< Lukas 4 >
1 Toen verliet Jesus, vervuld van den Heiligen Geest, de Jordaan, en werd door den Geest naar de woestijn gevoerd,
ᏥᏌᏃ ᎤᎧᎵᏨᎯ ᎨᏎ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎠᏓᏅᏙ ᏦᏓᏂ ᏗᎤᏨᏎᎢ, ᎠᎴ ᎠᏓᏅᏙ ᎢᎾᎨ ᏭᏘᏅᏍᏔᏁᎢ,
2 veertig dagen lang; en Hij werd door den duivel bekoord. In al die dagen at Hij niets; en toen ze ten einde waren, kreeg Hij honger.
ᎠᎴ ᏅᎦᏍᎪᎯ ᏧᏒᎯᏛ ᎤᎪᎵᏰᏍᎨ ᎠᏍᎩᎾ. ᎾᏍᎩᏃ ᎢᎪᎯᏛ ᎥᏝ ᎪᎱᏍᏗ ᏳᏎᎢ ᎾᏍᎩᏃ ᎤᎵᏍᏆᏛ ᎩᎳ ᎤᏲᏏᏌᏁᎢ.
3 Nu sprak de duivel tot hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg tot die steen, dat hij brood moet worden.
ᎠᏍᎩᎾᏃ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎴᎢ; ᎢᏳᏃ ᏂᎯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏪᏥ ᎨᏎᏍᏗ, ᎯᏁᎩ ᎯᎠ ᏅᏯ ᎦᏚ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ.
4 Jesus antwoordde hem: Er staat geschreven: "De mens zal niet leven van brood alleen".
ᏥᏌᏃ ᎤᏁᏤᎴ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ; ᎯᎠ ᏂᎬᏅ ᎪᏪᎳ; ᏴᏫ ᎥᏝ ᎦᏚᏉ ᎤᏩᏒ ᏱᎬᎿᎭᏗᏍᏕᏍᏗ, ᏂᎦᎥᏍᎩᏂ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏁᏨᎢ.
5 Daarna voerde hij Hem naar een hoger punt, en toonde Hem in een enkel ogenblik al de koninkrijken der wereld.
ᎠᏍᎩᎾᏃ ᎤᏘᏅᏎ ᎤᎿᎭᎷᏔᏁ ᎢᏅᎢᎦᏘ ᎣᏓᎸᎢ, ᎠᎴ ᏚᏎᎮᎴ ᎩᎳᏉ ᎢᏴᏛ ᎢᎪᎯᏛ ᏂᎦᎥ ᎠᏰᎵ ᏕᎪᏢᏩᏗᏒ ᎡᎶᎯ.
6 En de duivel zeide Hem: Ik zal U al die macht en de heerlijkheid daarvan geven; want mij zijn ze geschonken, en ik geef ze, wien ik wil.
ᎠᎴ ᎠᏍᎩᎾ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎴᎢ; ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏂᎦᏛ ᎤᎵᏂᎩᏗᏳ ᎨᏒ ᏱᏕᎬᏲᎯᏏ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎨᏒᎢ; ᎠᏴᏰᏃ ᏛᎩᏲᎯᏎᎸ, ᎠᎴ ᎩᎶ ᏥᎥᏏ ᎨᎳ ᏥᏁᎰᎢ.
7 Wanneer Gij mij aanbidt, zal dit alles het uwe zijn.
ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᎢᏳᏃ ᏱᏍᏆᏓᏙᎵᏍᏓᏁᎸ, ᏂᎦᏗᏳ ᏂᎯ ᏣᏤᎵ ᎨᏎᏍᏗ.
8 Jesus antwoordde hem: Er staat geschreven: "Ge zult den Heer uw God aanbidden, en Hem alleen dienen".
ᏥᏌᏃ ᎤᏁᏤ ᎠᎴ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎴᎢ; ᎠᏆᏐᎭᏛ ᎭᎴᏓ ᏎᏓᏂ; ᎯᎠᏰᏃ ᏂᎬᏅ ᎪᏪᎳ; ᏱᎰᏩ ᏣᏁᎳᏅᎯ ᎯᏯᏓᏙᎵᏍᏓᏁᎮᏍᏗ, ᎠᎴ ᎾᏍᎩ ᎤᏩᏒᎯᏳ ᏕᎯᏯᏁᎶᏕᏍᏗ.
