< Lukas 23 >

1 Toen stonden ze allen op, en voerden Hem gezamenlijk naar Pilatus.
ᏂᎦᏛᏃ ᎾᏍᎩ ᎤᏂᏣᏘ ᎨᏒ ᏚᎾᎴᏅ ᏆᎴᏗ ᏫᎬᏩᏘᏃᎮᎴᎢ.
2 Ze begonnen Hem aldus te beschuldigen: We hebben bevonden, dat deze man ons volk verleidt, en verbiedt aan den keizer schatting te betalen, en zich uitgeeft voor Christus, den Koning.
ᎠᎴ ᎤᎾᎴᏅᎮ ᎬᏭᎯᏍᏗᏍᎨ ᎯᎠ ᎾᏂᏪᏍᎨᎢ, ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᏙᏥᏩᏛᎲᎩ ᏕᏓᎴᎾᏍᏗᏍᎬᎩ ᏴᏫ, ᎠᎴ ᏕᎧᏅᏍᏓᏕᎲᎩ ᎠᏰᎵ ᎠᏕᎸ ᏏᏌ ᎠᎫᏴᎡᏗᏱ, ᎯᎠ ᏂᎧᏪᏍᎬᎩ, ᎠᏴ ᎠᎩᎬᏫᏳᎯ, ᎦᎶᏁᏛ.
3 Pilatus ondervroeg Hem, en zeide: Zijt Gij de Koning der Joden? Hij antwoordde hem: Gij zegt het.
ᏆᎴᏗᏃ ᎤᏛᏛᏁ, ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ, ᏂᎯᏍᎪ ᏣᎬᏫᏳᎯ ᎠᏂᏧᏏ ᎤᎾᏤᎵᎦ? ᎤᏁᏤᎴᏃ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ, ᎾᏍᎩ ᏂᏫ.
4 Nu sprak Pilatus tot de opperpriesters en de menigte: Ik vind geen schuld in dien man.
ᏆᎴᏗᏃ ᎯᎠ ᏂᎦᏪᏎᎴ ᏄᏂᎬᏫᏳᏒ ᎠᏥᎸ-ᎠᏁᎶᎯ ᎠᎴ ᏴᏫ, ᎥᏝ ᏱᏥᏩᏘ ᎤᏍᎦᏅᏨ ᎯᎠ ᎠᏍᎦᏯ.
5 Maar ze hielden aan, en zeiden: Hij ruit door zijn leer het volk op in heel Judea, van Galilea af tot hier toe.
ᎠᏎᏃ ᎤᏂᏍᏓᏱᏕ ᎯᎠ ᎾᏂᏪᏍᎨᎢ, ᏓᏖᎸᎲᏍᎦ ᎯᎠ ᏴᏫ, ᏓᏕᏲᏂᏙᎭ ᏧᏗᏱ ᏂᎬᎾᏛᎢ, ᎨᎵᎵ ᏅᏓᎬᏩᏓᎴᏅᏛ ᎠᏂ ᎢᏯᏍᏘ.
6 Zodra Pilatus dit hoorde, vroeg hij, of die man een Galileër was.
ᏆᎴᏗᏃ ᎤᏛᎦᏅ ᎨᎵᎵ ᎠᏂᏁᎢᏍᏗᏍᎬ ᎤᏛᏛᏁ, ᎨᎵᎵᏍᎪ ᎡᎯ ᎯᎠ ᎠᏍᎦᏯ, ᎤᏛᏁᎢ.
7 En toen hij vernam, dat Hij uit het gebied van Herodes was, zond hij Hem naar Herodes, die in die dagen ook te Jerusalem vertoefde.
ᎤᏙᎴᎰᏒᏉᏃ ᎡᎶᏛ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎨᏒ ᎾᎿᎭᎡᏗ ᎨᏒᎢ, ᎡᎶᏛ ᏭᏪᎧᏁᎴᎢ, ᎾᏍᎩ ᎡᎶᏛ ᎤᏩᏒ ᏥᎷᏏᎵᎻ ᎡᏙᎮ ᎾᎯᏳᎢ.
