< Jesaja 46 >
1 Bel wankelt al, en Nebo valt; Hun beelden worden op beesten en ossen gelegd, Getorst en gedragen, een vermoeiende last,
[It is as though] Bel and Nebo, the statues of the gods [of Babylonia], are bowing down as those statues are put on animals and carried away! The statues are heavy burdens and will cause the animals to become tired [SAR]!
2 Waaronder allen zich bukken en krommen. Maar ze kunnen hun last niet in veiligheid brengen, Zelf zullen ze in ballingschap gaan!
[It seems like] both gods are bowing down; not only can they not save themselves, but they themselves are being (exiled/taken to another country)!
3 Huis van Jakob, luister naar Mij, Wie overbleven van Israëls huis, Die sinds hun geboorte door Mij zijn getorst, Gedragen van de moederschoot af!
[Yahweh says], “You descendants of Jacob who were exiled, [I am not like the gods of Babylonia that must be carried]; [instead, it is as though] I have carried you since you first became a nation [MET]. I carried you [even] before you became a nation.
4 Tot uw ouderdom ben Ik dezelfde, tot uw grijsheid blijf Ik u torsen. U dragen, zoals Ik gedaan heb, u torsen en redden.
I will be your God, and I will carry you for many years, until [it is as though] [MET] your nation is an old man with gray hair. I caused [you to become a nation], and I will sustain you and rescue you.
5 Naast wien soms wilt gij Mij stellen en meten, Op wiens beeld Mij doen lijken?
There is certainly [RHQ] no one to whom I can be compared. There is [RHQ] no one who is equal to me [DOU].
6 Ze schudden goud uit hun buidel, Wegen zilver af op de schaal, Huren een goudsmid, om er een god van te maken, En buigen aanbiddend zich neer.
[So it is stupid/ridiculous that] some people pour out gold and silver from their bags and weigh it on a scale. [Then] they hire a man who makes things from gold to make an idol from it. [After he makes an idol], they bow down and worship it!
7 Ze tillen hem op de schouders En dragen hem rond, Zetten hem neer op een voetstuk: daar staat hij, Hij komt van zijn plaats niet meer af; Hij geeft geen antwoord, als men hem roept, Redt niemand uit zijn ellende.
They lift it up and carry it on their shoulders. They put it in a [special] place, and it stays there. It cannot move! And when someone prays to it, it does not answer. So [obviously] it cannot rescue anyone from his troubles!
8 Denkt daaraan, weest verstandig, rebellen,
[You people of Judah], do not forget this; keep thinking about it, you sinful people!
9 Neemt het ter harte, en herinnert u wat vroeger is gebeurd. Ja, ik ben God, er is geen ander, God, die zijns gelijke niet heeft;
Think about the things [that I did] long ago. Only I am God; I am God, and there is no one like me.
10 Die van de beginne het einde voorzegde, Tevoren, wat nog niet was geschied. Ik spreek: Mijn raadsbesluit zal worden volbracht, Wat Ik gewild heb, breng Ik tot stand;
Only I can tell what will happen in the future before it occurs; I tell it long before it happens. I will accomplish everything that I plan to accomplish, and I will do everything that I want to do.
11 Uit het oosten roep Ik den roofvogel op, Uit verre landen den man van mijn plannen! Zoals Ik gezegd heb, zal Ik het schikken, Zoals Ik besloten heb, zal Ik het doen.
So I will summon [someone to come] from the east [like a swift and powerful] eagle; he will come from a distant country. He will accomplish what I want him to. [He is the one who] will do what I have said that I want him to do, what I have planned.
12 Moedelozen, luistert naar Mij, Die u nog ver van het heil meent verwijderd:
You stubborn people [of Israel], [you think that] it will be a long time before you are allowed to return to your own country.
13 Mijn heil doe Ik naderen, het is niet verre meer af, Mijn redding laat zich niet wachten; Aan Sion breng Ik verlossing, Aan Israël mijn glorie!
But I will rescue you, and it will not be a long time [before that happens]. I will do it soon. I will rescue Jerusalem and show to you Israeli [people] that I am glorious.”