9 Nu voerde hij Hem naar Jerusalem en plaatste Hem op het dakterras van de tempel. En hij zei Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp U dan van hier naar beneden.
ᎠᎴ ᏥᎷᏏᎵᎻ ᎤᏘᏃᎴᎢ, ᎠᎴ ᎤᏛᎾ-ᏗᎦᎳᏫᎢᏍᏗᏱ ᎤᏍᎪᎵ ᎤᎩᎸᏔᏁᎢ, ᎠᎴ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎴᎢ; ᎢᏳᏃ ᏂᎯ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏪᏥ ᎨᏎᏍᏗ, ᏨᏒ ᎭᏓᎶᎥᏓ ᎠᏂ;
10 Want er staat geschreven: Zijn engelen zal Hij over U bevelen, om U te behoeden;
ᎯᎠᏰᏃ ᏂᎬᏅ ᎢᎪᏪᎳ; ᏧᏤᎵ ᏗᏂᎧᎿᎭᏩᏗᏙᎯ ᏙᏓᎧᏁᏤᎵ ᏗᎨᏣᎧᎾᏩᏗᏓᏍᏗᏱ ᎨᏣᏍᏆᏂᎪᏙᏗᏱ;
11 en ze zullen U op de handen dragen, opdat Gij aan geen steen uw voet zoudt stoten.
ᎠᎴ ᏧᏃᏰᏂ ᎨᏣᏌᎳᏙᏗᏕᎨᏍᏗ, ᎾᏍᎩ ᎢᎸᎯᏳ ᏅᏲᎯ ᏣᎾᏍᏆᎶᏍᏙᏗᏱ ᏂᎨᏒᎾ.
12 Jesus antwoordde hem: Er is gezegd: "Ge zult den Heer uw God niet beproeven".
ᏥᏌᏃ ᏧᏁᏨ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎴᎢ; ᎯᎠ ᎢᎦᏪᏛ ᎢᎩ; ᏞᏍᏗ ᏱᎰᏩ ᏣᏁᎳᏅᎯ ᎯᎪᎵᏰᎥᎩ.
13 Nadat de duivel al zijn bekoringen had uitgeput, verliet hij Hem voor een tijd.
ᎠᏍᎩᎾᏃ ᎤᏍᏆᏛ ᏂᎦᏛ ᎤᎪᎵᏰᏍᎬᎢ, ᎤᏓᏅᎡᎴ ᎢᎸᏍᎩ ᎢᎪᎯᏛ.
14 Toen keerde Jesus in de kracht van den Geest naar Galilea terug. En zijn faam drong heel de omtrek door.
ᏥᏌᏃ ᎠᏓᏅᏙ ᎤᏘᏂᏙᎲ ᎨᎵᎵ ᎢᎤᎷᏤᎢ; ᏕᎦᏃᏣᎸᏃ ᎾᎿᎭᎬᏩᏚᏫᏛ ᏚᏰᎵᏏᏙᎴᎢ.
15 Hij gaf onderricht in hun synagogen, en werd door allen geëerd.
ᎠᎴ ᏓᏕᏲᎲᏍᎨ ᏧᏂᎳᏫᎢᏍᏗᏱ, ᎾᏂᎥᏃ ᎬᏩᎸᏉᏗᏳ ᎨᏎᎢ.
16 Zo kwam Hij ook te Názaret, waar Hij was groot gebracht, en ging naar gewoonte op de sabbat naar de synagoge. Toen Hij opstond, om de voorlezing te houden,
ᎾᏎᎵᏗᏃ ᎤᎷᏤ ᎾᎿᎭᎠᎦᏛᎯᏍᏔᏅᎢ; ᎢᏳᏛᏁᏗᏃ ᎨᏒ ᏄᏛᏁᎴ ᏭᏴᎴ ᏗᎦᎳᏫᎢᏍᏗᏱ ᎤᎾᏙᏓᏆᏍᎬ ᎢᎦ, ᎠᎴ ᏚᎴᏁ ᏧᎪᎵᏰᏗᏱ ᎪᏪᎵ.