8 Herodes was zeer verheugd, toen hij Jesus zag. Want reeds lang had hij verlangd, Hem te zien, om wat hij van Hem had gehoord; bovendien hoopte hij, Hem een of ander wonder te zien verrichten.
ᎡᎶᏛᏃ ᎤᎪᎲ ᏥᏌ, ᎤᏣᏘ ᎣᏎ ᎤᏰᎸᏁᎢ; ᎪᎯᏗᏳᏰᏃ ᏅᏩᏚᎵᏍᎨ ᎤᎪᏩᏛᏗᏱ, ᏅᏗᎦᎵᏍᏗᏙᏗᏍᎨ ᎤᏣᏘ ᏧᏓᎴᏅᏛ ᎠᏥᏃᎮᏍᎬ ᎤᏛᎦᏅᎢ, ᎠᎴ ᎤᏚᎩ ᎤᏩᏎ ᎤᎪᏩᏛᏗᏱ ᎪᎱᏍᏗ ᎤᏍᏆᏂᎪᏗ ᏚᎸᏫᏍᏓᏁᎲᎢ.
9 Hij stelde Hem dan vele vragen, maar Jesus gaf hem geen antwoord.
ᎤᏛᏛᎮᎸᏁᏃ ᎤᏣᏘ ᏧᏓᎴᏅᏛ, ᎠᏎᏃ ᎥᏝ ᏳᏁᏤᎴᎢ.
10 Ook de opperpriesters en schriftgeleerden waren er bij tegenwoordig, en beschuldigden Hem met grote heftigheid.
ᏄᏂᎬᏫᏳᏒᏃ ᎠᏥᎸ-ᎠᏁᎶᎯ ᎠᎴ ᏗᏃᏪᎵᏍᎩ ᏓᏂᏙᎨ ᎤᎵᏂᎩᏛ ᎬᏭᎯᏍᏗᏍᎨᎢ.
11 Nu ging Herodes met zijn gevolg Hem honen en bespotten; hij stak Hem in een schitterend gewaad, en zond Hem toen naar Pilatus terug.
ᎡᎶᏛᏃ ᎠᎴ ᏧᏤᎵ ᎠᏂᏯᏫᏍᎩ ᎦᎬᏩᏐᏢᏔᏁᎢ, ᎠᎴ ᎬᏩᏕᎰᏔᏁᎢ, ᎠᎴ ᏗᎬᏩᎸᏌᏛ ᎠᏄᏬ ᎤᏂᏄᏬᎥ ᏆᎴᏗ ᏔᎵᏁ ᏭᏂᎧᏁᎴᎢ.
12 Die dag werden Herodes en Pilatus met elkander bevriend; vroeger waren ze vijanden geweest.
ᎾᎯᏳᏃ ᎢᎦ ᏆᎴᏗ ᎠᎴ ᎡᎶᏛ ᎤᎾᎵᎢᏕᎢ; ᏗᎾᏓᏍᎦᎩᏳᏰᏃ ᎢᏳᎵᏍᏔᏅᎯ ᎨᏎ ᎾᎯᏳ ᎢᏯᏍᏘ.
13 Nu riep Pilatus de opperpriesters, de oversten en het volk bijeen,
ᏆᎴᏗᏃ ᏚᎳᏫᏛ ᏄᏂᎬᏫᏳᏒ ᎠᏥᎸ-ᎠᏁᎶᎯ, ᎠᎴ ᏄᏂᎬᏫᏳᏌᏕᎩ, ᎠᎴ ᎤᏂᏣᏘ ᎨᏒ ᏴᏫ,
14 en sprak tot hen: Gij hebt dezen man bij me gebracht als een volksopruier; zie, ik heb Hem in uw bijzijn verhoord, en dien man aan niets schuldig bevonden van al wat gij Hem ten laste legt.
