8 I s njima levite: Šemaju, Netaniju, Zebadju, Asahela, Šemiramota, Jonatana, Adoniju, Tobiju i Tob Adoniju; a s njima svećenike Elišamu i Jorama.
En met hen de Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-Adonia, de Levieten, en met hen de priesters Elisama en Joram.