17 reikte men Hem het boek van den profeet Isaias over. Hij rolde het boek open, en trof de plaats, waar geschreven staat:
ᎠᏥᏅᏁᎴᏃ ᎪᏪᎵ ᎢᏌᏯ ᎠᏙᎴᎰᏍᎩ ᎤᏬᏪᎳᏅᎯ. ᎤᏍᏚᎢᏒᏃ ᎪᏪᎵ ᎤᏩᏛᎮ ᎯᎠ ᏂᎬᏅ ᎪᏪᎸᎢ;
18 De Geest des Heren rust op Mij; Want Hij heeft Mij gezalfd, Om aan armen de blijde boodschap te brengen.
ᎠᏓᏅᏙ ᏱᎰᏩ ᎤᏤᎵ ᏔᎵ ᎠᏆᏛᏓᏁᎵᏕᎦ ᏅᏗᎦᎵᏍᏙᏗ ᏣᎩᎶᏁᎥ ᎦᏥᏯᎵᏥᏙᏁᏗᏱ ᎣᏍᏛ ᎧᏃᎮᏛ ᎤᏲ ᎢᏳᎾᏛᎿᎭᏕᎩ; ᏗᎩᏅᏒ ᏗᎦᏥᏅᏬᏗᏱ ᎤᏲ ᎤᎾᏓᏅᏔᏩᏕᎩ, ᎦᏥᏃᏁᏗᏱ ᎠᏂᏴᎩ ᎬᏩᎾᏚᏓᎴᏍᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᏗᏂᎨᏫ ᎬᏩᏂᎪᏩᏛᏗ ᎨᏒᎢ, ᎠᎴ ᏗᎦᏥᏯᎪᏗᏱ ᏗᎨᏥᏂᏆᎶᏔᏅᎯ,
19 Hij heeft Mij gezonden, Om aan gevangenen verlossing, Aan blinden genezing te verkondigen; Om verdrukten in vrijheid te stellen, Om aan te kondigen het genadejaar van den Heer.
ᎠᎩᏃᎮᎵᏓᏍᏗᏱ ᎠᏕᏘᏱᏍᎬ ᏱᎰᏩ ᏧᏓᏂᎸᎢᏍᏗ ᎨᏒᎢ.
20 Toen rolde Hij het boek dicht, gaf het aan den beambte terug, en zette Zich neer. Aller ogen waren in de synagoge op Hem gevestigd.
ᎤᏍᏚᏁᏃ ᎪᏪᎵ ᎠᎴ ᏫᎤᏅᏁᎴ ᎠᏥᏅᏏᏓᏍᏗ, ᎠᎴ ᎤᏪᏁᎢ. ᏂᎦᏛᏃ ᏗᎦᎳᏫᎢᏍᏗᏱ ᎠᏂᏯᎢ ᎤᏯᏅᏒᎯ ᏕᎬᏩᎧᎿᎭᏁᎢ.
21 Nu ving Hij aan, en sprak tot hen: Heden is het Schriftwoord, dat gij gehoord hebt, vervuld.
ᎠᎴ ᎤᎴᏅᎮ ᎯᎠ ᏂᏚᏪᏎᎴᎢ; ᎪᎯ ᎢᎦ ᏥᎩ ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᎪᏪᎸ ᎠᏙᎯᏳᎲᎦ ᎢᏣᏛᎩᏍᎬᎢ.
22 Allen betuigden Hem bijval, en stonden verbaasd over de lieflijke woorden, die er vloeiden uit zijn mond. En ze zeiden: Is dit niet de zoon van Josef?
ᏂᎦᏗᏳᏃ ᎬᏩᎸᏉᏗᏍᎨᎢ ᎠᎴ ᎠᏂᏍᏆᏂᎪᏍᎨ ᎾᏍᎩ ᏃᏒ ᎤᏬᏂᏒᎢ. ᎯᎠᏃ ᏄᏂᏪᏎᎢ, ᏝᏍᎪ ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏦᏩ ᎤᏪᏥ ᏱᎩ?
23 Hij sprak tot hen: Gij zult Mij zeker dit spreekwoord doen horen: Geneesheer, genees uzelf. Doe ook hier in uw vaderstad, wat, naar we vernamen, in Kafárnaum is geschied.