ᎯᎠ ᏂᏚᏪᏎᎴᎢ, ᏍᎩᏯᏘᏃᎮᎸ ᎯᎠ ᎠᏍᎦᏯ ᏴᏫ ᏚᎾᏓᏅᏛ ᏗᎴᎾᏍᏗᏍᎩ ᎾᏍᎩᏯᎢ; ᎬᏂᏳᏉᏃ ᏥᎪᎵᏰᎥᎯ ᏥᎩ ᎢᏥᎦᏔᎲᎢ, ᎥᏝ ᎪᎱᏍᏗ ᏱᏥᏩᏘ ᎤᏍᎦᏅᏨ ᎯᎠ ᎠᏍᎦᏯ ᎾᏍᎩ ᏄᏍᏛ ᎡᏧᎢᏍᏗᏍᎬᎢ;
15 Herodes evenmin; want hij heeft Hem naar ons teruggestuurd. Zie, Hij heeft niets bedreven, wat de dood zou verdienen.
ᎡᎶᏛ ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᎥᏝ; ᎾᎿᎭᏰᏃ ᎢᏤᏅᏍᏗᏱ ᎢᏨᏁᏤᎸᎩ; ᎬᏂᏳᏉᏃ ᎥᏝ ᎪᎱᏍᏗ ᏰᎵ ᎬᏩᏲᎱᎯᏍᏗ ᎨᏒ ᏱᏄᏛᏁᎸ.
16 Ik zal Hem dus vrijlaten, maar Hem eerst laten geselen!
ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᏥᎵᎥᏂᎸᎭ ᏓᏥᏯᎧᏂ.
17 Nu had hij een verplichting, hun op het feest één gevangene vrij te laten.
ᎠᏎᏰᏃ ᏌᏉ ᏧᏲᎯᏎᏗ ᎨᏐ ᏗᎵᏍᏓᏴᏗᏱ ᎨᏒ ᎢᏳᎢ.
18 Maar ze schreeuwden allen tezamen: Weg met Hem, en laat ons Barabbas vrij.
ᎤᏁᎷᏁᏃ ᏌᏉ ᎢᎦᎦᏛ, ᎯᎠ ᏄᏂᏪᏎᎢ, ᎯᎷᎦ ᎯᎠ ᎠᏍᎦᏯ, ᏆᎳᏆᏃ ᏗᏍᎩᏲᎯᏏ.
19 Deze was om een oproer, dat in de stad was uitgebroken, en om een moord in de gevangenis geworpen.
ᎾᏍᎩ ᏆᎳᏆ ᎤᏓᏑᏰᏛ ᎤᎾᎵᏖᎸᏅ ᎾᎿᎭᎦᏚᎲ ᎠᎴ ᎤᏓᎸᎢ ᎠᏥᏍᏛᏗᏍᏔᏁ ᏗᏓᏍᏚᏗᏱ ᎠᏥᏴᏔᏅᎯ ᎨᏎᎢ.
20 Opnieuw sprak Pilatus hun toe, daar hij Jesus wilde vrijlaten.
ᏆᎴᏗᏃ ᎤᏚᎵᏍᎬ ᏥᏌ ᎤᏪᎪᏗᏱ ᏅᏧᎵᏍᏙᏔᏁ ᏔᎵᏁ ᏚᏁᏤᎴᎢ.
21 Maar ze schreeuwden er tegen in: Kruisig Hem, kruisig Hem!
ᎠᏎᏃ ᎤᏁᎷᏁ ᎯᎠ ᏄᏂᏪᏎᎢ, ᎯᏍᏛᎥᎦ, ᎯᏯᏛᎥᎦ.
22 Ten derden male zei hij hun: Wat kwaad heeft Hij dan gedaan? Ik heb in Hem geen doodschuld gevonden; ik zal Hem dus vrijlaten, maar Hem eerst laten geselen!
ᏦᎢᏁᏃ ᎯᎠ ᏂᏚᏪᏎᎴᎢ, ᎦᏙᏃ, ᎦᏙ ᎤᏍᏗ ᎤᏲ ᏚᎸᏫᏍᏓᏁᎸ? ᎥᏝ ᏱᏥᏩᏛᎡᎭ ᎪᎱᏍᏗ ᏰᎵ ᎬᏩᏲᎱᎯᏍᏗ ᎨᏒᎢ; ᎾᏍᎩ ᎢᏳᏍᏗ ᏓᏥᎵᎥᏂᎵ ᎠᎴ ᏙᏓᏥᏲᏏ.
