij aan mijn vervolgers uw oordeel?
How few are the days of your servant! When will you judge those who harass me?
85 Onbeschaamden hebben mij kuilen gegraven, Want ze leven niet naar uw wet.
Proud people have dug for me pits people who do not conform to your law.
86 Al uw geboden zijn waarachtig, Maar men vervolgt mij met leugens: Ach kom mij te hulp;
All your commandments are trusty. With falsehood they harass me: help me.
87 Men had mij haast van de aarde verdelgd, Toch had ik mij niet aan uw bevelen onttrokken;
They had nearly made an end of me, yet I did not forget your precepts.
88 Behoud mij in het leven naar uw genade, En de vermaningen van uw mond volg ik op!
Spare me in your kindness, and I will observe the charge of your mouth.
89 Uw woord blijft eeuwig, o Jahweh, Het staat vast als de hemel;
Forever, O Lord, is your word fixed firmly in the heavens.
90 Uw bestel houdt stand van geslacht tot geslacht, Staat vast als de aarde, die Gij hebt gegrond;
Your truth endures age after age; it is established on earth, and it stands.
91 En naar uw voorschriften blijven ze ook nu nog bestaan, Want het heelal is uw dienstknecht!
By your appointment they stand this day, for all are your servants.
92 Wanneer uw wet mij niet had verkwikt, Dan was ik in mijn ellende te gronde gegaan;
Had not your law been my joy, in my misery then had I perished.
93 Nimmer zal ik dan uw bevelen vergeten, Want juist daardoor doet Gij mij leven.
I will never forget your precepts, for through them you have put life in me.
94 Ik ben de uwe: Ach, kom mij te hulp, Want ijverig spoor ik uw voorschriften na;
I am yours, O save me, for I give my mind to your precepts.
95 De bozen loeren, om mij te verdelgen, Maar ik blijf uw vermaningen achten.
The wicked lay wait to destroy me, but I give heed to your charge.
96 Aan alles zie ik een eind, al is het nog zo volmaakt, Maar uw gebod is onbegrensd!
I have seen a limit to all things: but your commandment is spacious exceedingly.
97 Hoe lief toch heb ik uw wet, Ik overweeg ze de hele dag door!
O how I love your law! All the day long I muse on it.
98 Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden zijn, Want het vergezelt mij voor eeuwig;
Your commandment makes me wiser than my enemies: for it is mine forever.
99 Ik heb meer verstand dan al mijn meesters, Want ik denk over uw vermaningen na;
I am prudent above all my teachers, for your charges are my (meditation)
100 En ik heb helderder inzicht dan de oudsten, Want ik neem uw bevelen in acht.
I have insight more than the aged, because I observe your precepts.
101 Van alle slechte paden houd ik mijn voeten, Om uw woord te volbrengen;
I refrain my foot from all wicked ways, that I may keep your word.
102 En van uw voorschriften wijk ik niet af, Want Gij hebt ze mij zelf onderwezen.
I turn not aside from your judgments, for you yourself are my teacher.
103 Hoe zoet voor mijn gehemelte is uw bestel, Meer dan honing voor mijn mond;
How sweet are your words to my taste, sweeter than honey to my mouth!
104 Door uw inzettingen ben ik verstandig geworden, En haat dus ieder leugenpad.
Insight I win through your precepts, therefore every false way I hate.
105 Uw woord is een lamp voor mijn voeten, En een licht op mijn pad;
Your word is a lamp to my feet, and a light to my path.
106 Ik heb gezworen, en zal het gestand doen, Uw rechtvaardige voorschriften te onderhouden.
I have sworn an oath, and will keep it, to observe your righteous judgments.
107 Ach, Jahweh, ik ga zo diep gebukt, Wek mij ten leven naar uw bestel;
I am afflicted sorely: revive me, O Lord, as you said.
108 Wil de offeranden van mijn mond aanvaarden, o Jahweh, En onderricht mij in uw geboden.
Accept, Lord, my willing praise, and teach me your judgments.
109 Al zweeft mijn leven in voortdurend gevaar, Toch vergeet ik nimmer uw wet;
My life is in ceaseless peril; but I do not forget your law.
110 En al leggen de bozen mij strikken, Van al uw bevelen wijk ik niet af.
The wicked set traps for me, yet I do not stray from your precepts.
111 Uw vermaningen blijven mijn erfdeel voor eeuwig, Want ze zijn de vreugd van mijn hart;
In your charges are my everlasting inheritance, they are the joy of my heart.
112 En ik heb er mijn hart op gezet, Naar uw inzettingen te leven voor eeuwig en immer!
I am resolved to perform your statutes forever, to the utmost.
113 Ik haat halfslachtige wezens, Maar uw wet heb ik lief;
I hate people of divided heart, but your law do I love.
114 Gij zijt mijn schuts en mijn schild, Ik vertrouw op uw woord;
You are my shelter and shield: in your word do I hope.