ᎯᎠᏃ ᏂᏚᏪᏎᎴᎢ; ᎠᏎ ᏓᏍᎩᏁᎢᏍᏓᏁᎵ ᎯᎠ ᎢᎦᏪᏍᏗ ᏥᎩ; ᏔᏓᏅᏫᏍᎩ, ᏨᏒ ᎭᏓᏅᏮᎦ; ᏂᎦᎥ ᏄᏍᏛ ᎣᎦᏛᎦᏅ ᏕᏣᎸᏫᏍᏓᏁᎸ ᎨᏆᏂ, ᎾᏍᎩ ᎾᏍᏉ ᎿᎭᏛᎦ ᎠᏂ ᏣᏤᎵᎪᎯ.
24 Hij ging voort: Voorwaar, Ik zeg u: geen profeet wordt in zijn eigen geboortestad erkend.
ᎯᎠᏃ ᏄᏪᏎᎢ; ᎤᏙᎯᏳᎯᏯ ᎯᎠ ᏂᏨᏪᏎᎭ, ᎠᏙᎴᎰᏍᎩ ᎥᏝ ᏱᏓᎦᏓᏂᎸᎪ ᎤᏩᏒ ᎤᏤᎵᎪᎯ.
25 Voorwaar, Ik zeg u: Er waren veel weduwen in Israël in de dagen van Elias, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef, zodat er over heel het land grote hongersnood heerste;
ᎠᏎᏃ ᎤᏙᎯᏳᎯᏯ ᎯᎠ ᏂᏨᏪᏎᎭ; ᎤᏂᏣᏖ ᏧᏃᏑᎶᏨᎯ ᎢᏏᎵᏱ ᎾᎯᏳ ᎢᎳᏯ ᏤᎮᎢ, ᎦᎸᎶᎢ ᏧᎵᏍᏚᎯ ᏦᎢ ᏧᏕᏘᏴᏛ ᏑᏓᎵᏃ ᎢᏯᏅᏙ, ᎾᎯᏳ ᎤᏣᏘ ᏥᏚᎪᏄᎶᎭ ᏂᎬᎾᏛᎢ.
26 en toch, tot niemand van haar werd Elias gezonden. maar wel tot een weduwe te Sarepta van Sidónië.
ᎠᏎᏃ ᎥᏝ ᎢᎳᏯ ᏯᏥᏅᏎ ᎩᎶ ᏭᎷᏤᏗᏱ, ᎠᎨᏴ ᎤᏬᏑᎶᏨᎯ ᎤᏩᏒ, ᏌᎴᏓ ᎾᏍᎩ ᏌᏙᏂ ᎦᏚᎲ ᎦᏁᎳ.
27 Ook waren er veel melaatsen in Israël in de tijd van den profeet Eliseüs; en toch, niemand van hen werd gereinigd, maar wel Naämán, de Syriër.
ᎠᎴ ᎤᏂᏣᏖ ᎠᏁᎮ ᎠᏓᏰᏍᎩ ᏧᏂᏢᎩ ᎢᏏᎵᏱ ᎾᎯᏳ ᎢᎳᏏᏯ ᎠᏙᎴᎰᏍᎩ ᏤᎮᎢ; ᎠᏎᏃ ᎥᏝ ᎩᎶ ᏯᏥᏅᎦᎸᎡ, ᏁᎹᏂ ᏏᎵᏱ ᎡᎯ ᎤᏩᏒ.
28 Toen ze dit hoorden, werden allen in de synagoge woedend;
ᏂᎦᏛᏃ ᏗᎦᎳᏫᎢᏍᏗᏱ ᎠᏂᏯᎢ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ ᎤᎾᏛᎦᏅ ᎤᏂᎧᎵᏤ ᎤᏂᏔᎳᏬᏍᎬᎢ.
29 ze sprongen op, wierpen Hem de stad uit, voerden Hem naar de rand van de berg, waarop hun stad was gebouwd, om Hem naar beneden te storten.
ᏚᎾᎴᏁᏃ ᎠᎴ ᎬᏩᏄᎪᏫᏎ ᎦᏚᎲᎢ, ᎠᎴ ᏭᏩᏝᎥ ᎤᏌᎯᎸ ᏫᎬᏩᏘᏅᏍᏔ ᎾᎿᎭᎤᏂᏚᎲ ᎦᎧᎲᎢ, ᏗᎬᏩᎶᎥᏔᏂᏎᎢ
30 Maar Hij ging midden door hen heen, en vertrok.
ᎠᏎᏃ ᎤᎦᏛᎴᏎ ᎠᏰᎵ ᎠᏂᏙᎾᎥ ᎢᎬᏪᏅᏍᏔᏁᏉ;
31 Nu daalde Hij naar Kafárnaum af, een stad van Galilea, en trad op sabbat als leraar voor hen op.
ᎠᎴ ᎨᏆᏂ ᏭᎷᏤ ᎾᏍᎩ ᎨᎵᎵ ᎦᏚᎲᎢ, ᎠᎴ ᏕᎨᏲᎲᏍᎨ ᎤᎾᏙᏓᏆᏍᎬ ᎢᎦ ᏓᏍᏆᎸᎮᎬᎢ.
