Aionian Verses

Al zijn zonen en dochters kwamen hem troosten; maar hij wilde geen troost. Want hij sprak: Treurend daal ik naar mijn zoon in het dodenrijk af. Zo bleef zijn vader om hem wenen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar hij antwoordde: Mijn zoon gaat niet met u mee; want zijn broer is dood, en hij alleen is nog over. Overkomt hem een ongeluk op de reis, die ge onderneemt, dan zoudt ge mijn grijze haren met kommer ten grave doen dalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Als ge nu ook dezen van mij wegneemt, en hem een ongeluk overkomt, dan zoudt ge mijn grijze haren met kommer ten grave doen dalen". (Sheol h7585)
(parallel missing)
dan zal hij sterven, als hij ziet, dat de jongen er niet is, en uw dienaars zullen de grijze haren van onzen vader, uw dienaar, met kommer ten grave doen dalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar zo Jahweh iets ongehoords wrocht, zo de grond zijn muil openspert en hen met al het hunne verslindt, zodat ze levend in het dodenrijk dalen, dan zult ge erkennen, dat die mannen Jahweh hebben gehoond. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Met al de hunnen, daalden ze levend in het dodenrijk af; de aarde bedekte hen, en ze werden verdelgd uit de gemeente. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want een vuur is ontvlamd in mijn woede, Dat tot het diepst van het dodenrijk brandt! Het zal de aarde met haar gewassen verteren, De grondvesten der bergen verzengen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Jahweh doet sterven en laat leven, Stuurt naar de onderwereld en haalt er uit op; (Sheol h7585)
(parallel missing)
De strikken van het dodenrijk hielden mij vast, De klemmen van de dood lagen voor mij gereed: (Sheol h7585)
(parallel missing)
Handel naar uw wijsheid en laat zijn grijze haren niet in vrede ten grave dalen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
maar gij moogt hem niet onbestraft laten. Want ge zijt een wijs man en zult dus wel weten, wat u te doen staat, om zijn grijze haren bebloed naar het dodenrijk te zenden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zoals een wolk vervliegt en verdwijnt, Zo stijgt, die in het dodenrijk daalt, er niet meer uit op; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zij is hoger nog dan de hemelen: Wat kunt ge beginnen; Dieper nog dan de onderwereld: Wat kunt ge begrijpen; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Ach, als Gij mij in het dodenrijk mocht verschuilen, Mij verbergen, tot uw toorn is bedaard, Mij een tijdstip bepalen, en dan aan mij denken, (Sheol h7585)
(parallel missing)
Kan ik nog hopen? Het dodenrijk is mijn huis, In de duisternis heb ik mijn leger gespreid; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zullen ze met mij in het dodenrijk dalen, Zinken wij samen neer in het stof? (Sheol h7585)
(parallel missing)
Ze slijten hun dagen in weelde, En dalen in vrede ten grave. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zoals droogte en hitte het sneeuwwater slurpen, Zo slurpt de onderwereld den zondaar op. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Het dodenrijk ligt naakt voor zijn oog, De onderwereld zonder bedekking. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want in de dood denkt niemand aan U; Wie prijst U nog in het dodenrijk? (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zó mogen ook de zondaars naar het dodenrijk varen, Alle heidenen, die God niet gedenken; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want Gij geeft mij niet prijs aan het dodenrijk. Gij laat uw vrome het graf niet aanschouwen, (Sheol h7585)
(parallel missing)
De strikken van het dodenrijk hielden mij vast, De klemmen van de dood lagen voor mij gereed: (Sheol h7585)
(parallel missing)
Gij trokt mij uit het dodenrijk op, Ten leven uit het midden van die in het graf zijn gezonken. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Jahweh, laat mij toch niet beschaamd komen staan: Want U roep ik aan. Neen, laat de bozen worden beschaamd en in het dodenrijk varen; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Als schapen worden ze het graf ingejaagd, Het is de dood, die ze weidt; Regelrecht zinken ze neer in de kuil, En hun gestalte gaat over tot de ontbinding van de dood. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Neen, God alleen kan de prijs voor mijn leven betalen. Hij alleen mij uit de macht van het dodenrijk redden! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Moge de dood ze verrassen, Zodat ze levend in het dodenrijk dalen! Want boosheid heerst in hun woning, En slechtheid in hun gemoed. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want dan toont Gij mij uw grote ontferming, En redt Gij mij uit het diepst van de afgrond! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want mijn ziel is zat van ellende, Mijn leven het rijk der doden nabij; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Waar leeft de man, die de dood niet zal zien, Zijn leven kan redden uit de klauw van het graf? (Sheol h7585)
(parallel missing)
En de strikken des doods mij omknelden; Toen doodsangst mij kwelde, Nood en jammer mij troffen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Stijg ik ten hemel: Gij zijt er; Daal ik in het dodenrijk af: Gij zijt er! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Als barsten en scheuren in de akker Liggen mijn beenderen verstrooid aan de rand van het graf: (Sheol h7585)
(parallel missing)
Gelijk de onderwereld hen levend verslinden, Als zij, die ten grave dalen, geheel en al; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Haar voeten dalen af naar de dood, Tot de onderwereld leiden haar schreden; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Een weg naar de onderwereld is haar huis, Vandaar daalt men af naar het dodenrijk. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar men vermoedt niet, dat de schimmen daar wonen, Dat haar gasten diep in het dodenrijk komen! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Onderwereld en dodenrijk liggen open voor Jahweh, Hoeveel te meer de harten van de kinderen der mensen! (Sheol h7585)
(parallel missing)
De wijze gaat de weg des levens omhoog, Hij wil het dodenrijk beneden ontwijken. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want als ge hem met een stok hebt geslagen, Hebt ge hem van de onderwereld gered. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Dodenrijk en onderwereld krijgen nooit genoeg; De ogen der mensen zijn nimmer bevredigd. (Sheol h7585)
(parallel missing)
De onderwereld, De onvruchtbare moederschoot, Het land, dat water te kort komt, Het vuur, dat nooit "genoeg" zegt. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Doe al wat uw hand in staat is te doen; Want geen werken of peinzen, Geen kennis of wijsheid is er meer In de onderwereld, waarheen ge gaat. Zevende reeks. Ijdel is het talent. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Leg mij op uw hart als een zegel, Om uw arm als een band: Want sterk als de dood is de liefde! Onverbiddelijk als het graf is haar gloed, Zij laait op als het flitsende vuur, Haar vlammen zijn vlammen van Jahweh! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Daarom is het dodenrijk dubbel gulzig geworden, En spert het wagenwijd zijn kaken op. Zo gaat de glorie van Sion ten onder, Zijn joelen, zijn juichen, zijn jubel; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Vraag een teken van Jahweh, uw God: diep in het dodenrijk, of hoog aan de hemel. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Het dodenrijk in de diepte is in beroering gekomen, En snelt ù tegemoet; Het heeft om u de schimmen gewekt, Alle heersers der aarde; Van hun tronen gehaald Alle vorsten der volken. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Uw glorie is in het graf gesmeten, Met het geruis van uw citers; De wormen spreiden uw bed, De maden worden uw dek. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Ha! in de onderwereld zinkt gij neer. Diep in de grond! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Gij zegt: We hebben een verbond met de dood gesloten, Met het dodenrijk een verdrag aangegaan. Als de storm zich ontketent, zal hij ons niet bereiken, Want we hebben ons de leugen tot toevlucht gemaakt, En verschuilen ons in het bedrog. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Uw verbond met de dood zal worden verbroken, Uw verdrag met het dodenrijk geen stand kunnen houden. De storm zal worden ontketend, En wanneer hij over u heen zal loeien, Zult ge door hem worden plat geslagen! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Ik had al gezegd: In de bloei van mijn leven ga ik heen, Binnen de poorten van het rijk der doden ontboden Voor de rest van mijn jaren. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Want het dodenrijk zal U niet prijzen, De dood U niet roemen; Die in het graf is gedaald Op uw trouw niet meer hopen! (Sheol h7585)
(parallel missing)
Gij zalft u met olie voor Molok, Met alle soorten van balsem; En zendt uw boden naar verre gewesten, Naar de diepten zelfs van het dodenrijk. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Dit zegt Jahweh, de Heer: Op de dag dat hij naar de onderwereld afdaalde, Liet Ik de oceaan in rouwkleed om hem treuren, Heb Ik zijn oevers verstopt, En het overvloedige water hield op. Ik hulde om hem de Libanon in rouw, En alle bomen van het veld verlepten; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Door de dreun van zijn val heb Ik volken verschrikt, Toen Ik hem de diepte instiet, bij hen die in het graf zijn gedaald. Nu troosten zich in de diepte der aarde Alle bomen van Eden, Het puik en de keur van de Libanon, Alles wat water opzuigt. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Ook zij moesten met hem mee, het dodenrijk in, Naar hen, die door het zwaard zijn getroffen: Naar zijn bondgenoten, die in zijn schaduw zaten Te midden der volken. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Dan zullen de aanvoerders der helden onder in het dodenrijk tot hen zeggen: En met zijn bondgenoten zal het naar beneden komen, en plaats nemen bij de onbesnedenen, bij hen die aan het zwaard zijn geregen. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar ze liggen niet bij de helden, die in oude tijden gevallen zijn, die naar het dodenrijk zijn afgedaald met hun wapenrusting, wier zwaarden men onder hun hoofd, wier schilden men op hun gebeente gelegd heeft; want men heeft die helden gevreesd in het land der levenden. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Zou Ik hem bevrijden uit de klauw van het graf, Van de dood hem verlossen? Dood, waar blijft toch uw pest, Graf, waar blijft uw verrotting? Neen, de ontferming is aan mijn ogen onttrokken: (Sheol h7585)
(parallel missing)
Al dringen ze door in het dodenrijk, Mijn hand haalt ze terug; Al stijgen ze op naar de hemel, Ik smijt ze omlaag; (Sheol h7585)
(parallel missing)
Hij sprak: In mijn angst riep ik tot Jahweh, En Hij heeft mij verhoord; Uit de schoot der onderwereld riep ik om hulp, En Gij hebt naar mijn smeken geluisterd. (Sheol h7585)
(parallel missing)
Wee des te meer den vermetelen rover, Den overmoedigen, rustelozen mens, Gulzig als de onderwereld, Onverzadelijk als de dood! Die alle naties naar zich toetrekt, Alle volken tot zich haalt: (Sheol h7585)
