Psalmen 116
1 Halleluja! Ik heb Jahweh lief, Want Hij hoort naar mijn smeken!
わたしは主を愛する。主はわが声と、わが願いとを聞かれたからである。
2 Hij luisterde naar mij, toen ik riep
主はわたしに耳を傾けられたので、わたしは生きるかぎり主を呼びまつるであろう。
3 En de strikken des doods mij omknelden; Toen doodsangst mij kwelde, Nood en jammer mij troffen. (Sheol h7585)
死の綱がわたしを取り巻き、陰府の苦しみがわたしを捕えた。わたしは悩みと悲しみにあった。 (Sheol h7585)
4 Ik riep de Naam van Jahweh aan: "Ach, Jahweh, spaar toch mijn leven!"
その時わたしは主のみ名を呼んだ。「主よ、どうぞわたしをお救いください」と。
5 En Jahweh was genadig en trouw, Onze God vol ontferming:
主は恵みふかく、正しくいらせられ、われらの神はあわれみに富まれる。
6 Jahweh waakt over de zwakken; Ik was uitgeput, maar Jahweh heeft mij gered!
主は無学な者を守られる。わたしが低くされたとき、主はわたしを救われた。
7 Wees dan gelaten, mijn ziel; Want Jahweh blijft voor u zorgen:
わが魂よ、おまえの平安に帰るがよい。主は豊かにおまえをあしらわれたからである。
8 Hij heeft mij gered van de dood, Mijn ogen van tranen, mijn voeten van stoten;
あなたはわたしの魂を死から、わたしの目を涙から、わたしの足をつまずきから助け出されました。
9 Nog mag ik voor Jahweh’s aanschijn wandelen In de landen der levenden!
わたしは生ける者の地で、主のみ前に歩みます。
10 Ik blijf dus vertrouwen, al roep ik ook uit: "Ik ben diep ongelukkig!"
「わたしは大いに悩んだ」と言った時にもなお信じた。
11 Al zou ik in mijn ellende ook zeggen: "Er is geen mens te vertrouwen!"
わたしは驚きあわてたときに言った、「すべての人は当にならぬ者である」と。
12 Hoe zal ik Jahweh kunnen vergelden Al het goede, dat Hij mij deed?
わたしに賜わったもろもろの恵みについて、どうして主に報いることができようか。
13 De kelk der redding hef ik omhoog, En roep de Naam van Jahweh aan;
わたしは救の杯をあげて、主のみ名を呼ぶ。
14 Ik zal mijn gelofte aan Jahweh volbrengen Ten overstaan van heel het volk:
わたしはすべての民の前で、主にわが誓いをつぐなおう。
15 Want te duur was in de ogen van Jahweh De dood zijner vromen.
主の聖徒の死はそのみ前において尊い。
16 Ach Jahweh, ik ben maar uw knecht, de zoon van uw dienstmaagd, Toch hebt Gij mijn boeien verbroken:
主よ、わたしはあなたのしもべです。わたしはあなたのしもべ、あなたのはしための子です。あなたはわたしのなわめを解かれました。
17 Ik breng U dan een offer van dank, En roep de Naam van Jahweh aan,
わたしは感謝のいけにえをあなたにささげて、主のみ名を呼びます。
わたしはすべての民の前で主にわが誓いをつぐないます。
19 In de voorhoven van Jahweh’s huis, Binnen uw muren, Jerusalem!
エルサレムよ、あなたの中で、主の家の大庭の中で、これをつぐないます。主をほめたたえよ。