32 Men stond verbaasd over zijn leer; want Hij sprak met gezag.
ᎤᏂᏍᏆᏂᎪᏎᏃ ᏄᏍᏛ ᏓᏕᏲᎲᏍᎬᎢ, ᎤᎵᏂᎩᏗᏳᏰᏃ ᎧᏁᎨᎢ.
33 Eens was er in de synagoge een man, met een onreinen, duivelsen geest. Hij riep met luider stem:
ᏗᎦᎳᏫᎢᏍᏗᏱᏃ ᎠᏯᎡ ᎩᎶ ᎢᏳᏍᏗ ᎠᏍᎦᏯ ᎦᏓᎭ ᎠᏓᏅᏙ ᎠᏍᎩᎾ ᎤᏯᎢ, ᎠᎴ ᎠᏍᏓᏇ ᎤᏪᎷᏁᎢ,
34 Wel, wat hebt Gij met ons te maken, Jesus van Názaret? Zijt Gij gekomen, om ons in het verderf te storten? Ik weet, wie Gij zijt: de Heilige Gods.
ᎯᎠ ᏂᎦᏪᏍᎨᎢ, ᎣᎦᏁᎳᎩ; ᎦᏙ ᏗᎦᏓᏛᏙᏗ ᏂᎯ ᏥᏌ ᎾᏎᎵᏗ ᎮᎯ? ᏍᎩᏛᏔᏂᏄᏧ? ᎬᎦᏔᎭ ᏂᎯ ᎾᏍᎩ ᎨᏒᎢ-ᎦᎸᏉᏗᏳ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏤᎵᎦ ᎨᏒᎢ
35 Maar Jesus gebood hem: Zwijg, en ga van hem uit. De geest slingerde hem tussen de omstanders in, en ging van hem uit, zonder hem enig letsel te doen.
ᏥᏌᏃ ᎤᏍᎦᏤᎢ, ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ, ᎡᎳᏪ ᎲᎾ, ᎠᎴ ᎯᏄᎪᎢ ᎠᏍᎩᎾᏃ ᎠᏂᏅ ᎠᏰᎵ ᎤᏍᏢᏂᏍᏔᏅ ᎤᏄᎪᏤ ᎠᏍᎦᏲᎯ, ᎠᎴ ᎥᏝ ᎪᎱᏍᏗ ᏳᏩᏁᎴᎢ.
36 Allen waren verbaasd, en zeiden tot elkander: Wat mag dat toch zijn? Want met gezag en macht gebiedt Hij de onreine geesten, en ze gaan uit.
ᏂᎦᏛᏃ ᎤᏂᏍᏆᏂᎪᏎᎢ, ᎠᎴ ᎤᎾᎵᏃᎮᎴ ᎤᏅᏒ ᎨᏒ ᎯᎠ ᏂᏚᎾᏓᏪᏎᎴᎢ; ᎦᏙ ᎤᏍᏗ ᎧᏁᎢᏍᏗ ᎯᎠ? ᎤᏤᎵᎦᏯᏰᏃ ᎠᎴ ᎤᎵᏂᎩᏛ ᎨᏒ ᏕᎬᏗᎭ ᏕᎧᏁᏤ ᎠᏂᎦᏓᎭ ᏗᏓᏅᏙ, ᎠᎴ ᎠᏂᏄᎪᎦ.
37 En zijn faam ging overal in de omtrek rond.
ᏕᎦᏃᏣᎸᏃ ᎾᎿᎭᏂᎬᎾᏛ ᏚᏰᎵᏏᏙᎴᎢ.
38 Toen Hij de synagoge had verlaten, begaf Hij Zich naar het huis van Simon. De schoonmoeder van Simon lag ziek aan zware koorts; en men vroeg Hem haar te helpen.