(parallel missing)
Maar Ik zeg u: Wie vertoornd is op zijn broeder, zal schuldig zijn voor het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Raka, zal schuldig zijn voor de Hoge Raad. En wie zegt: Dwaas, zal strafbaar zijn met het helse vuur. (Geenna g1067)
ⲁⲛⲟⲕ ⲇⲉ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲛⲁⲛⲟⲩϭⲥ ⲉⲡⲉϥⲥⲟⲛ ⲉⲓⲕⲏ ϥⲟ ⲛⲉⲛⲟⲭⲟⲥ ⲉⲧⲉⲕⲣⲓⲥⲓⲥ ⲡⲉⲧⲛⲁϫⲟⲟⲥ ⲙⲡⲉϥⲥⲟⲛ ϫⲉ ⲕϣⲟⲩⲉⲓⲧ ϥⲟ ⲛⲉⲛⲟⲭⲟⲥ ⲉⲡⲥⲩⲛϩⲉⲇⲣⲓⲟⲛ ⲡⲉⲧⲛⲁϫⲟⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲥⲟϭ ϥⲟ ⲛⲉⲛⲟⲭⲟⲥ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ ⲛⲥⲁⲧⲉ (Geenna g1067)
Als uw rechteroog u ergert, ruk het dan uit en werp het van u weg; want beter is het voor u, dat één uwer ledematen verloren gaat, dan dat heel uw lichaam in de hel wordt geworpen. (Geenna g1067)
ⲉϣϫⲉ ⲡⲉⲕⲃⲁⲗ ⲇⲉ ⲛⲟⲩⲛⲁⲙ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲡⲟⲣⲕϥ ⲛⲅⲛⲟϫϥ ⲛⲥⲁⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲥⲉⲣⲛⲟϥⲣⲉ ⲅⲁⲣ ⲛⲁⲕ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥⲉϩⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϭⲓ ⲟⲩⲁ ⲛⲛⲉⲕⲙⲉⲗⲟⲥ ⲛⲥⲉⲧⲙⲛⲟⲩϫⲉ ⲙⲡⲉⲕⲥⲱⲙⲁ ⲧⲏⲣϥ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ ⲛⲥⲁⲧⲉ (Geenna g1067)
En zo uw rechterhand u ergert, houw ze af, en werp ze van u weg; want beter is het voor u, dat één uwer ledematen verloren gaat, dan dat heel uw lichaam in de hel wordt geworpen. (Geenna g1067)
ⲁⲩⲱ ⲉϣϫⲉ ⲧⲉⲕϭⲓϫ ⲛⲟⲩⲛⲁⲙ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲥⲟⲗⲡⲥ ⲛⲅⲛⲟϫⲥ ⲥⲁⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲥⲉⲣⲛⲟϥⲣⲉ ⲅⲁⲣ ⲛⲁⲕ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥⲉϩⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϭⲓ ⲟⲩⲁ ⲛⲛⲉⲕⲙⲉⲗⲟⲥ ⲛⲥⲉⲧⲙⲛⲟⲩϫⲉ ⲙⲡⲉⲕⲥⲱⲙⲁ ⲧⲏⲣϥ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ (Geenna g1067)
Weest niet bevreesd voor hen, die wel het lichaam doden, doch de ziel niet kunnen doden; vreest liever Hem, die èn ziel èn lichaam in de hel kan verderven. (Geenna g1067)
ⲙⲡⲣⲣ ϩⲟⲧⲉ ϩⲏⲧⲟⲩ ⲛⲛⲉⲧⲛⲁⲙⲟⲩⲟⲩⲧ ⲙⲡⲉⲧⲛⲥⲱⲙⲁ ⲉⲙⲛϭⲟⲙ ⲇⲉ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲉⲙⲟⲩⲟⲩⲧ ⲛⲧⲉⲧⲛⲯⲩⲭⲏ ⲁⲣⲓϩⲟⲧⲉ ⲇⲉ ⲛϩⲟⲩⲟ ϩⲏⲧϥ ⲙⲡⲉⲧⲉⲟⲩⲛϭⲟⲙ ⲙⲙⲟϥ ⲉⲧⲁⲕⲟ ⲛⲧⲉⲧⲛⲯⲩⲭⲏ ⲙⲛ ⲡⲉⲧⲛⲥⲱⲙⲁ ϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ (Geenna g1067)
En gij Kafárnaum, zult ge tot de hemel toe worden verheven? Tot in de hel zult ge zinken; want zo in Sódoma de wonderen waren gebeurd, die in u zijn geschied, het zou zijn blijven bestaan tot op de huidige dag. (Hadēs g86)
ⲛⲧⲟ ϩⲱⲱⲧⲉ ⲕⲁⲫⲁⲣⲛⲁⲟⲩⲙ ⲙⲏ ⲧⲉⲛⲁϫⲓⲥⲉ ϣⲁ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉⲧⲡⲉ ⲧⲉⲛⲁⲃⲱⲕ ⲉⲡⲉⲥⲏⲧ ϣⲁⲁⲙⲛⲧⲉ ϫⲉ ⲉⲛⲉⲛⲧⲁⲛϭⲟⲙ ⲛⲧⲁⲩϣⲱⲡⲉ ϩⲣⲁⲓ ⲛϩⲏⲧⲉ ϣⲱⲡⲉ ϩⲛ ⲥⲟⲇⲟⲙⲁ ⲙⲛ ⲅⲟⲙⲟⲣⲣⲁ ⲛⲉⲩⲛⲁϭⲱ ⲡⲉ ϣⲁⲡⲟⲟⲩ ⲛϩⲟⲟⲩ (Hadēs g86)
En wie iets zegt tegen den Mensenzoon, hem zal het worden vergeven; maar wie iets zegt tegen den Heiligen Geest, hem zal het niet vergeven worden, noch in deze wereld noch in de toekomstige. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲧⲛⲁϫⲱ ⲛⲟⲩϣⲁϫⲉ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲣⲱⲙⲉ ⲥⲉⲛⲁⲕⲁⲁϥ ⲛⲁϥ ⲉⲃⲟⲗ ⲡⲉⲧⲛⲁϫⲱ ⲇⲉ ⲛⲟⲩϣⲁϫⲉ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲉⲡⲛⲁ ⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ ⲛⲥⲉⲛⲁⲕⲁⲁⲥ ⲛⲁϥ ⲉⲃⲟⲗ ⲁⲛ ⲟⲩⲇⲉ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲟⲩⲇⲉ ϩⲙ ⲡⲉⲧⲛⲏⲩ (aiōn g165)
Wat in de doornen gezaaid werd, is hij, die wel luistert naar het woord; maar de beslommering van de wereld en het bedriegelijke van de rijkdom verstikken het woord. en het blijft zonder vrucht. (aiōn g165)
ⲡⲉⲛⲧⲁⲩϫⲟϥ ⲇⲉ ⲉϫⲛ ⲛϣⲟⲛⲧⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲉⲧⲥⲱⲧⲙ ⲉⲡϣⲁϫⲉ ⲉⲣⲉⲡⲣⲟⲟⲩϣ ⲙⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲙⲛ ⲧⲁⲡⲁⲧⲏ ⲛⲧⲙⲛⲧⲣⲙⲙⲁⲟ ⲱϭⲧ ⲙⲡϣⲁϫⲉ ⲉϥϣⲱⲡⲉ ⲁϫⲛⲕⲁⲣⲡⲟⲥ (aiōn g165)
de vijand, die het zaaide, is de duivel; de oogst is het einde der wereld; de maaiers zijn de engelen. (aiōn g165)
ⲡϫⲁϫⲉ ⲛⲧⲁϥϫⲟⲟⲩ ⲡⲉ ⲡⲇⲓⲁⲃⲟⲗⲟⲥ ⲡⲱϩⲥ ⲇⲉ ⲡⲉ ⲧⲥⲩⲛⲧⲉⲗⲉⲓⲁ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ ⲛϫⲁⲓⲟϩⲥ ⲇⲉ ⲛⲉ ⲛⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ (aiōn g165)
Zoals dus het onkruid verzameld en in het vuur wordt verbrand, zo zal het ook geschieden aan het einde der wereld. (aiōn g165)
ⲛⲑⲉ ϭⲉ ⲛϣⲁⲩⲥⲱⲟⲩϩ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲛⲛⲉⲛⲧⲏϭ ⲛⲥⲉⲣⲟⲕϩⲟⲩ ϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲟⲩⲕⲱϩⲧ ⲧⲁⲓ ⲧⲉ ⲑⲉ ⲉⲧⲛⲁϣⲱⲡⲉ ϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲧⲥⲩⲛⲧⲉⲗⲉⲓⲁ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ (aiōn g165)
Zo zal het ook gaan aan het einde der wereld. De engelen zullen uitgaan, en de bozen van de rechtvaardigen scheiden. (aiōn g165)
ⲧⲁⲓ ⲧⲉ ⲑⲉ ⲉⲧⲛⲁϣⲱⲡⲉ ϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲧⲥⲩⲛⲧⲉⲗⲉⲓⲁ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ ⲥⲉⲛⲏⲩ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϭⲓ ⲛⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲛⲥⲉⲡⲱⲣϫ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲙⲡⲟⲛⲏⲣⲟⲥ ⲛⲧⲙⲏⲧⲉ ⲛⲛⲇⲓⲕⲁⲓⲟⲥ (aiōn g165)
En Ik, Ik zeg u: gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. (Hadēs g86)
ⲁⲛⲟⲕ ⲇⲉ ϩⲱ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲁⲕ ϫⲉ ⲛⲧⲟⲕ ⲡⲉ ⲡⲉⲧⲣⲟⲥ ⲁⲩⲱ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉϫⲛ ⲧⲉⲓⲡⲉⲧⲣⲁ ϯⲛⲁⲕⲱⲧ ⲛⲧⲁⲉⲕⲕⲗⲏⲥⲓⲁ ⲁⲩⲱ ⲙⲡⲩⲗⲏ ⲛⲁⲙⲛⲧⲉ ⲛⲁⲉϣϭⲙϭⲟⲙ ⲉⲣⲟⲥ ⲁⲛ (Hadēs g86)
Welnu, zo uw hand of voet u ergert, houw ze af, en werp ze van u weg; want het is beter voor u, verminkt of kreupel het Leven binnen te gaan, dan met twee handen of twee voeten geworpen te worden in het eeuwige vuur. (aiōnios g166)
ⲉϣϫⲉ ⲧⲉⲕϭⲓϫ ⲏ ⲧⲉⲕⲟⲩⲉⲣⲏⲧⲉ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ϣⲁⲁⲧⲥ ⲛⲅⲛⲟϫⲥ ⲛⲥⲁⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ⲅⲁⲣ ⲛⲁⲕ ⲉⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲱⲛϩ ⲉⲕⲟ ⲛϭⲁⲗⲉ ⲏ ⲉⲕⲟ ⲛϭⲁⲛⲁϩ ⲏ ⲉⲣⲉⲧⲉⲕϭⲓϫ ⲥⲛⲧⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲏ ⲟⲩⲉⲣⲏⲧⲉ ⲥⲛⲧⲉ ⲛⲥⲉⲛⲟϫⲕ ⲉⲧⲥⲁⲧⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
En zo uw oog u ergert, ruk het uit, en werp het weg; want het is beter voor u, met één oog het Leven binnen te gaan, dan met twee ogen geworpen te worden in het helse vuur. (Geenna g1067)
ⲁⲩⲱ ⲉϣϫⲉ ⲡⲉⲕⲃⲁⲗ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲡⲟⲣⲕϥ ⲛⲅⲛⲟϫϥ ⲛⲥⲁⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ⲅⲁⲣ ⲛⲁⲕ ⲉⲣⲉⲟⲩⲃⲁⲗ ⲛⲟⲩⲱⲧ ⲙⲙⲟⲕ ⲉⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲱⲛϩ ⲉϩⲟⲩⲉⲉⲣⲉⲃⲁⲗ ⲥⲛⲁⲩ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲥⲉⲛⲟϫⲕ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ ⲛⲥⲁⲧⲉ (Geenna g1067)
En zie, daar trad iemand op Hem toe, die tot Hem sprak: Goede Meester, wat goeds moet ik doen om het eeuwige leven te verkrijgen? (aiōnios g166)
ⲉⲓⲥⲟⲩⲁ ⲇⲉ ⲁϥϯ ⲡⲉϥⲟⲩⲟⲓ ⲉⲣⲟϥ ⲉϥϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲥⲁϩ ⲛⲁⲅⲁⲑⲟⲥ ⲟⲩ ⲡⲉϯⲛⲁⲁⲁϥ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲓⲉϫⲓ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
En al wie zijn huis, broers of zusters, vader of moeder, vrouw of kinderen of akkers verlaat om mijn Naam, hij zal het honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven verwerven. (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲛⲧⲁϥⲕⲁⲏⲓ ⲛⲥⲱϥ ⲏ ⲥⲟⲛ ⲏ ⲥⲱⲛⲉ ⲏ ⲉⲓⲱⲧ ⲏ ⲙⲁⲁⲩ ⲏ ⲥϩⲓⲙⲉ ⲏ ϣⲏⲣⲉ ⲏ ⲥⲱϣⲉ ⲉⲧⲃⲉ ⲡⲁⲣⲁⲛ ϥⲛⲁϫⲓⲧⲟⲩ ⲛϩⲁϩ ⲛⲕⲱⲃ ⲁⲩⲱ ⲛϥⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲉⲓ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Hij zag een vijgeboom langs de weg, en ging er heen; maar hij vond er niets dan bladeren aan. Hij sprak: Nooit in der eeuwigheid komen er nog vruchten aan u. Terstond verdorde de vijgeboom. (aiōn g165)
ⲁϥⲛⲁⲩ ⲇⲉ ⲉⲩⲃⲱ ⲛⲕⲛⲧⲉ ϩⲓⲧⲉϩⲓⲏ ⲁϥⲉⲓ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉϫⲱⲥ ⲙⲡⲉϥϩⲉ ⲉⲗⲁⲁⲩ ϩⲓⲱⲱⲥ ⲉⲓⲙⲏⲧⲓ ϩⲉⲛϭⲱⲃⲉ ⲙⲁⲩⲁⲁⲩ ⲁⲩⲱ ⲡⲉϫⲁϥ ⲛⲁⲥ ϫⲉ ⲛⲛⲉ ⲕⲁⲣⲡⲟⲥ ϣⲱⲡⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϩⲏⲧⲉ ϫⲓⲛ ⲧⲉⲛⲟⲩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲥϣⲟⲟⲩⲉ ⲛⲧⲉⲩⲛⲟⲩ ⲛϭⲓ ⲧⲃⲱ ⲛⲕⲛⲧⲉ (aiōn g165)
Wee u, schriftgeleerden en farizeën; gij huichelaars, die land en zee doorkruist, om één enkelen bekeerling te maken; maar als hij het geworden is, maakt gij hem tot een kind der hel, tweemaal erger dan gijzelf. (Geenna g1067)
ⲟⲩⲟⲓ ⲛⲏⲧⲛ ⲛⲉⲅⲣⲁⲙⲙⲁⲧⲉⲩⲥ ⲙⲛ ⲛⲉⲫⲁⲣⲓⲥⲥⲁⲓⲟⲥ ⲛϩⲩⲡⲟⲕⲣⲓⲧⲏⲥ ϫⲉ ⲧⲉⲧⲛⲙⲟⲩϣⲧ ⲛⲧⲉⲑⲁⲗⲁⲥⲥⲁ ⲙⲛ ⲡⲉⲧϣⲟⲩⲱⲟⲩ ⲉⲣⲟⲩⲁ ⲙⲡⲣⲟⲥⲩⲗⲏⲧⲟⲥ ⲁⲩⲱ ⲉϥϣⲁⲛⲉⲓⲣⲉ ϣⲁⲧⲉⲧⲛⲁⲁϥ ⲛϣⲏⲣⲉ ⲛⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ ⲉϥⲕⲏⲃ ⲉⲣⲱⲧⲛ (Geenna g1067)
Slangen, adderenbroed, hoe zult gij de helse verdoemenis ontkomen? (Geenna g1067)
ⲛϩⲟϥ ⲛϣⲏⲣⲉ ⲛⲛⲉϩⲃⲱ ⲛⲁϣ ⲛϩⲉ ⲧⲉⲧⲛⲁⲣⲃⲟⲗ ⲉⲧⲉⲕⲣⲓⲥⲓⲥ ⲛⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ (Geenna g1067)
Terwijl Hij neerzat op de Olijfberg, kwamen de leerlingen alleen naar Hem toe, en zeiden: Zeg ons, wanneer dit gebeuren zal, en wat het teken zal zijn van uw komst en van het einde der wereld? (aiōn g165)
ⲉϥϩⲙⲟⲟⲥ ⲇⲉ ϩⲓϫⲙ ⲡⲧⲟⲟⲩ ⲛⲛϫⲟⲉⲓⲧ ⲁⲩϯⲡⲉⲩⲟⲩⲟⲓ ⲉⲣⲟϥ ⲛϭⲓ ⲙⲙⲁⲑⲏⲧⲏⲥ ⲛⲥⲁⲟⲩⲥⲁ ⲉⲩϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲁϫⲓⲥ ⲉⲣⲟⲛ ϫⲉ ⲉⲣⲉⲛⲁⲓ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲧⲛⲁⲩ ⲁⲩⲱ ⲟⲩ ⲡⲉ ⲡⲙⲁⲉⲓⲛ ⲛⲧⲉⲕⲡⲁⲣϩⲟⲩⲥⲓⲁ ⲙⲛ ⲧⲥⲩⲛⲧⲉⲗⲉⲓⲁ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ (aiōn g165)
Maar dan zal Hij zeggen tot hen, die aan de linkerhand staan: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat bereid is voor den duivel en zijn engelen. (aiōnios g166)
ⲧⲟⲧⲉ ϥⲛⲁⲟⲩⲱϣⲃ ⲛϥϫⲟⲟⲥ ⲛⲛⲕⲟⲟⲩⲉ ⲉⲧϩⲓϩⲃⲟⲩⲣ ⲙⲙⲟϥ ϫⲉ ⲥⲁϩⲉⲧⲏⲩⲧⲛ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲓ ⲛⲉⲧⲥϩⲟⲩⲟⲣⲧ ⲉⲧⲥⲁⲧⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲧⲁⲩⲥⲃⲧⲱⲧⲥ ⲙⲡⲇⲓⲁⲃⲟⲗⲟⲥ ⲙⲛ ⲛⲉϥⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ (aiōnios g166)
Dan zullen zij gaan in de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ⲛⲁⲓ ⲙⲉⲛ ⲥⲉⲛⲁⲃⲱⲕ ⲉⲩⲕⲟⲗⲁⲥⲓⲥ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲇⲓⲕⲁⲓⲟⲥ ⲇⲉ ⲛⲧⲟⲟⲩ ⲉⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
en leert ze onderhouden al wat Ik u heb geboden. Ziet, Ik blijf altijd bij u, tot aan het einde der wereld. (aiōn g165)
ⲉⲧⲉⲧⲛϯ ⲥⲃⲱ ⲛⲁⲩ ⲉϩⲁⲣⲉϩ ⲉϩⲱⲃ ⲛⲓⲙ ⲛⲧⲁⲓϩⲟⲛⲟⲩ ⲉⲧⲉⲧⲏⲩⲧⲛ ⲁⲩⲱ ⲉⲓⲥ ϩⲏⲏⲧⲉ ⲁⲛⲟⲕ ϯϣⲟⲟⲡ ⲛⲙⲙⲏⲧⲛ ⲛⲛⲉϩⲟⲟⲩ ⲧⲏⲣⲟⲩ ϣⲁⲉϩⲣⲁⲓ ⲉⲧⲥⲩⲛⲧⲉⲗⲉⲓⲁ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ (aiōn g165)
Maar wie lastert tegen den Heiligen Geest, krijgt in eeuwigheid geen vergiffenis, maar hij is schuldig aan een eeuwige zonde. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲛⲁϫⲓⲟⲩⲁ ⲇⲉ ⲉⲡⲉⲡⲛⲁ ⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ ⲙⲙⲛⲧϥⲕⲱ ⲉⲃⲟⲗ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲗⲗⲁ ϥϭⲏⲡ ⲉⲩⲛⲟⲃⲉ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165, aiōnios g166)
maar de beslommering van de wereld, de verleiding van de rijkdom en de begeerten naar andere dingen vallen er tussen, en verstikken het woord: het blijft zonder vrucht. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲡⲣⲟⲟⲩϣ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ ⲛⲙ ⲧⲁⲡⲁⲧⲏ ⲛⲧⲙⲛⲧⲣⲙⲙⲁⲟ ⲁⲩⲱ ⲛⲕⲉⲉⲡⲓⲑⲩⲙⲓⲁ ⲉⲧⲃⲏⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲥⲉⲱϭⲧ ⲙⲡϣⲁϫⲉ ⲁⲩⲱ ⲛϥϯ ⲕⲁⲣⲡⲟⲥ ⲁⲛ ⲉⲃⲟⲗ (aiōn g165)
Zo uw hand u ergert, houw ze af. Het is beter, verminkt het Leven binnen te gaan, dan met twee handen naar de hel te gaan, naar het onuitblusbaar vuur, (Geenna g1067)
ⲁⲩⲱ ⲉⲣϣⲁⲛⲧⲉⲕϭⲓϫ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ϣⲁⲁⲧⲥ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ⲛⲁⲕ ⲉⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲱⲛϩ ⲉⲕⲟ ⲛϭⲁⲛⲁϩ ⲉϩⲟⲩⲉⲣⲟⲥ ⲉⲣⲉϭⲓϫ ⲥⲛⲧⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲅⲃⲱⲕ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ ⲉⲧⲥⲁⲧⲉ ⲉⲙⲉⲥϫⲉⲛⲁ (Geenna g1067)