23 Maar luid gillend hielden ze aan, en eisten, dat Hij gekruisigd zou worden; en hun kreten wonnen het pleit.
ᎠᏎᏃ ᎤᎾᏟᏂᎬᏁᎴ ᎠᏍᏓᏯ ᎠᏂᏁᎬᎢ, ᎠᏂᏔᏲᎯᎮ ᎠᎦᏛᏗᏱ. ᎾᏍᎩᏃ Ꮎ ᎠᎴ ᏄᏂᎬᏫᏳᏒ ᎠᏥᎸ-ᎠᏁᎶᎯ ᎠᏂᏁᎬ ᎤᎬᏫᏳᏤᎢ.
24 Pilatus besliste, dat hun eis zou worden ingewilligd.
ᏆᎴᏗᏃ ᎤᏁᏤ ᏄᏍᏛ ᎤᎾᏚᎵᏍᎬ ᎢᏳᎵᏍᏙᏗᏱ.
25 Hij liet op hun verzoek den man vrij, die om oproer en moord in de gevangenis was geworpen; maar Jesus leverde hij aan hun willekeur over.
ᎠᎴ ᏚᏪᎧᏁᎴ ᎾᏍᎩ ᏧᏂᏔᏲᎴᎢ, ᏗᏓᏍᏚᏗᏱ ᎠᏥᏴᏔᏅᎯ ᏥᎨᏎᎢ ᏧᏍᏛᏗᏍᎨ ᎤᏓᏑᏰᏛ ᎤᎾᎵᏖᎸᏅ ᎠᎴ ᎤᏓᎸᎢ; ᏥᏌᏍᎩᏂ ᏚᏲᎯᏎᎴ ᎤᎾᏚᎵᏍᎬ ᎢᏳᏅᏁᏗᏱ.
26 En terwijl ze Hem wegvoerden, hielden ze zekeren Simon van Cyrene aan, die juist van het veld kwam, en legden hem het kruis op, om het Jesus achterna te dragen.
ᎬᏩᏘᏂᏎᏃ ᎤᏂᏂᏴᎮ ᎩᎶ ᎢᏳᏍᏗ ᏌᏩᏂ ᏧᏙᎢᏛ, ᏌᎵᏂ ᎡᎯ, ᏙᏗᎦᎶᎨᏒ ᏅᏓᏳᎶᏒᎯ, ᎾᏍᎩᏃ ᎤᎾᏃᏝᏗᏍᏔᏁ ᏧᏓᎿᎭᏩᏛ, ᎾᏍᎩ ᏥᏌ ᎠᎢᏒ ᎣᏂᏗᏢ ᎤᏪᏅᏍᏗᏱ.
27 Een grote volksmenigte volgde Hem; ook een menigte vrouwen, die zich op de borst sloegen en over Hem weenden.
ᎬᏩᏍᏓᏩᏗᏎᏃ ᎤᏂᏣᏘ ᏴᏫ, ᎠᎴ ᎠᏂᎨᏴ, ᎾᏍᎩ ᎾᏍᏉ ᏓᏂᏴᎨ ᎠᎴ ᎬᏩᏍᎪᏂᎮᎢ.
28 Maar Jesus keerde Zich om, en sprak tot haar: Dochters van Jerusalem, weent niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen.
ᏥᏌᏃ ᏚᎦᏔᎲᎡᎸ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ, ᎢᏥᎨᏴ ᏥᎷᏏᎵᎻ ᏧᏪᏥ, ᏞᏍᏗ ᎠᏴ ᏍᎩᏍᎪᏂᎸᎩ, ᎢᏨᏒᏍᎩᏂ ᏗᏣᏓᏍᎪᏂᎦ, ᎠᎴ ᏗᏤᏥ ᏗᏥᏍᎪᏂᎦ.
