< Jesaja 29 >
1 Wee Offerhaard, Gods Offerhaard, Stad, waar David zijn tenten opsloeg! Voegt nog een jaar bij de jaren, En laat de feesten hun kringloop volbrengen:
[This is a message from Yahweh: ] Terrible things will happen to Jerusalem, the city where [King] David lived. You people continue to celebrate your festivals each year.
2 Dan zal Ik Gods Offerhaard benauwen, Doen kreunen en kermen, En maak er een echte offerhaard van!
But I will cause you to experience a great disaster, [and when that happens], people will weep and lament [very much]. Your city will become like [MET] an altar [to me] [where people are burned as sacrifices].
3 Ik zal u van alle kant belegeren, U met wallen omringen, En verschansingen tegen u bouwen.
I will cause your enemies [to come to your city]; they will surround it by [building] towers and putting in place other things with which to attack you.
4 Dan zult ge op de grond liggen roepen, Uw woord zal worden verstikt door het stof; Uw stem zal uit de aarde komen als die van een spook, Uw spreken knarsen uit het zand.
Then you will talk [as though you were] buried deep in the ground [DOU]; it will sound like someone whispering from under the ground, like [SIM] a ghost speaking from a grave.
5 De zwerm uwer vijanden zal zijn als een stofwolk, De drom der verdrukkers als opstuivend kaf; En plotseling, heel onverwacht
But, suddenly your enemies will be blown away like dust; their armies will disappear like [SIM] chaff that is blown away [by the wind]. [It will happen] very suddenly.
6 Zult ge door Jahweh der heirscharen worden bezocht: Met donder, geraas en gedaver, Met wervelwind en orkaan, Met verslindende vlammen.
The Commander of the armies of angels will come [to help you] with thunder and an earthquake and a very loud noise, with a strong wind and a big storm and a fire that will burn up everything.
7 En als een droom en een nachtmerrie Zal het heir aller volken, die tegen Offerhaard strijden, Al zijn burchten en torens benauwen.
[Then] the armies of all the nations that will be attacking Jerusalem will quickly disappear like a dream in the night [DOU]. Those who will be attacking Jerusalem will suddenly vanish/disappear.
8 Het zal hem gaan als een hongerige, die droomt, dat hij eet, Maar zijn maag is leeg bij het ontwaken, Of als een dorstige, die droomt, dat hij drinkt, Maar die ontwaakt, uitgeput en versmacht: Zo zal hem het heir aller volken zijn, die Sion bekampen!
People who are asleep dream about eating food, [but] when they wake up, they are still hungry. People who are thirsty dream about drinking something, [but] when they wake up they are still thirsty. It will be like that when your enemies come to attack Zion Hill; [they will dream about conquering you, but when they wake up, ] [they will realize that they have not succeeded].
9 Verhardt, opdat ge verstart, Wordt blind, opdat ge niet ziet; Weest dronken, maar niet van wijn, Waggelt, maar niet van drank.
You [people of Jerusalem], be amazed and surprised [about this] [IRO]! Do not believe [what I have said] [SAR]! And continue to be blind [IRO] [about what Yahweh is doing]. You are stupid, but it is not because you have drunk a lot of wine. You stagger, but not from drinking alcoholic drinks.
10 Want Jahweh heeft over u uitgestort Een geest van verdoving; Hij heeft uw ogen gesloten, profeten, Zieners, uw hoofden gesluierd.
Because Yahweh has prevented the prophets [DOU] from understanding [and telling you his messages], [it is as though] he has caused you to be fast/deeply asleep.
11 Zo wordt u dit hele visioen Als de inhoud van een verzegeld boek: Men geeft het iemand, die lezen kan, En zegt: ge moet het eens lezen; Dan antwoordt hij: Ik kan niet, want het boek is verzegeld.
[Yahweh gave me] this vision; [but] for you, it is only words on a scroll that is sealed shut. If you give it to those who can read [and request that they read it], they will say, “We cannot read it because the scroll is sealed.”
