ⲒⲰⲀⲚⲚⲎⲚ 1
In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.
Dit was in den beginne bij God.
Alle dingen zijn door datzelve geworden, en zonder dat is niets geworden van al wat er geworden is.
In hetzelve was Leven; en het Leven was het Licht der menschen.
En het Licht schijnt in de duisternissen de duisternis heeft het niet begrepen.
Er was een mensch, van God gezonden; zijn naam was Johannes.
Deze kwam tot een getuigenis, om van het Licht te getuigen, opdat allen door hem zouden gelooven.
Die was het Licht niet maar kwam om van het Licht te getuigen.
Dat was het waarachtige Licht, dat, komende tot de wereld, iederen mensch verlicht.
Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend.
Tot het zijne kwam Hij, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen.
Maar zoovelen als Hem hebben aangenomen, dien heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, aan hen die in zijn Naam gelooven;
13 ⲓ̅ⲅ̅ ⲚⲎ ⲆⲈ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲤⲚⲞϤ ⲀⲚ ⲚⲈⲞⲨⲆⲈ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲪⲞⲨⲰϢ ⲚⲤⲀⲢⲜ ⲀⲚ ⲚⲈⲞⲨⲆⲈ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲪⲞⲨⲰϢ ⲚⲢⲰⲘⲒ ⲀⲚ ⲚⲈⲀⲖⲖⲀ ⲈⲦⲀⲨⲘⲀⲤⲞⲨ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲪⲚⲞⲨϮ.
die niet uit den bloede, noch uit den wille des vleesches, noch uit den wille des mans, maar uit God geboren zijn.
14 ⲓ̅ⲇ̅ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲒⲤⲀϪⲒ ⲀϤⲈⲢⲞⲨⲤⲀⲢⲜ ⲞⲨⲞϨ ⲀϤϢⲰⲠⲒ ⲚϦⲢⲎⲒ ⲚϦⲎⲦⲈⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲚⲚⲀⲨ ⲈⲠⲈϤⲰⲞⲨ ⲘⲪⲢⲎϮ ⲘⲠⲰⲞⲨ ⲚⲞⲨϢⲎⲢⲒ ⲘⲘⲀⲨⲀⲦϤ ⲚⲦⲞⲦϤ ⲘⲠⲈϤⲒⲰⲦ ⲈϤⲘⲈϨ ⲚϨⲘⲞⲦ ⲚⲈⲘ ⲘⲈⲐⲘⲎⲒ.
En het Woord is vleesch geworden en heeft onder ons woning gemaakt; en wij hebben zijn glorie aanschouwd, een glorie als van den Eeniggeborene bij den Vader, vol van genade en waarheid.
15 ⲓ̅ⲉ̅ ⲒⲰⲀⲚⲚⲎⲤ ϤⲈⲢⲘⲈⲐⲢⲈ ⲈⲐⲂⲎⲦϤ ⲞⲨⲞϨ ϤⲰϢ ⲈⲂⲞⲖ ⲈϤϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ϪⲈ ⲪⲀⲒ ⲪⲎ ⲈⲦⲀⲒϪⲞϤ ⲈⲐⲂⲎⲦϤ ϪⲈ ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲎⲞⲨ ⲘⲈⲚⲈⲚⲤⲰⲒ ⲀϤⲈⲢϢⲞⲢⲠ ⲈⲢⲞⲒ ϪⲈ ⲚⲈⲞⲨϢⲞⲢⲠ ⲈⲢⲞⲒ ⲢⲰ ⲠⲈ
Johannes getuigde van Hem en heeft uitgeroepen, zeggende: Deze was het van wien ik zeide: Die achter mij komt, is vóór mij geworden, want Hij was eer dan ik.
Want uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen, en dat genade voor genade.
17 ⲓ̅ⲍ̅ ϪⲈ ⲠⲒⲚⲞⲘⲞⲤ ⲀⲨⲦⲎⲒϤ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲘⲰⲨⲤⲎⲤ ⲠⲒϨⲘⲞⲦ ⲆⲈ ⲚⲈⲘ ϮⲘⲈⲐⲘⲎⲒ ⲀⲨϢⲰⲠⲒ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒⲦⲈⲚ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ.
Want de wet is door Mozes gegeven; de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus geworden.
Niemand heeft ooit God gezien; de eeniggeboren Zoon, die in den schoot des Vaders is, die heeft Hem bekend gemaakt.