ᏚᎴᏅᏃ ᎤᏄᎪᏤ ᏗᎦᎳᏫᎢᏍᏗᏱ, ᏌᏩᏂᏃ ᎦᏁᎸ ᏭᏴᎴᎢ. ᏌᏩᏂᏃ ᎤᏓᎵᎢ ᎤᏥ ᎤᏣᏘ ᎤᏗᎴᎲᏍᎨᎢ; ᎬᏩᏔᏲᏎᎴᏃ ᎤᏍᏕᎸᏗᏱ.
39 Hij boog Zich over haar heen, gebood de koorts, en deze verliet haar. Onmiddellijk stond ze op, en bediende Hem.
ᎦᏅᎬᏃ ᎾᎥ ᎤᎴᏁ, ᎠᎴ ᎤᏍᎦᏤ ᎤᏗᎴᎲᏍᎬᎢ, ᎤᏙᎣᎴᏃ ᎤᏗᎴᎲᏍᎬᎢ, ᎩᎳᏉᏃ ᎢᏴᏛ ᎤᏗᏛᎮ, ᎠᎴ ᏚᏍᏕᎸᎪᏙᎴᎢ.
40 Na zonsondergang brachten allen hun zieken, aan welke kwaal ze ook leden, naar Hem toe; Hij legde hun één voor één de handen op, en genas ze.
ᎠᎴ ᎿᎭᏉ ᏭᏕᎵᎨ ᏅᏙ ᏂᎦᏛ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᏧᏂᏢᎩ ᏧᏁᎯ ᏕᎬᏩᏘᏃᎮᎴᎢ, ᎠᎴ ᎠᏂᏏᏴᏫᎭ ᏚᏏᏔᏕ ᎠᎴ ᏚᏅᏩᏁᎢ
41 Ook gingen van velen de boze geesten uit, terwijl ze riepen: Gij zijt de Zoon van God. Maar ten strengste verbood Hij hun te spreken, omdat ze wisten, dat Hij de Christus was.
ᎠᎴ ᎠᏂᏍᎩᎾ ᎾᏍᏉ ᎬᏩᏂᏄᎪᎨ ᎤᏂᏣᏖᎢ, ᎠᏁᎷᎲᏍᎨ ᎯᎠ ᎾᏂᏪᏍᎨᎢ; ᏂᎯ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏪᏥ. ᏚᏍᎦᏤᏃ ᏚᏅᏍᏓᏕᎴ ᎤᏂᏁᎢᏍᏗᏱ; ᎠᏂᎦᏔᎮᏰᏃ ᎾᏍᎩ ᎦᎶᏁᏛ ᎨᏒᎢ.
42 Toen het dag was geworden, ging Hij heen, en begaf Hij Zich naar een eenzame plaats. De scharen zochten naar Hem; en toen ze Hem hadden bereikt, trachtten ze Hem te beletten, van hen heen te gaan.
ᎠᎴ ᎿᎭᏉ ᎤᎩᏨᏅ ᎤᏂᎨᏎ ᎠᎴ ᎢᎾᎨ ᏭᎶᏎᎢ; ᎤᏂᏣᏘᏃ ᎬᏩᏲᎴᎢ, ᎠᎴ ᎬᏩᎷᏤᎴᎢ, ᎠᎴ ᎬᏩᏗᎩᏯᏍᎨᎢ, ᏞᏍᏗ ᏍᎩᏯᏓᏅᎡᎸᎩ ᎬᏬᏎᎮᎢ.
43 Maar Hij zeide hun: Ook aan andere steden moet Ik de blijde boodschap van het koninkrijk Gods gaan verkondigen; want daartoe ben Ik gezonden.
ᎯᎠᏃ ᏂᏚᏪᏎᎴᎢ; ᎠᏎ ᎾᏍᏉ ᏗᏐᎢ ᏕᎦᏚᏩᏗᏒ ᎦᏥᏯᎵᏥᏙᏁᏗ ᎠᎩᏃᎮᏗ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎨᏒᎢ; ᎾᏍᎩᏰᏃ ᎢᏯᏆᏛᏁᏗᏱ ᏨᎩᏅᏒ.
44 En Hij preekte in de synagogen van Judea.
ᎠᎴ ᎠᎵᏥᏙᎲᏍᎨ ᏗᎦᎳᏫᎢᏍᏗᏱ ᏓᏓᏁᎸ ᎨᎵᎵ.