Psalmen 118
1 Halleluja! Brengt Jahweh dank, want Hij is goed: Zijn genade duurt eeuwig!
Rendez hommage au Seigneur, car il est bon, car sa grâce est éternelle.
2 Laat Israël herhalen: Zijn genade duurt eeuwig!
Qu’ainsi donc dise Israël, car sa grâce est éternelle;
3 Laat het huis van Aäron herhalen: Zijn genade duurt eeuwig!
qu’ainsi dise la maison d’Aaron, car sa grâce est éternelle;
4 Die Jahweh vrezen, herhalen: Zijn genade duurt eeuwig!
qu’ainsi disent ceux qui révèrent le Seigneur, car sa grâce est éternelle.
5 In mijn benauwdheid riep ik tot Jahweh; En Jahweh heeft mij verhoord en verkwikt.
Du fond de ma détresse j’ai invoqué l’Eternel: il m’a répondu en me mettant au large.
6 Voor mij neemt Jahweh het op: Niets heb ik te vrezen; Wat zouden de mensen mij doen!
L’Eternel est avec moi, je ne crains rien: les hommes, que pourraient-ils contre moi?
7 Voor mij neemt Jahweh het op: Hij komt mij te hulp; Zo zie ik op mijn vijanden neer!
L’Eternel est pour moi, avec ceux qui m’assistent; aussi me repaîtrai-je de la vue de mes haïsseurs.
8 Beter tot Jahweh te vluchten, dan op mensen te bouwen;
Mieux vaut s’abriter en l’Eternel que de mettre sa confiance dans les hommes.
9 Beter tot Jahweh te vluchten, dan te bouwen op vorsten!
Mieux vaut s’abriter en l’Eternel que de mettre sa confiance dans les grands.
10 Al houden mij alle volken omsingeld: In de Naam van Jahweh sla ik ze neer!
Que tous les peuples m’enveloppent: au nom du Seigneur, je les taille en pièces.
11 Al hebben ze mij van alle kanten omringd: In de Naam van Jahweh sla ik ze neer!
Qu’ils m’entourent, qu’ils me cernent de toutes parts: au nom du Seigneur, je les taille en pièces.
12 Al zwermen ze als wespen om mij heen: In de Naam van Jahweh sla ik ze neer! Al laaien ze op als vuur in de doornen: In de Naam van Jahweh sla ik ze neer!
Qu’ils m’entourent comme des abeilles, soient brûlants comme un feu de broussailles: au nom du Seigneur, je les taille en pièces.
13 Ik ben gestompt en geslagen, om te vallen, Maar Jahweh heeft mij gestut;
On m’a violemment poussé pour me faire tomber, mais l’Eternel m’a prêté assistance.
14 Jahweh is mijn kracht en mijn schuts, Hij heeft mij de zege verleend!
Il est ma force et ma gloire, l’Eternel il a été un sauveur pour moi.
15 Een jubel van blijdschap en zege Juicht onder de tenten der vromen: Jahweh’s rechterhand brengt de victorie;
Le son des chants de joie et de salut retentit dans les tentes des justes: la droite de l’Eternel procure la victoire.
16 Jahweh’s rechter overwint!
La droite de l’Eternel est sublime: la droite de l’Eternel procure la victoire.
17 Neen, ik zal niet sterven, maar leven, Om Jahweh’s daden te melden!
Je ne mourrai point, mais je vivrai, pour proclamer les œuvres du Seigneur.
18 Wel heeft Jahweh mij streng gekastijd, Maar Hij gaf mij niet prijs aan de dood.
Dieu m’avait durement éprouvé, mais il ne m’a point livré en proie à la mort.
19 Doet dan de poorten der gerechtigheid open: Ik wil er doorheen, om Jahweh te danken!
Ouvrez-moi les portes du salut, je veux les franchir, rendre hommage au Seigneur.
Voici la porte de l’Eternel, les justes la franchiront!
21 Ik wil U danken, want Gij hebt mij verhoord, Gij hebt mij de zege verleend!
Je te rends grâce pour m’avoir exaucé, tu as été mon sauveur.
22 De steen, die de bouwlieden hadden verworpen, Is hoeksteen geworden;
La pierre qu’ont dédaignée les architectes, elle est devenue la plus précieuse des pierres d’angle.
23 Jahweh heeft het gedaan: Een wonder was het in onze ogen!
C’Est l’Eternel qui l’a voulu ainsi, cela paraît merveilleux à nos yeux.
24 Dit is de dag, die Jahweh gemaakt heeft: Laat ons thans jubelen en juichen!
Ce jour, le Seigneur l’a préparé, consacrons-le par notre joie, par notre allégresse.
25 Ach Jahweh, blijf ons toch helpen; Ach Jahweh, maak ons gelukkig!
De grâce, Eternel, secours-nous; de grâce, Eternel, donne-nous le succès.
26 Gezegend, die komt in de Naam van Jahweh: 7 Uit Jahweh’s woning bidden wij zegen u toe!
Béni soit celui qui vient au nom de l’Eternel! nous vous saluons du fond de la maison de l’Eternel.
27 Jahweh is God: Hij doet ons stralen van vreugde; Bindt dan de feestslingers tot de hoornen van het altaar!
L’Eternel est le Dieu tout-puissant, il nous éclaire de sa lumière. Attachez la victime par des liens tout contre les angles de l’autel.
28 Gij zijt mijn God: U wil ik loven; Gij zijt mijn God: U wil ik roemen!
Tu es mon Dieu, je te rends hommage, mon Dieu, je veux t’exalter.
29 Brengt Jahweh dank, want Hij is goed: Zijn genade duurt eeuwig!
Rendez hommage au Seigneur, car il est bon, car sa grâce dure éternellement.