115 Weg van mij, zondaars, Laat mij de geboden van mijn God onderhouden!
Begone, you wicked people, I will keep the commands of my God.
116 Sterk mij naar uw bestel, opdat ik blijf leven, En laat mijn hoop niet worden beschaamd;
Uphold me and spare me, as you have promised: O disappoint me not.
117 Stut mij, opdat ik worde gered, En mij altijd aan uw bevelen verkwikke.
Hold me up, and I shall be saved: and your statutes shall be my unceasing delight.
118 Wie uw inzettingen verlaten, zijn U een gruwel, Want ze bedenken enkel leugens;
All who swerve from your statutes you spurn: their cunning is in vain.
119 En als afval veracht Gij alle bozen op aarde, Daarom heb ik uw vermaningen lief.
All the wicked of earth you count as dross, therefore I love your charges.
120 Mijn lichaam beeft voor U van schrik, En ik ben bevreesd voor uw oordeel!
My flesh, for fear of you, shudders, and I stand in awe of your judgments.
121 Een rechtvaardig oordeel hebt Gij geveld, Lever mij niet over aan mijn verdrukkers;
Justice and right have I practised, do not leave me to my oppressors.
122 Uw woord blijve borg voor uw dienaar, Laat geen onbeschaamde mij kwellen.
Be your servant’s surety for good, let not the proud oppress me.
123 Mijn ogen smachten naar uw heil, En naar uw rechtvaardig bestel;
My eyes pine for your salvation, and for your righteous promise.
124 Handel met uw dienstknecht naar uw genade, En leer mij uw inzettingen kennen;
Deal in your love with your servant, and teach me your statutes.
125 Ik ben uw dienstknecht: ach, geef mij verstand, Opdat ik uw vermaningen moge begrijpen.
Your servant am I; instruct me, that I may know your charges.
126 Het is tijd om te handelen, Jahweh: Men verkracht uw wet;
It is time for the Lord to act: they have violated your law.
127 Daarom heb ik uw geboden lief, Boven goud en edel metaal;
Therefore I love your commandments above gold, above fine gold.
128 Daarom richt ik mij naar al uw bevelen, En haat ik ieder leugenpad.
So by all your precepts I guide me, and every false way I hate.
129 Uw vermaningen zijn wondervol, Mijn ziel neemt ze daarom in acht;
Your decrees are wonderful, gladly I keep them.
130 De openbaring van uw woord straalt licht van zich uit, En geeft wijsheid aan de eenvoudigen;
When your word is unfolded, light breaks; it imparts to the simple wisdom.
131 En smachtend open ik mijn mond, Want ik hunker naar uw geboden.
With open mouth I pant with longing for your commandments.
132 Keer U tot mij, en wees mij genadig, Naar uw beschikking voor hen, die uw Naam beminnen;
Turn to me with your favor, as is just to those who love you.
133 Richt mijn schreden naar uw bestel, En laat geen onheil mij treffen.
Steady my steps by your word, so that sin have no power over me.
134 Bevrijd mij van de verdrukking der mensen, Opdat ik trouw uw bevelen volbrenge;
Set me free from those who oppress me, and I shall observe your precepts.
135 Laat uw aangezicht stralen over uw dienstknecht, En leer mij uw inzettingen kennen.
Shine with your face on your servant, and teach me your statutes.
136 Stromen van tranen ontwellen mijn ogen, Omdat men uw wet niet beleeft.
My eyes run down with rills of water, because your law is not kept.
137 Rechtvaardig zijt Gij, o Jahweh, En ook uw voorschriften zijn volgens recht;
Righteous are you, O Lord, and right are your ordinances.
138 In gerechtigheid hebt Gij uw vermaningen gegeven, En in volledige trouw.
The laws you has ordered are just, and trusty exceedingly.
139 Ik word door ergernis verteerd, Omdat mijn vijanden uw woord vergeten;
My jealousy has undone me, that my foes have forgotten your words.
140 Maar uw bestel is beproefd als in vuur, En uw dienstknecht heeft het lief;
Your word has been tested well; and your servant loves it.
141 En al ben ik maar klein en gering, Nooit wil ik uw bevelen vergeten.
I am little and held in contempt, but your precepts I have not forgotten.
142 Ongerept blijft uw gerechtigheid voor eeuwig en immer, En waarachtig uw wet;
Just is your justice forever, and trusty is your law.
143 Al treffen mij nood en ellende, Uw geboden zijn mijn verkwikking.
Stress and strain are upon me, but your commandments are my delight.
144 Uw inzettingen zijn rechtvaardig voor eeuwig; Onderricht mij er in, opdat ik blijf leven!
Right are your charges forever, instruct me that I may live.
145 Ik roep met heel mijn hart: Jahweh verhoor mij! Uw inzettingen wil ik trouw onderhouden;
With my whole heart I cry; O answer me. I would keep your statutes, O Lord.