19 ⲓ̅ⲑ̅ ⲞⲨⲞϨ ⲐⲀⲒ ⲦⲈ ϮⲘⲈⲦⲘⲈⲐⲢⲈ ⲚⲦⲈⲒⲰⲀⲚⲚⲎⲤ ϨⲞⲦⲈ ⲈⲦⲀⲨⲞⲨⲰⲢⲠ ϨⲀⲢⲞϤ ⲚϪⲈⲚⲒⲒⲞⲨⲆⲀⲒ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲒⲈⲢⲞⲤⲀⲖⲎⲘ ⲚϨⲀⲚⲞⲨⲎⲂ ⲚⲈⲘ ϨⲀⲚⲖⲈⲨⲒⲦⲎⲤ ϨⲒⲚⲀ ⲚⲦⲞⲨϢⲈⲚϤ ϪⲈ ⲚⲐⲞⲔ ⲚⲒⲘ.
En dit is de getuigenis van Johannes, toen de Joden priesters en levieten van Jerusalem tot hem afzonden, om hem te vragen: Gij, wie zijt gij?
En hij beleed en loochende niet, en beleed: Ik ben de Christus niet!
En zij vroegen hem: Wat dan? zijt gij Elias? En hij zeide: Ik ben die niet! Zijt gij dan de profeet? En hij antwoordde: Neen!
Zij zeiden dan tot hem: Wie zijt gij, opdat wij antwoord mogen geven aan degenen die ons gezonden hebben? Wat zegt gij van u zelven?
23 ⲕ̅ⲅ̅ ⲠⲈϪⲀϤ ϪⲈ ⲀⲚⲞⲔ ⲠⲈ ϮⲤⲘⲎ ⲈⲦⲰϢ ⲈⲂⲞⲖ ϨⲒ ⲠϢⲀϤⲈ ϪⲈ ⲤⲞⲨⲦⲈⲚ ⲠⲒⲘⲰⲒⲦ ⲚⲦⲈⲠϬⲞⲒⲤ ⲘⲪⲢⲎϮ ⲈⲦⲀϤϪⲞⲤ ⲚϪⲈⲎⲤⲀⲒⲀⲤ ⲠⲒⲠⲢⲞⲪⲎ ⲦⲎⲤ.
En hij zeide: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt den weg des Heeren recht! zooals Jesaja de profeet heeft gezegd.
En de afgezondenen waren uit de fariseërs.
25 ⲕ̅ⲉ̅ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨϢⲈⲚϤ ⲈⲨϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲚⲀϤ ϪⲈ ⲈⲐⲂⲈⲞⲨ ⲔϮⲰⲘⲤ ⲒⲤϪⲈ ⲚⲐⲞⲔ ⲀⲚ ⲠⲈ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ ⲞⲨⲆⲈ ⲎⲖⲒⲀⲤ ⲞⲨⲆⲈ ⲠⲒⲠⲢⲞⲪⲎⲦⲎⲤ.
En zij vroegen hem en zeiden tot hem: Wat doopt gij dan, als gij de Christus niet zijt, noch Elias, noch de profeet?
26 ⲕ̅ⲋ̅ ⲀϤⲈⲢⲞⲨⲰ ⲚⲰⲞⲨ ⲚϪⲈⲒⲰⲀⲚⲚⲎⲤ ⲈϤϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ϪⲈ ⲀⲚⲞⲔ ϮⲰⲘⲤ ⲘⲘⲰⲦⲈⲚ ϦⲈⲚⲞⲨⲘⲰⲞⲨ ϤⲞϨⲒ ⲈⲢⲀⲦϤ ϦⲈⲚⲦⲈⲦⲈⲚⲘⲎϮ ⲚϪⲈⲪⲎ ⲈⲦⲈⲦⲈⲚⲤⲰⲞⲨⲚ ⲘⲘⲞϤ ⲀⲚ
En Johannes antwoordde hun en zeide: Ik doop met water; doch midden onder u staat Hij dien gij niet kent.
Deze is het die achter mij komt, die vóór mij geworden is, dien ik niet waardig ben zijn schoenriem los te maken!
Deze dingen zijn geschied in Bethanië, aan de overzijde van den Jordaan, waar Johannes was doopende.
29 ⲕ̅ⲑ̅ ⲈⲠⲈϤⲢⲀⲤϮ ⲆⲈ ⲀϤⲚⲀⲨ ⲈⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲈϤⲚⲎⲞⲨ ϨⲀⲢⲞϤ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲈϪⲀϤ ϪⲈ ⲒⲤ ⲠⲒϨⲒⲎⲂ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀⲰⲖⲒ ⲘⲪⲚⲞⲂⲒ ⲘⲠⲒⲔⲞⲤⲘⲞⲤ.
Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich komen en zeide: Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegdraagt!