En zo uw voet u ergert, houw hem af. Het is beter, kreupel het Leven binnen te gaan, dan met beide voeten in de hel te worden geworpen, in het onuitblusbaar vuur, (Geenna g1067)
ⲁⲩⲱ ⲉⲣϣⲁⲛ ⲧⲉⲕⲟⲩⲉⲣⲏⲧⲉ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ϣⲁⲁⲧⲥ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ⲛⲁⲕ ⲉⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲱⲛϩ ⲉⲕⲟ ⲛϭⲁⲗⲉ ⲉϩⲟⲩⲉⲣⲟⲥ ⲉⲣⲉⲟⲩⲉⲣⲏⲧⲉ ⲥⲛⲧⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲥⲉⲛⲟϫⲕ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ (Geenna g1067)
En zo uw oog u ergert, ruk het uit. Het is beter met één enkel oog het koninkrijk Gods binnen te gaan, dan met twee ogen in de hel te worden geworpen, (Geenna g1067)
ⲁⲩⲱ ⲉⲣϣⲁⲛⲡⲉⲕⲃⲁⲗ ⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲡⲟⲣⲕϥ ⲛⲅⲛⲟϫϥ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ⲛⲁⲕ ⲉⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲧⲙⲛⲧⲣⲣⲟ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϩⲛ ⲟⲩⲃⲁⲗ ⲟⲩⲱⲧ ⲉϩⲟⲩⲉⲣⲟⲥ ⲉⲣⲉⲃⲁⲗ ⲥⲛⲁⲩ ⲙⲙⲟⲕ ⲛⲥⲉⲛⲟϫⲕ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ (Geenna g1067)
En toen Hij Zich op weg begaf, kwam iemand toegelopen, knielde voor Hem neer, en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen, om het eeuwige leven te verkrijgen? (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲛⲧⲉⲣⲉϥⲉⲓ ⲉⲃⲟⲗ ⲉⲧⲉϩⲓⲏ ⲁⲟⲩⲁ ⲡⲱⲧ ⲁϥⲡⲁϩⲧϥ ϩⲓϩⲏ ⲙⲙⲟϥ ⲁⲩⲱ ⲁϥϫⲛⲟⲩϥ ⲉϥϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲥⲁϩ ⲛⲁⲅⲁⲑⲟⲥ ⲟⲩ ⲡⲉϯⲛⲁⲁⲁϥ ϫⲉ ⲉⲓⲉⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲓ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
of hij zal ontvangen: nu in deze wereld, zij het ook te midden van vervolgingen, het honderdvoud van huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers; en in de toekomstige wereld het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲉⲛϥⲛⲁϫⲓⲧⲟⲩ ⲁⲛ ⲛϣⲉ ⲛⲕⲱⲃ ⲧⲉⲛⲟⲩ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲟⲩⲟⲉⲓϣ ϩⲉⲛⲏⲉⲓ ⲙⲛϩⲉⲛⲥⲟⲛ ⲙⲛϩⲉⲛⲥⲱⲛⲉ ⲛⲙϩⲉⲛⲙⲁⲁⲩ ⲛⲙϩⲉⲛϣⲏⲣⲉ ⲙⲛϩⲉⲛⲥⲱϣⲉ ϩⲓϩⲉⲛⲇⲓⲱⲅⲙⲟⲥ ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲙ ⲡⲁⲓⲱⲛ ⲉⲧⲛⲏⲩ (aiōn g165, aiōnios g166)
En Hij sprak tot hem: Nooit in der eeuwigheid eet iemand nog vruchten van u! Zijn leerlingen hoorden het. (aiōn g165)
ⲁϥⲟⲩⲱϣⲃ ⲇⲉ ⲉϥϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲁⲥ ϫⲉ ⲛⲛⲉⲗⲁⲁⲩ ϫⲓⲛ ⲙⲡⲉⲓⲛⲁⲩ ⲟⲩⲉⲙⲕⲁⲣⲡⲟⲥ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϩⲏⲧⲉ ⲁⲩⲱ ⲛⲉϥⲙⲁⲑⲏⲧⲏⲥ ⲛⲉⲩⲥⲱⲧⲙ (aiōn g165)
Hij zal koning zijn over het huis van Jakob in eeuwigheid, en aan zijn koningschap zal geen einde komen. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ϥⲛⲁⲣⲣⲣⲟ ⲉϫⲙⲡⲏⲓ ⲛⲓⲁⲕⲱⲃ ϣⲁⲛⲓⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲙⲙⲛϩⲁⲏ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲛⲧⲉϥⲙⲛⲧⲣⲣⲟ (aiōn g165)
Zoals Hij tot onze vaderen sprak: Aan Abraham en zijn zaad voor altijd. (aiōn g165)
ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁϥϣⲁϫⲉ ⲙⲛ ⲛⲉⲛⲓⲟⲧⲉ ⲁⲃⲣⲁϩⲁⲙ ⲙⲛ ⲡⲉϥⲥⲡⲉⲣⲙⲁ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Zoals Hij eeuwen geleden beloofd had Door de mond zijner heilige profeten: (aiōn g165)
ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁϥϣⲁϫⲉ ϩⲓⲧⲛ ⲧⲧⲁⲡⲣⲟ ⲛⲛⲉϥⲡⲣⲟⲫⲏⲧⲏⲥ ⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ ϫⲓⲛⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Ze verzochten Hem dringend, hun niet te gelasten, naar de afgrond te gaan. (Abyssos g12)
ⲁⲩⲱ ⲁⲩⲥⲉⲡⲥⲱⲡϥ ϫⲉ ⲛⲛⲉϥⲟⲩⲉϩⲥⲁϩⲛⲉ ⲛⲁⲩ ⲉⲃⲱⲕ ⲉⲡⲛⲟⲩⲛ (Abyssos g12)
En gij Kafárnaum, zult ge tot de hemel toe worden verheven? Tot in de hel zult ge neerzinken. — (Hadēs g86)
ⲛⲧⲟ ϩⲱⲱⲧⲉ ⲕⲁⲫⲁⲣⲛⲁⲟⲩⲙ ⲙⲏ ⲧⲉⲛⲁϫⲓⲥⲉ ϣⲁϩⲣⲁⲓ ⲉⲧⲡⲉ ⲥⲉⲛⲁⲛⲧⲉ ϣⲁⲁⲙⲛⲧⲉ (Hadēs g86)
En zie, een wetgeleerde stond op, om Hem op de proef te stellen, en sprak: Meester, wat moet ik doen, om het eeuwige leven te verkrijgen? (aiōnios g166)
ⲉⲓⲥⲟⲩⲛⲟⲙⲓⲕⲟⲥ ⲇⲉ ⲁϥⲧⲱⲟⲩⲛ ⲉϥⲡⲉⲓⲣⲁⲍⲉ ⲙⲙⲟϥ ⲉϥϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲥⲁϩ ⲉⲓⲛⲁⲣⲟⲩ ⲧⲁⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲓ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Ik zal u tonen, wien gij moet vrezen: Vreest Hem, die, als Hij gedood heeft, de macht nog bezit, om in de hel te werpen. Ja, Ik zeg u: Vreest Hem! (Geenna g1067)
ϯⲛⲁⲧⲁⲙⲉ ⲧⲏⲟⲩⲧⲛ ⲇⲉ ϫⲉ ⲛⲓⲙ ⲡⲉⲧⲉⲧⲛⲁⲣ ϩⲟⲧⲉ ϩⲏⲧϥ ⲁⲣⲓϩⲟⲧⲉ ϩⲏⲧϥ ⲙⲡⲉⲧⲉⲟⲩⲛⲧϥⲉⲝⲟⲩⲥⲓⲁ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲛⲛⲥⲁ ⲙⲟⲩⲟⲩⲧⲧⲏⲩⲧⲛ ⲉⲛⲉϫⲧⲏⲟⲩⲧⲛ ⲉⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ ϩⲁⲓⲟ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉ ⲁⲣⲓϩⲟⲧⲉ ϩⲏⲧϥ ⲙⲡⲁⲓ (Geenna g1067)
En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij met overleg had gehandeld. Waarachtig, de kinderen dezer wereld behartigen hun belangen met meer overleg dan de kinderen van het licht. (aiōn g165)
ⲁⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲇⲉ ⲉⲡⲁⲓⲛⲟⲩ ⲙⲡⲟⲓⲕⲟⲛⲟⲙⲟⲥ ⲙⲡϫⲓⲛϭⲟⲛⲥ ϫⲉ ⲁϥⲉⲓⲣⲉ ϩⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲣⲙ ⲛϩⲏⲧ ϫⲉ ϩⲉⲛⲥⲁⲃⲉ ⲛⲉ ⲛϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲉϩⲟⲩⲉⲛϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲟⲩⲟⲓⲛ ⲉⲧⲉⲩⲅⲉⲛⲉⲁ (aiōn g165)
Ik zeg u: Maakt u vrienden door de ongerechte mammon, opdat, wanneer hij u komt te ontvallen, zij u mogen opnemen in de eeuwige tenten. (aiōnios g166)
ⲁⲛⲟⲕ ϩⲱ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉ ⲕⲁϩⲉⲛϣⲃⲏⲣ ⲛⲏⲧⲛ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲁⲙⲙⲱⲛⲁⲥ ⲛⲧⲁⲇⲓⲕⲓⲁ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥϣⲁⲛⲱϫⲛ ⲉⲩⲉϫⲓⲧⲏⲩⲧⲛ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲛⲉⲥⲕⲏⲛⲏ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
En terwijl hij in de hel werd gefolterd, sloeg hij zijn ogen op, en zag Abraham van verre, en Lázarus in zijn schoot. (Hadēs g86)
ⲁϥϥⲓⲁⲧϥ ⲇⲉ ⲉϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲁⲙⲛⲧⲉ ⲉϥϣⲟⲟⲡ ϩⲛ ϩⲉⲛⲃⲁⲥⲁⲛⲟⲥ ⲁϥⲛⲁⲩ ⲉⲁⲃⲣⲁϩⲁⲙ ⲙⲡⲟⲩⲉ ⲁⲩⲱ ⲗⲁⲍⲁⲣⲟⲥ ϩⲛ ⲕⲟⲩⲛϥ (Hadēs g86)
Een heel voornaam man ondervroeg Hem, en sprak: Goede Meester, wat moet ik doen, om het eeuwige leven te verkrijgen? (aiōnios g166)
ⲁⲩⲁⲣⲭⲱⲛ ⲇⲉ ϫⲛⲟⲩϥ ⲉϥϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲥⲁϩ ⲛⲁⲅⲁⲑⲟⲥ ⲉⲓⲛⲁⲣ ⲟⲩ ⲧⲁⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲓ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
of hij zal veel meer terug ontvangen in deze tijd, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲉⲛϥⲛⲁϫⲓⲧⲟⲩ ⲁⲛ ⲛⲥⲁϣϥ ⲛⲕⲱⲃ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲟⲩⲟⲓϣ ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲙ ⲡⲁⲓⲱⲛ ⲉⲧⲛⲏⲟⲩ (aiōn g165, aiōnios g166)
Jesus sprak tot hen: De kinderen dezer wereld huwen en worden uitgehuwd. (aiōn g165)
ⲡⲉϫⲉ ⲓⲏⲥ ⲛⲁⲩ ϫⲉ ⲛϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲥⲉϫⲓ ϩⲓⲙⲉ ⲥⲉϩⲙⲟⲟⲥ ⲙⲛ ϩⲁⲓ (aiōn g165)
Maar zij, die waardig worden bevonden, deel te hebben aan de andere wereld en aan de verrijzenis uit de doden, zullen huwen noch uitgehuwd worden. (aiōn g165)
ⲛⲉⲛⲧⲁⲩⲕⲁⲧⲁⲝⲓⲟⲩ ⲇⲉ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲉϫⲓ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ ⲉⲧⲙⲙⲁⲩ ⲙⲛ ⲧⲁⲛⲁⲥⲧⲁⲥⲓⲥ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲛⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ ⲟⲩⲇⲉ ⲙⲉⲩϫⲓ ϩⲓⲙⲉ ⲟⲩⲇⲉ ⲙⲉⲩϩⲙⲟⲟⲥ ⲙⲛ ϩⲁⲓ (aiōn g165)
opdat ieder die in Hem gelooft, het eeuwige leven zou hebben. (aiōnios g166)
ϫⲉⲕⲁⲁⲥ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲉϥⲉⲕⲱ ⲛⲁϥ ϩⲣⲁⲓ ⲛϩⲏⲧϥ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eengeboren Zoon heeft gegeven: opdat allen die in Hem geloven, niet verloren zouden gaan, maar het eeuwige leven zouden hebben. (aiōnios g166)
ⲧⲁⲓ ⲅⲁⲣ ⲧⲉ ⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲙⲉⲣⲉ ⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ϩⲱⲥⲧⲉ ⲡⲉϥϣⲏⲣⲉ ⲛⲟⲩⲱⲧ ⲁϥⲧⲁⲁϥ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲛⲛⲉϥϩⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲁⲗⲗⲁ ⲉϥⲉϫⲓ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Wie in den Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven; maar wie in den Zoon niet gelooft, zal het leven niet zien, maar Gods gramschap blijft op hem liggen. (aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲡϣⲏⲣⲉ ⲟⲩⲛⲧⲁϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡⲉⲧⲉⲛϥⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲇⲉ ⲁⲛ ⲉⲡϣⲏⲣⲉ ⲛϥⲛⲁⲛⲁⲩ ⲁⲛ ⲉⲡⲱⲛϩ ⲁⲗⲗⲁ ⲧⲟⲣⲅⲏ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲛⲁϭⲱ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉϫⲱϥ (aiōnios g166)
Maar wie drinkt van het water, dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen; integendeel, het water, dat Ik hem zal geven, zal een bron in hem worden van water, dat opborrelt ten eeuwigen leven. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲥⲱ ⲇⲉ ⲛⲧⲟϥ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲙⲟⲟⲩ ⲡⲁⲓ ⲁⲛⲟⲕ ⲉϯⲛⲁⲧⲁⲁϥ ⲛⲁϥ ⲛⲛⲉϥⲉⲓⲃⲉ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲗⲗⲁ ⲡⲙⲟⲟⲩ ⲉϯⲛⲁⲧⲁⲁϥ ⲛⲁϥ ϥⲛⲁϣⲱⲡⲉ ϩⲣⲁⲓ ⲛϩⲏⲧϥ ⲛⲟⲩⲡⲏⲅⲏ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲉϥϥⲱϭⲉ ⲉⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165, aiōnios g166)
Ook de maaier ontvangt loon, en verzamelt vrucht ten eeuwigen leven, opdat zaaier en maaier zich samen verheugen. (aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲱϩⲥ ⲛⲁϫⲓ ⲟⲩⲃⲉⲕⲉ ⲁⲩⲱ ⲛϥⲥⲱⲟⲩϩ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲛⲟⲩⲕⲁⲣⲡⲟⲥ ⲉⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲡⲉⲧϫⲟ ⲙⲛ ⲡⲉⲧⲱϩⲥ ⲉⲩⲉⲣⲁϣⲉ ϩⲓ ⲟⲩⲥⲟⲡ (aiōnios g166)
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie luistert naar mijn woord, en in Hem gelooft, die Mij heeft gezonden, hij heeft het eeuwige leven, en in het gericht komt hij niet; maar hij is overgegaan van de dood tot het leven. — (aiōnios g166)
ϩⲁⲙⲏⲛ ϩⲁⲙⲏⲛ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉ ⲡⲉⲧⲥⲱⲧⲙ ⲉⲡⲁϣⲁϫⲉ ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲡⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲟⲩⲟⲉⲓ ⲟⲩⲛⲧⲁϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲛϥⲛⲏⲩ ⲁⲛ ⲉⲧⲉⲕⲣⲓⲥⲓⲥ ⲁⲗⲗⲁ ⲁϥⲡⲱⲱⲛⲉ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲙⲟⲩ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲱⲛϩ (aiōnios g166)
Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent, daarin het eeuwige leven te hebben; welnu, zij zijn het, die van Mij getuigen. (aiōnios g166)
ϩⲟⲧϩⲧ ⲛⲛⲉⲅⲣⲁⲫⲏ ϫⲉ ⲛⲧⲱⲧⲛ ⲧⲉⲧⲛϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲟⲩⲛⲧⲏⲧⲛ ⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲣⲁⲓ ⲛϩⲏⲧⲟⲩ ⲁⲩⲱ ⲛⲉⲧⲙⲙⲁⲩ ⲛⲉⲧⲣ ⲙⲛⲧⲣⲉ ⲉⲧⲃⲏⲏⲧ (aiōnios g166)
Arbeidt niet voor de spijs die vergaat, maar voor de spijs die blijft tot in het eeuwige leven, en die de Mensenzoon u zal geven. Want op Hem heeft God, heeft de Vader zijn zegel gedrukt. (aiōnios g166)
ⲙⲡⲣⲣ ϩⲱⲃ ⲉⲧⲉϩⲣⲉ ⲉⲧⲛⲁⲧⲁⲕⲟ ⲁⲗⲗⲁ ⲧⲉϩⲣⲉ ⲛⲧⲟϥ ⲉⲧⲛⲁⲙⲟⲩⲛ ⲉⲃⲟⲗ ⲉⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲧⲁⲓ ⲉⲧⲉⲣⲉⲡϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲣⲱⲙⲉ ⲛⲁⲧⲁⲁⲥ ⲛⲏⲧⲛ ⲡⲁⲓ ⲅⲁⲣ ⲡⲉ ⲛⲧⲁⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉⲓⲱⲧ ⲥⲫⲣⲁⲅⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟϥ (aiōnios g166)
Dit is de wil van den Vader, die Mij gezonden heeft, dat wie den Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, het eeuwige leven heeft, en dat Ik hem op de jongste dag zal doen verrijzen. (aiōnios g166)
ⲡⲁⲓ ⲅⲁⲣ ⲡⲉ ⲡⲟⲩⲱϣ ⲙⲡⲁⲓⲱⲧ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲛⲁⲩ ⲉⲡϣⲏⲣⲉ ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲉϥⲉϫⲓ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲁⲛⲟⲕ ϯⲛⲁⲧⲟⲩⲛⲟⲥϥ ⲙⲡϩⲁⲉ ⲛϩⲟⲟⲩ (aiōnios g166)
