Holy Bible Aionian Edition® ~ Dutch---Canisiusvertaling ~ 1-Chronicles Chapter 11

< 1 Kronieken 11 >

1 Toen kwam heel Israël tot David in Hebron en zeide: Zie, wij zijn uw vlees en bloed!

رهبران اسرائیل به حبرون نزد داوود رفتند و به او گفتند: «ما گوشت و استخوان تو هستیم؛

2 Reeds vroeger, toen Saul nog koning was, waart gij het, die Israël te velde deedt trekken en terugbracht. En tot u heeft Jahweh, uw God, gezegd: "Gij zult mijn volk Israël weiden; gij zult de leider van mijn volk Israël zijn!"

حتی زمانی که شائول پادشاه بود، سپاهیان ما را تو به جنگ می‌بردی و به سلامت بر می‌گرداندی؛ و خداوند، خدایت فرموده است که تو باید شبان و رهبر قوم او باشی.»

3 Toen alle oudsten van Israël dus bij den koning in Hebron gekomen waren, sloot David met hen in Hebron een verbond voor het aanschijn van Jahweh, en werd David door hen tot koning over Israël gezalfd, juist zoals Jahweh door Samuël had voorspeld.

پس در حبرون داوود در حضور خداوند با رهبران اسرائیل عهد بست و ایشان همان‌طور که خداوند به سموئیل فرموده بود، او را به عنوان پادشاه اسرائیل انتخاب کردند.

4 Nu trok David met heel Israël naar Jerusalem op, dat wil zeggen: Jeboes, waar de Jeboesieten woonden, de inheemse bevolking.

سپس داوود و آن رهبران به اورشلیم که محل سکونت یبوسی‌ها بود و یبوس نیز نامیده می‌شد، رفتند.

5 De bewoners van Jeboes riepen tot David: Hier komt ge niet binnen! Maar David veroverde de Sionsvesting, de zogenaamde Davidstad.

ولی اهالی یبوس از ورود آنها به شهر جلوگیری کردند. پس داوود قلعهٔ صهیون را که بعد به «شهر داوود» معروف شد، تسخیر کرد

6 Bij die gelegenheid sprak David: Wie het eerst een Jeboesiet neerslaat, wordt opperste bevelhebber. En Joab was het, de zoon van Seroeja, die het eerst naar boven kroop, en bevelhebber werd.

و به افراد خود گفت: «اولین کسی که به یبوسی‌ها حمله کند، فرماندهٔ سپاه خواهد شد.» یوآب پسر صرویه اولین کسی بود که به یبوسی‌ها حمله کرد؛ پس مقام فرماندهی سپاه داوود به او داده شد.

7 Daarna vestigde David zich in de vesting, die hij Davidstad noemde,

داوود در آن قلعه ساکن شد و به همین جهت آن قسمت از شهر اورشلیم را شهر داوود نامیدند.

8 en hij bouwde de stad in heel haar omvang van het Millo af tot aan het paleis. De rest van de stad werd door Joab gerestaureerd.

داوود بخش قدیمی شهر را که اطراف قلعه بود به سمت بیرون وسعت داد و یوآب بقیهٔ شهر اورشلیم را تعمیر کرد.

9 Zo werd David hoe langer hoe machtiger, daar Jahweh der heirscharen met hem was.

به این ترتیب روز‌به‌روز بر قدرت و نفوذ داوود افزوده می‌شد، زیرا خداوند لشکرهای آسمان با او بود.

10 Hier volgen de aanvoerders van Davids helden, die zich verdienstelijk maakten voor zijn heerschappij over heel Israël, en hem hielpen koning te worden van Israël, naar het woord van Jahweh.

این است اسامی سربازان شجاع داوود که همراه قوم اسرائیل او را مطابق کلام خداوند، پادشاه خود ساختند و سلطنت او را استوار نمودند:

11 Hier volgt dus een op somming van Davids helden. Jasjobam, de zoon van Chakmoni, was de aanvoerder der Drie. Hij zwaaide zijn lans tegen driehonderd man, die hij in één keer versloeg.

یشبعام (مردی از اهالی حکمون) فرماندهٔ افسران شجاع داوود پادشاه بود. او یکبار با نیزه خود سیصد نفر را کشت.