30 ⲗ̅ ⲪⲀⲒ ⲠⲈ ⲪⲎ ⲈⲦⲀⲒϪⲞⲤ ⲀⲚⲞⲔ ⲈⲐⲂⲎⲦⲔ ϪⲈ ϤⲚⲎⲞⲨ ⲘⲈⲚⲈⲚⲤⲰⲒ ⲚϪⲈⲞⲨⲢⲰⲘⲒ ⲈⲀϤⲈⲢϢⲞⲢⲠ ⲈⲢⲞⲒ ϪⲈ ⲞⲨϢⲞⲢⲠ ⲈⲢⲞⲒ ⲢⲰ ⲠⲈ.
Deze is het van wien ik zeide: Achter mij komt een man, die vóór mij is geworden, want Hij was eer dan ik.
En ik kende Hem niet, maar opdat Hij aan Israël zou bekend worden, daarom ben ik komen doopen met water.
32 ⲗ̅ⲃ̅ ⲞⲨⲞϨ ⲀϤⲈⲢⲘⲈⲐⲢⲈ ⲚϪⲈⲒⲰⲀⲚⲚⲎⲤ ⲈϤϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ϪⲈ ⲀⲒⲚⲀⲨ ⲈⲠⲒⲠⲚⲈⲨⲘⲀⲈϤⲚⲎⲞⲨ ⲈϦⲢⲎ ⲒⲈϪⲰϤ ⲘⲪⲢⲎϮ ⲚⲞⲨϬⲢⲞⲘⲠⲒ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲦⲪⲈ ⲀϤⲞϨⲒ ϨⲒϪⲰϤ.
En Johannes getuigde en zeide: Ik heb den Geest uit den hemel zien nederdalen als een duive, en Hij bleef op Hem.
33 ⲗ̅ⲅ̅ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲚⲞⲔ ⲚⲀⲒⲤⲰⲞⲨⲚ ⲘⲘⲞϤ ⲀⲚ ⲠⲈ ⲀⲖⲖⲀ ⲪⲎ ⲈⲦⲀϤⲦⲀⲞⲨⲞⲒ ⲈϮⲰⲘⲤ ϦⲈⲚⲞⲨⲘⲰⲞⲨ ⲚⲐⲞϤ ⲠⲈⲦⲀϤϪⲞⲤ ⲚⲎⲒ ϪⲈ ⲪⲎ ⲈⲦⲈⲔⲚⲀⲨ ⲈⲠⲒⲠⲚⲈⲨⲘⲀⲈϤⲚⲎⲞⲨ ⲈϦⲢⲎⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲚⲦⲈϤⲞϨⲒ ϨⲒϪⲰϤ ⲪⲀⲒ ⲠⲈ ⲪⲎ ⲈⲐⲚⲀϮⲰⲘⲤ ϦⲈⲚⲞⲨⲠⲚⲈⲨⲘⲀⲈϤⲞⲨⲀⲂ
En ik kende Hem niet, maar die mij gezonden heeft om met water te doopen, die had tot mij gezegd: Op wien gij den Geest zult zien nederdalen en blijven, die is het die doopt met den Heiligen Geest.
En ik heb gezien en getuigd dat deze is de Zoon van God!
Des anderen daags stond Johannes daar weder en twee van zijn discipelen.
En hij zag Jezus daar wandelen en zeide: Zie, het Lam Gods!
En die twee discipelen hoorden hem dat zeggen en zij volgden Jezus.
38 ⲗ̅ⲏ̅ ⲈⲦⲀϤⲪⲞⲚϨϤ ⲆⲈ ⲚϪⲈⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲦⲀϤⲚⲀⲨ ⲈⲢⲰⲞⲨ ⲈⲨⲘⲞϢⲒ ⲚⲤⲰϤ ⲠⲈϪⲀϤ ⲚⲰⲞⲨ ϪⲈ ⲀⲢⲈⲦⲈⲚⲔⲰϮ ⲚⲤⲀⲞⲨ ⲚⲐⲰⲞⲨ ⲆⲈ ⲠⲈϪⲰⲞⲨ ⲚⲀϤ ϪⲈ ⲢⲀⲂⲂⲒ ⲪⲎ ⲈⲦⲈ ϢⲀⲨⲞⲨⲀϨⲘⲈϤ ϪⲈ ⲪⲢⲈϤϮⲤⲂⲰ ⲀⲔϢⲞⲠ ⲐⲰⲚ.
En Jezus keerde zich om en ziende dat zij Hem volgden, zeide Hij tot hen: Wat zoekt gij?
