ⲒⲀⲔⲰⲂⲞⲤ 1
Jakobus, een dienstknecht van God en van den Heere Jezus Christus; aan de twaalf stammen, die in de verstrooiing zijn: zaligheid.
Acht het voor grote vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt;
Wetende, dat de beproeving uws geloofs lijdzaamheid werkt.
4 ⲇ̅ ϯϩⲩⲡⲟⲙⲟⲛⲏ ⲇⲉ ⲙⲁⲣⲉ ⲟⲩϩⲱⲃ ⲉϥϫⲏⲕ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϣⲱⲡⲓ ⳿ⲛϧⲏⲧⲥ ϩⲓⲛⲁ ⳿ⲛⲧⲉⲧⲉⲛϣⲱⲡⲓ ⲉⲣⲉⲧⲉⲛϫⲏⲕ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ⲟⲩⲟϩ ⲉⲣⲉⲧⲉⲛⲟⲩⲟϫ ⳿ⲛⲧⲉⲧⲉⲛϫⲟⲣϩ ⳿ⲛ⳿ϩⲗⲓ ⲁⲛ.
Doch de lijdzaamheid hebbe een volmaakt werk, opdat gij moogt volmaakt zijn en geheel oprecht, in geen ding gebrekkelijk.
5 ⲉ̅ ⲓⲥϫⲉ ⲇⲉ ⲟⲩⲟⲛ ⲟⲩⲁⲓ ϧⲉⲛ ⲑⲏⲛⲟⲩ ⲉϥϫⲟⲣϩ ⳿ⲛ⳿ⲥⲃⲱ ⲙⲁⲣⲉϥⲉⲣⲉⲧⲓⲛ ⳿ⲛⲧⲉⲛ ⲫϯ ⲫⲏⲉⲧϯ ⳿ⲛⲟⲩⲟⲛ ⲛⲓⲃⲉⲛ ⲁⲡⲗⲱⲥ ⳿ⲛ⳿ϥϣⲱϣϥ ⲁⲛ ⲟⲩⲟϩ ⲉⲩ⳿ⲉϯ ⲛⲁϥ.
En indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft, en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden.
6 ⲋ̅ ⲙⲁⲣⲉϥⲉⲣⲉⲧⲓⲛ ⲇⲉ ϧⲉⲛ ⲟⲩⲛⲁϩϯ ⳿ⲛ⳿ϥⲟⲓ ⳿ⲛϩⲏⲧ ⲃ̅ ⲁⲛ ⲫⲏ ⲅⲁⲣ ⲉⲧⲟⲓ ⳿ⲛϩⲏⲧ ⲃ̅ ⲁϥⲟⲓ ⳿ⲙ⳿ⲫⲣⲏϯ ⳿ⲛⲛⲓϫⲟⲗ ⳿ⲛⲧⲉ ⳿ⲫⲓⲟⲙ ⲉⲣⲉ ⳿ⲡⲑⲏⲟⲩ ϭⲓ ⳿ⲙⲙⲱⲟⲩ ⲟⲩⲟϩ ⲉϥ⳿ⲓⲛⲓ ⳿ⲙⲙⲱⲟⲩ.
Maar dat hij ze begere in geloof, niet twijfelende; want die twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van den wind gedreven en op en nedergeworpen wordt.
Want die mens mene niet, dat hij iets ontvangen zal van den Heere.
Een dubbelhartig man is ongestadig in al zijn wegen.
Maar de broeder, die nederig is, roeme in zijn hoogheid.
En de rijke in zijn vernedering; want hij zal als een bloem van het gras voorbijgaan.
11 ⲓ̅ⲁ̅ ⲁϥϣⲁⲓ ⲅⲁⲣ ⳿ⲛϫⲉ ⳿ⲫⲣⲏ ⲛⲉⲙ ⲡⲓⲕⲁⲩⲥⲱⲛ ⲟⲩⲟϩ ⲁϥ⳿ⲧϣⲟⲩⲓ⳿ⲉ ⲡⲓⲥⲱⲟⲩⲃⲉⲛ ⲟⲩⲟϩ ⲧⲉϥ⳿ϩⲣⲏⲣⲓ ⲁⲥϥⲟⲣϥⲉⲣ ⳿ⲡⲥⲁⲓ ⲇⲉ ⳿ⲛⲧⲉ ⲡⲉϥϩⲟ ⲁϥⲧⲁⲕⲟ ⲡⲁⲓⲣⲏϯ ϩⲱϥ ⲡⲓⲣⲁⲙⲁ⳿ⲟ ⳿ⲛ⳿ϩⲣⲏⲓ ϧⲉⲛ ⲛⲉϥⲙⲱⲓⲧ ⲧⲏⲣⲟⲩ ⳿ϥⲛⲁⲗⲱⲙ.