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie gelooft, heeft het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ϩⲁⲙⲏⲛ ϩⲁⲙⲏⲛ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉ ⲡⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲣⲟⲉⲓ ⲟⲩⲛⲧⲁϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Ik ben het levend brood, dat uit de hemel is neergedaald; zo iemand eet van dit brood, zal hij in eeuwigheid leven. En het brood, dat Ik zal geven, is mijn vlees voor het leven der wereld. (aiōn g165)
ⲁⲛⲟⲕ ⲡⲉ ⲡⲟⲓⲕ ⲉⲧⲟⲛϩ ⲉⲛⲧⲁϥⲉⲓ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲉⲣϣⲁⲛⲟⲩⲁ ⲟⲩⲱⲙ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲟⲓⲕ ϥⲛⲁⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡⲟⲓⲕ ⲇⲉ ⲉϯⲛⲁⲧⲁⲁϥ ⲁⲛⲟⲕ ⲡⲉ ⲧⲁⲥⲁⲣⲝ ϩⲁ ⲡⲱⲛϩ ⲙⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ (aiōn g165)
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft het eeuwige leven, en Ik zal hem op de jongste dag doen verrijzen. (aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲟⲩⲱⲙ ⲛⲧⲁⲥⲁⲣⲝ ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲥⲱ ⲙⲡⲁ ⲥⲛⲟϥ ⲟⲩⲛⲧⲁϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲁⲛⲟⲕ ϯⲛⲁⲧⲟⲩⲛⲟⲥϥ ϩⲙ ⲡϩⲁⲉ ⲛϩⲟⲟⲩ (aiōnios g166)
Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Niet een brood als de vaders hebben gegeten en toch zijn gestorven; wie dit brood eet zal leven in eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲡⲟⲓⲕ ⲉⲛⲧⲁϥⲉⲓ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲛⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲁⲛ ⲉⲛⲧⲁⲛⲓⲟⲧⲉ ⲟⲩⲱⲙ ⲁⲩⲱ ⲁⲩⲙⲟⲩ ⲡⲉⲧⲛⲁⲟⲩⲱⲙ ⲙⲡⲉⲓⲟⲓⲕ ϥⲛⲁⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Simon Petrus antwoordde Hem: Heer, naar wien zouden we gaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; (aiōnios g166)
ⲁϥⲟⲩⲱϣⲃ ⲛⲁϥ ⲛϭⲓ ⲥⲓⲙⲱⲛ ⲡⲉⲧⲣⲟⲥ ϫⲉ ⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲉⲛⲛⲁⲃⲱⲕ ϣⲁ ⲛⲓⲙ ϩⲉⲛϣⲁϫⲉ ⲛⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲧⲛⲧⲟⲟⲧⲕ (aiōnios g166)
De slaaf nu blijft niet altijd in huis; de zoon blijft er voor altijd. (aiōn g165)
ⲡϩⲙϩⲁⲗ ⲇⲉ ⲛϥⲛⲁϭⲱ ⲁⲛ ϩⲙ ⲡⲏⲓ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡϣⲏⲣⲉ ⲇⲉ ⲛⲧⲟϥ ⲛⲁϭⲱ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Zo iemand mijn woord onderhoudt, dan zal hij in eeuwigheid de dood niet zien. — (aiōn g165)
ϩⲁⲙⲏⲛ ϩⲁⲙⲏⲛ ϯϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉ ⲡⲉⲧⲛⲁϩⲁⲣⲉϩ ⲉⲡⲁϣⲁϫⲉ ⲛϥⲛⲁⲛⲁⲩ ⲁⲛ ⲉⲡⲙⲟⲩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
De Joden zeiden Hem: Nu weten we, dat Gij bezeten zijt! Abraham en de profeten zijn gestorven; en Gij zegt: Zo iemand mijn woord onderhoudt, zal hij de dood niet sterven in eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲡⲉϫⲉ ⲛⲓⲟⲩⲇⲁⲓ ϭⲉ ⲛⲁϥ ϫⲉ ⲧⲉⲛⲟⲩ ⲁⲛⲉⲓⲙⲉ ϫⲉ ⲟⲩⲇⲁⲓⲙⲟⲛⲓⲟⲛ ⲡⲉⲧⲛⲙⲙⲁⲕ ⲁⲃⲣⲁϩⲁⲙ ⲁϥⲙⲟⲩ ⲙⲛ ⲛⲉⲡⲣⲟⲫⲏⲧⲏⲥ ⲁⲩⲱ ⲛⲧⲟⲕ ⲕϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲉⲧⲛⲁϩⲁⲣⲉϩ ⲉⲡⲁϣⲁϫⲉ ⲛϥⲛⲁϫⲓ ϯⲡⲉ ⲁⲛ ⲙⲡⲙⲟⲩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Nooit in der eeuwigheid is het gehoord, dat iemand de ogen van een blindgeborene heeft geopend. (aiōn g165)
ϫⲓⲛ ⲉⲛⲉϩ ⲙⲡⲟⲩⲥⲱⲧⲙ ϫⲉ ⲁⲩⲟⲩⲱⲛ ⲉⲛⲃⲁⲗ ⲛⲟⲩⲁ ⲉⲁⲩϫⲡⲟϥ ⲉϥⲟ ⲛⲃⲗⲗⲉ (aiōn g165)
En Ik geef hun het eeuwig leven; ze gaan in eeuwigheid niet verloren, en niemand rooft ze weg uit mijn hand. (aiōn g165, aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲁⲛⲟⲕ ϯⲛⲁϯ ⲛⲁⲩ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲛⲛⲉⲩϩⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲛⲛⲉⲗⲁⲁⲩ ⲧⲟⲣⲡⲟⲩ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲧⲁϭⲓϫ (aiōn g165, aiōnios g166)
en wie leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven voor eeuwig. Gelooft ge dit? (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲟⲛϩ ⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲣⲟⲉⲓ ⲛϥⲛⲁⲙⲟⲩ ⲁⲛ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲧⲉⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲡⲁⲓ (aiōn g165)
Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen; maar wie in deze wereld zijn leven haat, zal het behouden ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲙⲉ ⲛⲧⲉϥⲯⲩⲭⲏ ϥⲛⲁⲥⲟⲣⲙⲉⲥ ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲧⲙⲟⲥⲧⲉ ⲛⲧⲉϥⲯⲩⲭⲏ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ϥⲛⲁϩⲉ ⲉⲣⲟⲥ ⲉⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
De menigte antwoordde Hem: We hebben uit de Wet vernomen, dat de Christus in eeuwigheid blijft; en hoe zegt Gij dan, dat de Mensenzoon omhoog geheven moet worden? Wie is die Mensenzoon? (aiōn g165)
ⲁϥⲟⲩⲱϣⲃ ϭⲉ ⲛⲁϥ ⲛϭⲓ ⲡⲙⲏⲏϣⲉ ϫⲉ ⲁⲛⲟⲛ ⲁⲛⲥⲱⲧⲙ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲛⲟⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲉⲭⲥ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲛⲁϣ ⲛϩⲉ ⲛⲧⲟⲕ ⲕϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ϩⲁⲡⲥ ⲉⲧⲣⲉⲩϫⲉⲥⲧ ⲡϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲣⲱⲙⲉ (aiōn g165)
En Ik weet, dat zijn gebod het eeuwige leven is. Wat Ik dus spreek, spreek Ik zó, als de Vader het Mij heeft gezegd. (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ϯⲥⲟⲟⲩⲛ ϫⲉ ⲧⲉϥⲉⲛⲧⲟⲗⲏ ⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲧⲉ ⲛⲉϯϫⲱ ϭⲉ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲁⲛⲟⲕ ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁⲡⲁⲓⲱⲧ ϫⲟⲟⲥ ⲛⲁⲓ ⲧⲁⲓ ⲧⲉ ⲑⲉ ⲉϯϣⲁϫⲉ ⲙⲙⲟⲥ (aiōnios g166)
Petrus zeide Hem: Nooit in der eeuwigheid zult Gij me de voeten wassen. Jesus antwoordde hem: Zo Ik u niet was, hebt ge geen gemeenschap met Mij. (aiōn g165)
ⲡⲉϫⲉ ⲡⲉⲧⲣⲟⲥ ⲛⲁϥ ϫⲉ ⲛⲛⲁⲕⲁⲁⲕ ⲉⲉⲓⲁ ⲣⲁⲧ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲓⲥ ⲟⲩⲱϣⲃ ⲛⲁϥ ϫⲉ ⲉⲓⲧⲙⲉⲓⲁ ⲣⲁⲧⲕ ⲙⲛⲧⲕ ⲙⲉⲣⲟⲥ ⲛⲙⲙⲁⲓ (aiōn g165)
Dan zal Ik den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Helper geven, om bij u te blijven voor eeuwig. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲁⲛⲟⲕ ϩⲱ ϯⲛⲁⲥⲉⲡⲥ ⲡⲓⲱⲧ ⲁⲩⲱ ϥⲛⲁϯ ⲛⲏⲧⲛ ⲛⲕⲉⲡⲁⲣⲁⲕⲗⲏⲧⲟⲥ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥⲉϣⲱⲡⲉ ⲛⲙⲙⲏⲧⲛ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Want Gij hebt Hem macht gegeven over alle vlees, om het eeuwige leven te schenken aan allen, die Gij Hem gegeven hebt. (aiōnios g166)
ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁⲕϯ ⲛⲁϥ ⲛⲧⲉⲝⲟⲩⲥⲓⲁ ⲛⲥⲁⲣⲝ ⲛⲓⲙ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲛⲧⲁⲕⲧⲁⲁⲩ ⲛⲁϥ ⲉϥⲉϯ ⲛⲁⲩ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enig waarachtigen God, en Hem dien Gij gezonden hebt, Jesus Christus. (aiōnios g166)
ⲡⲁⲓ ⲇⲉ ⲡⲉ ⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲩⲉⲥⲟⲩⲱⲛⲅ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲙⲙⲉ ⲙⲙⲁⲩⲁⲁϥ ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲛⲧⲁⲕⲧⲛⲛⲟⲟⲩϥ ⲓⲥ ⲡⲉⲭⲥ (aiōnios g166)
Want Gij laat mijn ziel niet in het dodenrijk achter. Uw Heilige laat Gij het bederf niet aanschouwen, (Hadēs g86)
ϫⲉ ⲛⲅⲛⲁⲕⲱ ⲛⲥⲱⲕ ⲁⲛ ⲛⲧⲁⲯⲩⲭⲏ ϩⲛ ⲁⲙⲛⲧⲉ ⲟⲩⲇⲉ ⲛⲅⲛⲁϯ ⲁⲛ ⲙⲡⲉⲕⲡⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ ⲉⲛⲁⲩ ⲉⲡⲧⲁⲕⲟ (Hadēs g86)
En daar hij de toekomst voorzag, heeft hij over de verrijzenis van den Christus gezegd, dat Hij niet in het dodenrijk zou worden achtergelaten, en dat zijn vlees het bederf niet zou zien. (Hadēs g86)
ⲁϥϣⲣⲡⲉⲓⲙⲉ ⲁϥϣⲁϫⲉ ⲉⲧⲃⲉ ⲧⲁⲛⲁⲥⲧⲁⲥⲓⲥ ⲙⲡⲉⲭⲥ ϫⲉ ⲟⲩⲇⲉ ⲙⲡⲟⲩⲕⲁⲁϥ ϩⲛ ⲁⲙⲛⲧⲉ ⲟⲩⲇⲉ ⲙⲡⲉⲧⲉϥⲥⲁⲣⲝ ⲛⲁⲩ ⲉⲡⲧⲁⲕⲟ (Hadēs g86)
en die nu in de hemel moet blijven wonen tot aan de tijden van het herstel aller dingen, waarvan God van ouds heeft gesproken door de mond zijner heilige profeten. (aiōn g165)
ⲡⲁⲓ ϩⲁⲡⲥ ⲉⲧⲣⲉϥϣⲱⲡⲉ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ϣⲁϩⲣⲁⲓ ⲉⲛⲉⲩⲟⲉⲓϣ ⲙⲡϫⲱⲕ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϩⲱⲃ ⲛⲓⲙⲛⲧⲁ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϫⲟⲟⲩ ϫⲓⲛ ⲉⲛⲉϩ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓⲧⲛ ⲧⲧⲁⲡⲣⲟ ⲛⲛⲉϥⲡⲣⲟⲫⲏⲧⲏⲥ ⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ (aiōn g165)
Toen verklaarden Paulus en Bárnabas met grote beslistheid: Aan u moest het eerst Gods woord worden verkondigd; maar nu ge het verwerpt, en uzelf het eeuwige leven niet waardig oordeelt, zie. nu wenden we ons tot de heidenen. (aiōnios g166)
ⲡⲁⲩⲗⲟⲥ ⲇⲉ ⲙⲛ ⲃⲁⲣⲛⲁⲃⲁⲥ ⲁⲩⲡⲁⲣⲣⲏⲥⲓⲁⲍⲉ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲡⲉϫⲁⲩ ⲛⲁⲩ ϫⲉ ⲛⲉ ⲟⲩⲁⲛⲁⲅⲕⲁⲓⲟⲛ ⲡⲉ ⲉϫⲱ ⲛⲏⲧⲛ ⲙⲡϣⲁϫⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲛϣⲟⲣⲡ ⲉⲡⲉⲓⲇⲏ ⲧⲉⲧⲛⲛⲟⲩϫⲉ ⲙⲙⲟϥ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲙⲱⲧⲛ ⲁⲩⲱ ⲛⲧⲉⲧⲛⲕⲣⲓⲛⲉ ⲙⲙⲱⲧⲛ ⲁⲛ ϫⲉ ⲧⲉⲧⲛⲙⲡϣⲁ ⲙⲡⲱⲛϩ ⲉⲓⲥ ϩⲏⲏⲧⲉ ⲧⲛⲛⲁⲕⲧⲟⲛ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉⲛϩⲉⲑⲛⲟⲥ (aiōnios g166)
Toen de heidenen dit hoorden, verheugden ze zich, en prezen het woord des Heren; en allen die voorbeschikt waren ten eeuwigen leven, werden gelovig. (aiōnios g166)
ⲛϩⲉⲑⲛⲟⲥ ⲇⲉ ⲛⲧⲉⲣⲟⲩⲥⲱⲧⲙ ⲁⲩⲣⲁϣⲉ ⲁⲩⲱ ⲁⲩϯ ⲉⲟⲟⲩ ⲙⲡϣⲁϫⲉ ⲙⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲁⲩⲱ ⲁⲩⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲛϭⲓ ⲛⲉⲛⲧⲁⲩⲧⲟϣⲟⲩ ⲉⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Die van eeuwigheid zijn bekend." (aiōn g165)
ⲡⲉⲧⲟⲩⲱⲛϩ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲛⲁⲓ ϫⲓⲛ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Want zijn onzichtbaar Wezen, zijn eeuwige Macht en zijn Godheid zijn van de schepping der wereld af bij enig nadenken uit het geschapene duidelijk te kennen. Te verontschuldigen zijn ze dus niet. (aïdios g126)
ⲛⲉϥⲡⲉⲑⲏⲡ ⲅⲁⲣ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲥⲱⲛⲧ ⲙⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ϩⲛ ⲛⲉϥⲧⲁⲙⲓⲟ ⲉⲩⲛⲟⲓ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲥⲉⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲉⲧⲉ ⲧⲉϥϭⲟⲙ ⲧⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲙⲛ ⲧⲉϥⲙⲛⲧⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲧⲣⲉⲩϣⲱⲡⲉ ⲉⲙⲛⲧⲟⲩϣⲁϫⲉ ⲙⲙⲁⲩ ⲉϫⲱ (aïdios g126)
Ze hebben de waarheid van God tegen de leugen geruild, en liever het schepsel geëerd en gediend dan den Schepper, die geprezen moet worden in eeuwigheid. Amen! (aiōn g165)
ⲛⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁⲩϣⲓⲃⲉ ⲛⲧⲙⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϩⲙ ⲡϭⲟⲗ ⲁⲩⲟⲩⲱϣⲧ ⲁⲩⲱ ⲁⲩϣⲙϣⲉ ⲙⲡⲥⲱⲛⲧ ⲡⲁⲣⲁ ⲡⲉⲛⲧⲁϥⲥⲱⲛⲧ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲥⲙⲁⲙⲁⲁⲧ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Het eeuwig leven aan hen, die door volharding in het goede, naar glorie en eer en onsterflijkheid streven; (aiōnios g166)
ⲛⲉⲧϣⲟⲟⲡ ⲙⲉⲛ ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲩⲡⲟⲙⲟⲛⲏ ⲙⲡϩⲱⲃ ⲉⲧⲛⲁⲛⲟⲩϥ ⲉⲧϣⲓⲛⲉ ⲛⲥⲁ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲧⲁⲉⲓⲟ ⲙⲛⲧⲙⲛⲧⲁⲧⲧⲁⲕⲟ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Dus, zoals de zonde heeft geheerst door de dood, zo zal ook de genade heersen door de gerechtigheid ten eeuwigen leven door Jesus Christus onzen Heer. (aiōnios g166)
ϫⲉⲕⲁⲥ ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁ ⲡⲛⲟⲃⲉ ⲣⲣⲣⲟ ϩⲙ ⲡⲙⲟⲩ ⲉⲣⲉⲧⲉⲭⲁⲣⲓⲥ ⲟⲛ ⲣⲣⲣⲟ ⲛⲧⲉⲉⲓϩⲉ ϩⲓⲧⲛ ⲧⲇⲓⲕⲁⲓⲟⲥⲩⲛⲏ ⲉⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲓⲧⲛ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ (aiōnios g166)
Maar nu gij vrij van de zonde en dienaars van God zijt geworden, plukt thans als vrucht: de heiliging; het einde ervan is het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ⲧⲉⲛⲟⲩ ⲇⲉ ⲛⲧⲟϥ ⲉⲁⲧⲉⲧⲛⲣⲣⲙϩⲉ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲛⲟⲃⲉ ⲁⲧⲉⲧⲛⲣϩⲙϩⲁⲗ ⲇⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲟⲩⲛⲧⲏⲧⲛ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲉⲧⲛⲕⲁⲣⲡⲟⲥ ⲉⲩⲧⲃⲃⲟ ⲡϫⲱⲕ ⲇⲉ ⲡⲉ ⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Want het loon der zonde is de dood; maar de genadegave van God is het eeuwige leven in Christus Jesus onzen Heer. (aiōnios g166)
ⲛⲟⲯⲱⲛⲓⲟⲛ ⲅⲁⲣ ⲙⲡⲛⲟⲃⲉ ⲡⲉ ⲡⲙⲟⲩ ⲡⲉⲭⲁⲣⲓⲥⲙⲁ ⲇⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉ ⲡⲱⲛϩ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ (aiōnios g166)
