< Jesaja 66 >
1 Zo spreekt Jahweh: De hemel is mijn troon, En de aarde mijn voetbank! Waar wilt ge dan een huis voor Mij bouwen, En waar is de plaats, waar Ik zou rusten?
Yahweh [also] said this: “[All of] heaven is [like] my throne, and the whole earth is [like] my footstool. So you could certainly not [RHQ] build a house [that would be adequate] for me to live in and rest!
2 Mijn eigen hand heeft dat alles gemaakt, Van Mij is dit alles, spreekt Jahweh! Neen, slechts op hem zie Ik neer, Die nederig is en deemoedig van hart, Die van vrees voor mijn woord is vervuld!
I [MTY] have created everything; all things exist because I made them. [That is true because I], Yahweh, have said it. The people I am [most] pleased with are those who are humble, who [patiently endure it when they] (suffer/are afflicted), and who tremble when they hear me [rebuking them].
3 Maar wie een stier slacht, doodt ook een mens; Die een schaap offert, wurgt ook een hond; Wie een spijsoffer brengt, draagt ook zwijnebloed op; Wie wierook brandt, vereert ook een afgod. Welnu, zoals zij hun eigen wegen verkiezen, En hun lust in hun gruwelen vinden,
You have enjoyed [continually] doing the things that you want to do: [Some of] you slaughter oxen [to sacrifice them to me], but you also bring human sacrifices [to your idols]! You sacrifice lambs [to me], but you kill dogs [to offer them to your gods]. You offer grain to me, but you also bring pigs’ blood [to your idols]. You burn incense [to me], but you also praise your idols. You enjoy doing those disgusting things.
4 Zo zal Ik hun onheil verkiezen En gruwelen over hen brengen. Want niemand gaf antwoord, toen Ik riep; Zij luisterden niet, toen Ik sprak.
When I called [out to you], you did not answer. When I spoke, you did not pay attention. You did [many] things that I say are evil; you chose [to do] things that I did not like. So [now] I will punish you by causing you to experience the things that you are [very] afraid of.”
5 Hoort Jahweh’s woord, Gij die van ontzag voor zijn woord zijt vervuld! Uw eigen broeders, die u haten, En om mijn Naam u verstoten, hebben gezegd: Laat Jahweh zijn glorie eens tonen, Dan kunnen wij uw vreugde eens zien; Maar ze zullen beschaamd komen staan!
But you people who tremble when you hear what Yahweh says, listen to what he says [now]: “Some of your people hate you and reject you because you belong to me. They make fun of you, and they say, ‘Yahweh should show his glorious power! We want to see him [do something to cause] you to be truly happy.’ But [some day] those people will be [very] disgraced.”
6 Hoort, geraas uit de stad, gerommel uit de tempel: Het is de donder van Jahweh, Die wraak op zijn vijanden neemt!
[At that time], you will listen to the noise in the city. You will hear the shouting in the temple. It will be the sound of Yahweh shouting while he is punishing his enemies!
7 Maar Sion zal baren, eer zij krijt, Brengt haar zonen ter wereld, eer de weeën over haar komen!
No one [RHQ] ever heard that a woman gave birth to a baby when she was just starting to have birth pains.
8 Wie heeft er ooit van gehoord, Ooit zo iets mogen zien; Werd ooit een land op één dag gebaard, Een volk op eenmaal geboren? Maar als Sion weeën krijgt, heeft zij haar zonen al gebaard!
Certainly no one [RHQ] ever heard about such a thing happening, and no one has ever seen it happen. [Similarly], no one ever [RHQ] heard that a nation was created in one instant, not even in one day. But Jerusalem is like [MET] [a woman who] gives birth to children as soon as she starts to have birth pains.
9 Of zou Ik de moederschoot openen, En niet laten baren, spreekt Jahweh; Hem sluiten, Ik die laat baren, zegt uw God?
Women certainly do not [RHQ] bring infants to the time when they are ready to be born and then do not allow them to be born. [Similarly, he will do for Jerusalem] [MET] [what he has promised to do]: [He will cause Jerusalem to be full of people again]. [That will happen because] Yahweh has said it.
10 Verheugt u met Jerusalem, En jubelt met haar, Gij allen, die haar bemint; Juicht van blijdschap met haar, Gij allen, die over haar treurt;
You people in [APO] Jerusalem, rejoice! And all you people who love Jerusalem should also be happy. You people who were sad because of [what happened to Jerusalem], you should now be glad.
11 Opdat ge tot verzadiging moogt zuigen Aan de borst van haar troost, En met verrukking moogt zwelgen Aan de boezem van haar glorie.
[You people in Jerusalem] will [have everything that you need] like [MET] a baby that gets all it needs from its mother’s breasts. You will enjoy all the abundant and glorious things [MET] in the city.
12 Waarachtig, Jahweh heeft het gezegd! Zie, Ik leid haar de vrede toe als een stroom, De glorie der volken als een bruisende vloed. Haar zuigelingen worden op de heup gedragen, En op de knieën vertroeteld.