Want de zon is opgegaan met de hitte, en heeft het gras dor gemaakt, en zijn bloem is afgevallen, en de schone gedaante haars aanschijns is vergaan; alzo zal ook de rijke in zijn wegen verwelken.
12 ⲓ̅ⲃ̅ ⲟⲩⲙⲁⲕⲁⲣⲓⲟⲥ ⲡⲉ ⲡⲓⲣⲱⲙⲓ ⲫⲏⲉⲑⲛⲁ⳿ⲁⲙⲟⲛⲓ ⳿ⲛⲧⲟⲧϥ ϧⲉⲛ ⲟⲩⲡⲓⲣⲁⲥⲙⲟⲥ ϫⲉ ⲁϥϣⲁⲛⲉⲣ ⲟⲩⲥⲱⲧⲡ ⳿ϥⲛⲁϭⲓ ⳿ⲙⲡⲓ⳿ⲭⲗⲟⲙ ⳿ⲛⲧⲉ ⳿ⲡⲱⲛϧ ⲫⲏⲉⲧⲁϥⲱϣ ⳿ⲙⲙⲟϥ ⳿ⲛⲛⲏⲉⲑⲛⲁⲙⲉⲛⲣⲓⲧϥ.
Zalig is de man, die verzoeking verdraagt; want als hij beproefd zal geweest zijn, zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Heere beloofd heeft dengenen, die Hem liefhebben.
13 ⲓ̅ⲅ̅ ⳿ⲙⲡⲉⲛ⳿ⲑⲣⲉ ⳿ϩⲗⲓ ϫⲟⲥ ⲉⲩⲉⲣⲡⲓⲣⲁⲍⲓⲛ ⳿ⲙⲙⲟϥ ϫⲉ ⲫϯ ⲡⲉⲧⲉⲣⲡⲓⲣⲁⲍⲓⲛ ⳿ⲙⲙⲟⲓ ⲫϯ ⲅⲁⲣ ⳿ϥⲉⲣⲡⲓⲣⲁⲍⲓⲛ ⲁⲛ ϧⲉⲛ ϩⲁⲛⲡⲉⲧϩⲱⲟⲩ ⳿ϥⲉⲣⲡⲓⲣⲁⲍⲓⲛ ⲇⲉ ⳿ⲛⲑⲟϥ ⳿ⲛ⳿ϩⲗⲓ ⲁⲛ.
Niemand, als hij verzocht wordt, zegge: Ik word van God verzocht; want God kan niet verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand.
14 ⲓ̅ⲇ̅ ⲡⲓⲟⲩⲁⲓ ⲇⲉ ⲡⲓⲟⲩⲁⲓ ⲉⲩⲉⲣⲡⲓⲣⲁⲍⲓⲛ ⳿ⲙⲙⲟϥ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓⲧⲉⲛ ⲧⲉϥⲉⲡⲓⲑⲩⲙⲓⲁ ⳿ⲙⲙⲓⲛ ⳿ⲙⲙⲟϥ ⲉⲥⲥⲱⲕ ⳿ⲙⲙⲟϥ ⲟⲩⲟϩ ⲉⲥⲥⲟⲡⲥⲉⲡ ⳿ⲙⲙⲟϥ.
Maar een iegelijk wordt verzocht, als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt.
Daarna de begeerlijkheid ontvangen hebbende baart zonde; en de zonde voleindigd zijnde baart den dood.
Dwaalt niet, mijn geliefde broeders!