tot hen behoren de Vaders, en van hen stamt Christus af naar het vlees: Hij die God is, boven alles gezegend in eeuwigheid. Amen! (aiōn g165)
ⲛⲁⲓ ⲉⲧⲉⲛⲟⲩⲟⲩ ⲛⲉ ⲛⲉⲓⲟⲧⲉ ⲁⲩⲱ ⲛⲧⲁⲡⲉⲭⲥ ⲉⲓ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϩⲏⲧⲟⲩ ⲕⲁⲧⲁ ⲥⲁⲣⲝ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲧϩⲓϫⲛ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲡⲉⲧⲥⲙⲁⲙⲁⲁⲧ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
of wie zal naar de afgrond dalen, om Christus te doen opstijgen uit de doden." (Abyssos g12)
ⲏ ⲛⲓⲙ ⲡⲉⲧⲛⲁⲃⲱⲕ ⲉⲡⲉⲥⲏⲧ ⲉⲡⲛⲟⲩⲛ ⲉⲧⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲉⲙⲡⲉⲭⲥ ⲉϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲛⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ (Abyssos g12)
Want God heeft allen onder ongehoorzaamheid gevangen gehouden, om aan allen zijn barmhartigheid te tonen. (eleēsē g1653)
ⲁⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲅⲁⲣ ⲉⲧⲡⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲩⲙⲛⲧⲁⲧⲛⲁϩⲧⲉ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥⲉⲛⲁ ⲛⲁⲩ ⲧⲏⲣⲟⲩ (eleēsē g1653)
Immers, uit Hem en door Hem en voor Hem is alles! Hem zij de glorie in eeuwigheid. Amen! (aiōn g165)
ϫⲉ ⲡⲧⲏⲣϥ ϩⲉⲛⲉⲃⲟⲗ ⲙⲙⲟϥ ⲛⲉ ⲁⲩⲱ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓⲧⲟⲟⲧϥ ⲁⲩⲱ ⲉⲩⲛⲁⲕⲟⲧⲟⲩ ⲉⲣⲟϥ ⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Vormt u niet naar deze wereld, maar hervormt u door vernieuwing van inzicht, opdat gij onderscheiden moogt, wat de wil is van God, wat goed is, welbehagelijk en volmaakt. (aiōn g165)
ⲛⲧⲉⲧⲛⲧⲙϫⲓϩⲣⲃ ⲙⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲁⲗⲗⲁ ⲛⲧⲉⲧⲛϫⲓ ⲙⲡϩⲣⲃ ⲛⲧⲙⲛⲧⲃⲣⲣⲉ ⲙⲡⲉⲧⲛϩⲏⲧ ⲉⲧⲣⲉⲧⲛⲇⲟⲕⲓⲙⲁⲍⲉ ϫⲉ ⲟⲩ ⲡⲉ ⲡⲟⲩⲱϣ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲧⲛⲁⲛⲟⲩϥ ⲉⲧⲣⲁⲛⲁϥ ⲉⲧϫⲏⲕ ⲉⲃⲟⲗ (aiōn g165)
Aan Hem, die bij machte is, u vast te doen staan in overeenstemming met mijn Evangelie en de verkondiging van Jesus Christus, -in overeenstemming ook met het heilsgeheim, dat van eeuwigheid was verzwegen, (aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲉ ⲟⲩⲛϭⲟⲙ ⲇⲉ ⲙⲙⲟϥ ⲉⲧⲁϫⲣⲉ ⲧⲏⲩⲧⲛ ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲁⲉⲩⲁⲅⲅⲉⲗⲓⲟⲛ ⲙⲛ ⲡⲧⲁϣⲉⲟⲉⲓϣ ⲛⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲕⲁⲧⲁ ⲡϭⲱⲗⲡ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲡⲙⲩⲥⲧⲏⲣⲓⲟⲛ ⲉⲛⲧⲁⲩⲕⲁⲣⲱⲟⲩ ⲉⲣⲟϥ ϩⲛ ⲛⲉⲩⲟⲉⲓϣ ⲛⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
maar dat thans is geopenbaard, en op bevel van den eeuwigen God door de profetische schriften aan alle heidenen bekend is gemaakt, om hen tot de gehoorzaamheid aan het geloof te brengen: (aiōnios g166)
ⲉⲁϥⲟⲩⲱⲛϩ ⲇⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲧⲉⲛⲟⲩ ϩⲓⲧⲛ ⲛⲉⲅⲣⲁⲫⲏ ⲙⲡⲣⲟⲫⲏⲧⲏⲥ ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲟⲩⲉϩⲥⲁϩⲛⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲉⲡⲥⲱⲧⲙ ⲛⲧⲡⲓⲥⲧⲓⲥ ⲛⲛϩⲉⲑⲛⲟⲥ ⲧⲏⲣⲟⲩ ⲉϥⲟⲩⲱⲛϩ (aiōnios g166)
aan Hem, den enig wijzen God, zij door Jesus Christus de glorie in de eeuwen der eeuwen. Amen! (aiōn g165)
ⲉⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲛⲥⲟⲫⲟⲥ ⲙⲁⲩⲁⲁϥ ϩⲓⲧⲛ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Waar is de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister dezer wereld? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? (aiōn g165)
ⲉϥⲧⲱⲛ ⲥⲟⲫⲟⲥ ⲉϥⲧⲱⲛ ⲅⲣⲁⲙⲙⲁⲧⲉⲩⲥ ⲉϥⲧⲱⲛ ⲥⲩⲛⲍⲏⲧⲏⲧⲏⲥ ⲛⲧⲉ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲙⲏ ⲙⲡⲉ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲓⲣⲉ ⲛⲧⲥⲟⲫⲓⲁ ⲙⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲛⲥⲟϭ (aiōn g165)
Toch preken we wijsheid onder de volmaakten; maar geen wijsheid dezer wereld, noch der machten dezer wereld, die vernietigd zullen worden. (aiōn g165)
ⲉⲛϣⲁϫⲉ ⲇⲉ ⲛⲟⲩⲥⲟⲫⲓⲁ ϩⲛ ⲛⲧⲉⲗⲉⲓⲟⲥ ⲟⲩⲥⲟⲫⲓⲁ ⲇⲉ ⲉⲛⲧⲁ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲁⲛ ⲧⲉ ⲟⲩⲇⲉ ⲛⲧⲁ ⲛⲁⲣⲭⲱⲛ ⲁⲛ ⲧⲉ ⲙⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲛⲁⲓ ⲉⲧⲛⲁⲟⲩⲱⲥϥ (aiōn g165)
Ja, we verkondigen een Wijsheid Gods, een geheimnisvolle, een verborgene, welke God vóór de tijden heeft voorbestemd tot onze glorie, (aiōn g165)
ⲁⲗⲗⲁ ⲉⲛϣⲁϫⲉ ⲛⲟⲩⲥⲟⲫⲓⲁ ⲛⲧⲉ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϩⲛ ⲟⲩⲙⲩⲥⲧⲏⲣⲓⲟⲛ ⲧⲁⲓ ⲉⲧϩⲏⲡ ⲧⲉⲛⲧⲁ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲟⲣϫⲥ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲁⲑⲏ ⲛⲛⲁⲓⲱⲛ ⲉⲡⲉⲛⲉⲟⲟⲩ (aiōn g165)
die geen der machten dezer wereld heeft gekend, —want zo ze haar gekend hadden, zouden ze den Heer der glorie niet hebben gekruisigd, (aiōn g165)
ⲧⲁⲓ ⲉⲧⲉⲙⲡⲉ ⲗⲁⲁⲩ ⲛⲁⲣⲭⲱⲛ ⲛⲧⲉ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲥⲟⲩⲱⲛⲥ ⲉⲛⲉⲛⲧⲁⲩⲥⲟⲩⲱⲛⲥ ⲅⲁⲣ ⲛⲉⲩⲛⲁⲥⲧⲁⲩⲣⲟⲩ ⲁⲛ ⲡⲉ ⲙⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲙⲡⲉⲟⲟⲩ (aiōn g165)
Niemand bedriege zichzelf Zo iemand wijs onder u meent te zijn, hij moet dwaas naar deze wereld worden, om wijs te zijn. (aiōn g165)
ⲙⲡⲣⲧⲣⲉ ⲗⲁⲁⲩ ⲉⲝⲁⲡⲁⲧⲁ ⲙⲙⲟϥ ⲡⲉⲧϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲁⲛⲅ ⲟⲩⲥⲟⲫⲟⲥ ⲛϩⲏⲧ ⲧⲏⲩⲧⲛ ⲙⲁⲣⲉϥⲣⲥⲟϭ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥⲉϣⲱⲡⲉ ⲛⲥⲟⲫⲟⲥ (aiōn g165)
Daarom, zo het eten ergernis geeft aan mijn broeder, dan zal ik in eeuwigheid geen vlees meer eten, om mijn broeder niet te ergeren. (aiōn g165)
ⲉⲧⲃⲉ ⲡⲁⲓ ⲉϣϫⲉ ⲟⲩϩⲣⲉ ⲧⲉⲧⲛⲁⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲡⲁⲥⲟⲛ ⲛⲛⲁⲟⲩⲉⲙ ⲁϥ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϫⲉ ⲛⲛⲉⲉⲓⲥⲕⲁⲛⲇⲁⲗⲓⲍⲉ ⲙⲡⲁⲥⲟⲛ (aiōn g165)
Dit alles nu overkwam hun als een voorafbeelding voor ons, en het werd opgeschreven tot waarschuwing voor ons, die het einde der tijden beleven. (aiōn g165)
ⲛⲁⲓ ⲇⲉ ϩⲉⲛⲧⲩⲡⲟⲥ ⲛⲉ ⲛⲑⲉ ⲉⲛⲧⲁⲩϣⲱⲡⲉ ⲛⲛⲏ ⲁⲩⲥϩⲁⲓⲥⲟⲩ ⲇⲉ ⲛⲁⲛ ⲉⲩⲥⲃⲱ ⲛⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁⲑⲁⲏ ⲛⲛⲁⲓⲱⲛ ⲕⲁⲧⲁⲛⲧⲁ ⲉⲣⲟⲟⲩ (aiōn g165)
Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw prikkel? (Hadēs g86)
ⲡⲙⲟⲩ ⲉϥⲧⲱⲛ ⲧⲉⲕϫⲣⲟ ⲡⲙⲟⲩ ⲉϥⲧⲱⲛ ⲡⲉⲕⲓⲉⲓⲃ (Hadēs g86)
en wier ongelovig verstand de god dezer wereld heeft verblind, zodat ze de uitstraling niet zien van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld is van God. (aiōn g165)
ϩⲛ ⲛⲁⲓ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲁϥⲧⲱⲙ ⲛⲛϩⲏⲧ ⲛⲛⲁⲡⲓⲥⲧⲟⲥ ⲙⲡⲉⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ϫⲉ ⲛⲛⲉⲩⲛⲁⲩ ⲉⲡⲟⲩⲟⲉⲓⲛ ⲙⲡⲉⲩⲁⲅⲅⲉⲗⲓⲟⲛ ⲙⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲡⲉⲭⲥ ⲉⲧⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲑⲓⲕⲱⲛ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ (aiōn g165)
Want de tijdelijke lichte verdrukking verwerft ons een onovertroffen eeuwig gewicht van heerlijkheid. (aiōnios g166)
ⲡⲉⲥⲃⲟⲕ ⲅⲁⲣ ⲛⲧⲉⲛⲑⲗⲓⲯⲓⲥ ⲧⲉⲛⲟⲩ ⲕⲁⲧⲁ ⲟⲩϩⲟⲩⲟ ⲉⲩϩⲟⲩⲟ ϥⲣϩⲱⲃ ⲛⲁⲛ ⲉⲩⲛⲟϭ ⲛⲉⲟⲟⲩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
En zó geven we geen acht op het zichtbare, maar op het onzichtbare; het zichtbare toch is tijdelijk, het onzichtbare eeuwig. (aiōnios g166)
ⲉⲛⲧⲛϭⲱϣⲧ ⲁⲛ ⲉⲛⲉⲧⲛⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲁⲗⲗⲁ ⲉⲛⲉⲧⲉⲛⲧⲛⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲁⲛ ⲛⲉⲧⲛⲛⲁⲩ ⲅⲁⲣ ⲉⲣⲟⲟⲩ ϩⲉⲛⲡⲣⲟⲥⲟⲩⲟⲉⲓϣ ⲛⲉ ⲛⲉⲧⲉⲛⲧⲛⲛⲁⲩ ⲇⲉ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲁⲛ ϩⲉⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉ (aiōnios g166)
Ja, we weten, dat wanneer onze aardse woontent is neergehaald, we een woonplaats ontvangen van God; een woonplaats niet met handen opgeslagen, maar een eeuwige in de hemelen. (aiōnios g166)
ⲧⲛⲥⲟⲟⲩⲛ ⲅⲁⲣ ϫⲉ ⲉⲣϣⲁⲛ ⲡⲏⲓ ⲙⲡⲉⲛⲙⲁ ⲛϣⲱⲡⲉ ⲛⲧⲉ ⲡⲕⲁϩ ⲃⲱⲗ ⲉⲃⲟⲗ ⲟⲩⲛⲧⲁⲛ ⲙⲙⲁⲩ ⲛⲟⲩⲕⲱⲧ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓⲧⲙ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲟⲩⲏⲉⲓ ⲛⲁⲧⲙⲟⲩⲛⲅ ⲛϭⲓϫ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲛ ⲙⲡⲏⲟⲩⲉ (aiōnios g166)
zoals geschreven staat: "Milddadig deelt hij aan de armen uit: Zijn gerechtigheid houdt in eeuwigheid stand." (aiōn g165)
ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲉⲧⲥⲏϩ ϫⲉ ⲁϥϫⲱⲱⲣⲉ ⲉⲃⲟⲗ ⲁϥϯ ⲛⲛϩⲏⲕⲉ ⲧⲉϥⲇⲓⲕⲁⲓⲟⲥⲩⲛⲏ ϣⲟⲟⲡ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Ik lieg niet; dat weet de God en Vader van den Heer Jesus, in eeuwigheid geprezen. (aiōn g165)
ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲓⲱⲧ ⲙⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ ⲓⲏⲥ ⲥⲟⲟⲩⲛ ⲡⲉⲧⲥⲙⲁⲙⲁⲁⲧ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϫⲉ ⲛϯϫⲓϭⲟⲗ ⲁⲛ (aiōn g165)
die Zich voor onze zonden, —om ons te ontrukken aan deze boze wereld, —heeft overgeleverd volgens de wil van onzen God en Vader; (aiōn g165)
ⲡⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲁϥ ϩⲁ ⲛⲉⲛⲛⲟⲃⲉ ϫⲉ ⲉϥⲉⲧⲟⲩϫⲟⲛ ⲉⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲙⲡⲟⲛⲏⲣⲟⲛ ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲟⲩⲱϣ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉⲛⲉⲓⲱⲧ (aiōn g165)
aan wien de glorie in de eeuwen der eeuwen. Amen! (aiōn g165)
ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
wie zaait in het vlees, zal verderf oogsten uit het vlees; maar wie zaait in de geest, zal eeuwig leven oogsten uit de geest. (aiōnios g166)
ϫⲉ ⲡⲉⲧϫⲟ ⲉⲧⲉϥⲥⲁⲣⲝ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲧⲥⲁⲣⲝ ⲉϥⲛⲁⲱϩⲥ ⲛⲟⲩⲧⲁⲕⲟ ⲡⲉⲧϫⲟ ⲇⲉ ⲉⲡⲉⲡⲛⲁ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲉⲡⲛⲁ ⲉϥⲛⲁⲱϩⲥ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
hoog boven alle heerschappij en macht en kracht en hoogheid, en boven elke naam, die genoemd wordt in deze wereld niet alleen, maar ook in de toekomstige wereld; (aiōn g165)
ⲉϥϫⲟⲥⲉ ⲉⲁⲣⲭⲏ ⲛⲓⲙ ϩⲓ ⲉⲝⲟⲩⲥⲓⲁ ⲛⲓⲙ ϩⲓ ϭⲟⲙ ⲛⲓⲙ ϩⲓ ⲙⲛ ⲧϫⲟⲉⲓⲥ ⲛⲓⲙ ϩⲓⲣⲁⲛ ⲛⲓⲙ ⲉϣⲁⲩⲧⲁⲩⲟϥ ⲟⲩ ⲙⲟⲛⲟⲛ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲁⲗⲗⲁ ϩⲙ ⲡⲕⲉⲟⲩⲁ (aiōn g165)
waarin gij eertijds geleefd hebt in navolging van deze aardse wereld, in navolging ook van den vorst der macht in de lucht, van den vorst van de geest, die nog altijd werkt in de zonen der ongehoorzaamheid. (aiōn g165)
ⲛⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁⲧⲉⲧⲛⲙⲟⲟϣⲉ ⲛϩⲏⲧⲟⲩ ⲙⲡⲓⲟⲩⲟⲉⲓϣ ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲁⲓⲱⲛ ⲙⲡⲉⲉⲓⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲁⲣⲭⲱⲛ ⲛⲧⲉⲝⲟⲩⲥⲓⲁ ⲙⲡⲁⲏⲣ ⲙⲡⲉⲡⲛⲁ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉⲛⲉⲣⲅⲓ ⲧⲉⲛⲟⲩ ϩⲛ ⲛϣⲏⲣⲉ ⲛⲧⲙⲛⲧⲁⲧⲛⲁϩⲧⲉ (aiōn g165)
opdat in de toekomende tijden de overgrote rijkdom zijner genade zou worden geopenbaard, die Hij in zijn goedheid ons in Christus Jesus heeft geschonken. (aiōn g165)
ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉϥⲉⲟⲩⲱⲛϩ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲛⲉⲩⲟⲉⲓϣ ⲉⲧⲛⲏⲩ ⲙⲡⲉϩⲟⲩⲉ ⲙⲛⲧⲣⲙⲙⲁⲟ ⲛⲧⲉⲧⲉϥⲭⲁⲣⲓⲥ ϩⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲭⲣⲏⲥⲧⲟⲥ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉϫⲱⲛ ϩⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ (aiōn g165)
en het Bestel te doen zien van het heilsgeheim, dat van eeuwigheid verborgen was in God, den Schepper aller dingen; (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲁⲙⲉ ⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ϫⲉ ⲟⲩ ⲧⲉ ⲧⲟⲓⲕⲟⲛⲟⲙⲓⲁ ⲙⲡⲙⲩⲥⲧⲏⲣⲓⲟⲛ ⲉⲑⲏⲡ ϫⲓⲛ ⲉⲛⲉϩ ϩⲙ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉⲛⲧⲁϥⲥⲛⲧ ⲛⲕⲁ ⲛⲓⲙ (aiōn g165)
En dit is geschied volgens de eeuwige voorbeschikking, die Hij ten uitvoer heeft gebracht in Christus Jesus onzen Heer. (aiōn g165)
ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲧⲱϣ ⲛⲛⲁⲓⲱⲛ ⲧⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲁⲥ ϩⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ (aiōn g165)
aan Hem zij de glorie in de Kerk en in Christus Jesus ten allen tijde, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen! (aiōn g165)
ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲛⲁϥ ϩⲛ ⲧⲉⲕⲕⲗⲏⲥⲓⲁ ϩⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ ⲉϫⲱⲙ ⲛⲓⲙ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Want niet tegen vlees en bloed geldt onze strijd, maar tegen heerschappijen en machten, tegen wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de lucht. (aiōn g165)