29 Want zie, er komen dagen, waarop men zal zeggen: "Zalig de onvruchtbaren; de schoot die niet heeft gebaard, en de borsten die niet hebben gevoed."
ᎬᏂᏳᏰᏃ ᏛᎵᏰᎢᎶᎵ ᎢᎦ, ᎾᎯᏳ ᎯᎠ ᏅᏛᏂᏪᏏ, ᎣᏏᏳ ᎢᏳᎾᎵᏍᏓᏁᏗ ᏗᎾᎷᎸᎥᏍᎩ ᏂᎨᏒᎾ, ᎠᎴ ᏧᎾᏓᎾᏄᎪᏫᏒᎯ ᏂᎨᏒᎾ, ᎠᎴ ᏧᎾᏓᏍᏛᏅᎯ ᏂᎨᏒᎾ.
30 Dan zal men tot de bergen gaan zeggen: "Valt op ons neer"; en tot de heuvelen: "Bedekt ons".
ᎿᎭᏉᏃ ᏛᎾᎴᏅᎯ ᎯᎠ ᏂᏙᏛᏂᏪᏎᎵ ᏙᏓᎸᎢ, ᏍᎩᏯᏐᎥᎦ; ᎠᎴ ᏚᏌᎯᎸᎢ, ᏍᎩᏳᏢᎥᎦ.
31 Want als men zó met het groene hout handelt, wat zal er dan met het dorre geschieden?
ᎢᏳᏰᏃ ᎢᏤ ᏡᎬ ᎾᏍᎩ ᏱᏅᏛᏅᏁᎵ, ᎦᏙ ᎬᏁᏗ ᎨᏎᏍᏗ ᎤᎧᏲᏛ ᏡᎬᎢ?
32 Nog twee anderen, twee misdadigers, werden weggeleid, om tegelijk met Hem de doodstraf te ondergaan.
ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᎠᏂᏔᎵ ᏅᏩᎾᏓᎴ ᎤᏲ ᏧᏂᎸᏫᏍᏓᏁᎯ ᎢᏧᎳᎭ ᏕᎨᎦᏘᏅᏎ ᏗᎨᏥᎢᏍᏗᏱ.
33 Toen ze op de plaats waren gekomen, die Kalvárië wordt genoemd, sloegen ze Hem aan het kruis; zo ook de misdadigers, één aan zijn rechterhand, één aan de linker.
ᏭᏂᎷᏨᏃ ᎧᏫᎵ ᏚᏙᎥᎢ, ᎾᎿᎭᏓᏓᎿᎭᏩᏍᏛ ᎬᏩᏛᏁᎢ, ᎠᎴ ᏚᎾᏛᏁ ᎤᏲᏧᏂᎸᏫᏍᏓᏁᎯ, ᎠᏏᏴᏫ ᎠᎦᏘᏏᏗᏢ, ᏐᎢᏃ ᎠᎦᏍᎦᏂ ᎢᏗᏢ.
34 En Jesus zeide: Vader, vergeef het hun; want ze weten niet, wat ze doen. En ze verdeelden zijn klederen bij het lot.
ᎿᎭᏉᏃ ᏥᏌ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ, ᎡᏙᏓ, ᏘᏙᎵᎩ; ᎥᏝᏰᏃ ᏯᏂᎦᏔᎭ ᎾᎾᏛᏁᎲᎢ. ᎤᏂᏯᏙᎴᏃ ᎤᏄᏬ ᎠᎴ ᎠᎾᏎᏍᏗᏍᎨᎢ.
35 Het volk stond toe te zien; maar de oversten beschimpten Hem, en zeiden: Anderen heeft Hij gered, laat Hij nu Zichzelf eens redden, zo Hij de uitverkoren Christus van God is.