17 ⲓ̅ⲍ̅ ⲧⲁⲓⲟ ⲛⲓⲃⲉⲛ ⲉⲑⲛⲁⲛⲉⲩ ⲛⲉⲙ ⲇⲱⲣⲟⲛ ⲛⲓⲃⲉⲛ ⲉⲧϫⲏⲕ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϩⲁⲛ⳿ⲉⲃⲟⲗ ⳿ⲙ⳿ⲡϣⲱⲓ ⲛⲉ ⲉⲩⲛⲏⲟⲩ ⲉⲡⲉⲥⲏⲧ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϩⲓⲧⲉⲛ ⳿ⲫⲓⲱⲧ ⳿ⲛⲧⲉ ⲛⲓⲟⲩⲱⲓⲛⲓ ⲫⲏⲉⲧⲉ ⳿ⲙⲙⲟⲛ ϣⲓⲃϯ ⲛⲁϩⲣⲁϥ ⲟⲩⲇⲉ ⲟⲩ⳿ⲥⲙⲟⲧ ⳿ⲛⲧⲉ ⲟⲩϧⲏⲓⲃⲓ ⳿ⲉⲁⲥⲥⲓⲛⲓ.
Alle goede gave, en alle volmaakte gifte is van boven, van den Vader der lichten afkomende, bij Welken geen verandering is, of schaduw van omkering.
Naar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord der waarheid, opdat wij zouden zijn als eerstelingen Zijner schepselen.
19 ⲓ̅ⲑ̅ ⲧⲉⲛⲥⲱⲟⲩⲛ ⲇⲉ ⲛⲁ⳿ⲥⲛⲏⲟⲩ ⲛⲁⲙⲉⲛⲣⲁϯ ⲙⲁⲣⲉϥϣⲱⲡⲓ ⲇⲉ ⳿ⲛϫⲉ ⲣⲱⲙⲓ ⲛⲓⲃⲉⲛ ⲉϥⲓⲏⲥ ⲉϥⲛⲁⲥⲱⲧⲉⲙ ⲉϥϩⲟⲣϣ ⲉϥⲛⲁⲥⲁϫⲓ ⲉϥ⳿ϩⲣⲟϣ ⲉϥⲛⲁϫⲱⲛⲧ.
Zo dan, mijn geliefde broeders, een iegelijk mens zij ras om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn;
Want de toorn des mans werkt Gods gerechtigheid niet.
21 ⲕ̅ⲁ̅ ⲉⲑⲃⲉⲫⲁⲓ ⲭⲁ ⲑⲱⲗⲉⲃ ⲛⲓⲃⲉⲛ ⳿ⲉ⳿ϧⲣⲏⲓ ⲛⲉⲙ ⳿ⲡϩⲟⲩ⳿ⲟ ⳿ⲛⲧⲉ ϯⲕⲁⲕⲓⲁ ϧⲉⲛ ⲟⲩⲙⲉⲧⲣⲉⲙⲣⲁⲩϣ ϣⲉⲡ ⲡⲓⲥⲁϫⲓ ⳿ⲉⲣⲱⲧⲉⲛ ⲉϥⲣⲏⲧ ⳿ⲙⲃⲉⲣⲓ ⲫⲏⲉⲧⲉ ⲟⲩⲟⲛ ⳿ϣϫⲟⲙ ⳿ⲙⲙⲟϥ ⳿ⲉⲛⲟϩⲉⲙ ⳿ⲛⲛⲉⲧⲉⲛⲯⲩⲭⲏ.
Daarom, afgelegd hebbende alle vuiligheid en overvloed van boosheid, ontvangt met zachtmoedigheid het Woord, dat in u geplant wordt, hetwelk uw zielen kan zaligmaken.
22 ⲕ̅ⲃ̅ ϣⲱⲡⲓ ⲉⲣⲉⲧⲉⲛⲟⲓ ⳿ⲛⲣⲉϥ⳿ⲓⲣⲓ ⳿ⲙⲡⲓⲥⲁϫⲓ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲛⲣⲉϥϭⲓ⳿ⲥⲙⲏ ⳿ⲙⲙⲁⲩⲁⲧϥ ⲁⲛ ⳿ⲙⲙⲟⲛ ⲉⲣⲉⲧⲉⲛⲉⲣϩⲁⲗ ⳿ⲙⲙⲱⲧⲉⲛ ⳿ⲙⲙⲁⲩⲁⲧⲉⲛ ⲑⲏⲛⲟⲩ.
En zijt daders des Woords, en niet alleen hoorders, uzelven met valse overlegging bedriegende.