ϫⲉ ⲉⲣⲉⲡⲉⲛⲙⲓϣⲉ ϣⲟⲟⲡ ⲛⲁⲛ ⲁⲛ ⲟⲩⲃⲉ ⲥⲛⲟϥ ϩⲓ ⲥⲁⲣⲝ ⲁⲗⲗⲁ ⲟⲩⲃⲉ ⲛⲁⲣⲭⲏ ⲟⲩⲃⲉ ⲛⲉⲝⲟⲩⲥⲓⲁ ⲟⲩⲃⲉ ⲛⲕⲟⲥⲙⲟⲕⲣⲁⲧⲱⲣ ⲛⲧⲉ ⲡⲉⲉⲓⲕⲁⲕⲉ ⲟⲩⲃⲉ ⲛⲉⲡⲛⲁⲧⲓⲕⲟⲛ ⲛⲧⲡⲟⲛⲏⲣⲓⲁ ⲉⲧϩⲛ ⲙⲡⲏⲩⲉ (aiōn g165)
Aan onzen God en Vader zij de glorie in de eeuwen der eeuwen. Amen. (aiōn g165)
ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲇⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉⲛⲉⲓⲱⲧ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
het heilsgeheim, dat sinds de aanvang der eeuwen en geslachten verborgen is geweest, maar thans aan zijn heiligen is geopenbaard. (aiōn g165)
ⲡⲙⲩⲥⲧⲏⲣⲓⲟⲛ ⲉⲑⲏⲡ ϫⲓⲛ ⲛⲁⲓⲱⲛ ⲙⲛ ⲛⲅⲉⲛⲉⲁ ⲛⲛⲣⲱⲙⲉ ⲧⲉⲛⲟⲩ ⲇⲉ ⲁϥⲟⲩⲟⲛϩϥ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲛⲉϥⲡⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ (aiōn g165)
ze zullen gestraft worden met eeuwig verderf, ver weg van den Heer en van de glorie zijner kracht. (aiōnios g166)
ⲛⲁⲓ ⲉⲧⲛⲁϫⲓ ⲛⲟⲩϩⲁⲡ ⲛⲧⲁⲕⲟ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ϩⲙ ⲡⲉⲙⲧⲟ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲙⲛ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲛⲧⲉϥϭⲟⲙ (aiōnios g166)
Onze Heer Jesus Christus zelf en God onze Vader, die ons heeft liefgehad, en door zijn genade eeuwige troost en goede hoop heeft geschonken, (aiōnios g166)
ⲛⲧⲟϥ ⲇⲉ ⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲁⲩⲱ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉⲛⲉⲓⲱⲧ ⲡⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁϥⲙⲉⲣⲓⲧⲛ ⲁⲩⲱ ⲁϥϯ ⲛⲁⲛ ⲛⲟⲩⲥⲟⲡⲥ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲟⲩϩⲉⲗⲡⲓⲥ ⲉⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ϩⲛ ⲟⲩⲭⲁⲣⲓⲥ (aiōnios g166)
maar daarom juist heb ik ontferming gevonden, opdat aan mij, den grootste, Jesus Christus zijn volle lankmoedigheid zou tonen, als voorbeeld voor hen, die in Hem zullen geloven ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
ⲁⲗⲗⲁ ⲉⲧⲃⲉ ⲡⲁⲓ ⲁⲩⲛⲁ ⲛⲁⲓ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲣⲉⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ ⲟⲩⲱⲛϩ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϩⲏⲧ ⲛϣⲟⲣⲡ ⲛⲧⲉϥⲙⲛⲧϩⲁⲣϣϩⲏⲧ ⲧⲏⲣⲥ ⲉⲧⲣⲁⲣⲥⲙⲟⲧ ⲛⲛⲉⲧⲛⲁⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲉⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Aan den Koning der eeuwen, den onvergankelijken, onzichtbaren, enigen God: eer en glorie in de eeuwen der eeuwen. Amen! (aiōn g165)
ⲡⲣⲣⲟ ⲇⲉ ⲛⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡⲁⲧⲧⲁⲕⲟ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲓⲁⲧⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟϥ ⲙⲁⲩⲁⲁϥ ⲡⲧⲁⲉⲓⲟ ⲛⲁϥ ⲙⲛ ⲡⲉⲟⲟⲩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Strijd de goede strijd van het geloof; ding naar het eeuwige leven, waartoe ge geroepen zijt, en voor vele getuigen de heerlijke belijdenis hebt afgelegd. (aiōnios g166)
ⲁⲅⲱⲛⲓⲍⲉ ⲙⲡⲁⲅⲱⲛ ⲉⲧⲛⲁⲛⲟⲩϥ ⲛⲧⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲓⲥ ϭⲟⲗϫⲕ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲉⲛⲧⲁⲩⲧⲁϩⲙⲉⲕ ⲉⲣⲟϥ ⲁⲩⲱ ⲁⲕϩⲟⲙⲟⲗⲟⲅⲓ ⲛⲑⲟⲙⲟⲗⲟⲅⲓⲁ ⲉⲧⲛⲁⲛⲟⲩⲥ ⲙⲡⲉⲙⲧⲟ ⲉⲃⲟⲗ ⲛϩⲁϩ ⲙⲙⲛⲧⲣⲉ (aiōnios g166)
Hij die alleen de onsterfelijkheid bezit, die het ontoegankelijk licht bewoont, dien geen mens heeft gezien of kàn zien, wien de eer is en eeuwige macht. Amen! (aiōnios g166)
ⲡⲉⲧⲉⲩⲛⲧⲁϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲛⲧⲙⲛⲧⲁⲧⲙⲟⲩ ⲙⲁⲩⲁⲁϥ ⲡⲉⲧⲟⲩⲏϩ ϩⲙ ⲡⲟⲩⲟⲉⲓⲛ ⲉⲧⲉⲙⲉⲣⲉ ⲗⲁⲁⲩ ϫⲟⲟⲃⲉϥ ⲡⲉⲧⲉⲙⲡⲉ ⲗⲁⲁⲩ ⲛⲣⲱⲙⲉ ⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟϥ ⲟⲩⲇⲉ ⲟⲛ ⲙⲛϣϭⲟⲙ ⲉⲧⲣⲉⲩⲛⲁⲩ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲧⲁⲉⲓⲟ ⲙⲛ ⲡⲁⲙⲁϩⲧⲉ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōnios g166)
Vermaan de rijken dezer wereld, dat ze niet trots mogen zijn; dat ze hun hoop niet stellen op wisselvallige rijkdom, maar op God, die ons rijkelijk van alles voorziet, om er van te genieten; (aiōn g165)
ⲛⲣⲙⲙⲁⲟ ⲙⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲡⲁⲣⲁⲅⲅⲉⲓⲗⲉ ⲛⲁⲩ ⲉⲧⲙϫⲓⲥⲉ ⲛϩⲏⲧ ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲙⲕⲁϩⲧⲏⲩ ⲉⲧⲉⲩⲙⲛⲧⲣⲙⲙⲁⲟ ⲧⲁⲓ ⲉⲧⲉⲛⲥⲧⲁϫⲣⲏⲩ ⲁⲛ ⲁⲗⲗⲁ ⲉⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲁⲓ ⲉⲧϯ ⲛⲁⲛ ⲛⲛⲕⲁ ⲛⲓⲙ ϩⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲣⲙⲙⲁⲟ ⲉⲩⲁⲡⲟⲗⲁⲩⲥⲓⲥ (aiōn g165)
die ons gered heeft en tot een heilige roeping heeft uitverkoren, niet op grond van onze werken, maar door zijn eigen voorbeschikking en genade. Deze toch is ons van alle eeuwigheid in Christus Jesus verleend, (aiōnios g166)
ⲡⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲛϩⲟⲛ ⲁⲩⲱ ⲁϥⲧⲁϩⲙⲛ ϩⲛ ⲟⲩⲧⲱϩⲙ ⲉϥⲟⲩⲁⲁⲃ ⲉⲛⲕⲁⲧⲁ ⲛⲉⲛϩⲃⲏⲩⲉ ⲁⲛ ⲁⲗⲗⲁ ⲕⲁⲧⲁ ⲡⲉϥⲧⲱϣ ⲙⲙⲓⲛ ⲙⲙⲟϥ ⲙⲛ ⲧⲉϥⲭⲁⲣⲓⲥ ⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲁⲥ ⲛⲁⲛ ϩⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ ϩⲁⲑⲏ ⲛⲛⲉⲩⲟⲉⲓϣ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Daarom juist verdraag ik alles terwille der uitverkorenen, opdat ook zij het heil verwerven in Christus Jesus, en de eeuwige glorie bovendien. (aiōnios g166)
ⲉⲧⲃⲉ ⲡⲁⲓ ϯϥⲓ ϩⲁ ⲡⲧⲏⲣϥ ⲉⲧⲃⲉ ⲛⲥⲱⲧⲡ ϫⲉ ⲉⲩⲉϫⲓ ϩⲱⲟⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ϩⲓⲧⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲏⲥ ⲙⲛ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲛⲧⲡⲉ (aiōnios g166)
Want Demas, die deze wereld heeft liefgekregen, heeft me verlaten, en is naar Tessalonika vertrokken; Crescens naar Galátië, Titus naar Dalmátië. (aiōn g165)
ⲁⲇⲏⲙⲁⲥ ⲅⲁⲣ ⲕⲁⲁⲧ ⲛⲥⲱϥ ⲉⲁϥⲙⲉⲣⲉ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ ⲁⲩⲱ ⲁϥⲃⲱⲕ ⲉⲑⲉⲥⲥⲁⲗⲟⲛⲓⲕⲏ ⲕⲣⲏⲥⲕⲏⲥ ⲉⲧⲅⲁⲗⲗⲓⲁ ⲧⲓⲧⲟⲥ ⲉⲇⲁⲗⲙⲁⲧⲓⲁ (aiōn g165)
De Heer zal mij verlossen van alle boze aanslagen, en mij behouden voor zijn hemels Rijk: Hem zij de eer in de eeuwen der eeuwen. Amen! (aiōn g165)
ⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲛⲁⲛⲁϩⲙⲉⲧ ⲉϩⲱⲃ ⲛⲓⲙ ⲉϥϩⲟⲟⲩ ⲁⲩⲱ ϥⲛⲁⲧⲟⲩϫⲟⲓ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲧⲉϥⲙⲛⲧⲣⲣⲟ ⲉⲧϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲛⲁϥ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
terwille ook van de hoop op het eeuwige leven, dat de waarachtige God vóór eeuwige tijden heeft beloofd, (aiōnios g166)
ϩⲛ ⲑⲉⲗⲡⲓⲥ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁϥⲉⲣⲏⲧ ⲙⲙⲟϥ ⲛϭⲓ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲙⲙⲉ ϩⲁⲑⲏ ⲛⲛⲉⲟⲩⲟⲉⲓϣ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Zij voedt ons op, om goddeloosheid te verzaken en wereldse begeerlijkheid; om ingetogen, rechtschapen, godvruchtig in deze wereld te leven; (aiōn g165)
ⲉⲥϯ ⲥⲃⲱ ⲛⲁⲛ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲁⲛⲕⲱ ⲛⲥⲱⲛ ⲛⲧⲙⲛⲧϣⲁϥⲧⲉ ⲙⲛ ⲛⲉⲡⲓⲑⲩⲙⲓⲁ ⲛⲕⲟⲥⲙⲓⲕⲟⲛ ⲛⲧⲛⲱⲛϩ ϩⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲣⲙⲛϩⲏⲧ ⲙⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲇⲓⲕⲁⲓⲟⲥ ⲙⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲉⲩⲥⲉⲃⲏⲥ ϩⲙ ⲡⲉⲓⲁⲓⲱⲛ (aiōn g165)
opdat wij, door zijn genáde gerechtvaardigd, door de hóóp erfgenamen zouden worden van het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲁⲛⲧⲙⲁⲉⲓⲟ ϩⲙ ⲡⲉϩⲙⲟⲧ ⲙⲡⲉⲧⲙⲙⲁⲩ ⲛⲧⲛϣⲱⲡⲉ ⲛⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲟⲥ ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉⲗⲡⲓⲥ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Want misschien is hij juist daarom een tijdje van u weg geweest, opdat ge hem zoudt bezitten voor eeuwig; (aiōnios g166)
ⲙⲉϣⲁⲕ ⲅⲁⲣ ⲛⲧⲁϥⲟⲩⲉ ⲙⲙⲟⲕ ⲉⲧⲃⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲣⲟⲥⲟⲩⲟⲩⲛⲟⲩ ϫⲉ ⲉⲕⲉϫⲓⲧϥ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
heeft Hij aan het einde dezer dagen tot ons gesproken door den Zoon, dien Hij gesteld heeft tot erfgenaam van al zijn bezit en door wien Hij de wereld gemaakt heeft. (aiōn g165)
ϩⲛ ⲑⲁⲏ ⲛⲛⲉⲓϩⲟⲟⲩ ⲁϥϣⲁϫⲉ ⲛⲙⲙⲁⲛ ϩⲙ ⲡϣⲏⲣⲉ ⲡⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁϥⲕⲁⲁϥ ⲛⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲟⲥ ⲙⲡⲧⲏⲣϥ ⲡⲁⲓ ⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲙⲓⲉ ⲛⲁⲓⲱⲛ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓ ⲧⲟⲟⲧϥ (aiōn g165)
Maar van den Zoon: Uw troon, o God, is in de eeuwen der eeuwen, En uw koningschepter is de schepter van het recht. (aiōn g165)
ⲛⲛⲁϩⲣⲙ ⲡϣⲏⲣⲉ ⲇⲉ ϫⲉ ⲡⲉⲕⲑⲣⲟⲛⲟⲥ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϣⲟⲟⲡ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲧⲉ ⲡⲓⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲡϭⲉⲣⲱⲃ ⲙⲡⲥⲟⲟⲩⲧⲛ ⲡⲉ ⲡϭⲉⲣⲱⲃ ⲛⲧⲉⲕⲙⲛⲧⲣⲣⲟ (aiōn g165)
zoals Hij dan ook op een andere plaats heeft gezegd: "Gij zijt Priester voor eeuwig, Naar de Orde van Melkisedek." (aiōn g165)
ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲟⲛ ⲉϣⲁϥϫⲟⲟⲥ ϩⲛ ⲕⲉⲙⲁ ϫⲉ ⲛⲧⲟⲕ ⲡⲉ ⲡⲟⲩⲏⲏⲃ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲕⲁⲧⲁ ⲧⲧⲁⲝⲓⲥ ⲙⲙⲉⲗⲭⲓⲥⲉⲇⲉⲕ (aiōn g165)
en is Hij na zijn verheerlijking de oorzaak van eeuwige zaligheid geworden voor allen, die Hem gehoorzaam zijn; (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲉⲁϥϫⲱⲕ ⲉⲃⲟⲗ ⲁϥϣⲱⲡⲉ ⲛⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲥⲱⲧⲙ ⲛⲥⲱϥ ⲛⲁⲓⲧⲓⲟⲥ ⲙⲡⲉⲩϫⲁⲓ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
de leer over doopsels, handoplegging, opstanding der doden en eeuwig oordeel. (aiōnios g166)
ⲙⲛ ⲟⲩⲧⲥⲁⲃⲟ ⲛⲃⲁⲡⲧⲓⲥⲙⲁ ⲙⲛ ⲟⲩⲧⲁⲗⲟ ⲛϭⲓϫ ⲙⲛ ⲟⲩⲧⲱⲟⲩⲛ ϩⲛ ⲛⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ ⲙⲛ ⲟⲩϩⲁⲡ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
het heerlijk woord Gods en de krachten der toekomstige wereld hebben geproefd, (aiōn g165)
ⲉⲁⲩϫⲓϯⲡⲉ ⲙⲡϣⲁϫⲉ ⲉⲧⲛⲁⲛⲟⲩϥ ⲛⲧⲉ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲙⲛⲛϭⲟⲙ ⲙⲡⲁⲓⲱⲛ ⲉⲧⲛⲁϣⲱⲡⲉ (aiōn g165)
waar terwille van ons onze Voorloper is binnengegaan: Jesus, "Hogepriester voor eeuwig naar de Orde van Melkisedek." (aiōn g165)
ⲡⲙⲁ ⲉⲛⲧⲁ ⲡⲉⲡⲣⲟⲇⲣⲟⲙⲟⲥ ⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲣⲟϥ ϩⲁⲣⲟⲛ ⲓⲏⲥ ⲕⲁⲧⲁ ⲧⲧⲁⲝⲓⲥ ⲙⲙⲉⲗⲭⲓⲥⲉⲇⲉⲕ ⲉⲁϥϣⲱⲡⲉ ⲛⲟⲩⲏⲏⲃ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
want er is betuigd: "Gij zijt Priester voor eeuwig naar de Orde van Melkisedek." (aiōn g165)
ⲥⲉⲣⲙⲛⲧⲣⲉ ⲅⲁⲣ ϩⲁⲣⲟϥ ϫⲉ ⲛⲧⲟⲕ ⲡⲉ ⲡⲟⲩⲏⲏⲃ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲕⲁⲧⲁ ⲧⲧⲁⲝⲓⲥ ⲙⲙⲉⲗⲭⲓⲥⲉⲇⲉⲕ (aiōn g165)
maar Hij werd het door een eed van Hem, die tot Hem sprak: "De Heer heeft gezworen, En het zal Hem nimmer berouwen: Gij zijt Priester voor eeuwig!" (aiōn g165)
ⲡⲁⲓ ⲇⲉ ϩⲛ ⲟⲩⲁⲛⲁϣ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓⲧⲙ ⲡⲉⲧϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ⲛⲁϥ ϫⲉ ⲁⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲱⲣⲕ ⲁⲩⲱ ⲛϥⲛⲁⲣϩⲧⲏϥ ⲁⲛ ⲇⲉ ⲛⲧⲟⲕ ⲡⲉ ⲡⲟⲩⲏⲏⲃ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Maar Hij bezit een onvervreemdbaar Priesterschap, omdat Hij blijft voor eeuwig. (aiōn g165)
ⲡⲁⲓ ⲇⲉ ⲛⲧⲟϥ ϫⲉ ϥⲛⲁϭⲱ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲟⲩⲛⲧⲁϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲛⲧⲉϥⲙⲛⲧⲟⲩⲏⲏⲃ ⲁϫⲛⲱϫⲛ (aiōn g165)
De Wet toch stelt tot hogepriesters mensen aan, met zwakheid behept; maar de eed-uitspraak, die na de Wet is gekomen, den Zoon, die volmaakt is voor eeuwig. (aiōn g165)
ⲡⲛⲟⲙⲟⲥ ⲅⲁⲣ ⲉϣⲁϥⲕⲁⲑⲓⲥⲧⲁ ⲛϩⲉⲛⲣⲱⲙⲉ ⲛⲟⲩⲏⲏⲃ ⲉⲩϣⲟⲟⲡ ϩⲱⲟⲩ ϩⲛ ⲟⲩⲙⲛⲧⲁⲧϭⲟⲙ ⲡϣⲁϫⲉ ⲇⲉ ⲛⲧⲟϥ ⲛⲧⲉⲡⲱⲣⲕ ⲉⲧⲙⲛⲛⲥⲁ ⲡⲛⲟⲙⲟⲥ ⲡϣⲏⲣⲉ ⲡⲉ ⲉⲧϫⲏⲕ ⲉⲃⲟⲗ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
niet door bloed van bokken en kalveren, maar door zijn eigen Bloed; ééns voor altijd, daar Hij een eeuwige verlossing verworven had. (aiōnios g166)
ⲟⲩⲇⲉ ϩⲓⲧⲛ ⲟⲩⲥⲛⲟϥ ⲁⲛ ⲛϭⲓⲉ ϩⲓⲙⲁⲥⲉ ϩⲓⲧⲙ ⲡⲉϥⲥⲛⲟϥ ⲇⲉ ⲙⲙⲓⲛ ⲙⲙⲟϥ ⲁϥⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲛⲟⲩⲥⲟⲡ ⲛⲟⲩⲱⲧ ⲉⲡⲡⲉⲧⲟⲩⲁⲁⲃ ⲉⲁϥϭⲓⲛⲉ ⲛⲟⲩⲥⲱⲧⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