Yahweh has promised, “I will cause Jerusalem to be full of valuable things that come from other nations; those things will pour into Jerusalem; it will be like [SIM] a big flood. I will take care of the people of Jerusalem like women care for the babies that they nurse.
13 Zoals men door zijn moeder getroost wordt, zal Ik u troosten, En zult gij in Jerusalem worden verkwikt.
I will comfort you people in Jerusalem like [MET] mothers comfort their children.”
14 Als ge het ziet, zal uw hart zich verheugen, Uw gebeente bloeien als het jonge groen. Dan zal Jahweh’s hand worden geopenbaard aan zijn dienaars, Maar zijn toorn aan zijn vijanden!
When you see [those things happen], you [SYN] will rejoice. Your [old] bones will become strong [again] like [SIM] grass [that grows quickly/well in the springtime]. [When that happens, everyone] will know that Yahweh has power [MTY] to help those who worship and obey him, but that he is angry with his enemies.
15 Want zie, Jahweh komt als een vuur, Zijn wagens als een orkaan, Om zijn gramschap te tonen in vuur, zijn dreigen in vlammen;
Yahweh will come down with flames of fire, and his chariots [will come down] like [SIM] a whirlwind; he will be extremely angry, and he will punish [his enemies] by burning them in a fire.
16 Want te vuur en te zwaard houdt Jahweh gericht over alle vlees, En onder de slagen van Jahweh vallen tallozen neer.
[It is as though] [MET] Yahweh has a [big] sword, and he will judge and execute many people.
17 En zij die zich heiligen en reinigen, om naar de tuinen te gaan, Achter een leider, die zich in hun midden bevindt; Die zwijnevlees eten, ongedierte en muizen, Ook zij zullen gelijk met hun werken en plannen vergaan: Is de godsspraak van Jahweh!
Yahweh says, “Some of you people purify/bathe yourselves and [then] go to a garden to worship your gods. You eat the meat of pigs and lizards and mice, [and other things that I have forbidden you to eat]. So I will get rid of you [for doing that].
18 Maar dan zal Ik komen, om te verzamelen Alle volken en tongen! Ze zullen komen, en mijn glorie aanschouwen,
I know [all] the [evil] things that you think and do. [It is now time] for me to gather together the people who live in all nations and who speak all languages, and to show them that I am very great.
19 En zal Ik tekenen onder hen doen. En die onder hen zijn gespaard, zal Ik tot de volken zenden, Naar Tarsjisj, Poet en Loed, naar Mésjek en Rosj, Naar Toebal en Jawan en verwijderde kusten, Die nog nooit mijn Naam hebben gehoord, Nooit mijn glorie aanschouwd: En zij zullen mijn glorie onder de volken verkonden!
I will put a mark on them, and those whom I have spared will go to various [distant] countries: to Tarshish, Put, Lud, Meshech, Tubal, Javan, and to distant islands. I will send them to proclaim to nations that have never heard about me that I am very great and glorious.
20 Dan brengen ze al uw broeders weer terug, Met een offer voor Jahweh van alle volken, Op paarden, wagens, karossen, Op muildier en dromedarissen, Naar mijn heilige berg, Naar Jerusalem, spreekt Jahweh: Juist zoals Israëls zonen hun spijsoffer brengen, In reine vaten naar het huis van Jahweh!
Then they will bring back here your relatives [who have been (exiled/forced to go to other countries)], to be like [SIM] an offering to me. They will come on horses, in chariots, on mules, and on camels. They will come to [Zion, ] my sacred hill in Jerusalem. That will be like [SIM] the offerings that [my] Israeli people used to bring in the correct manner to the temple.
21 En ook uit hen zal Ik Mij priesters kiezen, En levieten, zegt Jahweh!
[I solemnly promise that] I will appoint some of them to be priests, and others to do other work in my temple. [That will surely happen because I], Yahweh, have said it.
22 Want zoals de nieuwe hemel, En de nieuwe aarde, die Ik ga scheppen, Voor mijn aanschijn blijven bestaan: is de godsspraak van Jahweh; Zo zal ook uw kroost blijven bestaan en uw naam!
I [also] promise that just like the new heaven and the new earth will last forever, you will always have descendants, and you [MTY] will always be honored.
23 En van maan tot maan, van sabbat tot sabbat Zal al wat leeft Mij komen aanbidden, zegt Jahweh!
At every festival to celebrate the Sabbath [each week] and the new moon [each month], everyone will [come and] worship me. [That will surely happen because] I, Yahweh, have said it.
24 En als zij opgaan, zullen ze de lijken aanschouwen Van de mannen, die Mij hebben verzaakt: Want hun worm zal niet sterven, hun vuur niet worden geblust; Een gruwel zijn ze voor al wat leeft!
Then they will go out [of Jerusalem] and look at the corpses of those who rebelled against me. The maggots in those corpses will never die, the fire will never stop burning them, and everyone [who sees their corpses] will detest them.”