12 Of men geeft het boek iemand, die niet leest, En zegt: ge moet het eens lezen; Dan antwoordt hij: Ik kan niet lezen.
When you give it to [others] who cannot read, they will say, “[We cannot read it because] we do not know how to read.”
13 En de Heer zegt: Omdat dit volk Mij nadert met de mond, En Mij eert met de lippen alleen, Maar zijn hart heel ver van Mij houdt, En zijn vrees voor Mij enkel bestaat Uit mensenwijsheid, van buiten geleerd;
[So] the Lord says, “These people say that they belong to me. They honor me by what they say [MTY], but they do not think [IDM] about what I [desire]. When they worship me, all they do is recite rules that people have made and that they have memorized.
14 Daarom blijf Ik heel wonderlijke dingen doen aan dit volk: De wijsheid zijner wijzen vergaat, Het vernuft van zijn verstandigen verduistert.
Therefore, again I will do something to amaze these people; I will perform many miracles. And [I will show that] the people [who tell others that they] are wise are not really wise, and [I will show that] the people [who tell others that they] are intelligent are not really intelligent.
15 Wee hun, die diep voor Jahweh Hun plannen willen verbergen; Die hun werken in het duister verrichten, En zeggen: wie ziet ons, wie kent ons!
Terrible things will happen to those who try to conceal from me, Yahweh, the [evil] things that they plan to do; they do those things in the darkness and they think, ‘Yahweh certainly cannot [RHQ] see us; he cannot [RHQ] know what we are doing!’
16 Wat dwaasheid! Is dan de pottenbakker gelijk aan het leem, Dat het maaksel van zijn maker zou zeggen: Hij vormde mij niet; En de pot van den pottenbakker zou zeggen: Hij heeft er geen verstand van?
They are extremely foolish! [They act as though] they were the potters and I was the clay! Something that was created should certainly never [RHQ] say to the one who made it, ‘You did not make me!’ A jar should never say, ‘The potter who made me did not know what he was doing!’”
17 Doch het is nog maar een korte tijd, En de Libanon zal in een boomgaard veranderen, De boomgaard lijken op een woud!
Soon [the forests in] Lebanon will become fertile fields, and abundant crops will grow in those fields, and that will happen very soon.
18 Dan zullen de doven horen wat in het boek staat geschreven, De blinde ogen zien, van donker en duister verlost;
At that time, deaf people will [be able to hear]; [they will be able to] hear when someone reads from a book; and blind people will [be able to see]; [they will be able to] see things when it is gloomy and [even] when it is dark.
19 De ongelukkigen zich telkens meer in Jahweh verheugen, De armsten onder de mensen in Israëls Heilige juichen.
Yahweh will enable humble people to be very joyful again. Poor people will rejoice about what the Holy One of Israel [has done].
20 Want de tyran is verdwenen, de spotter is weg; Allen vernield, die onheil brouwen, En anderen op hun woord beschuldigen;
There will be no more people who ridicule [others] and no more arrogant people. And those who plan to do evil things will be executed.
21 Die den rechter strikken leggen onder de poort, En de onschuldigen door leugen verdringen.
Those who testify falsely in order to persuade judges to punish innocent people will vanish/disappear. Similar things will happen to those who by lying in court [persuade judges to] make unjust decisions.
22 Daarom spreekt Jahweh, De God van het huis van Jakob, Hij, die Abraham heeft verlost: Niet langer zal Jakob worden beschaamd, Niet langer zijn aangezicht blozen;
That is why Yahweh, who rescued Abraham, says about the people of Israel, “My people will no longer be ashamed; no longer will they show on their faces that they are ashamed.
23 Maar wanneer zijn kinderen Het werk mijner handen in hun midden aanschouwen, Dan zullen zij mijn Naam vereren, Den Heilige Jakobs aanbidden, Den God van Israël vrezen;
When they see that I have blessed them by giving them many children and doing many other things for them, they will realize that I am the Holy One of Israel, and they will revere me, the God to whom they, the descendants of Jacob, belong.
24 En de dolenden zullen inzicht bekomen, De mopperaars zullen de lessen verstaan!
When that happens, those who have not been able to think well will think clearly, and those who complain [about what I am doing] will accept what I am teaching them.”