hoeveel te meer zal dan het Bloed van Christus, die door een eeuwigen Geest Zich als smetteloos Offer opdroeg aan God, ons geweten reinigen van dode werken tot de dienst van den levenden God? (aiōnios g166)
ⲡⲟⲥⲱ ⲙⲁⲗⲗⲟⲛ ⲡⲉⲥⲛⲟϥ ⲙⲡⲉⲭⲥ ⲡⲁⲓ ϩⲓⲧⲛ ⲟⲩⲡⲛⲁ ⲉϥⲟⲩⲁⲁⲃ ⲉⲛⲧⲁϥⲧⲁⲗⲟϥ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲙⲙⲓⲛ ⲙⲙⲟϥ ⲉϥⲟⲩⲁⲁⲃ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϥⲛⲁⲧⲃⲃⲟ ⲛⲛⲉⲧⲛⲥⲩⲛⲓⲇⲏⲥⲓⲥ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲛⲉϩⲃⲏⲩⲉ ⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ ⲉⲧⲣⲉⲧⲉⲧⲛϣⲙϣⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲧⲟⲛϩ (aiōnios g166)
En daarom is Hij de Middelaar van een nieuw Testament, en is Hij gestorven tot verzoening van de overtredingen van het eerste, opdat de uitverkorenen de beloofde eeuwige erfenis zouden ontvangen. (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲃⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲙⲉⲥⲓⲧⲏⲥ ⲡⲉ ⲛⲧⲇⲓⲁⲑⲏⲕⲏ ⲛⲃⲣⲣⲉ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲡⲙⲟⲩ ⲉϥϣⲁⲛϣⲱⲡⲉ ⲉⲡⲥⲱⲧⲉ ⲛⲙⲡⲁⲣⲁⲃⲁⲥⲓⲥ ⲉⲧϩⲛ ⲧⲇⲓⲁⲑⲏⲕⲏ ⲛϣⲟⲣⲡ ⲛⲧⲉ ⲛⲉⲧⲧⲁϩⲙ ϫⲓ ⲙⲡⲉⲣⲏⲧ ⲛⲧⲉ ⲕⲗⲏⲣⲟⲛⲟⲙⲓⲁ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Want dan zou Hij van de schepping der wereld af meermalen hebben moeten lijden, terwijl Hij feitelijk slechts éénmaal en op het einde der tijden verschenen is, om door zijn Offer de zonde te delgen. (aiōn g165)
ⲉⲙⲙⲟⲛ ⲛⲉϣϣⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲡⲉ ⲉⲙⲟⲩ ⲛϩⲁϩ ⲛⲥⲟⲡ ϫⲓⲛ ⲧⲕⲁⲧⲁⲃⲟⲗⲏ ⲙⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲧⲉⲛⲟⲩ ⲇⲉ ⲁϥⲟⲩⲱⲛϩ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲟⲩⲥⲟⲡ ⲛⲟⲩⲱⲧ ϩⲛ ⲑⲁⲏ ⲛⲛⲉⲩⲟⲉⲓϣ ⲉⲟⲩⲱⲥϥ ⲙⲡⲛⲟⲃⲉ ϩⲓⲧⲛ ⲧⲉϥⲑⲩⲥⲓⲁ (aiōn g165)
hierdoor ook erkennen we, dat de wereld door Gods Woord is geschapen, dat het zichtbare uit het Onzichtbare is ontstaan. (aiōn g165)
ϩⲛ ⲟⲩⲡⲓⲥⲧⲓⲥ ⲉⲛⲛⲟⲓ ϫⲉ ⲛⲧⲁⲩⲥⲟⲃⲧⲉ ⲛⲛⲁⲓⲱⲛ ϩⲙ ⲡϣⲁϫⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϫⲉ ⲡⲉⲧⲛⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟϥ ⲛⲧⲁϥϣⲱⲡⲉ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲉⲧⲉⲛϥϣⲟⲟⲡ ⲁⲛ (aiōn g165)
Jesus Christus is Dezelfde, gisteren en heden en in eeuwigheid! (aiōn g165)
ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲛⲧⲟϥ ⲛⲥⲁϥ ⲡⲉ ⲁⲩⲱ ⲛⲧⲟϥ ⲟⲛ ⲙⲡⲟⲟⲩ ⲡⲉ ⲁⲩⲱ ⲟⲛ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
De God van vrede, die Jesus onzen Heer van de doden heeft opgewekt, den groten Herder der schapen door het Bloed van een eeuwig Verbond: (aiōnios g166)
ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲛϯⲣⲏⲛⲏ ⲡⲉⲛⲧⲁϥⲉⲓⲛⲉ ⲉϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲛⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ ⲙⲡⲛⲟϭ ⲛϣⲱⲥ ⲛⲉⲥⲟⲟⲩ ϩⲙ ⲡⲉⲥⲛⲟⲩ ⲛⲧⲇⲓⲁⲑⲏⲕⲏ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ ⲓⲏⲥ (aiōnios g166)
Hij bevestige u in alle goed, opdat gij zijn wil moogt volbrengen; al wat Hem welbehagelijk is, werke Hij in ons uit door Jesus Christus: Hem zij ere in de eeuwen der eeuwen. Amen! (aiōn g165)
ⲉϥⲉⲥⲃⲧⲉ ⲧⲏⲩⲧⲛ ϩⲛ ϩⲱⲃ ⲛⲓⲙ ⲛⲁⲅⲁⲑⲟⲛ ⲉⲧⲣⲉⲧⲛⲉⲓⲣⲉ ⲙⲡⲉϥⲟⲩⲱϣ ⲉϥⲉⲓⲣⲉ ⲙⲡⲉⲧⲣⲁⲛⲁϥ ⲛϩⲏⲧⲛ ϩⲓⲧⲛ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉ ⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Ook de tong is een vuur: een wereld van ongerechtigheid. Onder onze leden is het de tong, die heel het lichaam bezoedelt, en ons levensrad in brand steekt, zelf in vlam gezet door de hel. (Geenna g1067)
ⲡⲗⲁⲥ ϩⲱⲱϥ ⲟⲩⲕⲱϩⲧ ⲡⲉ ⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲛⲇⲁⲇⲓⲕⲓⲁ ⲡⲉ ⲡⲗⲁⲥ ϩⲛ ⲛⲙⲙⲉⲗⲟⲥ ⲡⲁⲓ ⲉⲧϫⲱϩⲙ ⲙⲡⲥⲱⲙⲁ ⲧⲏⲣϥ ⲁⲩⲱ ⲉⲧⲉⲙϩⲟ ⲙⲡⲉⲧⲣⲟⲭⲟⲥ ⲙⲡⲉϫⲡⲟ ⲁⲩⲱ ⲉⲩⲣⲱⲕϩ ⲙⲙⲟϥ ϩⲓⲧⲛ ⲧⲅⲉϩⲉⲛⲛⲁ (Geenna g1067)
Want gij zijt wedergeboren niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levend en blijvend woord van God. (aiōn g165)
ⲉⲁⲩϫⲡⲉ ⲧⲏⲩⲧⲛ ⲁⲛ ϩⲛ ⲟⲩϫⲡⲟ ⲛϣⲁϥⲧⲁⲕⲟ ⲁⲗⲗⲁ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲟⲩⲁⲧⲧⲁⲕⲟ ϩⲓⲧⲙ ⲡϣⲁϫⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲧⲟⲛϩ ⲁⲩⲱ ⲉⲧϣⲟⲟⲡ (aiōn g165)
Maar het woord des Heren houdt in eeuwigheid stand!" En dit is het woord, dat onder u is verkondigd. (aiōn g165)
ⲡϣⲁϫⲉ ⲇⲉ ⲙⲡϫⲟⲉⲓⲥ ϣⲟⲟⲡ ⲛϣⲁⲉⲛⲉϩ ⲡⲁⲓ ⲇⲉ ⲡⲉ ⲡϣⲁϫⲉ ⲛⲧⲁⲩⲧⲁϣⲉ ⲟⲉⲓϣ ⲙⲙⲟϥ ⲛⲏⲧⲛ (aiōn g165)
wanneer iemand spreekt, het zij als Gods woord; wanneer iemand dient, het geschiede door de kracht, door God hem verleend. Moge dan in alles God worden verheerlijkt door Jesus Christus, wien de heerlijkheid is en de kracht in de eeuwen der eeuwen. Amen! (aiōn g165)
ⲡⲉⲧϣⲁϫⲉ ϩⲱⲥ ⲉϩⲉⲛϣⲁϫⲉ ⲛⲧⲉ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲛⲉ ⲡⲉⲧⲇⲓⲁⲕⲟⲛⲉⲓ ϩⲱⲥ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓⲧⲛ ⲧϭⲟⲙ ⲉⲧⲉⲣⲉⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϯ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲣⲉⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϫⲓ ⲉⲟⲟⲩ ϩⲛ ϩⲱⲃ ⲛⲓⲙ ϩⲓⲧⲛ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉ ⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲁⲙⲁϩⲧⲉ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
De God van alle genade, die u in Christus riep tot zijn eeuwige glorie, Hij zal u na kortstondig lijden oprichten en sterken, stevigen en bevestigen. (aiōnios g166)
ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲇⲉ ⲛϩⲙⲟⲧ ⲛⲓⲙ ⲡⲁⲓ ⲛⲧⲁϥⲧⲉϩⲙ ⲧⲏⲩⲧⲛ ⲉϩⲟⲩⲛ ⲉⲡⲉϥⲉⲟⲟⲩ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲉⲧϩⲙ ⲡⲉⲭⲥ ⲓⲥ ⲉⲁⲧⲉⲧⲛϣⲡ ϩⲓⲏⲥⲉ ⲛⲟⲩⲕⲟⲩⲓ ⲛⲧⲟϥ ϥⲛⲁⲥⲃⲧⲉ ⲧⲏⲩⲧⲛ ⲛϥⲧⲁϫⲣⲉ ⲧⲏⲩⲧⲛ ⲛϥϯ ϭⲟⲙ ⲛⲏⲧⲛ ⲛϥϯⲥⲛⲧⲉ ⲛⲏⲧⲛ (aiōnios g166)
Hem is de kracht in de eeuwen der eeuwen. Amen! (aiōn g165)
ⲉⲧⲉⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲁⲙⲁϩⲧⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
en dan zal ook de toegang tot het eeuwig koninkrijk van Jesus Christus, onzen Heer en Zaligmaker, wijd voor u openstaan. (aiōnios g166)
ⲧⲁⲓ ⲅⲁⲣ ⲧⲉ ⲧⲑⲉ ⲉⲧⲟⲩⲛⲁϯ ⲛⲏⲧⲛ ϩⲉ ⲟⲩⲙⲛⲧⲣⲙⲙⲁⲟ ⲛⲧⲉϩⲓⲏ ⲛⲃⲱⲕ ⲉϩⲟⲩ ⲛⲧⲙⲛⲧⲣⲣⲟ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲙⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲉⲛⲥⲱⲧⲏⲣ (aiōnios g166)
Want wanneer God de zondige engelen niet spaarde, maar ze naar de hel verwees, en opsloot in donkere holen, om ze vast te houden voor het oordeel; (Tartaroō g5020)
ⲉϣϫⲉ ⲙⲡⲉⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲅⲁⲣ ϯ ⲥⲟ ⲛⲛⲉⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲛⲧⲉⲣⲟⲩⲣ ⲛⲟⲃⲉ ⲁⲗⲗⲁ ⲁϥⲛⲟϫⲟⲩ ⲉⲡⲉⲥⲏⲧ ⲉⲡⲛⲟⲩⲛ ϩⲛ ϩⲉⲛⲕⲁⲕⲉ ⲛⲁⲧⲁⲣⲏϫⲛⲟⲩ ⲁϥⲧⲁⲁⲩ ⲉϩⲁⲣⲉϩ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲉⲧⲉⲕⲣⲓⲥⲓⲥ ⲉⲩⲕⲟⲗⲁⲍⲉ ⲙⲙⲟⲟⲩ (Tartaroō g5020)
Neemt liever toe in genade en kennis van Jesus Christus onzen Heer en Verlosser. Hem zij de glorie nu en tot de Dag der Eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲁⲩⲝⲁⲛⲉ ⲇⲉ ϩⲛ ⲧⲉⲭⲁⲣⲓⲥ ⲁⲩⲱ ϩⲙ ⲡⲥⲟⲟⲛ ⲙⲡⲉⲛϫⲟⲉⲓⲥ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲉⲛⲥⲱⲧⲏⲣ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲛⲁϥ ϫⲓⲛ ⲧⲉⲛⲟⲩ ⲁⲩⲱ ⲛⲛⲉϩⲟⲟⲩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
ja waarlijk, het Leven is verschenen en wij hebben het gezien; en wij leggen getuigenis af en brengen u de boodschap van het eeuwig Leven, dat bij den Vader was en aan ons is verschenen; (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲡⲱⲛϩ ⲁϥⲟⲩⲱⲛϩ ⲉⲃⲟⲗ ⲁⲛⲛⲁⲩ ⲉⲡⲟϥ ⲁⲩⲱ ⲧⲉⲛⲛⲟ ⲙⲛⲧⲣⲉ ⲁⲩⲱ ⲧⲛϫⲱ ⲛⲏⲧⲛ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲡⲁⲓ ⲉⲛⲛⲉϥϣⲟⲟⲡ ϩⲁⲧⲙ ⲡⲉⲓⲱⲧ ⲁⲩⲱ ⲁϥⲟⲩⲱⲛϩ ⲛⲁⲛ ⲉⲃⲟⲗ (aiōnios g166)
En de wereld gaat voorbij met haar begeerlijkheid; maar wie de wil van God volbrengt, blijft in eeuwigheid. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲛⲁⲡⲁⲣⲁⲅⲉ ⲙⲛ ⲧⲉϥⲉⲉⲡⲉⲓⲑⲩⲙⲓⲁ ⲡⲉⲧⲉⲓⲣⲉ ⲇⲉ ⲙⲡⲟⲩⲱϣ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϥⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲕⲁⲧⲁ ⲑⲉ ⲙⲡⲏ ⲉⲧϣⲟⲟⲡ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
En dit is dan de belofte, die Hij ons heeft gegeven: het eeuwig leven. (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲡⲉⲣⲏⲧ ⲛⲧⲁϥⲉⲣⲏⲧ ⲙⲙⲟϥ ⲛⲁⲛ ⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
Wie zijn broeder haat, is een moordenaar; en gij weet, dat geen moordenaar het eeuwig leven behoudt. (aiōnios g166)
ⲟⲩⲟⲛ ⲇⲉ ⲛⲓⲙ ⲉⲧⲙⲟⲥⲧⲉ ⲙⲡⲉϥⲥⲟⲛ ⲟⲩⲣⲉϥϩⲉⲧⲃ ⲣⲱⲙⲉ ⲡⲉ ⲁⲩⲱ ⲧⲉⲧⲛⲥⲟⲟⲩⲛ ϫⲉ ⲣⲉϥϩⲉⲧⲃ ⲣⲱⲙⲉ ⲛⲓⲙ ⲙⲛⲧϥ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲉϥϣⲟⲟⲡ ϩⲣⲁⲓ ⲛϩⲏⲧϥ (aiōnios g166)
En dit is de getuigenis: God heeft ons het eeuwig leven geschonken; en dat leven is in zijn Zoon. (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲧⲁⲓ ⲧⲉ ⲧⲙⲛⲧⲙⲛⲧⲣⲉ ϫⲉ ⲁⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ϯ ⲛⲁⲛ ⲛⲟⲩⲱⲛϩ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲓⲱⲛϩ ⲉϥϣⲟⲟⲡ ϩⲙ ⲡⲉϥϣⲏⲣⲉ (aiōnios g166)
Dit alles heb ik u geschreven, opdat gij weten moogt, dat gij het eeuwig leven bezit, zo gij gelooft in de naam van den Zoon van God. (aiōnios g166)
ⲛⲁⲓ ⲛⲧⲁⲓⲥϩⲁⲓⲥⲟⲩ ⲛⲏⲧⲛ ϫⲉⲕⲁⲥ ⲉⲧⲉⲧⲛⲁⲉⲓⲙⲉ ϫⲉ ⲟⲩⲛⲧⲏⲧⲛ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲧⲡⲓⲥⲧⲉⲩⲉ ⲉⲡⲣⲁⲛ ⲙⲡϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ (aiōnios g166)
We weten ook, dat de Zoon van God is gekomen, en ons het inzicht heeft gegeven, om den Waarachtige te kennen. Wij zijn in den Waarachtige, en in zijn Zoon Jesus Christus. Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven. (aiōnios g166)
ⲁⲩⲱ ⲧⲉⲛⲥⲟⲟⲩⲛ ϫⲉ ⲁⲡϣⲏⲣⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲓ ⲁϥϯ ⲛⲁⲛ ⲛⲟⲩⲙⲛⲧⲣⲙⲛϩⲏⲧ ϫⲉ ⲉⲛⲛⲉⲥⲟⲩⲉⲛ ⲧⲙⲉ ⲁⲩⲱ ⲧⲉⲛϣⲟⲟⲡ ϩⲙ ⲡⲙⲉ ϩⲣⲁⲓ ϩⲙ ⲡⲉϥϣⲏⲣⲉ ⲓⲏⲥ ⲡⲉⲭⲥ ⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲙⲙⲉ ⲁⲩⲱ ⲡⲱⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōnios g166)
om de waarheid, die in ons woont en die in eeuwigheid bij ons zal blijven: (aiōn g165)
ⲉⲧⲃⲉ ⲧⲙⲛⲧⲙⲉ ⲉⲧϣⲟⲟⲡ ϩⲣⲁⲓ ⲛϩⲏⲧⲛ ⲁⲩⲱ ⲥⲛⲁϣⲱⲡⲉ ⲛⲙⲙⲟⲛ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
hoe Hij de engelen, die hun Heerschappij niet bewaarden, maar hun eigen woonsteden verlieten, met eeuwige boeien in de duisternis vasthoudt voor het gericht van de grote Dag; (aïdios g126)
(parallel missing)
hoe Sódoma en Gomorra met de omliggende steden, die ontucht bedreven evenals zij, en tegennatuurlijke vleselijke lusten hebben nagejaagd, tot een voorbeeld gesteld zijn van de straf door het eeuwige vuur. (aiōnios g166)
(parallel missing)
woeste golven der zee, die hun eigen schande opspatten; dwaalsterren, wie diepste duisternis voor eeuwig wacht. (aiōn g165)
(parallel missing)
bewaart uzelf in Gods liefde, en rekent op de barmhartigheid van onzen Heer Jesus Christus ten eeuwigen leven. (aiōnios g166)
(parallel missing)
—aan den enigen God, onzen Redder door Jesus Christus onzen Heer, aan Hem zij de glorie en grootheid, de kracht en de macht vóór alle eeuwigheid, en nu en in alle eeuwigheid. Amen! (aiōn g165)
(parallel missing)
die ons ook tot een koningschap heeft gemaakt, tot priesters voor zijn God en zijn Vader: aan Hem zij de glorie en de macht in de eeuwen der eeuwen. Amen! (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲁϥⲉⲓⲣⲉ ⲙⲙⲟⲛ ⲛⲟⲩⲙⲛⲧⲉⲣⲟ ⲙⲡⲉⲛⲛⲟⲩⲧⲉ ⲁⲩⲱ ⲛⲟⲩⲏⲏⲃ ⲉⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉϥⲉⲓⲱⲧ ⲡⲁⲓ ⲉⲧⲉⲡⲱϥ ⲡⲉ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲁⲙⲁϩⲧⲉ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
Ik ben de Levende; Ik was dood, doch zie, Ik leef in de eeuwen der eeuwen. En Ik heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk. (aiōn g165, Hadēs g86)
ⲡⲉⲧⲟⲛϩ ⲁⲩⲱ ⲁⲓⲙⲟⲩ ⲁⲩⲱ ⲉⲓⲥ ϩⲏⲏⲧⲉ ϯⲟⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲉⲣⲉⲛϣⲟϣⲧ ⲛⲧⲟⲟⲧ ⲙⲡⲙⲟⲩ ⲙⲛ ⲁⲙⲛⲧⲉ (aiōn g165, Hadēs g86)
En toen de Dieren roem, en eer en dank hadden gebracht aan Hem, die op de troon is gezeten: den Levende in de eeuwen der eeuwen: (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲉⲣϣⲁⲛⲛⲍⲱⲟⲛ ϯ ⲙⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲧⲁⲓⲟ ⲙⲛ ⲧⲉⲩⲭⲁⲣⲓⲥϯⲁ ⲙⲡⲉⲧϩⲙⲟⲟⲥ ϩⲓϫⲙ ⲡⲉⲑⲣⲟⲛⲟⲥ ⲉⲧⲟⲛϩ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