39 ⲗ̅ⲑ̅ ⲚⲐⲞϤ ⲆⲈ ⲠⲈϪⲀϤ ⲚⲰⲞⲨ ϪⲈ ⲀⲘⲰⲒⲚⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲚⲀⲨ ⲀⲨⲒ ⲞⲨⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨⲚⲀⲨ ϪⲈ ⲀϤϢⲞⲠ ⲐⲰⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲨϢⲰⲠⲒ ϦⲀⲦⲞⲦϤ ⲘⲠⲒⲈϨⲞⲞⲨ ⲈⲦⲈⲘⲘⲀⲨ ⲚⲈⲪⲚⲀⲨ ⲆⲈ ⲚⲀϪⲠ Ⲓ- ⲠⲈ.
Zij nu zeiden tot Hem: Rabbi, (dat wil zeggen: Meester) waar woont Gij?
Hij zeide tot hen: Komt en ziet! Zij kwamen dan en zagen waar Hij woonde. En zij bleven dien dag bij Hem. Het was omtrent de tiende ure.
41 ⲙ̅ⲁ̅ ⲪⲀⲒ ⲆⲈ ⲀϤϪⲒⲘⲒ ⲚϢⲞⲢⲠ ⲘⲠⲈϤⲤⲞⲚ ⲤⲒⲘⲰⲚ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲈϪⲀϤ ⲚⲀϤ ϪⲈ ⲀⲚϪⲒⲘⲒ ⲘⲘⲈⲤⲒⲀⲤ ⲪⲎ ⲈⲦⲈ ⲠⲈϤⲞⲨⲰϨⲈⲘ ⲠⲈ ⲠⲬⲢⲒⲤⲦⲞⲤ.
Andreas, de broeder, van Simon Petrus, was een van de twee die het van Johannes gehoord hadden en Jezus gevolgd waren.
42 ⲙ̅ⲃ̅ ⲪⲀⲒ ⲀϤⲈⲚϤ ϨⲀ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲈⲦⲀϤϪⲞⲨϢⲦ ⲆⲈ ⲈⲢⲞϤ ⲚϪⲈⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲈϪⲀϤ ⲚⲀϤ ϪⲈ ⲚⲐⲞⲔ ⲠⲈ ⲤⲒⲘⲰⲚ ⲠϢⲎⲢⲒ ⲚⲒⲰⲀⲚⲚⲎⲤ ⲚⲐⲞⲔ ⲈⲨⲈⲘⲞⲨϮ ⲈⲢⲞⲔ ϪⲈ ⲔⲎⲪⲀ ⲪⲎ ⲈϢⲀⲨⲞⲨⲀϨⲘⲈϤ ϪⲈ ⲠⲈⲦⲢⲞⲤ.
Deze nu vond eerst zijn eigen broeder Simon en zeide tot hem: Wij hebben den Messias gevonden, (dat wil zeggen: Den Christus.)
Hij leidde hem tot Jezus. En Jezus hem ziende zeide tot hem: Gij zijt Simon, de zoon van Jonas; gij zult genoemd worden Kefas, (dat wil zeggen: Petrus.)
Des anderen daags wilde Jezus naar Galilea vertrekken, en vond Filippus; en Jezus zeide tot hem: Volg Mij!
45 ⲙ̅ⲉ̅ ⲪⲒⲖⲒⲠⲠⲞⲤ ⲆⲈ ⲀϤϪⲒⲘⲒ ⲚⲚⲀⲐⲀⲚⲀⲎⲖ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲈϪⲀϤ ⲚⲀϤ ϪⲈ ⲪⲎ ⲈⲦⲀ ⲘⲰⲨⲤⲎⲤ ⲤϦⲀⲒ ⲈⲐⲂⲎⲦϤ ϨⲒ ⲠⲒⲚⲞⲘⲞⲤ ⲚⲈⲘ ⲚⲒⲠⲢⲞⲪⲎⲦⲎⲤ ⲀⲚϪⲈⲘϤ ⲈⲦⲈ ⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲈ ⲠϢⲎⲢⲒ ⲚⲒⲰⲤⲎⲪ ⲠⲒⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲚⲀⲌⲀⲢⲈⲐ.
Filippus nu was van Bethsaïda, de stad van Andreas en Petrus.
46 ⲙ̅ⲋ̅ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲈϪⲈ ⲚⲀⲐⲀⲚⲀⲎⲖ ⲚⲀϤ ϪⲈ ⲀⲚ ⲞⲨⲞⲚ ϢϪⲞⲘ ⲚⲦⲈⲞⲨⲀⲄⲀⲐⲞⲚ ϢⲰⲠⲒ ⲈⲂⲞⲖ ϦⲈⲚⲚⲀⲌⲀⲢⲈⲐ ⲠⲈϪⲈ ⲪⲒⲖⲒⲠⲠⲞⲤ ⲚⲀϤ ϪⲈ ⲀⲘⲞⲨ ⲞⲨⲞϨ ⲀⲚⲀⲨ.