ᏴᏫᏃ ᎤᎾᎴᎾᏫᏍᏕ ᏚᎾᎦᏙᏍᏕᎢ. ᏄᏂᎬᏫᏳᏌᏕᎩᏃ ᎾᏍᏉ ᏚᎾᎵᎪᏁᎴ ᎢᎬᏩᏕᎰᏔᏁᎢ, ᎯᎠ ᎾᏂᏪᏍᎨᎢ, ᎠᏂᏐᎢ ᏓᏍᏕᎵᏍᎬᎩ; ᎤᏩᏒ ᏩᎵᏍᏕᎸ ᎢᏳᏃ ᎦᎶᏁᏛ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᏑᏰᏛ ᎨᏎᏍᏗ.
36 Ook de soldaten bespotten Hem; ze kwamen Hem azijn aanbieden,
ᎠᎴ ᎠᏂᏯᏫᏍᎩ ᎿᎭᏍᏉ ᎦᎬᏩᏐᏢᏕᎢ, ᎬᏩᎷᏤᎮ ᎠᎴ ᎬᏩᏁᏁᎮ ᏧᏂᏦᏯᏍᏗ,
37 en zeiden: Zo Gij de Koning der Joden zijt, red dan Uzelf.
ᎠᎴ ᎯᎠ ᎾᏂᏪᏍᎨᎢ, ᎢᏳᏃ ᏂᎯ ᎠᏂᏧᏏ ᎤᎾᏤᎵ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎨᏎᏍᏗ, ᏨᏒ ᎭᎵᏍᏕᎸ.
38 En boven zijn hoofd stond als opschrift: Dit is de Koning der Joden.
ᎠᎴ ᎾᏍᏉ ᎪᏪᎴ ᎤᎵᏍᏓᏛ ᎦᎸᎳᏗᏢ ᎠᏂᎪᎢ ᎤᏂᏬᏂᎯᏍᏗ, ᎠᎴ ᎠᏂᎶᎻ ᎤᏂᏬᏂᎯᏍᏗ, ᎠᎴ ᎠᏂᏈᎷ ᎤᏂᏬᏂᎯᏍᏗ ᎪᏪᎴ ᎯᎠ ᏂᎬᏁᎢ; ᎯᎠ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎠᏂᏧᏏ ᎤᎾᏤᎵᎦ.
39 Ook één der gekruisigde misdadigers begon Hem te honen, en zeide: Zijt Gij de Christus niet? Red Uzelf dan en ons!
ᎠᏏᏴᏫᏃ ᎾᏍᎩ ᎤᏲ ᏧᏂᎸᏫᏍᏓᏁᎯ ᎾᏍᎩ ᏗᎨᎦᏛᏅᎯ ᎦᎬᏩᏐᏢᏕᎢ, ᎯᎠ ᏂᎦᏪᏍᎨᎢ, ᎢᏳᏃ ᏂᎯ ᎦᎶᏁᏛ ᎨᏎᏍᏗ, ᎭᎵᏍᏕᎸ ᏨᏒ ᎠᎴ ᎠᏴ ᏍᎩᏂᏍᏕᎸ.
40 Maar de ander strafte hem af, en gaf hem ten antwoord: Vreest ge God nòg niet, nu ge toch dezelfde straf ondergaat?
ᏐᎢᏍᎩᏂ ᏧᏁᏨ ᎤᎬᏍᎪᎸᏁᎢ, ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ, ᏝᏍᎪ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᏱᎾᏰᏍᎦ ᎤᏠᏱᏉ ᏕᏣᏚᎪᏓᏁᎸ ᏥᎩ?
41 En wij te recht, wij krijgen ons verdiende loon; maar Hij heeft niets verkeerds gedaan.
ᎠᏴᏍᎩᏂ ᎤᏙᎯᏳᎯ ᏚᏳᎪᏛᎢ; ᎠᏴᏰᏃ ᏕᎩᏂᎸᏫᏍᏓᏁᎸ ᏚᏳᎪᏛ ᎩᏂᏍᏛᏗᎭ, ᎯᎠᏍᎩᏂ ᎥᏝ ᎪᎱᏍᏗ ᎤᏣᏘᏂ ᎢᏳᏛᏁᎸᎯ ᏱᎩ.