vielen de vier en twintig Oudsten neer voor Hem, die op de troon is gezeten, aanbaden den Levende in de eeuwen der eeuwen, legden hun kronen neer voor de troon, en riepen: (aiōn g165)
ϣⲁⲩⲡⲁϩⲧⲟⲩ ⲛϭⲓ ⲡϫⲟⲩⲧⲁϥⲧⲉ ⲙⲡⲣⲉⲥⲃⲩⲧⲉⲣⲟⲥ ⲙⲡⲙⲧⲟ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲡⲉⲧϩⲙⲟⲟⲥ ϩⲓ ⲡⲉⲑⲣⲟⲛⲟⲥ ⲛⲥⲉⲟⲩⲱϣⲧ ⲙⲡⲉⲧⲟⲛϩ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ⲁⲩⲱ ⲛⲥⲉⲛⲟⲩϫ ⲛⲛⲉⲩⲕⲗⲟⲙ ⲙⲡⲉⲙⲧⲟ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲡⲉⲧϩⲙⲟⲟⲥ ϩⲓ ⲡⲉⲑⲣⲟⲛⲟⲥ ⲉⲩϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ (aiōn g165)
En ieder schepsel in de hemel, op de aarde en onder de aarde, op de zee en al wat daarin is, hoorde ik roepen: Hem die zetelt op de troon En aan het Lam: Zij lof en eer en glorie, En kracht in de eeuwen der eeuwen! (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲥⲱⲛⲧ ⲛⲓⲙ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲁⲩⲱ ϩⲓϫⲙ ⲡⲕⲁϩ ⲁⲩⲱ ϩⲁⲡⲉⲥⲏⲧ ⲙⲡⲕⲁϩ ⲁⲩⲱ ⲑⲁⲗⲁⲥⲥⲁ ⲙⲛ ⲛⲉⲧⲛϩⲏⲧⲟⲩ ⲧⲏⲣⲟⲩ ⲁⲓⲥⲱⲧⲙ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲉⲩϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲡⲉⲥⲙⲟⲩ ⲙⲡⲉⲧϩⲙⲟⲟⲥ ϩⲓ ⲡⲉⲑⲣⲟⲛⲟⲥ ⲙⲛ ⲡⲉϩⲓⲉⲓⲃ ⲁⲩⲱ ⲡⲧⲁⲓⲟ ⲙⲛ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲁⲙⲁϩⲧⲉ ϣⲁ ⲛⲓⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Ik zag toe. En zie: een vaal paard; en die er op zat, heette de Dood, en de Onderwereld kwam achter hem aan. En hun werd macht gegeven over het vierde deel der aarde, om te doden met zwaard en hongersnood, met pest en wilde beesten. (Hadēs g86)
ⲁⲩⲱ ⲉⲓⲥ ⲟⲩϩⲧⲟ ⲉϥⲟⲩⲉⲧⲟⲩⲱⲧ ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲧⲧⲁⲗⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲉⲡⲉϥⲣⲁⲛ ⲡⲉ ⲡⲙⲟⲩ ⲉⲣⲉⲁⲙⲛⲧⲉ ⲟⲩⲏϩ ⲛⲥⲱϥ ⲁⲩϯ ⲛⲁϥ ⲛⲟⲩⲉⲝⲟⲩⲥⲓⲁ ⲉϫⲙ ⲡⲟⲩⲛ ϥⲧⲟⲟⲩ ⲙⲡⲕⲁϩ ⲉⲙⲟⲟⲩⲧⲟⲩ ϩⲛ ⲧⲥⲏϥⲉ ⲙⲛ ⲡϩⲉⲃⲱⲛ ⲙⲛ ⲡⲙⲟⲩ ⲙⲛ ⲛⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲙⲡⲕⲁϩ (Hadēs g86)
en zeiden: Amen! Lof, glorie, wijsheid en dank, De eer, en de macht en de sterkte Aan onzen God in de eeuwen der eeuwen! Amen! (aiōn g165)
ⲉⲩϫⲱ ϫⲉ ϩⲁⲙⲏⲛ ⲡⲉⲥⲙⲟⲩ ⲙⲛ ⲡⲉⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲧⲥⲟⲫⲓⲁ ⲁⲩⲱ ⲧⲉⲩⲭⲁⲣⲓⲥⲧⲉⲓⲁ ⲙⲛ ⲡⲧⲁⲓⲟ ⲙⲛ ⲧϭⲟⲙ ⲙⲛ ⲡⲁⲙⲁϩⲧⲉ ⲙⲡⲉⲛⲛⲟⲩⲧⲉ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ (aiōn g165)
De vijfde engel blies: Toen zag ik een ster, die uit de hemel op aarde was neergevallen; en haar werd de sleutel gegeven van de put van de Afgrond. (Abyssos g12)
ⲡⲙⲉϩϯⲟⲩ ⲛⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲁϥⲥⲁⲗⲡⲓⲍⲉ ⲁⲩⲱ ⲁⲓⲛⲁⲩ ⲉⲩⲥⲓⲟⲩ ⲁϥϩⲉ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉϫⲙ ⲡⲕⲁϩ ⲁⲩⲱ ⲁⲩϯ ⲛⲁϥ ⲙⲡϣⲟϣⲧ ⲛⲧϣⲱⲧⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲛ (Abyssos g12)
Ze opende de put van de Afgrond; rook steeg op uit de put als de rook van een geweldige oven; de zon en de lucht werden verduisterd door de rook uit de put. (Abyssos g12)
ⲁⲩⲱ ⲛⲧⲉⲣⲉϥⲟⲩⲱⲛ ⲛⲧϣⲱⲧⲉ ⲙⲡⲛⲟⲩⲛ ⲁϥⲉⲓ ⲉϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲧϣⲱⲧⲉ ⲛϭⲓ ⲟⲩⲕⲁⲡⲛⲟⲥ ⲛⲑⲉ ⲛⲟⲩⲕⲁⲡⲛⲟⲥ ⲛϩⲣⲱ ⲛⲟϭ ⲁϥⲣ ⲕⲁⲕⲉ ⲛϭⲓ ⲡⲣⲏ ⲙⲛ ⲡⲁⲏⲣ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲕⲁⲡⲛⲟⲥ ⲛⲧϣⲱⲧⲉ (Abyssos g12)
Tot koning over zich hebben ze den Engel van de Afgrond: zijn naam is "Abaddon" in ‘t hebreeuws, "Apollion" is zijn naam in ‘t grieks. (Abyssos g12)
ⲟⲩⲛⲧⲁⲩ ⲙⲙⲁⲩ ⲙⲡⲉⲩⲣⲣⲟ ⲡⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲙⲡⲛⲟⲩⲛ ⲉⲡⲉϥⲣⲁⲛ ⲙⲙⲛⲧϩⲉⲃⲣⲁⲓⲟⲥ ⲡⲉ ⲃⲁⲧⲧⲱⲛ ⲙⲙⲛⲧⲟⲩⲉⲉⲓⲉⲛⲓⲛ ⲇⲉ ϫⲉ ⲡⲉⲧⲧⲁⲕⲟ (Abyssos g12)
Hij zwoer bij Hem, die leeft in de eeuwen der eeuwen, en die de hemel heeft geschapen met al wat er in is, de aarde met al wat er in is, en de zee met al wat er in is: Geen tijd blijft er over; (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲁϥⲱⲣⲕ ⲙⲡⲉⲧⲟⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ϩⲁⲙⲏⲛ ⲡⲉⲛⲧⲁϥⲥⲱⲛⲧ ⲛⲧⲡⲉ ⲙⲛ ⲛⲉⲧⲛϩⲏⲧⲥ ⲁⲩⲱ ⲡⲕⲁϩ ⲙⲛ ⲛⲉⲧⲛϩⲏⲧϥ ⲁⲩⲱ ⲑⲁⲗⲁⲥⲥⲁ ⲙⲛ ⲛⲉⲧⲛϩⲏⲧⲥ ϫⲉ ⲙⲛ ⲕⲉⲟⲩⲟⲉⲓϣ ϭⲉ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ (aiōn g165)
Maar wanneer ze hun getuigenis hebben voleind, dan zal het Beest, dat uit de afgrond omhoog stijgt, strijd met hen voeren, ze overwinnen en doden. (Abyssos g12)
ⲉⲩϣⲁⲛϫⲱⲕ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲧⲉⲩⲙⲛⲧⲙⲛⲧⲣⲉ ⲧⲟⲧⲉ ⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲉⲧⲛⲏⲩ ⲉϩⲣⲁⲓ ϩⲙ ⲡⲛⲟⲩⲛ ϥⲛⲁⲙⲓϣⲉ ⲛⲙⲙⲁⲩ ⲛⲉϥϫⲣⲟ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲛϥⲙⲟⲟⲩⲧⲟⲩ (Abyssos g12)
Toen blies de zevende engel: In de hemel weerklonken machtige stemmen; ze riepen: Gekomen is het koningschap over de wereld Van onzen Heer en zijn Gezalfde. Hij zal heersen in de eeuwen der eeuwen! (aiōn g165)
ⲁⲡⲙⲉϩⲥⲁϣϥ ⲛⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲥⲁⲗⲡⲓⲍⲉ ⲁⲩⲱ ⲁⲩϣⲱⲡⲉ ⲛϭⲓ ϩⲉⲛⲛⲟϭ ⲛⲥⲙⲏ ϩⲣⲁⲓ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲉⲩϫⲱ ⲙⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲁⲧⲙⲛⲧⲉⲣⲟ ⲙⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲣ ⲧⲁⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲙⲛ ⲡⲉϥⲭⲣⲥ ⲁⲩⲱ ϥⲛⲁⲣ ⲣⲣⲟ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Toen zag ik een anderen engel, vliegend hoog tegen de lucht. Hij moest een eeuwig Evangelie verkondigen aan hen, die de aarde bewonen, aan alle naties en stammen, talen en volken. (aiōnios g166)
ⲁⲓⲛⲁⲩ ⲉⲩⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲉϥϩⲏⲗ ϩⲛ ⲧⲙⲏⲏⲧⲉ ⲛⲧⲡⲉ ⲉⲟⲩⲛ ⲟⲩⲉⲩⲁⲅⲅⲉⲗⲓⲟⲛ ⲛⲧⲟⲟⲧϥ ⲛϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲉⲧⲁϣⲉⲟⲉⲓϣ ⲛⲛⲉⲧϩⲙⲟⲟⲥ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉϫⲙ ⲡⲕⲁϩ ⲁⲩⲱ ⲉϫⲛ ⲛϩⲉⲑⲛⲟⲥ ⲛⲓⲙ ϩⲓ ⲫⲩⲗⲏ ϩⲓ ⲁⲥⲡⲉ ϩⲓ ⲗⲁⲟⲥ (aiōnios g166)
De rook hunner foltering stijgt op in de eeuwen der eeuwen, Ze hebben geen rust dag of nacht: Zij die aanbidden het Beest en zijn beeld, Al wie het merkteken draagt van zijn naam. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲡⲕⲁⲡⲛⲟⲥ ⲛⲧⲉⲩⲃⲁⲥⲁⲛⲟⲥ ⲛⲁϫⲓⲥⲉ ⲉϩⲣⲁⲓ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ ⲛⲥⲉⲧⲙϫⲓ ⲙⲧⲟⲛ ⲙⲡⲉϩⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲧⲉⲩϣⲏ ⲛϭⲓ ⲛⲉⲧⲛⲁⲟⲩⲱϣⲧ ⲙⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲙⲛ ⲧⲉϥϩⲓⲕⲱⲛ ⲙⲛ ⲡⲉⲧⲛⲁϫⲓ ⲙⲡⲙⲁⲉⲓⲛ ⲙⲡⲉϥⲣⲁⲛ (aiōn g165)
Eén van de vier Dieren gaf aan de zeven engelen zeven gouden schalen, vol van de gramschap van God, van den Levende in de eeuwen der eeuwen. (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲟⲩⲁ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡⲉϥⲧⲟⲟⲩ ⲛⲍⲱⲟⲛ ⲁϥϯ ⲙⲡⲥⲁϣϥ ⲛⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲛⲥⲁϣϥⲉ ⲙⲫⲓⲁⲗⲏ ⲛⲛⲟⲩⲃ ⲉⲩⲙⲉϩ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲙ ⲡϭⲱⲛⲧ ⲙⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲉⲧⲟⲛϩ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Het Beest, dat ge gezien hebt, wàs, maar is niet; doch het zal opstijgen uit de afgrond en ten verderve gaan. En de bewoners der aarde, wier naam niet geschreven staat in het boek des levens van de grondvesting der wereld af, ze zullen verbaasd staan bij het zien van het Beest, omdat het wàs, niet is, doch zàl zijn. (Abyssos g12)
ⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲛⲧⲁⲕⲛⲁⲩ ⲉⲣⲟϥ ⲛⲉϥϣⲟⲟⲡ ⲡⲉ ⲁⲩⲱ ⲛⲛⲉϥϣⲟⲟⲡ ⲁⲛ ⲁⲩⲱ ϥⲛⲏⲩ ⲉϩⲣⲁⲓ ϩⲙ ⲡⲛⲟⲩⲛ ⲛⲉϥⲃⲱⲕ ⲉⲡⲧⲁⲕⲟ ⲁⲩⲱ ⲛⲥⲉⲣ ϣⲡⲏⲣⲉ ⲛϭⲓ ⲛⲉⲧⲟⲩⲏϩ ϩⲓϫⲙ ⲡⲕⲁϩ ⲛⲁⲓ ⲉⲧⲉⲛⲛⲉⲩⲣⲁⲛ ⲥⲏϩ ⲁⲛ ⲉⲡϫⲱⲱⲙⲉ ⲙⲡⲱⲛϩ ϫⲓⲛ ⲛⲧⲕⲁⲧⲁⲃⲟⲗⲏ ⲙⲡⲕⲟⲥⲙⲟⲥ ⲉⲩⲛⲁⲩ ⲉⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ϫⲉ ⲛⲉϥϣⲟⲟⲡ ⲡⲉ ⲁⲩⲱ ⲛⲉϥϣⲟⲟⲡ ⲁⲛ ⲁⲩⲱ ϥⲛⲁϣⲱⲡⲉ (Abyssos g12)
En ze herhaalden: Alleluja! Haar rook stijgt op in de eeuwen der eeuwen! (aiōn g165)
ⲁⲩⲱ ⲡⲉϫⲁⲩ ⲙⲡⲙⲉϩⲥⲡⲥⲛⲁⲩ ϫⲉ ⲁⲗⲗⲏⲗⲟⲩⲓⲁ ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲥⲕⲁⲡⲛⲟⲥ ⲛⲏⲩ ⲉϩⲣⲁⲓ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
En gegrepen werd het Beest, en met hem de valse profeet, die onder zijn ogen de wonderen verricht had, waarmee hij hèn had verleid, die het teken van het Beest hadden aanvaard en zijn beeld hadden aanbeden: Levend werden beiden in de vuurpoel geworpen, met zwavel gestookt. (Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲁⲩⲱ ⲁϥϭⲱⲡⲉ ⲙⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲙⲛ ⲛⲉⲧⲛⲙⲙⲁϥ ⲙⲛ ⲡⲉⲡⲣⲟⲫⲏⲧⲏⲥ ⲛⲛⲟⲩϫ ⲉⲧⲛⲙⲙⲁϥ ⲙⲛ ⲡⲉⲛⲧⲁϥⲉⲓⲣⲉ ⲛⲙⲙⲁⲉⲓⲛ ⲙⲡⲉϥⲙⲧⲟ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲁⲓ ⲛⲧⲁϥⲡⲗⲁⲛⲁ ⲛϩⲏⲧⲟⲩ ⲛⲛⲉⲛⲧⲁⲩϫⲓ ⲙⲡⲉⲥϩⲁⲓ ⲙⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲙⲛ ⲛⲉⲛⲧⲁⲩⲟⲩⲱϣⲧ ⲛⲧⲉϥϩⲓⲕⲱⲛ ⲁⲩⲛⲟϫⲟⲩ ⲙⲡⲉⲥⲛⲁⲩ ⲉⲩⲟⲛϩ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉⲧⲗⲓⲙⲛⲏ ⲛⲥⲁⲧⲉ ⲉⲧϫⲉⲣⲟ ϩⲛ ⲟⲩⲑⲏⲛ (Limnē Pyr g3041 g4442)
Toen zag ik een engel uit de hemel nederdalen; de sleutel van de Afgrond en een grote keten droeg hij in zijn hand. (Abyssos g12)
ⲁⲓⲛⲁⲩ ⲉⲩⲁⲅⲅⲉⲗⲟⲥ ⲉϥⲛⲏⲩ ⲉⲃⲟⲗ ϩⲛ ⲧⲡⲉ ⲉⲣⲉⲛϣⲟϣⲧ ⲙⲡⲛⲟⲩⲛ ⲛⲧⲟⲟⲧϥ ⲙⲛ ⲟⲩⲛⲟϭ ⲛϩⲁⲗⲩⲥⲓⲥ ϩⲛ ⲧⲉϥϭⲓϫ (Abyssos g12)
en wierp hem in de Afgrond. Toen sloot hij hem in, en legde er een zegel op, opdat hij de volkeren niet langer zou verleiden, totdat de duizend jaar voleindigd zijn. Daarna moet hij losgelaten worden voor korte tijd. (Abyssos g12)
ⲁϥⲛⲟϫϥ ⲉⲡⲉⲥⲏⲧ ⲉⲡⲛⲟⲩⲛ ⲁϥϣⲧⲁⲙ ⲉⲣⲱϥ ⲁⲩⲱ ⲁϥⲧⲱⲱⲃⲉ ⲉⲣⲱϥ ϫⲉ ⲛⲛⲉϥⲡⲗⲁⲛⲁ ϭⲉ ⲛⲛϩⲉⲑⲛⲟⲥ ϣⲁⲛⲧⲉⲧϣⲟ ⲛⲣⲟⲙⲡⲉ ϫⲱⲕ ⲉⲃⲟⲗ ⲙⲛⲛⲥⲁ ⲛⲁⲓ ⲥⲉⲛⲁⲃⲟⲗϥ ⲉⲃⲟⲗ ⲛⲕⲉⲕⲟⲩⲓ ⲛⲟⲩⲟⲉⲓϣ (Abyssos g12)
En de duivel, die ze verleid had, werd weer neergeworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het Beest is en de valse pro feet; gepijnigd zullen ze worden dag en nacht in de eeuwen der eeuwen. (aiōn g165, Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲡⲇⲓⲁⲃⲟⲗⲟⲥ ⲇⲉ ⲉⲧⲡⲗⲁⲛⲁ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲁⲩⲛⲟϫϥ ⲉⲧⲗⲓⲙⲛⲏ ⲛⲕⲱϩⲧ ϩⲓ ⲑⲏⲛ ⲡⲙⲁ ⲛⲧⲁⲩⲛⲟⲩϫ ⲙⲡⲉⲑⲏⲣⲓⲟⲛ ⲉⲣⲟϥ ⲙⲛ ⲡⲉⲡⲣⲟⲫⲏⲧⲏⲥ ⲛⲛⲟⲩϫ ⲁⲩⲱ ⲥⲉⲛⲁⲃⲁⲥⲁⲛⲓⲍⲉ ⲙⲙⲟⲟⲩ ⲛⲧⲉⲩϣⲏ ⲙⲛ ⲡⲉϩⲟⲟⲩ ⲛⲥⲉⲧⲙϫⲓ ⲙⲧⲟⲛ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ (aiōn g165, Limnē Pyr g3041 g4442)
De zee gaf de doden terug, die er in zijn; Dood en Onderwereld gaven de doden terug, die er in zijn. En allen werden naar hun werken geoordeeld. (Hadēs g86)
ⲁⲑⲁⲗⲁⲥⲥⲁ ϯ ⲛⲛⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ ⲉⲧⲛϩⲏⲧⲥ ⲁⲩⲱ ⲡⲛⲟⲩⲛ ⲙⲛ ⲁⲙⲛⲧⲉ ⲁⲩϯ ⲛⲛⲉⲧⲙⲟⲟⲩⲧ ⲉⲧⲛϩⲏⲧⲟⲩ ⲁⲩⲱ ⲁⲩⲕⲣⲓⲛⲉ ⲙⲡⲟⲩⲁ ⲡⲟⲩⲁ ⲕⲁⲧⲁ ⲛⲉⲩϩⲃⲏⲩⲉ (Hadēs g86)
Dood en Onderwereld werden in de vuurpoel geworpen; de vuurpoel is de tweede dood. (Hadēs g86, Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲁⲩⲱ ⲡⲛⲟⲩⲛ ⲙⲛ ⲁⲙⲛⲧⲉ ⲁⲩⲛⲟϫⲟⲩ ⲉϩⲣⲁⲓ ⲉⲧⲗⲓⲙⲛⲏ ⲛⲥⲁⲧⲉ ⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲡⲙⲟⲩ ⲙⲙⲉϩⲥⲛⲁⲩ ⲉⲧⲉⲧⲗⲓⲙⲛⲏ ⲧⲉ ⲛⲥⲁⲧⲉ (Hadēs g86, Limnē Pyr g3041 g4442)
En wie niet geschreven stond in het Boek des Levens, ook hij werd in de vuurpoel geworpen. (Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲁⲩⲱ ⲡⲉⲧⲉⲙⲡⲟⲩϩⲉ ⲉⲣⲟϥ ⲉϥⲥⲏϩ ϩⲙ ⲡϫⲱⲱⲙⲉ ⲙⲡⲱⲛϩ ⲁⲩⲛⲟϫⲟⲩ ⲉⲧⲗⲓⲙⲛⲏ ⲛⲥⲁⲧⲉ (Limnē Pyr g3041 g4442)
Maar alle lafaards, trouwelozen, Boosdoeners en moordenaars, Ontuchtigen, tovenaars, Afgodendienaars en leugenaars: Ze krijgen hun deel in de poel, Die brandt van vuur en zwavel! En dit is de tweede dood. (Limnē Pyr g3041 g4442)
ⲛϭⲁⲃϩⲏⲧ ⲇⲉ ⲛⲧⲟⲟⲩ ⲙⲛ ⲛⲁⲡⲓⲥⲧⲟⲥ ⲁⲩⲱ ⲙⲛ ⲛⲉⲧⲃⲏⲧ ⲁⲩⲱ ⲛⲣⲉϥϩⲱⲧⲃ ⲙⲛ ⲛⲡⲟⲣⲛⲟⲥ ⲙⲛ ⲛⲉⲫⲁⲣⲙⲁⲕⲟⲥ ⲁⲩⲱ ⲛⲣϥϣⲙϣⲉ ⲉⲓⲇⲱⲗⲟⲛ ⲙⲛ ⲣⲉϥϫⲓϭⲟⲗ ⲛⲓⲙ ⲉⲣⲉⲧⲉⲩⲧⲟⲉ ⲛⲁϣⲱⲡⲉ ϩⲛ ⲧⲗⲓⲙⲛⲏ ⲉⲧϫⲉⲣⲟ ϩⲛ ⲟⲩⲕⲱϩⲧ ⲙⲛ ⲟⲩⲑⲏⲛ ⲉⲧⲉⲡⲁⲓ ⲡⲉ ⲡⲙⲟⲩ ⲙⲙⲉϩⲥⲛⲁⲩ (Limnē Pyr g3041 g4442)
Dan zal er geen nacht meer zijn, en ze zullen het licht van fakkel en zon niet langer behoeven. Want God de Heer zal over hen lichten; ze zullen heersen in de eeuwen der eeuwen! (aiōn g165)
ⲛⲧⲉⲧⲙⲟⲩϣⲏ ϭⲉ ϣⲱⲡⲉ ⲛⲥⲉⲧⲙⲣ ⲭⲣⲓⲁ ϭⲉ ⲙⲡⲟⲩⲟⲉⲓⲛ ⲛⲛϩⲏⲃⲥ ⲙⲛ ⲡⲟⲩⲟⲉⲓⲛ ⲙⲡⲣⲏ ϫⲉ ⲡϫⲟⲉⲓⲥ ⲡⲛⲟⲩⲧⲉ ⲡⲉⲧⲛⲁⲣ ⲟⲩⲟⲉⲓⲛ ⲉⲣⲟⲟⲩ ⲁⲩⲱ ⲛⲥⲉⲣ ⲣⲣⲟ ϣⲁ ⲉⲛⲉϩ ⲛⲉⲛⲉϩ (aiōn g165)
Questioned verse translations do not contain Aionian Glossary words, but may wrongly imply eternal or Hell
"Een helse pest kleeft hem aan; Waar hij ligt, blijft hij liggen!" (questioned)
Hij was de brandende en hel schijnende lamp; gij hebt u zelfs een ogenblik in zijn licht willen verheugen. — (questioned)

DPC > Aionian Verses: 264, Questioned: 2
COS > Aionian Verses: 195