Filippus vond Nathanaël en zeide tot hem: Waar Mozes in de wet van geschreven heeft en de profeten, dien hebben wij gevonden, Jezus, Jozefs zoon van Nazaret.
47 ⲙ̅ⲍ̅ ⲀϤⲚⲀⲨ ⲆⲈ ⲚϪⲈⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲈⲚⲀⲐⲀⲚⲀⲎⲖ ⲈϤⲚⲎⲞⲨ ϨⲀⲢⲞϤ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲈϪⲀϤ ⲈⲐⲂⲎⲦϤ ϪⲈ ⲒⲤ ϨⲎⲠⲠⲈ ⲦⲀⲪⲘⲎⲒ ⲒⲤ ⲞⲨⲒⲤⲢⲀⲎⲖⲒⲦⲎⲤ ⲘⲘⲞⲚ ⲆⲞⲖⲞⲤ ⲚϦⲎⲦϤ
En Nathanaël zeide tot hem: Uit Nazaret kan er wat goeds komen? Filippus zeide tot hem: Kom en zie!
48 ⲙ̅ⲏ̅ ⲠⲈϪⲈ ⲚⲀⲐⲀⲚⲀⲎⲖ ⲚⲀϤ ϪⲈ ⲀⲔⲤⲰⲞⲨⲚ ⲘⲘⲞⲒ ⲐⲰⲚ ⲀϤⲈⲢⲞⲨⲰ ⲚϪⲈⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲈϪⲀϤ ⲚⲀϤ ϪⲈ ⲘⲠⲀⲦⲈ ⲪⲒⲖⲒⲠⲠⲞⲤ ⲘⲞⲨϮ ⲈⲢⲞⲔ ⲈⲔⲬⲎ ϦⲀⲦⲞⲦⲤ ⲚϮⲂⲰ ⲚⲔⲈⲚⲦⲈ ⲀⲒⲚⲀⲨ ⲈⲢⲞⲔ.
Jezus zag Nathanaël tot zich komen en zeide van hem: Ziedaar waarlijk een Israëliet, in wien geen bedrog is!
Nathanaël zeide tot Hem: Vanwaar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Vóór dat Filippus u riep, toen gij onder den vijgeboom waart, zag Ik u.
50 ⲛ̅ ⲀϤⲈⲢⲞⲨⲰ ⲚϪⲈⲒⲎⲤⲞⲨⲤ ⲠⲈϪⲀϤ ⲚⲀϤ ϪⲈ ⲀⲒϪⲞⲤ ⲚⲀⲔ ϪⲈ ⲀⲒⲚⲀⲨ ⲈⲢⲞⲔ ϦⲀⲢⲀⲦⲤ ⲚϮⲂⲰ ⲚⲔⲈⲚⲦⲈ ⲬⲚⲀϨϮ ϨⲀⲚⲚⲒϢϮ ⲈⲚⲀⲒ ⲈⲔⲈⲚⲀⲨ ⲈⲢⲰⲞⲨ.
Nathanaël antwoordde Hem: Rabbi, Gij zijt de Zone Gods! Gij zijt de Koning Israëls!
51 ⲛ̅ⲁ̅ ⲞⲨⲞϨ ⲠⲈϪⲀϤ ϪⲈ ⲀⲘⲎⲚ ⲀⲘⲎⲚ ϮϪⲰ ⲘⲘⲞⲤ ⲚⲰⲦⲈⲚ ϪⲈ ⲈⲢⲈⲦⲈⲚⲈⲚⲀⲨ ⲈⲦⲪⲈ ⲈⲤⲞⲨⲎ ⲚⲞⲨⲞϨ ⲚⲒⲀⲄⲄⲈⲖⲞⲤ ⲚⲦⲈⲪⲚⲞⲨϮ ⲈⲨⲚⲀ ⲈⲠϢⲰⲒ ⲞⲨⲞϨ ⲈⲨⲚⲎⲞⲨ ⲈⲠⲈⲤⲎⲦ ⲚⲤⲀⲠϢⲎⲢⲒ ⲘⲪⲢⲰⲘⲒ.
Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik tot u gezegd heb dat Ik u onder den vijgeboom zag, daarom gelooft gij? — Grootere dingen dan deze zult gij zien! En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Gij zult den hemel geopend zien en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op den Zoon des menschen.