23 ⲕ̅ⲅ̅ ⲫⲏⲉⲧⲉ ⲛⲟⲩⲣⲉϥϭⲓ⳿ⲥⲙⲏ ⲡⲉ ⳿ⲛⲧⲉ ⲡⲓⲥⲁϫⲓ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲛⲟⲩⲣⲉϥⲉⲣϩⲱⲃ ⲁⲛ ⲡⲉ ⲫⲁⲓ ⲁϥⲟⲛⲓ ⳿ⲛⲟⲩⲣⲱⲙⲓ ⳿ⲉⲁϥϯ⳿ⲛⲓⲁⲧϥ ⳿ⲙ⳿ⲡϩⲟ ⳿ⲛⲧⲉ ⲡⲉϥϫⲓⲛⲙⲓⲥⲓ ϧⲉⲛ ⲟⲩⲓⲁⲗ.
Want zo iemand een hoorder is des Woords, en niet een dader, die is een man gelijk, welke zijn aangeboren aangezicht bemerkt in een spiegel;
Want hij heeft zichzelven bemerkt, en is weggegaan, en heeft terstond vergeten, hoedanig hij was.
25 ⲕ̅ⲉ̅ ⲫⲏ ⲇⲉ ⲉⲧⲁϥⲥⲟⲙⲥ ⳿ⲥ⳿ⲫⲛⲟⲙⲟⲥ ⲉⲧϫⲏⲕ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ⳿ⲛϯⲙⲉⲧⲣⲉⲙϩⲉ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲛⲧⲉϥⲟϩⲓ ⳿ⲛϧⲏⲧϥ ⳿ⲙⲡⲁϥⲉⲣⲣⲉϥϭⲓ⳿ⲥⲙⲏ ⳿ⲛⲣⲉϥⲉⲣ⳿ⲡⲱⲃϣ ⲁⲗⲗⲁ ⳿ⲛⲣⲉϥ⳿ⲓⲣⲓ ⳿ⲙⲡⲓϩⲱⲃ ⲫⲁⲓ ⲉϥ⳿ⲉⲉⲣ ⲟⲩⲙⲁⲕⲁⲣⲓⲟⲥ ϧⲉⲛ ⲡⲉⲧⲉϥ⳿ⲓⲣⲓ ⳿ⲙⲙⲟϥ.
Maar die inziet in de volmaakte wet, die der vrijheid is, en daarbij blijft, deze, geen vergetelijk hoorder geworden zijnde, maar een dader des werks, deze, zeg ik, zal gelukzalig zijn in dit zijn doen.
26 ⲕ̅ⲋ̅ ⲫⲏ ⲇⲉ ⲉⲑⲩⲙⲉⲩⲓ ⳿ⲉⲣⲟϥ ϫⲉ ⲟⲩⲣⲉϥϣⲉⲙϣⲓ ⲡⲉ ⳿ⲛ⳿ϥϭⲓⲭⲁⲗⲓⲛⲟⲩⲥ ⳿ⲙⲡⲉϥⲗⲁⲥ ⲁⲛ ⲁⲗⲗⲁ ⲁϥⲉⲣϩⲁⲗ ⳿ⲙⲡⲉϥϩⲏⲧ ⲟⲩⲉⲫⲗⲏⲟⲩ ⲡⲉ ⳿ⲡϣⲉⲙϣⲓ ⳿ⲙⲫⲁⲓ.
Indien iemand onder u dunkt, dat hij godsdienstig is, en hij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart verleidt, dezes godsdienst is ijdel.
27 ⲕ̅ⲍ̅ ⲡⲓϣⲉⲙϣⲓ ⲇⲉ ⲉⲑⲟⲩⲁⲃ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲛⲁⲧⲑⲱⲗⲉⲃ ϧⲁⲧⲉⲛ ⲫϯ ⲟⲩⲟϩ ⳿ⲫⲓⲱⲧ ⲫⲁⲓ ⲡⲉ ⳿ⲉϫⲉⲙ⳿ⲡϣⲓⲛⲓ ⳿ⲛⲛⲓⲟⲣⲫⲁⲛⲟⲥ ⲛⲉⲙ ⲛⲓⲭⲏⲣⲁ ⳿ⲛ⳿ϧⲣⲏⲓ ϧⲉⲛ ⲡⲟⲩϩⲟϫϩⲉϫ ⳿ⲉⲁⲣⲉϩ ⳿ⲉⲣⲟϥ ⲉϥⲟⲓ ⳿ⲛⲁⲧⲁϭ ⲛⲓ ⳿ⲉⲃⲟⲗ ϩⲁ ⲡⲓⲕⲟⲥⲙⲟⲥ
De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en den Vader is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking, en zichzelven onbesmet bewaren van de wereld.