12 Na hem kwam Elazar, de zoon van Dodo, den Achochiet, ook een van de drie helden.

العازار پسر دودو، از خاندان اخوخ در رتبهٔ دوم قرار داشت.

13 Hij bevond zich met David te Pas-Dammim, toen de Filistijnen zich daar verzameld hadden voor de strijd. Na hem kwam Sjamma, de zoon van Age uit Harari. Eens, toen de Filistijnen zich voor de strijd te Lechi verzameld hadden, waar een stuk land was, geheel met gerst beplant, was het volk voor de Filistijnen op de vlucht geslagen;

او در جنگی که با فلسطینی‌ها در فَسدَمیم درگرفت، داوود را همراهی می‌کرد. در محلی که مزرعهٔ جو بود، سپاه اسرائیل در برابر فلسطینی‌ها تاب نیاوردند و پا به فرار گذاشتند،

14 maar hij ging midden op het veld staan en wist het te behouden, door de Filistijnen te verslaan. Zo verleende Jahweh hun een grote overwinning.

ولی العازار و افرادش در آن مزرعهٔ جو در برابر فلسطینی‌ها ایستادگی کردند و آنها را شکست دادند و خداوند پیروزی بزرگی نصیب ایشان نمود.

15 Een andere keer daalden drie van de dertig aanvoerders af, en kwamen bij David in de spelonk van Adoellam, terwijl een bende Filistijnen in de vallei der Refaïeten gelegerd was.

در حالی که عده‌ای از فلسطینی‌ها در درهٔ رفائیم اردو زده بودند، سه نفر از سی سردار شجاع داوود پیش او که در غار عدولام پنهان شده بود، رفتند.

16 David bevond zich toen in de bergvesting, en de Filistijnen hadden Betlehem bezet.

داوود در پناهگاه خود بود و اردوی فلسطینی‌ها در بیت‌لحم مستقر شده بود.

17 Toen nu David eens het verlangen te kennen gaf, of iemand hem water te drinken kon geven uit de bron bij de poort van Betlehem,

در این هنگام داوود گفت: «چقدر دلم می‌خواهد از آب چاهی که نزدیک دروازهٔ بیت‌لحم است بنوشم!»

18 drongen de Drie door de legermacht der Filistijnen heen, putten water uit de bron bij de poort van Betlehem, namen het mee en brachten het bij David. Maar David wilde er niet van drinken, en goot het uit ter ere van Jahweh, terwijl hij uitriep:

پس آن سه سردار قلب اردوی فلسطینی‌ها را شکافته، از آن گذشتند و از آن چاه آب کشیدند و برای داوود آوردند. ولی داوود آن آب را ننوشید، بلکه آن را چون هدیه به حضور خداوند ریخت

19 Bij Jahweh; ik denk er niet aan, zo iets te doen. Ik zou het bloed en het leven van die drie mensen drinken; want ze hebben hun leven gewaagd, om het mij te kunnen brengen! Daarom wilde hij het niet drinken. Zulke dingen deden de drie helden.

و گفت: «نه ای خدا، من این آب را نمی‌نوشم! این آب، خون این سه نفر است که برای آوردنش جان خود را به خطر انداختند.»

20 Absjai, de broeder van Joab, was de aanvoerder van de Dertig. Hij zwaaide zijn lans tegen driehonderd man, die hij doodde. Hij was bekend bij de Drie,

ابیشای برادر یوآب، فرماندهٔ آن سه نفر بود. او یکبار با کشتن سیصد نفر با نیزهٔ خود، مانند آن سه نفر معروف شد.

21 en om twee feiten was hij beroemder dan de Dertig, zodat hij hun aanvoerder werd; maar tegen de Drie kon hij niet op.

هر چند ابیشای رئیس آن سه دلاور و معروفتر از ایشان بود، ولی جزو آن سه نفر محسوب نمی‌شد.

22 Benaja, de zoon van Jehojada, was een dapper man uit Kabseël, met een uitstekende staat van dienst. Hij versloeg de twee zonen van Ariël uit Moab. Ook doodde hij midden in een kuil een leeuw op een dag, dat er sneeuw lag.

بنایا پسر یهویاداع اهل قبصئیل، سرباز معروفی بود و کارهای متهورانه انجام می‌داد. بنایا دو سردار معروف موآبی را کشت. او همچنین در یک روز برفی به حفره‌ای داخل شد و شیری را کشت.