42 Toen zeide hij: Jesus gedenk mijner, wanneer Gij in uw rijk zijt gekomen.
ᎯᎠᏃ ᏄᏪᏎᎴ ᏥᏌ, ᏣᎬᏫᏳᎯ, ᏍᏆᏅᏓᏛᎭ ᏫᎷᏨᎭ ᏣᏤᎵᎪᎯ.
43 En Jesus sprak tot hem: Voorwaar, Ik zeg u: heden zult ge met Mij zijn in het paradijs.
ᏥᏌᏃ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎴᎢ, ᎤᏙᎯᏳᎯᏯ ᎬᏲᏎᎭ, ᎪᎯ ᎢᎦ ᏥᎩ ᏫᏁᏙᎮᏍᏗ ᏅᏩᏙᎯᏯᏛ ᏗᎨᏒᎢ.
44 Het was nu reeds het zesde uur ongeveer, en tot het negende toe werd het donker over heel het land;
ᏔᎳᏚᏃ ᎢᏴᏛ ᎢᏳᏟᎶᏛ ᎧᎳᏩᏗᏒ ᎨᏎᎢ, ᎠᎴ ᏂᎬᎾᏛ ᎠᏂ ᎦᏙᎯ ᎤᎵᏏᎲᏎ ᏦᎢᏁ ᎢᏳᏟᎶᏛ ᎢᏯᏍᏘ.
45 want de zon werd verduisterd. Ook scheurde het voorhangsel van de tempel middendoor.
ᎠᎴ ᏅᏙ ᎤᎵᏏᎲᏎᎢ, ᎠᎴ ᎠᏄᏬ ᎠᏰᏙᎳᏛ ᎤᏛᎾ-ᏗᎦᎳᏫᎢᏍᏗᏱ ᎠᏰᎵ ᏚᎵᏍᏡᏰᎢ.
46 Toen riep Jesus met luider stem: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. Na deze woorden gaf Hij de geest.
ᏥᏌᏃ ᎠᏍᏓᏯ ᎤᏁᏨ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ, ᎡᏙᏓ, ᏂᎯ ᏕᎬᏲᎯᏏ ᎠᏆᏓᏅᏙᎩ; ᎾᏍᎩᏃ ᏄᏪᏒ ᎤᎵᏍᏆᏕᎴᎢ.
47 Toen nu de honderdman zag wat er gebeurd was, verheerlijkte hij God, en zeide: Waarachtig, deze man was een rechtvaardige.
ᎠᏍᎪᎯᏧᏈᏃ ᏗᏓᏖᏁᎯ ᎤᎪᎲ ᏄᎵᏍᏔᏂᏙᎸᎢ ᎤᎸᏉᏔᏁ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎯᎠ ᏄᏪᏎᎢ, ᎤᏙᎯᏳᎯᏯ ᎤᏓᏅᏗ ᎠᏍᎦᏯ ᎨᏎ ᎯᎠ.
48 En heel de menigte, die voor dit schouwspel was saamgestroomd, en het gebeurde aanschouwd had, sloeg zich op de borst, en ging heen.
ᏂᎦᏛᏃ ᏴᏫ ᎾᎿᎭᎠᎪᏩᏛᏗ ᎨᏒ ᎤᎾᎦᏙᏍᏔᏂᎸᎯ, ᎤᏂᎪᎲ ᏄᎵᏍᏔᏂᏙᎸ ᏚᏅᏂᎴ ᏗᏂᏁᏥᏱ, ᎠᎴ ᎤᎾᏨᏎᎢ.
49 Maar al zijn bekenden, met de vrouwen, die Hem van Galilea af waren gevolgd, stonden van verre toe te zien.
ᏂᎦᏛᏃ ᎬᏩᎦᏔᎯ ᎨᏒ ᎠᎴ ᎠᏂᎨᏴ ᎨᎵᎵ ᏅᏓᎬᏩᏍᏓᏩᏛᏛ ᎢᏅ ᏧᎾᎴᏅᏁᎢ ᎠᏂᎪᏩᏘᏍᎨ ᎾᏍᎩ ᎯᎠ.