146 Ik roep U aan: ach, kom mij te hulp, Om uw vermaningen te beleven.
I cry to you: O save me, and I will observe your charges.
147 Ik ben met mijn smeken de dageraad vóór, Want ik smacht naar uw woord;
Ere the dawn I cry for your help: in your word do I hope.
148 En mijn ogen voorkomen de nachtwake, Om op te zien naar uw bestel.
Awake I meet the night-watches, to muse upon your sayings.
149 Hoor in uw goedheid mijn smeken, o Jahweh, En wek mij naar uw beschikking ten leven;
Hear my voice in your kindness: O Lord, by your judgments revive me.
150 Mijn listige vervolgers zijn al nabij, Maar ze houden zich ver van uw wet;
Near me are wicked tormentors, who are far from thoughts of your law;
151 Maar Gij ook, Jahweh, zijt nabij, En waarachtig zijn al uw geboden;
but near, too, are you, O Lord, and all your commandments are trusty.
152 Van oudsher ken ik uw bevelen, Want Gij hebt ze gegeven voor eeuwig!
Long have I known from your charges that you have founded them for all time.
153 Aanschouw mijn ellende, en kom mij te hulp, Want nooit vergeet ik uw wet;
Look on my misery, and rescue me; for I do not forget your law.
154 Wees mijn verdediger en mijn beschermer, En doe mij leven naar uw bestel.
Defend my cause and redeem me: revive me, as you have promised.
155 Het heil blijft ver van de bozen verwijderd, Want ze zoeken uw inzettingen niet;
Salvation is far from the wicked, for their mind is not in your statutes.
156 Maar uw barmhartigheid, Jahweh, is groot, Wek mij ten leven naar uw woord.
Great is your pity, O Lord: Revive me, as you have ordained.
157 Al zijn mijn vervolgers en vijanden talrijk, Van uw vermaningen wijk ik niet af;
My foes and tormentors are many, but I have not declined from your charges.
158 Het walgt mij, als ik trouwelozen aanschouw, Die uw geboden niet willen volbrengen.
I behold the traitors with loathing, for they do not observe your word.
159 Zie, hoe ik uw bevelen liefheb, o Jahweh, Laat mij dan leven naar uw genade;
Behold how I love your precepts: revive me, O Lord!, in your kindness.
160 Uw woord is een en al waarheid, En eeuwig houden al uw rechtvaardige voorschriften stand.
The sum of your word is truth, all your laws are just and eternal.
161 Vorsten vervolgen mij zonder enige grond, Maar mijn hart is enkel beducht voor uw woord.
Princes have harassed me wantonly: but my heart stands in awe of your word.
162 Ik verheug mij over uw bestel, Als iemand, die rijke buit heeft gemaakt;
Over your word I rejoice as one who finds great spoil.
163 Leugen en haat verfoei ik, Maar uw inzettingen heb ik lief.
Falsehood I hate and abhor, but your law do I love.
164 Zeven maal daags zing ik uw lof, Om uw rechtvaardige voorschriften;
Seven times a day do I praise you because of your righteous judgments.
165 Die uw wet beminnen, genieten een heerlijke vrede, En struikelen nooit.
Right well do they fare who love your law: they go on their way without stumbling.
166 Jahweh, ik smacht naar uw heil, En onderhoud uw geboden;
I hope for your salvation; O Lord I do your commandments.
167 Ik volg uw vermaningen op, En bemin ze van harte;
I observe your charges: I love them greatly.
168 Ik volbreng uw bevelen, Ja, heel mijn leven ligt voor U bloot!
I observe your precepts and charges: all my ways are before you.
169 Jahweh, mijn smeken dringe tot U door, Geef mij inzicht naar uw woord;
Let my cry come before you, O Lord: give me insight, as you have promised.
170 Moge mijn gebed voor uw aangezicht komen, Breng mij redding naar uw bestel.
Let my prayer enter into your presence: deliver me, as you have said.
171 Dan zal een lofzang mijn lippen ontstromen, Omdat Gij uw inzettingen mij hebt geleerd;
My lips shall be fountains of praise, that you teach me your statutes.
172 En mijn tong zal uw waarachtigheid loven, Want al uw vermaningen zijn gerecht.
My tongue shall sing of your word, for all your commandments are right.
173 Uw hand zij bereid, mij te helpen, Want uw bevelen heb ik verkoren;
Let your hand be ready to help me, for your precepts have been my choice.
174 Jahweh, ik smacht naar uw heil, En uw wet is mij een verkwikking.
I long, Lord, for your salvation, and your law is my delight.
175 Mijn ziel moge leven, om U te loven, En uw voorschriften mogen mij helpen;
Revive me that I may praise you, and let your precepts help me.
176 Als een verloren schaap dool ik rond: zoek uw dienaar weer op, Want nimmer heb ik uw geboden vergeten!
I have strayed like a wandering sheep seek your servant, because I do not forget your commandments.

< Psalmen 119 >