23 Verder versloeg hij een Egyptenaar, een man van ongewone afmetingen, vijf el lang, die met een lans als een weversboom was gewapend; hij ging met een stok op hem af, wrong hem de lans uit de vuist, en stak hem met zijn eigen lans dood.

یکبار با یک چوبدستی یک جنگجوی مصری را که قدش دو متر و نیم و نیزه‌اش به کلفتی چوب نساجان بود، از پای درآورد. آن مصری نیزه‌ای در دست داشت و بنایا نیزه را از دست او ربود و وی را با آن نیزه کشت.

24 Zulke dingen deed Benaja, de zoon van Jehojada! Daardoor was hij bekend bij de Drie.

این بود کارهای بنایا که او را مانند سه سردار ارشد معروف ساخت.

25 Maar ofschoon hij beroemder was dan de Dertig, tegen de Drie kon hij niet op! Hem stelde David over zijn lijfwacht aan.

او از آن سی نفر معروفتر بود ولی جزو سه سردار ارشد محسوب نمی‌شد. داوود او را به فرماندهی گارد سلطنتی گماشت.

26 Tenslotte de helden: Asaël, de broer van Joab; Elchanan, de zoon van Dodo uit Betlehem;

سربازان معروف دیگر داوود پادشاه اینها بودند: عسائیل (برادر یوآب)، الحانان (پسر دودو) اهل بیت‌لحم، شموت اهل هرور، حالص اهل فلونی، عیرا (پسر عقیش) اهل تقوع، ابیعزر اهل عناتوت، سبکای اهل حوشات، عیلای اهل اخوخ، مهرای اهل نطوفات، حالد (پسر بعنه) اهل نطوفات، اتای (پسر ریبای) از جِبعهٔ بنیامین، بنایا اهل فرعاتون، حورای اهل وادیهای جاعش، ابی‌ئیل اهل عربات، عزموت اهل بحروم، الیحبای اهل شعلبون، پسران هاشم اهل جزون، یوناتان (پسر شاجای) اهل حرار، اخیام (پسر ساکار) اهل حرار، الیفال (پسر اور)، حافر اهل مکرات، اخیا اهل فلون، حصرو اهل کرمل، نعرای (پسر ازبای)، یوئیل (برادر ناتان)، مبحار (پسر هجری)، صالق اهل عمون، نحرای اهل بیروت (او سلاحدار سردار یوآب بود)، عیرا اهل یتر، جارب اهل یتر، اوریا اهل حیت، زاباد (پسر احلای)، عدینا (پسر شیزا) از قبیلهٔ رئوبین (او جزو سی و یک رهبر قبیلهٔ رئوبین بود.) حانان (پسر معکه)، یوشافاط از اهالی متنا، عزیا اهل عشتروت، شاماع و یعوئیل (پسران حوتام) اهل عروعیر، یدیعی‌ئیل (پسر شمری)، یوخا (برادر یدیعی‌ئیل) از اهالی تیص، الی‌ئیل اهل محوی، یریبای و یوشویا (پسران الناعم)، یتمه اهل موآب، الی‌ئیل، عوبید و یعسی‌ئیل اهل مصوبات.

27 Sjammot uit Harar; Chéles uit Bet-Pélet;

28 Ira, de zoon van Ikkesj uit Tekóa; Abiézer uit Anatot;

29 Sibbekai uit Choesja; Ilai uit Achoch;

30 Maharai uit Netófa; Chéled, de zoon van Baäna uit Netófa;

31 Itai, de zoon van Ribai uit Géba der Benjamieten; Benaja uit Piraton;

32 Choerai uit Nachale-Gáasj; Abiël uit Araba;

33 Azmáwet uit Bachoerim; Eljachba uit Sjaälbon;

34 Hasjem uit Gizo: Jonatan, de zoon van Sjage uit Harar;

35 Achiam, de zoon van Sakar uit Harar; Elifal, de zoon van Oer;

36 Chéfer uit Mekera; Achi-ja uit Gilo;

37 Chesro uit Karmel; Naärai, de zoon van Ezbai;

38 Joël, de broer van Natan; Mibchar, de zoon van Hagri;