50 Nu was er een man, Josef genaamd, die lid was van de Raad; maar hij was een braaf en rechtschapen man,
ᎬᏂᏳᏉᏃ ᎠᏍᎦᏯ ᏦᏩ ᏧᏙᎢᏛ, ᏗᎦᎳᏫᎩ, ᎤᏓᏅᏘ ᎠᏍᎦᏯ, ᎠᎴ ᏚᏳᎪᏛ ᎢᏯᏛᏁᎯ,
51 die aan hun plannen en drijven geen deel had genomen. Hij was van Arimatea, een joodse stad, en verwachtte ook zelf het koninkrijk Gods.
( ᎾᏍᎩ ᎥᏝ ᎣᏏᏳ ᏳᏰᎸᏁ ᎾᏍᎩ ᏄᏍᏛ ᏚᏄᎪᏔᏅ ᎠᎴ ᏄᎾᏛᏁᎸᎢ, ) ᎠᎵᎹᏗᏱ ᎡᎯ ᎨᏎᎢ, ᎾᏍᎩ ᎠᏂᏧᏏ ᎤᏂᏚᎲᎢ, ᎾᏍᎩ ᎾᏍᏉ ᎠᎦᏘᏰ ᎤᏁᎳᏅᎯ ᎤᎬᏫᏳᎯ ᎨᏒᎢ, —
52 Hij ging naar Pilatus, om het lichaam van Jesus te vragen.
ᎯᎠ ᎾᏍᎩ ᎠᏍᎦᏯ ᏆᎴᏗ ᏭᎷᏤᎴ ᎠᎴ ᎤᏔᏲᏎᎴ ᏥᏌ ᎠᏰᎸᎢ.
53 Hij nam het af, wikkelde het in lijnwaad, en legde het in een graf, dat in de rots was uitgehouwen, en waarin nog nooit iemand was neergelegd.
ᎠᎴ ᎤᏕᏒ ᏙᎴᏛ ᎠᏄᏬ ᎤᏪᏣᏄᎶᏔᏁᎢ, ᎠᎴ ᎠᏤᎵᏍᏛ ᎤᏅᏁ ᎾᏍᎩ ᏅᏲᎯ ᎠᏔᎴᏛ, ᎾᏍᎩ ᎾᎿᎭᎢᎸᎯᏳ ᎩᎶ ᎾᏥᏅᏅᎾ ᎨᏒᎢ.
54 Het was vrijdag, en de sabbat brak aan.
ᎾᎯᏳᏃ ᎢᎦ ᎠᏛᏅᎢᏍᏙᏗᏱ ᎨᏎᎢ, ᎤᎾᏙᏓᏆᏍᎬᏃ ᎿᎭᏉ ᎤᎩᏥᏍᎨᎢ.
55 De vrouwen, die met hem uit Galilea waren gekomen, gingen mee, en zagen het graf, en hoe zijn lichaam er in werd gelegd.
ᎠᏂᎨᏴᏃ ᎾᏍᏉ ᎨᎵᎵ ᏅᏓᎬᏩᏍᏓᏩᏛᏛ, ᎣᏂ ᎠᎾᎵᏍᏓᏩᏗᏎᎢ, ᎠᎴ ᎤᏂᎪᎮ ᎠᏤᎵᏍᏛᎢ, ᎠᎴ ᏂᎬᏅ ᎤᏂᏅᏅ ᎠᏰᎸᎢ.
56 Daarna gingen ze heen, en maakten specerijen en balsem gereed; maar op de sabbat hielden ze de voorgeschreven rustdag.
ᎤᎾᏨᏎᏃ ᎠᎴ ᎤᎾᏓᏁᎳᏁ ᎦᏩᏒᎩ ᎠᎴ ᎠᏠᏁᏗ; ᎠᎴ ᎤᏂᏯᏪᏐᎴ ᎤᎾᏙᏓᏆᏍᎬ ᎾᏍᎩᏯ ᏂᎬᏅ ᏗᎧᎿᎭᏩᏛᏍᏗ.

< Lukas 23 >